www.vvdkampen.nl
4 juni - VVD Kampen winnaar van de politieke quiz in 'T Ukien!
Op vrijdag 4 juni heeft een afvaardiging van de VVD Kampen IJsselmuiden meegedaan aan de politieke quiz van Kampen. De quiz werd georganiseerd door ’t Ukien. De samensteller van de quiz, Ewoud Klei, is het gelukt om afwisselende vragen in 8 categorieën aan de teams voor te leggen.
Andere teams waren D66, Groen Links en een samengesteld team met jongeren.
In het team van de VVD zaten Luc Bomhof, Gerda Heideveld, Robert Nissink en Marieke Spijkerman.
Na de eerste ronde, met het onderwerp Politieke geschiedenis, hebben we de koppositie gepakt dankzij de uitmuntende kennis van Luc en Gerda.
Met de tweede en derde ronde, Actualiteit en Politieke & Entertainment hebben we deze positie verstevigd.
Erg lastig waren de vragen over Citaten van politici en Standpunten van politieke partijen.
Uiteindelijk zijn we, na 8 vragenrondes, de winnaar geworden.
D66 is tweede geworden voor Groen Links die als derde zijn geëindigd.
Het was een leerzame en leuke avond in een ontspannen sfeer.
maandag, juni 07, 2010
vrijdag, april 09, 2010
Huilen en lachen om paars
http://www.protestant.nl/actueel/huilen-en-lachen-om-paars
Nu 9 juni nog maar twee maanden duurt, nemen speculaties over de toekomstige coalitie steeds meer toe. Zal het CDA of misschien de ChristenUnie meedoen of blijven de christelijke partijen straks aan de zijlijn staan? Komt Paars wellicht weer in de mode? Columnist Ewout Klei haalt herinneringen op aan de gloriedagen van het paarse kabinet, die voor orthodoxe protestanten gelden als zwarte bladzijden in de geschiedenis van Nederland.
Toen het kabinet-Balkende IV in februari viel en men besloot dat er op 9 juni Tweede Kamerverkiezingen moeten komen, speculeerden kranten en opiniebladen meteen over een mogelijke coalitie. Dikwijls kwam Paars-plus ter sprake, een coalitie van PvdA, VVD en D66 aangevuld met GroenLinks.
Voor veel orthodoxe protestanten is deze coalitie een doemscenario. D66 en GroenLinks staan immers voor vrijzinnigheid en willen onder meer een einde maken aan de huidige praktijk dat orthodox-christelijke scholen homoseksuele leraren mogen ontslaan. Aan de paarse kabinetten hebben ChristenUnie en SGP slechte herinneringen, want onder Paars II werden euthanasie en het homohuwelijk wettelijk geregeld en het bordeelverbod afgeschaft.
Vooral de legalisering euthanasie zorgde voor hoogoplopende emoties. Tot grote ergernis van orthodoxe christenen riep GroenLinks-kamerlid Femke Halsema uit dat de nieuwe wet het individu bevrijdde van ‘kerk, gezin, overheid en vorst’. De woede van orthodoxe christenen bereikte echter het kookpunt toen D66-minister Els Borst van Volksgezondheid op 14 april 2001, de dag na Goede Vrijdag en twee dagen nadat de euthanasiewet door de Eerste Kamer was aangenomen, zei ‘Het is volbracht’, hiermee de laatste kruiswoorden van Jezus Christus citerend. De christelijke partijen waren hierover zo ontstemd, dat ze een motie van wantrouwen tegen de minister indienden. Omdat Borst inmiddels haar excuses had aangeboden werd de motie alleen door de christelijke partijen gesteund.
De discussie waarin Borst haar gewraakte opmerking maakte, was zeer gepolariseerd en ook de orthodox-protestanten waren niet bepaald diplomatiek en inlevend geweest. ChristenUnie-senator Schuurman had tijdens het euthanasiedebat in de Eerste Kamer D66-senator Kohnstamm tegen zich in het harnas gejaagd door de euthanasie in Nederland, die uitging van het principe van het zelfbeschikkingsrecht, te vergelijken met de euthanasiepraktijk op zwakken en geestelijk gehandicapten van nazi-Duitsland in de jaren dertig en veertig.
Er kon echter ook om Paars worden gelachen. Op 1 april 1998, toen de paarse ethische wetgeving nog in de toekomst lag, stond er in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een opmerkelijk voorpaginabericht: het paarse kabinet had een wetsontwerp gemaakt om de witte baan in de Nederlandse vlag te voorzien van een paarse streep. Met deze wijziging zou het kabinet de ‘onmiskenbare waarde’ van de paarse coalitie voor de Nederlandse samenleving willen vastleggen. De krant berichtte dat met name RPF, SGP en GPV grote bezwaren hadden tegen de streep. Een woordvoerder zou hebben gezegd dat het kabinet brak met het verleden. Als er een streep moest komen in de witte baan, zou die streep oranje moeten zijn. Iedereen die het niet met het kabinetsvoornemen eens was, kon een handtekeningenlijst aanvragen door het nummer 0342-411699 te bellen. Zo’n vierhonderd lezers pakten de telefoon. Ze kregen een medewerker van het Nederlands Dagblad aan de lijn die vertelde dat het om een 1-aprilgrap ging. Sommige bellers konden om de grap lachen, maar anderen werden boos: ‘Een serieuze krant maakt geen grappen; daarvoor is de situatie in ons land veel te ernstig.’ Eén beller reageerde vasthoudend: ‘Toch wil ik handtekeningenlijsten hebben. Het kabinet is in staat zo’n voorstel te doen en dan heb ik alvast de lijsten in huis.’
Ik ben benieuwd welke grappen het Nederlands Dagblad (en misschien het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad) voor hun achterban in petto heeft, mocht Paars-plus straks werkelijkheid worden.
Ewout Klei, voor Protestant.nl
Nu 9 juni nog maar twee maanden duurt, nemen speculaties over de toekomstige coalitie steeds meer toe. Zal het CDA of misschien de ChristenUnie meedoen of blijven de christelijke partijen straks aan de zijlijn staan? Komt Paars wellicht weer in de mode? Columnist Ewout Klei haalt herinneringen op aan de gloriedagen van het paarse kabinet, die voor orthodoxe protestanten gelden als zwarte bladzijden in de geschiedenis van Nederland.
Toen het kabinet-Balkende IV in februari viel en men besloot dat er op 9 juni Tweede Kamerverkiezingen moeten komen, speculeerden kranten en opiniebladen meteen over een mogelijke coalitie. Dikwijls kwam Paars-plus ter sprake, een coalitie van PvdA, VVD en D66 aangevuld met GroenLinks.
Voor veel orthodoxe protestanten is deze coalitie een doemscenario. D66 en GroenLinks staan immers voor vrijzinnigheid en willen onder meer een einde maken aan de huidige praktijk dat orthodox-christelijke scholen homoseksuele leraren mogen ontslaan. Aan de paarse kabinetten hebben ChristenUnie en SGP slechte herinneringen, want onder Paars II werden euthanasie en het homohuwelijk wettelijk geregeld en het bordeelverbod afgeschaft.
Vooral de legalisering euthanasie zorgde voor hoogoplopende emoties. Tot grote ergernis van orthodoxe christenen riep GroenLinks-kamerlid Femke Halsema uit dat de nieuwe wet het individu bevrijdde van ‘kerk, gezin, overheid en vorst’. De woede van orthodoxe christenen bereikte echter het kookpunt toen D66-minister Els Borst van Volksgezondheid op 14 april 2001, de dag na Goede Vrijdag en twee dagen nadat de euthanasiewet door de Eerste Kamer was aangenomen, zei ‘Het is volbracht’, hiermee de laatste kruiswoorden van Jezus Christus citerend. De christelijke partijen waren hierover zo ontstemd, dat ze een motie van wantrouwen tegen de minister indienden. Omdat Borst inmiddels haar excuses had aangeboden werd de motie alleen door de christelijke partijen gesteund.
De discussie waarin Borst haar gewraakte opmerking maakte, was zeer gepolariseerd en ook de orthodox-protestanten waren niet bepaald diplomatiek en inlevend geweest. ChristenUnie-senator Schuurman had tijdens het euthanasiedebat in de Eerste Kamer D66-senator Kohnstamm tegen zich in het harnas gejaagd door de euthanasie in Nederland, die uitging van het principe van het zelfbeschikkingsrecht, te vergelijken met de euthanasiepraktijk op zwakken en geestelijk gehandicapten van nazi-Duitsland in de jaren dertig en veertig.
Er kon echter ook om Paars worden gelachen. Op 1 april 1998, toen de paarse ethische wetgeving nog in de toekomst lag, stond er in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een opmerkelijk voorpaginabericht: het paarse kabinet had een wetsontwerp gemaakt om de witte baan in de Nederlandse vlag te voorzien van een paarse streep. Met deze wijziging zou het kabinet de ‘onmiskenbare waarde’ van de paarse coalitie voor de Nederlandse samenleving willen vastleggen. De krant berichtte dat met name RPF, SGP en GPV grote bezwaren hadden tegen de streep. Een woordvoerder zou hebben gezegd dat het kabinet brak met het verleden. Als er een streep moest komen in de witte baan, zou die streep oranje moeten zijn. Iedereen die het niet met het kabinetsvoornemen eens was, kon een handtekeningenlijst aanvragen door het nummer 0342-411699 te bellen. Zo’n vierhonderd lezers pakten de telefoon. Ze kregen een medewerker van het Nederlands Dagblad aan de lijn die vertelde dat het om een 1-aprilgrap ging. Sommige bellers konden om de grap lachen, maar anderen werden boos: ‘Een serieuze krant maakt geen grappen; daarvoor is de situatie in ons land veel te ernstig.’ Eén beller reageerde vasthoudend: ‘Toch wil ik handtekeningenlijsten hebben. Het kabinet is in staat zo’n voorstel te doen en dan heb ik alvast de lijsten in huis.’
Ik ben benieuwd welke grappen het Nederlands Dagblad (en misschien het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad) voor hun achterban in petto heeft, mocht Paars-plus straks werkelijkheid worden.
Ewout Klei, voor Protestant.nl
zaterdag, januari 30, 2010
Christen Reünie
http://www.trouw.nl/religie-filosofie/nieuws/religie/article2974858.ece/Christen_Reunie_.html
Dit artikel van Quirijn Visser stond op 29 januari 2010 in het dagblad Trouw.
Dit artikel van Quirijn Visser stond op 29 januari 2010 in het dagblad Trouw.
vrijdag, januari 22, 2010
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
http://www.protestant.nl/actueel/gereformeerd-vrijgemaakte-geschiedenis-en-de-distantie-van-de-historicus
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
Door: Ewout Klei
Historici kunnen goede columnisten zijn, maar dat heeft vaak meer te maken met hun scherpe pen dan dat ze zo objectief zijn. Toen ik in de Volkskrant van 11 januari j.l. Thomas von der Dunks artikel ‘De distantie van een historicus’ las, viel ik bijna van mijn stoel van het lachen. Von der Dunk is een gepromoveerd historicus, maar zijn polemische stukjes in de Volkskrant en Vrij Nederland zijn allesbehalve met distantie geschreven. Doctor Von der Dunk mag graag een beetje provoceren, dat is zijn goed recht en ik doe dat trouwens ook graag, maar hij moet niet denken dat de populaire politieke analyses in zijn columns van hetzelfde niveau zijn als wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap en opinie zijn twee heel verschillende zaken.
Drie dagen voordat Von der Dunk zijn column schreef was ik op een congres van de Vereniging van Christen-historici, een groep historici die zich bezighoudt met christendom en geschiedschrijving. De in 1990 opgerichte vereniging had aanvankelijk een conservatief imago. De oprichters waren nogal gecharmeerd van de partijkiezende geschiedvisie van G. Groen van Prinsterer, de negentiende-eeuwse historicus en politicus die van mening was dat God, Nederland en Oranje onlosmakelijk met elkaar waren verbonden en ons land daarom een protestantse natie diende te zijn. De vereniging heeft tegenwoordig een meer wetenschappelijke koers ingeslagen, waardoor er meer distantie ten opzichte van het verleden mogelijk is.
Op het congres spraken een aantal wetenschappers en belangstellende leken met elkaar over het onderwerp ‘neutraliteit’ in de geschiedenis. Hoewel er in deze postmoderne tijden nog maar weinig wetenschappers zijn die denken dat hun wetenschap absoluut objectief is, verschilde men wel met elkaar van mening in hoeverre een (christen-)historicus objectief kan zijn en mag zijn. Mijn referaat ging over de vraag hoe ik als onderzoeker met een vrijgemaakt-gereformeerde achtergrond mij het beste kan verhouden tot mijn onderzoeksobject, het vrijgemaakte Gereformeerd Politiek Verbond. Is bij een onderwerp dat in zekere zin zo dichtbij staat, wel wetenschappelijke objectiviteit mogelijk?
Aan mijn luisteraars legde ik uit dat er in de vrijgemaakte historiografie, net als in de historiografieën van veel andere groepen, drie fasen zijn te onderscheiden: 1) de hagiografische fase waarin de identiteit van de groep wordt bevestigd; 2) de kritische fase waarin de identiteit van de groep wordt aangevallen en 3) de ‘objectieve’ fase waarin er niet aan identiteitspolitiek wordt gedaan. De laatste fase is volgens mij echter nog niet bereikt, omdat de vrijgemaakte zuil pas sinds de jaren negentig niet meer bestaat en geschiedschrijving over de vrijgemaakten nog contemporaine geschiedschrijving is.
Journalist en historicus Herman Veenhof, die in 2009 een biografie over de vrijgemaakte voorman Jongeling schreef, pretendeert mijns inziens ten onrechte dat zijn verhaal wel objectief is en het verleden helemaal recht doet. Hoewel Veenhofs biografie zeer leesbaar is en hij enkele onjuiste interpretaties van de kritische vrijgemaakte historici corrigeert, wordt Zonder twijfel toch te veel gedomineerd door “hier en daar wat heimwee” en is het specifiek geschreven voor de vrijgemaakte achterban. Met een populaire biografie is niets mis en Veenhof heeft een monument van formaat geschreven, maar zijn historiografische claim is wel een beetje misplaatst. Eigenlijk is hij gewoon teruggekeerd naar fase 1.
Hoe doe ik het dan? Ben ik wel objectief? Hoewel ik als wetenschapper natuurlijk probeer om een zo objectief mogelijk boek te schrijven en voldoende distantie probeer in acht te nemen, weet ik mede dankzij de colleges van de grote geschiedfilosoof Frank Ankersmit dat volledige objectiviteit niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk is. Als historicus maak je keuzes en probeer je nieuwe historische inzichten aan de vrouw/man te brengen. De historicus staat boven de bronnen en brengt daarin samenhang aan. Dat is subjectief maar niet erg.
Wel is er een verschil tussen de geschiedschrijving (Darstellung) en bronnenonderzoek (Forschung). Je moet wel eerlijk zijn tegenover je bronnen, je vooroordelen altijd kritisch toetsen en bronnen die daarmee in strijd zijn mogen niet worden genegeerd. Ik heb vanwege mijn vrijgemaakte achtergrond een bepaalde band met het vrijgemaakte verleden en dus ook met het GPV. Misschien neig ik soms te veel naar fase 2. Door mijn vooroordelen echter altijd kritisch te toetsen, alleen stelling te nemen als ik dit goed kan onderbouwen, geen morele oordelen te geven en als historicus open te staan voor kritiek van anderen in plaats van mijzelf op een voetstuk te zetten, trap ik hopelijk niet in de vuilkuil waar opiniemakers en populaire biografen intrappen, namelijk mijn verhaal als het laatste woord te zien. Of ik hier fase 3 helemaal mee bereik weet ik niet. Dat is iets voor de lezer straks.
Ten slotte, voordat ik vergeet te zeggen, dit is trouwens ook maar een column.
Ewout Klei, voor protestant.nl
21 januari 2010
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
Door: Ewout Klei
Historici kunnen goede columnisten zijn, maar dat heeft vaak meer te maken met hun scherpe pen dan dat ze zo objectief zijn. Toen ik in de Volkskrant van 11 januari j.l. Thomas von der Dunks artikel ‘De distantie van een historicus’ las, viel ik bijna van mijn stoel van het lachen. Von der Dunk is een gepromoveerd historicus, maar zijn polemische stukjes in de Volkskrant en Vrij Nederland zijn allesbehalve met distantie geschreven. Doctor Von der Dunk mag graag een beetje provoceren, dat is zijn goed recht en ik doe dat trouwens ook graag, maar hij moet niet denken dat de populaire politieke analyses in zijn columns van hetzelfde niveau zijn als wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap en opinie zijn twee heel verschillende zaken.
Drie dagen voordat Von der Dunk zijn column schreef was ik op een congres van de Vereniging van Christen-historici, een groep historici die zich bezighoudt met christendom en geschiedschrijving. De in 1990 opgerichte vereniging had aanvankelijk een conservatief imago. De oprichters waren nogal gecharmeerd van de partijkiezende geschiedvisie van G. Groen van Prinsterer, de negentiende-eeuwse historicus en politicus die van mening was dat God, Nederland en Oranje onlosmakelijk met elkaar waren verbonden en ons land daarom een protestantse natie diende te zijn. De vereniging heeft tegenwoordig een meer wetenschappelijke koers ingeslagen, waardoor er meer distantie ten opzichte van het verleden mogelijk is.
Op het congres spraken een aantal wetenschappers en belangstellende leken met elkaar over het onderwerp ‘neutraliteit’ in de geschiedenis. Hoewel er in deze postmoderne tijden nog maar weinig wetenschappers zijn die denken dat hun wetenschap absoluut objectief is, verschilde men wel met elkaar van mening in hoeverre een (christen-)historicus objectief kan zijn en mag zijn. Mijn referaat ging over de vraag hoe ik als onderzoeker met een vrijgemaakt-gereformeerde achtergrond mij het beste kan verhouden tot mijn onderzoeksobject, het vrijgemaakte Gereformeerd Politiek Verbond. Is bij een onderwerp dat in zekere zin zo dichtbij staat, wel wetenschappelijke objectiviteit mogelijk?
Aan mijn luisteraars legde ik uit dat er in de vrijgemaakte historiografie, net als in de historiografieën van veel andere groepen, drie fasen zijn te onderscheiden: 1) de hagiografische fase waarin de identiteit van de groep wordt bevestigd; 2) de kritische fase waarin de identiteit van de groep wordt aangevallen en 3) de ‘objectieve’ fase waarin er niet aan identiteitspolitiek wordt gedaan. De laatste fase is volgens mij echter nog niet bereikt, omdat de vrijgemaakte zuil pas sinds de jaren negentig niet meer bestaat en geschiedschrijving over de vrijgemaakten nog contemporaine geschiedschrijving is.
Journalist en historicus Herman Veenhof, die in 2009 een biografie over de vrijgemaakte voorman Jongeling schreef, pretendeert mijns inziens ten onrechte dat zijn verhaal wel objectief is en het verleden helemaal recht doet. Hoewel Veenhofs biografie zeer leesbaar is en hij enkele onjuiste interpretaties van de kritische vrijgemaakte historici corrigeert, wordt Zonder twijfel toch te veel gedomineerd door “hier en daar wat heimwee” en is het specifiek geschreven voor de vrijgemaakte achterban. Met een populaire biografie is niets mis en Veenhof heeft een monument van formaat geschreven, maar zijn historiografische claim is wel een beetje misplaatst. Eigenlijk is hij gewoon teruggekeerd naar fase 1.
Hoe doe ik het dan? Ben ik wel objectief? Hoewel ik als wetenschapper natuurlijk probeer om een zo objectief mogelijk boek te schrijven en voldoende distantie probeer in acht te nemen, weet ik mede dankzij de colleges van de grote geschiedfilosoof Frank Ankersmit dat volledige objectiviteit niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk is. Als historicus maak je keuzes en probeer je nieuwe historische inzichten aan de vrouw/man te brengen. De historicus staat boven de bronnen en brengt daarin samenhang aan. Dat is subjectief maar niet erg.
Wel is er een verschil tussen de geschiedschrijving (Darstellung) en bronnenonderzoek (Forschung). Je moet wel eerlijk zijn tegenover je bronnen, je vooroordelen altijd kritisch toetsen en bronnen die daarmee in strijd zijn mogen niet worden genegeerd. Ik heb vanwege mijn vrijgemaakte achtergrond een bepaalde band met het vrijgemaakte verleden en dus ook met het GPV. Misschien neig ik soms te veel naar fase 2. Door mijn vooroordelen echter altijd kritisch te toetsen, alleen stelling te nemen als ik dit goed kan onderbouwen, geen morele oordelen te geven en als historicus open te staan voor kritiek van anderen in plaats van mijzelf op een voetstuk te zetten, trap ik hopelijk niet in de vuilkuil waar opiniemakers en populaire biografen intrappen, namelijk mijn verhaal als het laatste woord te zien. Of ik hier fase 3 helemaal mee bereik weet ik niet. Dat is iets voor de lezer straks.
Ten slotte, voordat ik vergeet te zeggen, dit is trouwens ook maar een column.
Ewout Klei, voor protestant.nl
21 januari 2010
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Dit artikel staat in het ND/Katern van 22 januari 2010:
http://www.nd.nl/artikelen/2010/januari/22/het-nev-vroege-voorloper-van-de-christenunie
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Door Remco van Mulligen en Ewout Klei
Voor de politieke samenwerking in orthodox-protestantse kring is 22 januari een belangrijke datum. In het nieuws wordt veel aandacht gegeven aan de tiende verjaardag van de ChristenUnie die vandaag wordt gevierd, maar wat aan de meeste mensen voorbij zal gaan is dat precies vierenveertig jaar geleden het Nationaal Evangelisch Verband (NEV) werd opgericht.
Dit NEV was een vroege voorvader van de ChristenUnie en het werd op 22 januari 1966 opgericht met de bedoeling om het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) aan extra stemmen te helpen bij de Kamerverkiezingen van 1967.
Waar het GPV zichzelf exclusief op vrijgemaakt-gereformeerden richtte, was het NEV juist interkerkelijk van opzet. Het bond zich aan het GPV door het programma van 'nationaal gereformeerde politiek' van die partij onvoorwaardelijk te steunen. Groot werd het NEV nooit, maar wat opvalt is de kerkelijke diversiteit onder haar leden: gereformeerden en hervormden, maar ook baptisten, evangelischen en leden van de pinkstergemeenten. De beweging ontwikkelde zich na de verkiezingen van 1967 tot een nieuwe politieke partij die zowel de reformatorische als de evangelische tak van het protestantisme aan zich wilde binden. Het NEV was de belangrijkste voorvader van de in 1975 opgerichte Reformatorische Politieke Federatie.
Verbrughs volksbeweging
Architect van het NEV was GPV-ideoloog Bart Verbrugh. Het was hem een doorn in het oog dat het GPV een partij voor vrijgemaakten was. In de praktijk konden namelijk alleen leden van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) lid van de partij worden. Door zich alleen tot deze groep te beperken zou het GPV altijd klein blijven en veroordeelde de partij zich tot een plek in de marge. Verbrugh wilde dat het GPV politieke invloed zou uitoefenen. Omdat het in GPV-kringen echter onmogelijk was om te pleiten voor openstelling van de partij voor mensen van een andere kerk, maakte hij een onderscheid tussen samenwerking met 'broeders' van de eigen kerk en samenwerking met 'bondgenoten'. Broeders en bondgenoten vormden samen een 'volksbeweging' die het regeerkasteel moest veroveren. Als dat gebeurd was moest er een regering komen die de staat grondwettelijk hervormde in christelijke zin, zodat God publiekelijk werd geëerd.
Het achterliggende idee dat aan het NEV ten grondslag lag was dus heel ambitieus. Het GPV was echter veel te klein om te regeren, laat staan om het beleid te dicteren en verregaande hervormingen uit te voeren. De partij had van 1963 tot 1971 namelijk maar één zetel in het parlement. Degene die deze zetel bezette, journalist en kinderboekenschrijver Pieter Jongeling, beschikte echter over veel politiek talent en charisma waardoor hij ook buiten eigen kring populair werd.
De entree van Jongeling in de Kamer viel samen met een periode van onrust in de Anti-revolutionaire Partij (ARP), waar 'radicalen' steeds meer invloed kregen. Deze radicalen wilden af van het rechts-conservatieve imago van de christelijke politiek en zochten aansluiting bij de PvdA. In reactie hierop spraken steeds meer conservatieve protestanten hun verontrusting uit. Deze verontrusten herkenden in Jongeling een vertolker van het 'ware' anti-revolutionaire gedachtegoed.
Verbrugh wilde deze verontrusten achter het GPV krijgen en riep eind 1965 niet-vrijgemaakte GPV-sympathisanten op om een 'steunbeweging' op te richten die Jongeling aan extra stemmen moest helpen. Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte J.P.A. Mekkes en accountant P. Siebesma gaven hieraan gehoor. Zij kwamen beide uit antirevolutionaire kringen maar hadden uit onvrede inmiddels de ARP verlaten. In het oprichten van een nieuwe politieke partij zagen ze geen heil en dus bleef er in hun ogen maar één optie over: steun geven aan Jongeling. Onder toeziend oog van Verbrugh richtten zij op 22 januari 1966 het NEV op.
Al in 1966 wilde Verbrugh dat het NEV kandidaten zou leveren voor de GPV-lijst voor de verkiezingen van een jaar later. Daarna moest het NEV uitgroeien tot een volwaardige partij en trouwe bondgenoot van het GPV. Binnen het NEV kwam al snel een groep op die streefde naar volledige onafhankelijkheid van het GPV. De gereformeerde NEV-propagandist Kees Smits moest niet hebben van het vrijgemaakte exclusivisme en zocht namens zijn partij contact met veel prominenten in reformatorische en evangelische kring. Hierdoor kwam het NEV in een netwerk te staan, waardoor het minder afhankelijk werd van het GPV.
Op aandringen van het GPV ging het NEV begin 1970 over tot de vorming van eigen lokale afdelingen. De eerste afdeling was de kiesvereniging 'Groen van Prinsterer' uit Dronten. Deze bestond op het moment van haar toetreding al enkele jaren, werkte samen met de SGP en had een slechte relatie met het lokale GPV. Bovendien botste het tussen Verbrugh en A. Kadijk, die namens 'Groen van Prinsterer' in de Drontense gemeenteraad zat. Smits en Kadijk wilden dat het GPV het NEV als gelijkwaardige partner erkende. Ook waren zij hartstochtelijke pleitbezorgers van de vorming van een brede orthodox-protestantse coalitie, waarvan ook de SGP en verontrusten uit de ARP en de CHU deel moesten uitmaken.
Nee tegen het NEV
In vrijgemaakte kring waren er vanaf het begin af aan veel bezwaren tegen het NEV. Door samenwerking te zoeken met het NEV zou het GPV uit zijn op de macht van het getal en niet meer op de kracht van het zuivere getuigenis. Met name de predikanten Joh. Francke en P. van Gurp verzetten zich fel tegen de 'supportersorganisatie'. Het partijbestuur wilde de samenwerking met het NEV voortzetten, maar vreesde dat als aan de bezwaren niet voldoende zou worden tegemoet gekomen de verontrusten het GPV de rug zouden toekeren. Om deze reden wees het bestuur lijstineenschuiving met het NEV bij de Tweede Kamerverkiezingen af. De algemene vergadering van het GPV van 4 maart 1972 besloot evenzo.
De compromiskoers van het GPV werd door voor- en tegenstanders van het NEV niet op prijs gesteld. Francke en Van Gurp vonden het verkeerd dat het GPV de samenwerking voortzette en zegden daarom hun lidmaatschap op. De groep NEV'ers die naar bundeling zocht voelde zich daarentegen in de steek gelaten. De ledenvergadering van het NEV van 29 april 1972 besloot een motie van de afdeling Dronten aan te nemen, waarin werd uitgesproken dat er niet alleen met het GPV, maar ook met de SGP en 'rechts ARP/ CHU' contact moest worden gelegd. Voor het GPV vormde dit besluit de aanleiding om de samenwerking met het NEV op te zeggen. De supportersorganisatie had namelijk haar exclusieve steun aan de GPV-politiek opgegeven voor een veel breder streven naar orthodox-protestantse samenwerking.
Op zaterdag 19 augustus 1972 vergaderde het NEV over hoe men nu verder moest. Tweederde van de aanwezigen wilde als onafhankelijke organisatie doorgaan, de rest (waaronder Mekkes en Siebesma) wilde het NEV opheffen en een nieuwe steunorganisatie voor het GPV oprichten. In overleg met Verbrugh richtte die laatste groep de Nationaal-Christelijke Werkgemeenschap op, die ongeveer 25 leden telde en later werd omgedoopt in de Stichting voor Nationale Christelijke Politiek (NCP).
Het NEV had nu de handen vrij en kon zich volledig toeleggen op het creëren van een orthodox-protestants politiek en maatschappelijk netwerk. Dit leidde reeds in 1975 tot een samengaan van het NEV en enkele groepen van verontrusten uit de ARP in de RPF. Aanvankelijk was het niet de bedoeling om een nieuwe rechts-reformatorische splinterpartij te lanceren. De RPF wilde liever streven naar samenwerking met SGP en GPV om vervolgens als 'beweging' de samenleving te wijzen op de dwaalwegen die zij was ingeslagen. Dat idee van een maatschappelijke beweging verdween al snel naar de achtergrond en in 1977 nam de partij voor het eerst zelfstandig deel aan de verkiezingen. Ze zette zich vooral af tegen het nieuwgevormde CDA, maar vormde nooit een serieuze bedreiging voor die partij.
De erfenis van het NEV
GPV en RPF traden, ondanks het feit dat beide partijen bijna dezelfde politiek voorstonden, apart van elkaar op. In de jaren tachtig kwamen beide partijen niettemin nader tot elkaar en werkte het GPV lokaal en provinciaal dikwijls met de RPF (en de Staatkundig Gereformeerde Partij) samen. In de jaren negentig kwam organisatorische samenwerking weer in beeld nadat het GPV met de 'openstelling' van 1993 zijn exclusief-vrijgemaakte identiteit had opgegeven. Samensprekingen tussen GPV en RPF leidden in 2000 tot de ChristenUnie, een confederatie waarin beide partijen voorlopig apart bleven voortbestaan. Pas op 1 januari 2004 fuseerden beide partijen. Hiermee werd het doel van een orthodox-protestantse krachtenbundeling eindelijk bereikt.
Hoe klein het NEV ook was, het was een cruciale schakel in de voorgeschiedenis van de ChristenUnie. Deze steunbeweging dankt haar bestaan aan het ideaal van Verbrugh om ook buiten vrijgemaakte kring steun te genereren voor het GPV. Maar had het NEV zich gehouden aan de eisen die het GPV stelde dan was zij net zo geëindigd als de NCP: met 25 aanhangers ergens in een voetnoot van de politieke geschiedenis. Juist door zijn ambitie, tegendraadsheid en bundelingsideaal kon het NEV boven zichzelf uitstijgen. Het droeg zijn idealen over aan de RPF, die op haar beurt een zwaar stempel drukte op de grondslag en doelstelling van de ChristenUnie. De kandidatenlijst met GPV-ers en NEV-ers broederlijk naast elkaar, waar Verbrugh al in 1966 naar streefde, was toen de ChristenUnie in mei 2002 aan de verkiezingen deelnam eindelijk een feit.
Ewout Klei en Remco van Mulligen doen een promotieonderzoek naar respectievelijk het GPV en het netwerk rondom de EO en de RPF. Ze hebben allebei meegeschreven aan de bundel 'Van de marge naar de macht: de ChristenUnie 2000-2010' die op 30 januari verschijnt.
http://www.nd.nl/artikelen/2010/januari/22/het-nev-vroege-voorloper-van-de-christenunie
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Door Remco van Mulligen en Ewout Klei
Voor de politieke samenwerking in orthodox-protestantse kring is 22 januari een belangrijke datum. In het nieuws wordt veel aandacht gegeven aan de tiende verjaardag van de ChristenUnie die vandaag wordt gevierd, maar wat aan de meeste mensen voorbij zal gaan is dat precies vierenveertig jaar geleden het Nationaal Evangelisch Verband (NEV) werd opgericht.
Dit NEV was een vroege voorvader van de ChristenUnie en het werd op 22 januari 1966 opgericht met de bedoeling om het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) aan extra stemmen te helpen bij de Kamerverkiezingen van 1967.
Waar het GPV zichzelf exclusief op vrijgemaakt-gereformeerden richtte, was het NEV juist interkerkelijk van opzet. Het bond zich aan het GPV door het programma van 'nationaal gereformeerde politiek' van die partij onvoorwaardelijk te steunen. Groot werd het NEV nooit, maar wat opvalt is de kerkelijke diversiteit onder haar leden: gereformeerden en hervormden, maar ook baptisten, evangelischen en leden van de pinkstergemeenten. De beweging ontwikkelde zich na de verkiezingen van 1967 tot een nieuwe politieke partij die zowel de reformatorische als de evangelische tak van het protestantisme aan zich wilde binden. Het NEV was de belangrijkste voorvader van de in 1975 opgerichte Reformatorische Politieke Federatie.
Verbrughs volksbeweging
Architect van het NEV was GPV-ideoloog Bart Verbrugh. Het was hem een doorn in het oog dat het GPV een partij voor vrijgemaakten was. In de praktijk konden namelijk alleen leden van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) lid van de partij worden. Door zich alleen tot deze groep te beperken zou het GPV altijd klein blijven en veroordeelde de partij zich tot een plek in de marge. Verbrugh wilde dat het GPV politieke invloed zou uitoefenen. Omdat het in GPV-kringen echter onmogelijk was om te pleiten voor openstelling van de partij voor mensen van een andere kerk, maakte hij een onderscheid tussen samenwerking met 'broeders' van de eigen kerk en samenwerking met 'bondgenoten'. Broeders en bondgenoten vormden samen een 'volksbeweging' die het regeerkasteel moest veroveren. Als dat gebeurd was moest er een regering komen die de staat grondwettelijk hervormde in christelijke zin, zodat God publiekelijk werd geëerd.
Het achterliggende idee dat aan het NEV ten grondslag lag was dus heel ambitieus. Het GPV was echter veel te klein om te regeren, laat staan om het beleid te dicteren en verregaande hervormingen uit te voeren. De partij had van 1963 tot 1971 namelijk maar één zetel in het parlement. Degene die deze zetel bezette, journalist en kinderboekenschrijver Pieter Jongeling, beschikte echter over veel politiek talent en charisma waardoor hij ook buiten eigen kring populair werd.
De entree van Jongeling in de Kamer viel samen met een periode van onrust in de Anti-revolutionaire Partij (ARP), waar 'radicalen' steeds meer invloed kregen. Deze radicalen wilden af van het rechts-conservatieve imago van de christelijke politiek en zochten aansluiting bij de PvdA. In reactie hierop spraken steeds meer conservatieve protestanten hun verontrusting uit. Deze verontrusten herkenden in Jongeling een vertolker van het 'ware' anti-revolutionaire gedachtegoed.
Verbrugh wilde deze verontrusten achter het GPV krijgen en riep eind 1965 niet-vrijgemaakte GPV-sympathisanten op om een 'steunbeweging' op te richten die Jongeling aan extra stemmen moest helpen. Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte J.P.A. Mekkes en accountant P. Siebesma gaven hieraan gehoor. Zij kwamen beide uit antirevolutionaire kringen maar hadden uit onvrede inmiddels de ARP verlaten. In het oprichten van een nieuwe politieke partij zagen ze geen heil en dus bleef er in hun ogen maar één optie over: steun geven aan Jongeling. Onder toeziend oog van Verbrugh richtten zij op 22 januari 1966 het NEV op.
Al in 1966 wilde Verbrugh dat het NEV kandidaten zou leveren voor de GPV-lijst voor de verkiezingen van een jaar later. Daarna moest het NEV uitgroeien tot een volwaardige partij en trouwe bondgenoot van het GPV. Binnen het NEV kwam al snel een groep op die streefde naar volledige onafhankelijkheid van het GPV. De gereformeerde NEV-propagandist Kees Smits moest niet hebben van het vrijgemaakte exclusivisme en zocht namens zijn partij contact met veel prominenten in reformatorische en evangelische kring. Hierdoor kwam het NEV in een netwerk te staan, waardoor het minder afhankelijk werd van het GPV.
Op aandringen van het GPV ging het NEV begin 1970 over tot de vorming van eigen lokale afdelingen. De eerste afdeling was de kiesvereniging 'Groen van Prinsterer' uit Dronten. Deze bestond op het moment van haar toetreding al enkele jaren, werkte samen met de SGP en had een slechte relatie met het lokale GPV. Bovendien botste het tussen Verbrugh en A. Kadijk, die namens 'Groen van Prinsterer' in de Drontense gemeenteraad zat. Smits en Kadijk wilden dat het GPV het NEV als gelijkwaardige partner erkende. Ook waren zij hartstochtelijke pleitbezorgers van de vorming van een brede orthodox-protestantse coalitie, waarvan ook de SGP en verontrusten uit de ARP en de CHU deel moesten uitmaken.
Nee tegen het NEV
In vrijgemaakte kring waren er vanaf het begin af aan veel bezwaren tegen het NEV. Door samenwerking te zoeken met het NEV zou het GPV uit zijn op de macht van het getal en niet meer op de kracht van het zuivere getuigenis. Met name de predikanten Joh. Francke en P. van Gurp verzetten zich fel tegen de 'supportersorganisatie'. Het partijbestuur wilde de samenwerking met het NEV voortzetten, maar vreesde dat als aan de bezwaren niet voldoende zou worden tegemoet gekomen de verontrusten het GPV de rug zouden toekeren. Om deze reden wees het bestuur lijstineenschuiving met het NEV bij de Tweede Kamerverkiezingen af. De algemene vergadering van het GPV van 4 maart 1972 besloot evenzo.
De compromiskoers van het GPV werd door voor- en tegenstanders van het NEV niet op prijs gesteld. Francke en Van Gurp vonden het verkeerd dat het GPV de samenwerking voortzette en zegden daarom hun lidmaatschap op. De groep NEV'ers die naar bundeling zocht voelde zich daarentegen in de steek gelaten. De ledenvergadering van het NEV van 29 april 1972 besloot een motie van de afdeling Dronten aan te nemen, waarin werd uitgesproken dat er niet alleen met het GPV, maar ook met de SGP en 'rechts ARP/ CHU' contact moest worden gelegd. Voor het GPV vormde dit besluit de aanleiding om de samenwerking met het NEV op te zeggen. De supportersorganisatie had namelijk haar exclusieve steun aan de GPV-politiek opgegeven voor een veel breder streven naar orthodox-protestantse samenwerking.
Op zaterdag 19 augustus 1972 vergaderde het NEV over hoe men nu verder moest. Tweederde van de aanwezigen wilde als onafhankelijke organisatie doorgaan, de rest (waaronder Mekkes en Siebesma) wilde het NEV opheffen en een nieuwe steunorganisatie voor het GPV oprichten. In overleg met Verbrugh richtte die laatste groep de Nationaal-Christelijke Werkgemeenschap op, die ongeveer 25 leden telde en later werd omgedoopt in de Stichting voor Nationale Christelijke Politiek (NCP).
Het NEV had nu de handen vrij en kon zich volledig toeleggen op het creëren van een orthodox-protestants politiek en maatschappelijk netwerk. Dit leidde reeds in 1975 tot een samengaan van het NEV en enkele groepen van verontrusten uit de ARP in de RPF. Aanvankelijk was het niet de bedoeling om een nieuwe rechts-reformatorische splinterpartij te lanceren. De RPF wilde liever streven naar samenwerking met SGP en GPV om vervolgens als 'beweging' de samenleving te wijzen op de dwaalwegen die zij was ingeslagen. Dat idee van een maatschappelijke beweging verdween al snel naar de achtergrond en in 1977 nam de partij voor het eerst zelfstandig deel aan de verkiezingen. Ze zette zich vooral af tegen het nieuwgevormde CDA, maar vormde nooit een serieuze bedreiging voor die partij.
De erfenis van het NEV
GPV en RPF traden, ondanks het feit dat beide partijen bijna dezelfde politiek voorstonden, apart van elkaar op. In de jaren tachtig kwamen beide partijen niettemin nader tot elkaar en werkte het GPV lokaal en provinciaal dikwijls met de RPF (en de Staatkundig Gereformeerde Partij) samen. In de jaren negentig kwam organisatorische samenwerking weer in beeld nadat het GPV met de 'openstelling' van 1993 zijn exclusief-vrijgemaakte identiteit had opgegeven. Samensprekingen tussen GPV en RPF leidden in 2000 tot de ChristenUnie, een confederatie waarin beide partijen voorlopig apart bleven voortbestaan. Pas op 1 januari 2004 fuseerden beide partijen. Hiermee werd het doel van een orthodox-protestantse krachtenbundeling eindelijk bereikt.
Hoe klein het NEV ook was, het was een cruciale schakel in de voorgeschiedenis van de ChristenUnie. Deze steunbeweging dankt haar bestaan aan het ideaal van Verbrugh om ook buiten vrijgemaakte kring steun te genereren voor het GPV. Maar had het NEV zich gehouden aan de eisen die het GPV stelde dan was zij net zo geëindigd als de NCP: met 25 aanhangers ergens in een voetnoot van de politieke geschiedenis. Juist door zijn ambitie, tegendraadsheid en bundelingsideaal kon het NEV boven zichzelf uitstijgen. Het droeg zijn idealen over aan de RPF, die op haar beurt een zwaar stempel drukte op de grondslag en doelstelling van de ChristenUnie. De kandidatenlijst met GPV-ers en NEV-ers broederlijk naast elkaar, waar Verbrugh al in 1966 naar streefde, was toen de ChristenUnie in mei 2002 aan de verkiezingen deelnam eindelijk een feit.
Ewout Klei en Remco van Mulligen doen een promotieonderzoek naar respectievelijk het GPV en het netwerk rondom de EO en de RPF. Ze hebben allebei meegeschreven aan de bundel 'Van de marge naar de macht: de ChristenUnie 2000-2010' die op 30 januari verschijnt.
dinsdag, januari 12, 2010
Liever dood dan rood
E.H. Klei, 'Liever dood dan rood. Het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig', Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 22 (december 2009) 1-15.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt1 maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken.2 Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid. Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet.3 Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde.4 Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.5 Op hun beurt beschouwde links actievoerend Nederland orthodoxe christenen als extreem-rechts.6
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek op de verlinksing. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk. Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.7
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan.8 De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel.9 Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.10
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.11
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant.12 Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie.13 Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.14 CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest.15 Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.16 De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.17
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”18
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land.19 Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden.20 Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen.21 Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.22
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum.23 In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.24 De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.25
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty.26 De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.27 Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.28
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor.29 Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.30
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden.31 De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”.32 CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit.33 Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open.34 Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel.35 Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.36
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.37
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.” 38
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht.39 In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid40, op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram41, op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.42
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”43
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld).44 Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.” 45
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam46 stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.47
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde iemand uit het linkse actiewezen in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.” 48
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was.49 Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.”50 In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan.51 Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.52
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.53
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
1. A. Bleich, Joop den Uyl 1919-1987, dromer en doordouwer (Amsterdam 2008); J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008).
2. W. Duyvendak, Klimaatactivist in de politiek (Amsterdam 2008).
3. P.H. de Jong, ‘‘Links duldde in de jaren tachtig geen tegenspraak’’, Nederlands Dagblad, 22 augustus 2008.
4. A. Verbeij, Tien rode jaren. Links radicalisme in Nederland 1970-1980 (Amsterdam 2005) passim.
5. R. Valkenburg, ‘Piet Langeler: N.E.V.’er. Nederlandse maatschappij naar de afgrond door fanatiek “omturnen”’, Koers (9 mei 1975) 29-31.
6. Antifascistisch kollektief, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983) 13. Het Antifascistisch Kollektief onderscheidde extreem-rechts in drie stromingen, namelijk de rechts-christelijke, de autoritair-rechtse en de fascistische richting.
7. ‘Verenigingsnieuws’, Ons Burgerschap/Jeugd & Politiek 31 (15 april 1978) 78-79.
8. B. de Vries, ‘Politiek en bestuur in een stroomversnelling’, in: M. Duijvendak en B. de Vries red., Stad van het Noorden. Groningen in de twintigste eeuw Groninger Historische Reeks, nr. 25 (Assen 2004) 399-448.
9. CLIC. Statuten. Regeling adviseurschap. Archief en Documentatiecentrum Kampen. Archief CLIC, AD, nr. 303. Doos 1.
10. K. Nanninga, Verslag van een jaar CLIC aktiviteiren. (1977-1978). Archief CLIC, doos 1.
11. Verkoop van produkten uit Zuid-Afrika (apart instructiestencil). Archief CLIC, doos 1; H. van der Velde, ‘NZAW en CLIC in ’t geweer tegen Outspan Boycotactie’, Zuid-Afrika nú (september 1977) 1. Archief CLIC, doos 11.
12. G.J. ten Heuw aan H. Dijk, 22 mei 2007. Archief CLIC, doos 22.
13. De South West Africa People’s Organisation streed tegen de bezetting van Zuid-West Afrika door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Tegenwoordig is SWAPO de regeringspartij van Namibië.
14. CLIC nieuwsbrief 1. Clemens Kapuoo vermoord. CLIC nieuwsbrief 2. Links-extremisme. Archief CLIC, doos 20.
15. http://www.moria.importantia.com/index.html
16. Jaarverslag 1984-1985. Archief CLIC, doos 1; zie ook: J.L. van Baaren (83) overleden’, Nederlands Dagblad, 20 maart 1998.
17. Wat is CLIC? November 1980. Archief CLIC, doos 3; H. van der Velde aan J.G. Reuchlin, 10 november 1978. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
Toen in 1977 Verbrugh de nieuwe lijsttrekker van het GPV werd wilde hij graag dat op het Nationaal Appèl, de grote verkiezingsbijeenkomst van de partij tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen, in de pauzes militaire marsmuziek werd gedraaid. Zie: Notulen CVR 18 februari 1977. Notulen CVR 19 januari 1977 – 7 december 1978. ADC Kampen. Archief GPV, nr. 5.
18. P.J.G.A. Ego aan CLIC, 10 november 1979; H. Dijk aan P.J.G.A. Ego, 16 november 1979. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
19. Notulen vereniging CLIC, 9-12-’81; Notulen ALV vereniging CLIC, 4-3-’82. Archief CLIC, doos 1.
20. ‘Uitspraak in kort geding voor Groninger rechtbank: J.G. van der Land mag niet meer optreden als secretaris VOCO’, Nederlands Dagblad, 30 maart 1983.
In 1986 werd Van der Land bovendien ontslagen als docent maatschappijleer, omdat hij een homoseksuele leerling een “vuile aids-verspreider” had genoemd. Zie: ‘De Nieuwe Partij’, Nomen Nescio, 14 oktober 1993.
21. Notulen ALV CLIC, 16-1-’80. Archief CLIC, doos 1.
22. J.G. van der Land, ‘De geest en achtergronden van Amnesty International’, Opbouw 22 (9 juni 1978) 182-183.
23. Actiekrant vrijheid voor de zeven van Moskou. Special van ‘Zon der gerechtigheid’, tweemaandelijks contactblad van de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden 4e jaargang, nr. 1 (januari/februari 1983). Archief CLIC, doos 11.
24. Anno domini 1986. Bijlage voor Christenen voor Israël / Zon der Gerechtigheid / Schreeuw om Leven. Archief CLIC, doos 12.
25. Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden aan de minister van Justitie, z.d. 1981. archief CLIC, doos 18.
26. Persbericht Jubilee Campaign Nederland. Gezamenlijke actie voor vrijlating van christenen in Vietnam, februari 1999. Archief CLIC, doos 22.
27. Meine [Jansma], Gedachten over de verhouding tussen mens en schepping, 24-5-80. Archief CLIC, doos 1.
28. Verslag van de CLIC-activiteiten van 1 mei 1980 t/m 30 april 1981; Jaarverslag 1981-1982. Archief CLIC, doos 1.
29. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79. Archief CLIC, doos 1.
30. P. Vangert, ‘CLIC voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers, 28 september 1984.
31. Notulen bestuur GPV Groningen, 16 februari 1977. Archief GPV, nr. 270. Notulenboek Gereformeerde Kiesvereniging “Schrift en Belijdenis” Groningen. Maart 1975 – maart 1989.
32. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 4 augustus 1977. Archief CLIC, doos 5.
33. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79 en Bestuursmededelingen 20-8-’79 en 4-9-‘79. Archief CLIC, doos 1.
34. Jaarverslag 1981 Vereniging Informatiecentrum De Bron. Archief CLIC, doos 3; Notulen ALV CLIC, 16-4-’82. Archief CLIC, doos 1.
35. ‘Christelijk tegengewicht aan linkse propaganda. Alternatieve wereldwinkel CLIC in Groningen’, Reformatorisch Dagblad, RD-plus, 6 juli 1979; P. Vanger, ‘Clic voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers 28 september 1984.
36. Notulen CLIC, 22-4-’83. Archief CLIC, doos 1. C. Rijke aan geachte lezer, oktober 1983. Archief CLIC, doos 3.
37. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 17 september 1977. Archief CLIC, doos 5.
38. R. Wiskerke aan het bestuur van CLIC, 20 augustus 1985. Archief CLIC, doos 4.
39. ‘Ruit CLIC-winkel in Groningen besmeurd’, Nederlands Dagblad 15 juni 1978.
40. Gemeentepolitie Groningen, aangifte van vernieling, 12 mei 1983. Archief CLIC, doos 1.
41. Gemeentepolitie Groningen, aangifte terzake van vernieling, 21 januari 1984. Archief CLIC, doos 1.
42. Jaarverslag CLIC 1985-1986. Archief CLIC, doos 1.
43. ‘Anti-apartheidsaxie’, Bluf!, 12 september 1985.
44. H. Dijk aan Centrumpartij, 25 april 1981. Kopie. Archief CLIC, doos 3. Zie verder: Middenweg 81:3. Niet rechts, niet links. Verkiezingsnummer II. Orgaan van de Centrumpartij. Archief CLIC, doos 20.
45. S. Wijsman, ‘CLIC een Wereldwinkel?’, De Lawine, 1 oktober 1985.
46. Zie: ‘Krakers en autonomen dreigen met nieuw geweld: “Hoe lang kunnen we hiermee nog ongestraft doorgaan?”’, Nederlands Dagblad, 27 september 1985.
47. E. van Middelkoop aan H. Dijk, 7 november 1985. Archief CLIC, doos 15.
48. Dreigbrief. Archief CLIC, doos 15. De brief is niet gedateerd maar is volgens een proces verbaal op 18 juni 1987 of eerder binnengekomen. Amandla is een woord uit het Xhosa en Zulu en betekent "kracht/macht". Het woord werd veel gebruikt als strijdkreet in het verzet tegen de Apartheid onder andere door het ANC.
49. Notulen ALV CLIC, 27-6-1986. Archief CLIC, doos 1.
50. Notulen ALV CLIC, 21-11-1986. Archief CLIC, doos 1.
51. Jaarverslag vereniging CLIC 1986-1987. Archief CLIC, doos 1.
52. Groningen, 24 mei 2007. Archief CLIC, doos 23.
53. P. Sneep, ‘‘De saamhorigheid is verdwenen’’, Nederlands Dagblad, 23 mei 2007.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt1 maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken.2 Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid. Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet.3 Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde.4 Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.5 Op hun beurt beschouwde links actievoerend Nederland orthodoxe christenen als extreem-rechts.6
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek op de verlinksing. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk. Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.7
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan.8 De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel.9 Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.10
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.11
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant.12 Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie.13 Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.14 CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest.15 Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.16 De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.17
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”18
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land.19 Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden.20 Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen.21 Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.22
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum.23 In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.24 De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.25
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty.26 De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.27 Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.28
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor.29 Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.30
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden.31 De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”.32 CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit.33 Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open.34 Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel.35 Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.36
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.37
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.” 38
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht.39 In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid40, op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram41, op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.42
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”43
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld).44 Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.” 45
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam46 stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.47
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde iemand uit het linkse actiewezen in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.” 48
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was.49 Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.”50 In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan.51 Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.52
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.53
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
1. A. Bleich, Joop den Uyl 1919-1987, dromer en doordouwer (Amsterdam 2008); J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008).
2. W. Duyvendak, Klimaatactivist in de politiek (Amsterdam 2008).
3. P.H. de Jong, ‘‘Links duldde in de jaren tachtig geen tegenspraak’’, Nederlands Dagblad, 22 augustus 2008.
4. A. Verbeij, Tien rode jaren. Links radicalisme in Nederland 1970-1980 (Amsterdam 2005) passim.
5. R. Valkenburg, ‘Piet Langeler: N.E.V.’er. Nederlandse maatschappij naar de afgrond door fanatiek “omturnen”’, Koers (9 mei 1975) 29-31.
6. Antifascistisch kollektief, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983) 13. Het Antifascistisch Kollektief onderscheidde extreem-rechts in drie stromingen, namelijk de rechts-christelijke, de autoritair-rechtse en de fascistische richting.
7. ‘Verenigingsnieuws’, Ons Burgerschap/Jeugd & Politiek 31 (15 april 1978) 78-79.
8. B. de Vries, ‘Politiek en bestuur in een stroomversnelling’, in: M. Duijvendak en B. de Vries red., Stad van het Noorden. Groningen in de twintigste eeuw Groninger Historische Reeks, nr. 25 (Assen 2004) 399-448.
9. CLIC. Statuten. Regeling adviseurschap. Archief en Documentatiecentrum Kampen. Archief CLIC, AD, nr. 303. Doos 1.
10. K. Nanninga, Verslag van een jaar CLIC aktiviteiren. (1977-1978). Archief CLIC, doos 1.
11. Verkoop van produkten uit Zuid-Afrika (apart instructiestencil). Archief CLIC, doos 1; H. van der Velde, ‘NZAW en CLIC in ’t geweer tegen Outspan Boycotactie’, Zuid-Afrika nú (september 1977) 1. Archief CLIC, doos 11.
12. G.J. ten Heuw aan H. Dijk, 22 mei 2007. Archief CLIC, doos 22.
13. De South West Africa People’s Organisation streed tegen de bezetting van Zuid-West Afrika door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Tegenwoordig is SWAPO de regeringspartij van Namibië.
14. CLIC nieuwsbrief 1. Clemens Kapuoo vermoord. CLIC nieuwsbrief 2. Links-extremisme. Archief CLIC, doos 20.
15. http://www.moria.importantia.com/index.html
16. Jaarverslag 1984-1985. Archief CLIC, doos 1; zie ook: J.L. van Baaren (83) overleden’, Nederlands Dagblad, 20 maart 1998.
17. Wat is CLIC? November 1980. Archief CLIC, doos 3; H. van der Velde aan J.G. Reuchlin, 10 november 1978. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
Toen in 1977 Verbrugh de nieuwe lijsttrekker van het GPV werd wilde hij graag dat op het Nationaal Appèl, de grote verkiezingsbijeenkomst van de partij tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen, in de pauzes militaire marsmuziek werd gedraaid. Zie: Notulen CVR 18 februari 1977. Notulen CVR 19 januari 1977 – 7 december 1978. ADC Kampen. Archief GPV, nr. 5.
18. P.J.G.A. Ego aan CLIC, 10 november 1979; H. Dijk aan P.J.G.A. Ego, 16 november 1979. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
19. Notulen vereniging CLIC, 9-12-’81; Notulen ALV vereniging CLIC, 4-3-’82. Archief CLIC, doos 1.
20. ‘Uitspraak in kort geding voor Groninger rechtbank: J.G. van der Land mag niet meer optreden als secretaris VOCO’, Nederlands Dagblad, 30 maart 1983.
In 1986 werd Van der Land bovendien ontslagen als docent maatschappijleer, omdat hij een homoseksuele leerling een “vuile aids-verspreider” had genoemd. Zie: ‘De Nieuwe Partij’, Nomen Nescio, 14 oktober 1993.
21. Notulen ALV CLIC, 16-1-’80. Archief CLIC, doos 1.
22. J.G. van der Land, ‘De geest en achtergronden van Amnesty International’, Opbouw 22 (9 juni 1978) 182-183.
23. Actiekrant vrijheid voor de zeven van Moskou. Special van ‘Zon der gerechtigheid’, tweemaandelijks contactblad van de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden 4e jaargang, nr. 1 (januari/februari 1983). Archief CLIC, doos 11.
24. Anno domini 1986. Bijlage voor Christenen voor Israël / Zon der Gerechtigheid / Schreeuw om Leven. Archief CLIC, doos 12.
25. Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden aan de minister van Justitie, z.d. 1981. archief CLIC, doos 18.
26. Persbericht Jubilee Campaign Nederland. Gezamenlijke actie voor vrijlating van christenen in Vietnam, februari 1999. Archief CLIC, doos 22.
27. Meine [Jansma], Gedachten over de verhouding tussen mens en schepping, 24-5-80. Archief CLIC, doos 1.
28. Verslag van de CLIC-activiteiten van 1 mei 1980 t/m 30 april 1981; Jaarverslag 1981-1982. Archief CLIC, doos 1.
29. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79. Archief CLIC, doos 1.
30. P. Vangert, ‘CLIC voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers, 28 september 1984.
31. Notulen bestuur GPV Groningen, 16 februari 1977. Archief GPV, nr. 270. Notulenboek Gereformeerde Kiesvereniging “Schrift en Belijdenis” Groningen. Maart 1975 – maart 1989.
32. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 4 augustus 1977. Archief CLIC, doos 5.
33. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79 en Bestuursmededelingen 20-8-’79 en 4-9-‘79. Archief CLIC, doos 1.
34. Jaarverslag 1981 Vereniging Informatiecentrum De Bron. Archief CLIC, doos 3; Notulen ALV CLIC, 16-4-’82. Archief CLIC, doos 1.
35. ‘Christelijk tegengewicht aan linkse propaganda. Alternatieve wereldwinkel CLIC in Groningen’, Reformatorisch Dagblad, RD-plus, 6 juli 1979; P. Vanger, ‘Clic voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers 28 september 1984.
36. Notulen CLIC, 22-4-’83. Archief CLIC, doos 1. C. Rijke aan geachte lezer, oktober 1983. Archief CLIC, doos 3.
37. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 17 september 1977. Archief CLIC, doos 5.
38. R. Wiskerke aan het bestuur van CLIC, 20 augustus 1985. Archief CLIC, doos 4.
39. ‘Ruit CLIC-winkel in Groningen besmeurd’, Nederlands Dagblad 15 juni 1978.
40. Gemeentepolitie Groningen, aangifte van vernieling, 12 mei 1983. Archief CLIC, doos 1.
41. Gemeentepolitie Groningen, aangifte terzake van vernieling, 21 januari 1984. Archief CLIC, doos 1.
42. Jaarverslag CLIC 1985-1986. Archief CLIC, doos 1.
43. ‘Anti-apartheidsaxie’, Bluf!, 12 september 1985.
44. H. Dijk aan Centrumpartij, 25 april 1981. Kopie. Archief CLIC, doos 3. Zie verder: Middenweg 81:3. Niet rechts, niet links. Verkiezingsnummer II. Orgaan van de Centrumpartij. Archief CLIC, doos 20.
45. S. Wijsman, ‘CLIC een Wereldwinkel?’, De Lawine, 1 oktober 1985.
46. Zie: ‘Krakers en autonomen dreigen met nieuw geweld: “Hoe lang kunnen we hiermee nog ongestraft doorgaan?”’, Nederlands Dagblad, 27 september 1985.
47. E. van Middelkoop aan H. Dijk, 7 november 1985. Archief CLIC, doos 15.
48. Dreigbrief. Archief CLIC, doos 15. De brief is niet gedateerd maar is volgens een proces verbaal op 18 juni 1987 of eerder binnengekomen. Amandla is een woord uit het Xhosa en Zulu en betekent "kracht/macht". Het woord werd veel gebruikt als strijdkreet in het verzet tegen de Apartheid onder andere door het ANC.
49. Notulen ALV CLIC, 27-6-1986. Archief CLIC, doos 1.
50. Notulen ALV CLIC, 21-11-1986. Archief CLIC, doos 1.
51. Jaarverslag vereniging CLIC 1986-1987. Archief CLIC, doos 1.
52. Groningen, 24 mei 2007. Archief CLIC, doos 23.
53. P. Sneep, ‘‘De saamhorigheid is verdwenen’’, Nederlands Dagblad, 23 mei 2007.
dinsdag, januari 05, 2010
Zwartboek demonisering Geert Wilders, de PVV en haar achterban
Af en toe google ik wel eens voor de grap op mijn naam, om te kijken wat er over mij allemaal op internet staat. Ik vond het wel aardig dat ik door een Wilders-site op nummer 51 ben gezet van een top-69 (inmiddels een top-85) van Wilders-demoniseerders. Ik sta op een hogere plaats dan Jan Marijnissen, Joop.nl, Dries van Agt en Peter Breedveld (niet te verwarren met Willem Breedveld die niet Peters oom was), maar dat komt omdat de lijst chronologisch is en er steeds weer nieuwe namen bij komen. U mag mij niettemin feliciteren.
Hieronder geef ik de lijst weer:
http://www.forum-voor-de-vrijheid.nl/showthread.php?t=18676
01:Amnesty International
02:Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)
03:VNO-NCW
04:Herman van Veen
05:Almere College
06:Eberhard van der Laan
07:Jaap van Donselaar, Hans Moors en Bob de Graaff
08:Extreemlinks
09:Judas Balkenende
10:Rob Riemen
11:Doekle Terpstra
12:Lizzy van Leeuwen
13:Haagse kunstacademie
14:Zaplog.nl
15:Britse regering
16:Ella Vogelaar
17:Paul de Leeuw
18:Karla Peijs
19:Hans van Baalen
20:Anton Zijderveld
21:Haroon Raza
22:Alexander Pechtold
23:Directie stadion de Kuip
24:Thomas von der Dunk
25:Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden
26:Tjibbe Joustra
27:Gijs de Vries
28:Joop van Riessen
29:Wio Joustra
30:BNR Nieuwsradio
31:Historisch Nieuwsblad
32:Fatima Elatik
33:Geert Mak
34:Bram Grandia
35:Astrid Essed
36:Ed van Thijn
37:Anja Meulenbelt
38:Marianne Besselink
39:Harry de Winter
40:Tofik Dibi
41:Karen Armstrong
42:Marcel Möring
43:Evelien Tonkens
44:Stichting Dag van het Respect
45:Rotterdamse Buurtkrant
46:Burak Özügergin
47:Nilgün Yerli
48:Thomas von der Dunk
49:Trouw
50:Ikon
51:Ewout Klei
52:Fokko Oldenhuis
53:Jan Struijs
54:Frans Schulte
55:Peter R de Vries
56:Jean Mentens
57:Mohamed Rabbae
58:Paul Frissen
59:Jan Marijnissen
60:Agnes Kant
61:Vara via joop.nl
62:Frits Huis
63:Maxime Verhagen
64:Jeroen van Inkel
65:Hassnae Bouazza
66:Kees Driehuis
67:Hannie van Leeuwen
68:Bas Kromhout
69:Dries von Agt
70:Jan Dirk Snel
71:Elsbeth Etty
72:Arie Oostlander
73:Gerda Dijksman
74:VPRO
75:Geke van Velzen
76:Anil Ramdas
77:Hans Goslinga
78:Rob Riemen
79:Jack Biskop
80:Peter Breedveld
81:Adriaan Soeterbroek
82:Frits Bolkenstein
83:Marcel Hulspas
84:Michael Blok
85:Karel Kanits
Hieronder geef ik de lijst weer:
http://www.forum-voor-de-vrijheid.nl/showthread.php?t=18676
01:Amnesty International
02:Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)
03:VNO-NCW
04:Herman van Veen
05:Almere College
06:Eberhard van der Laan
07:Jaap van Donselaar, Hans Moors en Bob de Graaff
08:Extreemlinks
09:Judas Balkenende
10:Rob Riemen
11:Doekle Terpstra
12:Lizzy van Leeuwen
13:Haagse kunstacademie
14:Zaplog.nl
15:Britse regering
16:Ella Vogelaar
17:Paul de Leeuw
18:Karla Peijs
19:Hans van Baalen
20:Anton Zijderveld
21:Haroon Raza
22:Alexander Pechtold
23:Directie stadion de Kuip
24:Thomas von der Dunk
25:Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden
26:Tjibbe Joustra
27:Gijs de Vries
28:Joop van Riessen
29:Wio Joustra
30:BNR Nieuwsradio
31:Historisch Nieuwsblad
32:Fatima Elatik
33:Geert Mak
34:Bram Grandia
35:Astrid Essed
36:Ed van Thijn
37:Anja Meulenbelt
38:Marianne Besselink
39:Harry de Winter
40:Tofik Dibi
41:Karen Armstrong
42:Marcel Möring
43:Evelien Tonkens
44:Stichting Dag van het Respect
45:Rotterdamse Buurtkrant
46:Burak Özügergin
47:Nilgün Yerli
48:Thomas von der Dunk
49:Trouw
50:Ikon
51:Ewout Klei
52:Fokko Oldenhuis
53:Jan Struijs
54:Frans Schulte
55:Peter R de Vries
56:Jean Mentens
57:Mohamed Rabbae
58:Paul Frissen
59:Jan Marijnissen
60:Agnes Kant
61:Vara via joop.nl
62:Frits Huis
63:Maxime Verhagen
64:Jeroen van Inkel
65:Hassnae Bouazza
66:Kees Driehuis
67:Hannie van Leeuwen
68:Bas Kromhout
69:Dries von Agt
70:Jan Dirk Snel
71:Elsbeth Etty
72:Arie Oostlander
73:Gerda Dijksman
74:VPRO
75:Geke van Velzen
76:Anil Ramdas
77:Hans Goslinga
78:Rob Riemen
79:Jack Biskop
80:Peter Breedveld
81:Adriaan Soeterbroek
82:Frits Bolkenstein
83:Marcel Hulspas
84:Michael Blok
85:Karel Kanits
woensdag, november 11, 2009
Is de ChristenUnie een beetje republikeins geworden?
http://www.protestant.nl/actueel/de-christenunie-een-beetje-republikeins-geworden
Door: Ewout Klei
Het viel mij op dat de ChristenUnie in het onlangs gehouden debat over het vakantiehuis in Mozambique van Willem Alexander en Máxima zo omzichtig was en niet frontaal voor het koningshuis ging staan. Ik moest daarbij onwillekeurig denken aan Arie Slob, voorzitter van de ChristenUnie-fractie in de Tweede Kamer, die in mei van dit jaar voorstelde om de vier beelden van het monument in Rome voor de achttiende-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol alsnog naar Nederland te halen. Hoewel Slob, als Zwollenaar en historicus, natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van een van de beroemdste politici van zijn stad, brak hij toen als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij. Van der Capellen was immers inspirator van de Patriottenbeweging die te hoop liep tegen het stadhoudershuis van Oranje.
De ChristenUnie is als orthodox-protestantse partij zeer Oranjegezind, evenals haar voorgangers: het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). De kleur van het GPV was oranje, op verbondsvergaderingen werd altijd staande het Wilhelmus gezongen en ook Valerius Gedenck Clanck was populair. GPV-leider Piet Jongeling schreef onder het pseudoniem Piet Prins spannende kinderboeken over de Tachtigjarige Oorlog. Daarin liet hij duidelijk uitkomen dat God, Nederland en Oranje het onverbrekelijke vaderlandse driesnoer vormde.
Toen in 1966 provo met rookbommen en D’66 met voorstellen voor democratische vernieuwing de monarchie bedreigden, vergeleek Jongeling deze aanvallen met die van de patriotten in de achttiende eeuw. Die hadden de Oranjes in pamfletten en periodieken immers ook belachelijk gemaakt. Volgens Jongeling was het allerminst toeval dat Van der Capellens uit 1781 stammende, anoniem verschenen pamflet Aan het volk van Nederland in 1966 werd heruitgegeven. Zoals de patriotten erg op de hand van Frankrijk waren en volgens Jongeling wegbereiders waren van de Franse bezetting van 1795, zo zouden progressieve krachten Nederland overleveren aan de Sovjetunie. “O Nederland, let op u saeck!”
De visie van Jongeling was van grote invloed op de standpuntbepaling van zowel het GPV als de RPF. Toen de provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het tweehonderdjarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken, protesteerden beide partijen fel. De patriottenleider heette een landverrader en een revolutionair te zijn, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind en pleitte voor volkssoevereiniteit.
Ook GPV-kamerlid Bart Verbrugh, die in 1977 Jongeling was opgevolgd als fractieleider, moest niets van Van der Capellen hebben. Toen de regering zich begin 1981 kantte tegen een verzoek van een aantal CDA-parlementariërs om Van der Capellens standbeelden naar Nederland te laten overkomen, kreeg ze een complimentje van Verbrugh. De regering had zich volgens Verbrugh laten leiden door het oordeel van Groen van Prinsterer die Van der Capellen had betiteld als ‘een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was.’ M. Beinema, een van de vier CDA-kamerleden, wees dit als inlegkunde van de hand en verweet Verbrugh andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte te gunnen. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen, met zijn ongezouten kritiek op het Oranjehuis, ook niet de meest verdraagzame figuur was geweest.
Is de ChristenUnie nu een beetje republikeins geworden? Het lijkt mij van niet. Hooguit kan gezegd worden dat de partij minder waarde is gaan hechten aan de calvinistisch-orangistische visie op de geschiedenis, die in het verleden door vooral het GPV zo vurig was gepropageerd. Het gereformeerd geheugen, zo blijkt uit het gelijknamige boek dat onlangs werd gepresenteerd, neemt in rap tempo af. Gelukkig beweegt zich op dit terrein nog een aantal kritische historici dat de geschiedenis van mythen wil ontdoen. In dit verband zou het zijn toe te juichen dat, dankzij de steun van Slob, het feest voor Van der Capellen nu wél doorgaat en diens beelden na 225 jaar eindelijk naar Zwolle teruggaan. Waar ze thuishoren.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
11 november 2009
Dit is een bewerking van het artikel ‘Zwolse helden’ dat in mei 2009 in het Nederlands Dagblad verscheen.
Ewout Klei is historicus, schrijft een proefschrift over het GPV en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
Door: Ewout Klei
Het viel mij op dat de ChristenUnie in het onlangs gehouden debat over het vakantiehuis in Mozambique van Willem Alexander en Máxima zo omzichtig was en niet frontaal voor het koningshuis ging staan. Ik moest daarbij onwillekeurig denken aan Arie Slob, voorzitter van de ChristenUnie-fractie in de Tweede Kamer, die in mei van dit jaar voorstelde om de vier beelden van het monument in Rome voor de achttiende-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol alsnog naar Nederland te halen. Hoewel Slob, als Zwollenaar en historicus, natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van een van de beroemdste politici van zijn stad, brak hij toen als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij. Van der Capellen was immers inspirator van de Patriottenbeweging die te hoop liep tegen het stadhoudershuis van Oranje.
De ChristenUnie is als orthodox-protestantse partij zeer Oranjegezind, evenals haar voorgangers: het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). De kleur van het GPV was oranje, op verbondsvergaderingen werd altijd staande het Wilhelmus gezongen en ook Valerius Gedenck Clanck was populair. GPV-leider Piet Jongeling schreef onder het pseudoniem Piet Prins spannende kinderboeken over de Tachtigjarige Oorlog. Daarin liet hij duidelijk uitkomen dat God, Nederland en Oranje het onverbrekelijke vaderlandse driesnoer vormde.
Toen in 1966 provo met rookbommen en D’66 met voorstellen voor democratische vernieuwing de monarchie bedreigden, vergeleek Jongeling deze aanvallen met die van de patriotten in de achttiende eeuw. Die hadden de Oranjes in pamfletten en periodieken immers ook belachelijk gemaakt. Volgens Jongeling was het allerminst toeval dat Van der Capellens uit 1781 stammende, anoniem verschenen pamflet Aan het volk van Nederland in 1966 werd heruitgegeven. Zoals de patriotten erg op de hand van Frankrijk waren en volgens Jongeling wegbereiders waren van de Franse bezetting van 1795, zo zouden progressieve krachten Nederland overleveren aan de Sovjetunie. “O Nederland, let op u saeck!”
De visie van Jongeling was van grote invloed op de standpuntbepaling van zowel het GPV als de RPF. Toen de provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het tweehonderdjarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken, protesteerden beide partijen fel. De patriottenleider heette een landverrader en een revolutionair te zijn, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind en pleitte voor volkssoevereiniteit.
Ook GPV-kamerlid Bart Verbrugh, die in 1977 Jongeling was opgevolgd als fractieleider, moest niets van Van der Capellen hebben. Toen de regering zich begin 1981 kantte tegen een verzoek van een aantal CDA-parlementariërs om Van der Capellens standbeelden naar Nederland te laten overkomen, kreeg ze een complimentje van Verbrugh. De regering had zich volgens Verbrugh laten leiden door het oordeel van Groen van Prinsterer die Van der Capellen had betiteld als ‘een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was.’ M. Beinema, een van de vier CDA-kamerleden, wees dit als inlegkunde van de hand en verweet Verbrugh andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte te gunnen. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen, met zijn ongezouten kritiek op het Oranjehuis, ook niet de meest verdraagzame figuur was geweest.
Is de ChristenUnie nu een beetje republikeins geworden? Het lijkt mij van niet. Hooguit kan gezegd worden dat de partij minder waarde is gaan hechten aan de calvinistisch-orangistische visie op de geschiedenis, die in het verleden door vooral het GPV zo vurig was gepropageerd. Het gereformeerd geheugen, zo blijkt uit het gelijknamige boek dat onlangs werd gepresenteerd, neemt in rap tempo af. Gelukkig beweegt zich op dit terrein nog een aantal kritische historici dat de geschiedenis van mythen wil ontdoen. In dit verband zou het zijn toe te juichen dat, dankzij de steun van Slob, het feest voor Van der Capellen nu wél doorgaat en diens beelden na 225 jaar eindelijk naar Zwolle teruggaan. Waar ze thuishoren.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
11 november 2009
Dit is een bewerking van het artikel ‘Zwolse helden’ dat in mei 2009 in het Nederlands Dagblad verscheen.
Ewout Klei is historicus, schrijft een proefschrift over het GPV en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
woensdag, september 02, 2009
De synodalen achterna?
De synodalen achterna?
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/de-synodalen-achterna
Gaan de vrijgemaakt-gereformeerden dan toch de synodalen achterna, op de immer zo verfoeide weg van de secularisatie? Dreigt wat voormalig voorman Piet Jongeling bijna een halve eeuw geleden, kijkend naar de synodaal-gereformeerde kerk, 'het stille sterven' noemde? Deze prangende vragen stelt historicus Ewout Klei naar aanleiding van de aanstaande Kamper Schooldag die wordt geplaagd door gestaag teruglopende bezoekersaantallen.
Dit jaar wordt de Kamper Schooldag verplaatst van de woensdag naar de vrijdag. Ook het programma verandert. De reden is dat het aantal bezoekers de afgelopen tien jaar enorm is teruggelopen, van ruim tienduizend mensen in de jaren negentig naar nog geen drieduizend vorig jaar. De vrijgemaakt-gereformeerde Theologische Universiteit aan de Kamper Broederweg, die de schooldag organiseert, probeert er nog wat van te maken. Maar iedereen voelt dat het een aflopende zaak is. Wat eens de toogdag was voor alle vrijgemaakt-gereformeerden is nu een onderonsje van zestigplussers geworden. Sommigen zullen misschien met heimwee terugdenken aan die goeie oude tijd toen het GPV nog bestond en de kerken ook op zondagmiddag nog propvol zaten; de jeugd kon de vragen en antwoorden van de Heidelbergse catechismus nog opdreunen en hield zich verre van wereldgelijkvormige frivoliteiten als de EO-jongerendag. Maar tegenwoordig? Waar gaat het heen met onze wereld? vraagt menig vrijgemaakt-gereformeerde op leeftijd zich af. Gaan we dan toch de synodalen achterna?
De synodalen achterna – dit was jarenlang het spookbeeld dat verontrusten gebruikten om elke poging tot vernieuwing in de kiem te smoren. Ze beschouwden hun eigen kerk als de ware kerk. Na de Vrijmaking van 1944 kon het met de synodalen alleen maar fout gaan. In 1962 stelde Jongeling in een brochure het secularisatieproces onder de synodalen aan de kaak. Hoewel er in de jaren vijftig ogenschijnlijk weinig in de synodale wereld was veranderd, hadden intellectualisme en rationalisme sluipenderwijs terrein gewonnen. Jongeling noemde dit proces ‘het stille sterven’ en vergeleek dit met het lot van de bewoners van een eilandje in het radioactieve Nyassameer in Afrika. Die hadden niet door dat ze aan dodelijke straling blootstonden.
Jongeling kreeg gelijk. In de jaren zestig en zeventig verlinkste de gereformeerde wereld openlijk. De ARP werd ‘evangelisch radicaal’, de VU gaf Martin Luther King en C.F. Beyers Naudé een eredoctoraat; synodaal-gereformeerden als Mient Jan Faber speelden een belangrijke rol in de vredesbeweging, en tegen vrijzinnige theologen als Harry Kuitert en Herman Wiersinga bleven tuchtmaatregelen uit.
Terwijl de synodalen seculariseerden bleven de vrijgemaakten de tijdgeest trotseren. Het geheim van dit succes was de strakke organisatorische band met de kerk. In feite konden alleen vrijgemaakten lid worden van vrijgemaakte organisaties waardoor men voor ‘infiltranten’ werd behoed. In de jaren negentig kwam een einde aan dit isolement. De vrijgemaakten stapten van hun ware-kerk-denken af. Ging men na dertig jaar alsnog de synodalen achterna? Neen. De vrijgemaakte zuil is niet verdwenen, maar opgegaan in de ‘evangelisch-reformatorische zuil’ rondom EO en ChristenUnie. Het motief om zich bij deze zuil aan te sluiten was defensief. Om met het inmiddels opgeheven blad Bij de Tijd te spreken: een ‘warmere’ en ‘leukere’ kerk moest de vrijgemaakte jeugd weg houden van intellectualisme en rationalisme. Hoewel het blad zich afzette tegen het vrijgemaakte verleden waarschuwde het onbedoeld voor precies dezelfde gevaren als Jongeling destijds. Maar Bij de tijd stond een andere remedie voor.
De remedie had succes want de vrijgemaakte kerken zijn de synodalen nog niet achterna gegaan. Aan geloofswaarheden mag niet hardop worden getwijfeld. Toch zijn er aanwijzingen dat de secularisatie toeslaat, onder meer in de vorm van de tanende belangstelling voor de schooldag. Een godsdienstsociologisch onderzoek naar de opvattingen en gedragingen van vrijgemaakten (en ex-vrijgemaakten), waarin de invloed van secularisering, ontzuiling en evangelicalisering met elkaar worden vergeleken, kan meer inzicht in dit proces geven. Is het ‘stille sterven’, de synodalen achterna, dan toch onvermijdelijk?
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
2 september 2009
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/de-synodalen-achterna
Gaan de vrijgemaakt-gereformeerden dan toch de synodalen achterna, op de immer zo verfoeide weg van de secularisatie? Dreigt wat voormalig voorman Piet Jongeling bijna een halve eeuw geleden, kijkend naar de synodaal-gereformeerde kerk, 'het stille sterven' noemde? Deze prangende vragen stelt historicus Ewout Klei naar aanleiding van de aanstaande Kamper Schooldag die wordt geplaagd door gestaag teruglopende bezoekersaantallen.
Dit jaar wordt de Kamper Schooldag verplaatst van de woensdag naar de vrijdag. Ook het programma verandert. De reden is dat het aantal bezoekers de afgelopen tien jaar enorm is teruggelopen, van ruim tienduizend mensen in de jaren negentig naar nog geen drieduizend vorig jaar. De vrijgemaakt-gereformeerde Theologische Universiteit aan de Kamper Broederweg, die de schooldag organiseert, probeert er nog wat van te maken. Maar iedereen voelt dat het een aflopende zaak is. Wat eens de toogdag was voor alle vrijgemaakt-gereformeerden is nu een onderonsje van zestigplussers geworden. Sommigen zullen misschien met heimwee terugdenken aan die goeie oude tijd toen het GPV nog bestond en de kerken ook op zondagmiddag nog propvol zaten; de jeugd kon de vragen en antwoorden van de Heidelbergse catechismus nog opdreunen en hield zich verre van wereldgelijkvormige frivoliteiten als de EO-jongerendag. Maar tegenwoordig? Waar gaat het heen met onze wereld? vraagt menig vrijgemaakt-gereformeerde op leeftijd zich af. Gaan we dan toch de synodalen achterna?
De synodalen achterna – dit was jarenlang het spookbeeld dat verontrusten gebruikten om elke poging tot vernieuwing in de kiem te smoren. Ze beschouwden hun eigen kerk als de ware kerk. Na de Vrijmaking van 1944 kon het met de synodalen alleen maar fout gaan. In 1962 stelde Jongeling in een brochure het secularisatieproces onder de synodalen aan de kaak. Hoewel er in de jaren vijftig ogenschijnlijk weinig in de synodale wereld was veranderd, hadden intellectualisme en rationalisme sluipenderwijs terrein gewonnen. Jongeling noemde dit proces ‘het stille sterven’ en vergeleek dit met het lot van de bewoners van een eilandje in het radioactieve Nyassameer in Afrika. Die hadden niet door dat ze aan dodelijke straling blootstonden.
Jongeling kreeg gelijk. In de jaren zestig en zeventig verlinkste de gereformeerde wereld openlijk. De ARP werd ‘evangelisch radicaal’, de VU gaf Martin Luther King en C.F. Beyers Naudé een eredoctoraat; synodaal-gereformeerden als Mient Jan Faber speelden een belangrijke rol in de vredesbeweging, en tegen vrijzinnige theologen als Harry Kuitert en Herman Wiersinga bleven tuchtmaatregelen uit.
Terwijl de synodalen seculariseerden bleven de vrijgemaakten de tijdgeest trotseren. Het geheim van dit succes was de strakke organisatorische band met de kerk. In feite konden alleen vrijgemaakten lid worden van vrijgemaakte organisaties waardoor men voor ‘infiltranten’ werd behoed. In de jaren negentig kwam een einde aan dit isolement. De vrijgemaakten stapten van hun ware-kerk-denken af. Ging men na dertig jaar alsnog de synodalen achterna? Neen. De vrijgemaakte zuil is niet verdwenen, maar opgegaan in de ‘evangelisch-reformatorische zuil’ rondom EO en ChristenUnie. Het motief om zich bij deze zuil aan te sluiten was defensief. Om met het inmiddels opgeheven blad Bij de Tijd te spreken: een ‘warmere’ en ‘leukere’ kerk moest de vrijgemaakte jeugd weg houden van intellectualisme en rationalisme. Hoewel het blad zich afzette tegen het vrijgemaakte verleden waarschuwde het onbedoeld voor precies dezelfde gevaren als Jongeling destijds. Maar Bij de tijd stond een andere remedie voor.
De remedie had succes want de vrijgemaakte kerken zijn de synodalen nog niet achterna gegaan. Aan geloofswaarheden mag niet hardop worden getwijfeld. Toch zijn er aanwijzingen dat de secularisatie toeslaat, onder meer in de vorm van de tanende belangstelling voor de schooldag. Een godsdienstsociologisch onderzoek naar de opvattingen en gedragingen van vrijgemaakten (en ex-vrijgemaakten), waarin de invloed van secularisering, ontzuiling en evangelicalisering met elkaar worden vergeleken, kan meer inzicht in dit proces geven. Is het ‘stille sterven’, de synodalen achterna, dan toch onvermijdelijk?
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
2 september 2009
maandag, juli 13, 2009
Liever dood dan rood
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/liever-rood-dan-dood
Historicus Ewout Klei over het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie, een rechts actiecentrum in de linkse jaren zeventig en tachtig.
In de zomer van 2008 werd in de Nederlandse pers heftig gediscussieerd over het linkse actiewezen van de jaren tachtig. Aanleiding was de autobiografie Klimaatactivist in de politiek van Wijnand Duyvendak. De GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het ministerie van economische zaken. Toen vervolgens bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! medeverantwoordelijk was geweest voor het terroriseren van enkele ambtenaren was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als kamerlid.
Het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat van de jaren zeventig bracht echter niet alleen links-activisme voort. Rechts Nederland zat ook het nodige dwars: het sociaal-economische beleid van het kabinet-Den Uyl, de selectieve verontwaardiging van PPR en PSP (wel protesteren tegen de apartheid maar zwijgen over communistische wandaden), overheidssubsidies voor linkse actie- en solidariteitscomités die zich inzetten voor zaken als ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld.Tegen deze achtergrond werd in 1977 het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) opgericht, een in Groningen gevestigde vrijgemaakt-gereformeerde wereldwinkel en actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
CLIC gaf tegenvoorlichting. Meteen in het jaar van oprichting bond het centrum de strijd aan tegen de Boycot Outspan Aktie. De gewraakte Zuid-Afrikaanse sinaasappelen lagen bij CLIC pontificaal in de winkel. Begin jaren tachtig keerde CLIC zich tegen de vredesbeweging en verspreidde het brochures van het ICTO, de rechtse tegenhanger van het IKV. Ook bracht het centrum stickers en posters van het ultrarechtse Oud-Strijders Legioen aan de man, zoals ‘Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!’ en ‘”Liever rood dan dood,” zei de kreeft voordat hij werd gekookt’. Voorts richtte CLIC de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden op, een orthodox-protestants alternatief voor Amnesty International dat zich vooral inzette voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. Een dochterorganisatie van de stichting was Dorkas International, tegenwoordig bekend als zelfstandige hulporganisatie.
Het ‘reactionaire broeinest’ CLIC, zoals de voorzitter het centrum eens betitelde, was een provocatie aan het adres van linkse actievoerders in Groningen. Op hun beurt bekladden zij de winkel met linkse leuzen (‘CLIC = fascisme’), schreven dreigbrieven en gooiden de winkelruit een paar keer met een baksteen in. Het blad Bluf! deed uitgebreid verslag van deze ‘aanslagen’, zoals op 12 september 1985:
In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. [...] Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL, en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben!
Naar aanleiding van deze artikelen stelde GPV-Kamerlid Gert Schutte in november 1985 kamervragen over Bluf! Justitieminister Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen te delen. Het blad maakte zich soms schuldig aan strafbare uitlatingen, reden voor het openbaar ministerie Bluf! in de gaten te houden. Maar de polarisatie zette niet door. Idealisme en ideologische gedrevenheid vervlogen in de tweede helft van de jaren tachtig. CLIC vergrijsde. Er resteerde een ‘klein getal der vromen’ dat het bestaan van het centrum tot 2007 wist te rekken.
Tijd om de balans op te maken. In het debat over de jaren tachtig, dat in 2008 woedde, leek het te gaan om een afrekening met links. Vooral De Telegraaf vond het nodig Duyvendak en de zijnen aan de schandpaal te nagelen. Voor een historisch-wetenschappelijke evaluatie van deze periode dient echter ook naar de polarisatie van rechts te worden gekeken. Het was actie en reactie; polarisatie werd door beide kampen versterkt. De taak van de historicus moet dan ook niet zijn voor links of rechts partij te kiezen, maar de politieke cultuur goed in kaart te brengen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
8 juli 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
Historicus Ewout Klei over het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie, een rechts actiecentrum in de linkse jaren zeventig en tachtig.
In de zomer van 2008 werd in de Nederlandse pers heftig gediscussieerd over het linkse actiewezen van de jaren tachtig. Aanleiding was de autobiografie Klimaatactivist in de politiek van Wijnand Duyvendak. De GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het ministerie van economische zaken. Toen vervolgens bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! medeverantwoordelijk was geweest voor het terroriseren van enkele ambtenaren was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als kamerlid.
Het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat van de jaren zeventig bracht echter niet alleen links-activisme voort. Rechts Nederland zat ook het nodige dwars: het sociaal-economische beleid van het kabinet-Den Uyl, de selectieve verontwaardiging van PPR en PSP (wel protesteren tegen de apartheid maar zwijgen over communistische wandaden), overheidssubsidies voor linkse actie- en solidariteitscomités die zich inzetten voor zaken als ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld.Tegen deze achtergrond werd in 1977 het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) opgericht, een in Groningen gevestigde vrijgemaakt-gereformeerde wereldwinkel en actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
CLIC gaf tegenvoorlichting. Meteen in het jaar van oprichting bond het centrum de strijd aan tegen de Boycot Outspan Aktie. De gewraakte Zuid-Afrikaanse sinaasappelen lagen bij CLIC pontificaal in de winkel. Begin jaren tachtig keerde CLIC zich tegen de vredesbeweging en verspreidde het brochures van het ICTO, de rechtse tegenhanger van het IKV. Ook bracht het centrum stickers en posters van het ultrarechtse Oud-Strijders Legioen aan de man, zoals ‘Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!’ en ‘”Liever rood dan dood,” zei de kreeft voordat hij werd gekookt’. Voorts richtte CLIC de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden op, een orthodox-protestants alternatief voor Amnesty International dat zich vooral inzette voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. Een dochterorganisatie van de stichting was Dorkas International, tegenwoordig bekend als zelfstandige hulporganisatie.
Het ‘reactionaire broeinest’ CLIC, zoals de voorzitter het centrum eens betitelde, was een provocatie aan het adres van linkse actievoerders in Groningen. Op hun beurt bekladden zij de winkel met linkse leuzen (‘CLIC = fascisme’), schreven dreigbrieven en gooiden de winkelruit een paar keer met een baksteen in. Het blad Bluf! deed uitgebreid verslag van deze ‘aanslagen’, zoals op 12 september 1985:
In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. [...] Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL, en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben!
Naar aanleiding van deze artikelen stelde GPV-Kamerlid Gert Schutte in november 1985 kamervragen over Bluf! Justitieminister Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen te delen. Het blad maakte zich soms schuldig aan strafbare uitlatingen, reden voor het openbaar ministerie Bluf! in de gaten te houden. Maar de polarisatie zette niet door. Idealisme en ideologische gedrevenheid vervlogen in de tweede helft van de jaren tachtig. CLIC vergrijsde. Er resteerde een ‘klein getal der vromen’ dat het bestaan van het centrum tot 2007 wist te rekken.
Tijd om de balans op te maken. In het debat over de jaren tachtig, dat in 2008 woedde, leek het te gaan om een afrekening met links. Vooral De Telegraaf vond het nodig Duyvendak en de zijnen aan de schandpaal te nagelen. Voor een historisch-wetenschappelijke evaluatie van deze periode dient echter ook naar de polarisatie van rechts te worden gekeken. Het was actie en reactie; polarisatie werd door beide kampen versterkt. De taak van de historicus moet dan ook niet zijn voor links of rechts partij te kiezen, maar de politieke cultuur goed in kaart te brengen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
8 juli 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
Winnaar prijsvraag Pieter Jongeling bekend
Winnaar prijsvraag Pieter Jongeling bekend
van onze redactie internet
Op 13 april lanceerde de website van het Nederlands Dagblad een prijsvraag over Pieter Jongeling (1909-1985), naar aanleiding van de publicatie van het boek Zonder twijfel, de biografie van de toen honderd jaar geleden geboren GPV-politicus.
http://www.nd.nl/artikelen/2009/juni/27/winnaar-prijsvraag-pieter-jongeling-bekend
van onze redactie internet
Op 13 april lanceerde de website van het Nederlands Dagblad een prijsvraag over Pieter Jongeling (1909-1985), naar aanleiding van de publicatie van het boek Zonder twijfel, de biografie van de toen honderd jaar geleden geboren GPV-politicus.
http://www.nd.nl/artikelen/2009/juni/27/winnaar-prijsvraag-pieter-jongeling-bekend
maandag, mei 25, 2009
Zwolse helden
Zwolse helden
Door: Ewout Klei
Afgelopen zaterdag las ik in het Nederlands Dagblad dat ChristenUnie-Kamerlid Arie Slob Kamervragen had gesteld om de vier beelden in Rome voor het monument voor de 18-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) alsnog naar Nederland te halen. Hierover ben ik lichtelijk verbaasd. Hoewel Slob als Zwollenaar en historicus natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van één van de beroemdste politici van zijn stad breekt hij als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij.
Toen de Provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het 200-jarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken protesteerden de voorgangers van de ChristenUnie – het Gereformeerd Politiek Verbond en de Reformatorische Politieke Federatie – hier fel tegen. De patriottenleider Van der Capellen zou, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind van de prinsen van Oranje en pleitte voor volkssoevereiniteit, een landverrader en een revolutionair zijn. Met 37 stemmen voor en 25 tegen besloten de Staten echter om de herdenking wel te laten doorgaan.
Ook GPV-Kamerlid Bart Verbrugh moest niets van Van der Capellen hebben. Op 22 oktober 1980 hadden vier CDA-parlementariërs Kamervragen gesteld over de vier standbeelden en de regering verzocht om ze alsnog naar Nederland te laten overkomen. De regering voelde hier (wellicht om financiële redenen) echter weinig voor en kreeg op 28 januari 1981 daarom een complimentje van Verbrugh. De regering liet zich volgens hem leiden door het oordeel van de christen-historicus G. Groen van Prinsterer, die Van der Capellen betitelde als “een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was”. M. Beinema, mede-indiener van de Kamervragen over de standbeelden in Rome, protesteerde tegen deze uitleg. Verbrugh schreef de minister motieven toe die hij niet had en zou verder aan andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte willen geven. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen ontzettend op het Oranjehuis had gescholden en dus zelf ook niet de meest verdraagzame figuur was.
Dat uitgerekend een ChristenUnie-Kamerlid zich nu dus voor de standbeelden inzet is opmerkelijk. Door Kamervragen te stellen breekt Slob immers een beetje met de orangistische visie op de Nederlandse geschiedenis die in het verleden door vooral het GPV zo vurig is uitgedragen. Hopelijk gaat het feest nu wel door en komen de beelden na 225 jaar eindelijk in Zwolle aan, waar ze thuishoren.
Ewout Klei is historicus en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
Door: Ewout Klei
Afgelopen zaterdag las ik in het Nederlands Dagblad dat ChristenUnie-Kamerlid Arie Slob Kamervragen had gesteld om de vier beelden in Rome voor het monument voor de 18-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) alsnog naar Nederland te halen. Hierover ben ik lichtelijk verbaasd. Hoewel Slob als Zwollenaar en historicus natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van één van de beroemdste politici van zijn stad breekt hij als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij.
Toen de Provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het 200-jarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken protesteerden de voorgangers van de ChristenUnie – het Gereformeerd Politiek Verbond en de Reformatorische Politieke Federatie – hier fel tegen. De patriottenleider Van der Capellen zou, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind van de prinsen van Oranje en pleitte voor volkssoevereiniteit, een landverrader en een revolutionair zijn. Met 37 stemmen voor en 25 tegen besloten de Staten echter om de herdenking wel te laten doorgaan.
Ook GPV-Kamerlid Bart Verbrugh moest niets van Van der Capellen hebben. Op 22 oktober 1980 hadden vier CDA-parlementariërs Kamervragen gesteld over de vier standbeelden en de regering verzocht om ze alsnog naar Nederland te laten overkomen. De regering voelde hier (wellicht om financiële redenen) echter weinig voor en kreeg op 28 januari 1981 daarom een complimentje van Verbrugh. De regering liet zich volgens hem leiden door het oordeel van de christen-historicus G. Groen van Prinsterer, die Van der Capellen betitelde als “een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was”. M. Beinema, mede-indiener van de Kamervragen over de standbeelden in Rome, protesteerde tegen deze uitleg. Verbrugh schreef de minister motieven toe die hij niet had en zou verder aan andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte willen geven. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen ontzettend op het Oranjehuis had gescholden en dus zelf ook niet de meest verdraagzame figuur was.
Dat uitgerekend een ChristenUnie-Kamerlid zich nu dus voor de standbeelden inzet is opmerkelijk. Door Kamervragen te stellen breekt Slob immers een beetje met de orangistische visie op de Nederlandse geschiedenis die in het verleden door vooral het GPV zo vurig is uitgedragen. Hopelijk gaat het feest nu wel door en komen de beelden na 225 jaar eindelijk in Zwolle aan, waar ze thuishoren.
Ewout Klei is historicus en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
zondag, mei 10, 2009
Eenheid en verdeeldheid van de orthodoxie in de negentiende eeuw
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/eenheid-en-verdeeldheid-van-de-orthodoxie-de-negentiende-eeuw
Historicus Ewout Klei bespreekt A. Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900). Wereldbibliotheek Amsterdam 2009 ISBN 9789028422803 344 pagina’s 19,90 euro
In haar proefschrift Christelijke vaderlanders betoogt historica Annemarie Houkes dat het moderne maatschappelijke leven in Nederland eerder geworteld is in religie dan in politiek. Na de scheiding van kerk en staat in 1848 zorgde religie voor de betrokkenheid van burgers bij politieke en maatschappelijke vraagstukken en voor de integratie van nieuwe groepen burgers in het publieke domein. De orthodox-protestanten staan in haar onderzoek centraal. Ze werden in de loop van de negentiende eeuw een maatschappelijke gemeenschap met een duidelijk wij-gevoel die via verschillende activiteiten een stempel op de samenleving probeerde te drukken. Aanvankelijk organiseerden de orthodox-protestanten zich alleen in de kerk en maatschappelijke organisaties. Pas later kwam de politiek in beeld.
Vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw werden allerlei orthodox-protestantse verenigingen opgericht die zich bezighielden met filantropie, evangelisatie en zending. Het ging niet zozeer om het verbeteren van de materiële levensstandaard maar om morele opvoeding en bekering tot het orthodoxe geloof, dat het ware geloof zou zijn. Orthodox-protestanten begonnen een gemeenschap van gelijkgezinden te vormen. De orthodox-protestantse gemeenschap werd het duidelijkst verbeeld in zendingsfeesten die manifestaties van macht en orthodoxe zelfbevestiging waren. De orthodoxen zagen zichzelf enerzijds als een groep die in Nederland werd onderdrukt: ze hadden geen zitting in het door liberalen gedomineerde bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar aan de andere kant beschouwden de kleine luyden zich als het ware volk van God, het nieuwe Israël.
Dat de liberale pers zo negatief was over deze zendingsfeesten had volgens Houkes te maken met de angst voor de potentiële macht van de orthodoxen. Hiermee kregen de liberalen in 1867 voor het eerst te maken toen in de hervormde kerk het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. De orthodoxen wonnen de verkiezingen en kregen zelfs de grote steden in handen. Politisering en polarisatie waren het gevolg. Kerkelijke kiesverenigingen werden opgericht en Abraham Kuyper en zijn aanhangers begonnen hun strijd tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk.
Door zijn ramkoers kwam Kuyper in conflict met de vrijzinnigen, maar ook met orthodoxen die het niet eens waren met zijn agressieve stijl van optreden. Nadat Kuyper en zijn ‘gereformeerden’ de hervormde kerk in 1886 hadden verlaten ontwikkelden enkele hervormde theologen het concept van de ‘volkskerk’ waarin zowel orthodoxen als vrijzinnigen hun plek hadden. Politiek leidde de doleantie ook tot andere keuzen. Gereformeerden stemden op de strijdbare Antirevolutionaire Partij, hervormden op de gemoedelijke Christelijk-Historische Unie. Hervormden hadden niet zoveel op met politieke strijd en vonden inwendige zending en maatschappelijk hulpbetoon belangrijker. Dankzij de inzet van hervormden werd in 1911 een wet ter bestrijding van de zedeloosheid aangenomen waarin onder andere het bordeelverbod was opgenomen.
De dissertatie van Houkes is origineel en laat zien dat politieke - en religiegeschiedenis elkaar soms behoorlijk kunnen overlappen. Religie was in de tweede helft van de negentiende eeuw een belangrijke factor in politiek en maatschappij – niet louter conservatief, omdat de hervormde kerk met de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1867 de Nederlandse staat precies vijftig jaar vooruit was. Houkes laat zien dat religie ook een belangrijke rol speelde bij de vorming van de natiestaat. Naast het individualistische liberale burgerschap ontstond ook een christelijk burgerschap, met een andere visie op hoe men een goede vaderlander kon zijn. Hoewel ondergetekende vanwege het exclusieve karakter van het christelijk burgerschap (goede Nederlandse burgers zijn christelijke burgers) meer sympathie heeft voor de inclusieve liberale visie, is de grote verdienste van de christelijke visie dat een nieuwe groep mensen politiek en maatschappelijk integreerde. Toch zorgde de grote nadruk van sommige orthodoxen op zuiverheid, vooral gepredikt door Kuyper, voor een nieuwe scheidslijn in de maatschappij. Nederland werd een verzuild land waarin elke religieuze en ideologische groep een eigen minisamenleving creëerde. Pas in de jaren zestig zou dit veranderen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
6 mei 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
Historicus Ewout Klei bespreekt A. Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900). Wereldbibliotheek Amsterdam 2009 ISBN 9789028422803 344 pagina’s 19,90 euro
In haar proefschrift Christelijke vaderlanders betoogt historica Annemarie Houkes dat het moderne maatschappelijke leven in Nederland eerder geworteld is in religie dan in politiek. Na de scheiding van kerk en staat in 1848 zorgde religie voor de betrokkenheid van burgers bij politieke en maatschappelijke vraagstukken en voor de integratie van nieuwe groepen burgers in het publieke domein. De orthodox-protestanten staan in haar onderzoek centraal. Ze werden in de loop van de negentiende eeuw een maatschappelijke gemeenschap met een duidelijk wij-gevoel die via verschillende activiteiten een stempel op de samenleving probeerde te drukken. Aanvankelijk organiseerden de orthodox-protestanten zich alleen in de kerk en maatschappelijke organisaties. Pas later kwam de politiek in beeld.
Vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw werden allerlei orthodox-protestantse verenigingen opgericht die zich bezighielden met filantropie, evangelisatie en zending. Het ging niet zozeer om het verbeteren van de materiële levensstandaard maar om morele opvoeding en bekering tot het orthodoxe geloof, dat het ware geloof zou zijn. Orthodox-protestanten begonnen een gemeenschap van gelijkgezinden te vormen. De orthodox-protestantse gemeenschap werd het duidelijkst verbeeld in zendingsfeesten die manifestaties van macht en orthodoxe zelfbevestiging waren. De orthodoxen zagen zichzelf enerzijds als een groep die in Nederland werd onderdrukt: ze hadden geen zitting in het door liberalen gedomineerde bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar aan de andere kant beschouwden de kleine luyden zich als het ware volk van God, het nieuwe Israël.
Dat de liberale pers zo negatief was over deze zendingsfeesten had volgens Houkes te maken met de angst voor de potentiële macht van de orthodoxen. Hiermee kregen de liberalen in 1867 voor het eerst te maken toen in de hervormde kerk het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. De orthodoxen wonnen de verkiezingen en kregen zelfs de grote steden in handen. Politisering en polarisatie waren het gevolg. Kerkelijke kiesverenigingen werden opgericht en Abraham Kuyper en zijn aanhangers begonnen hun strijd tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk.
Door zijn ramkoers kwam Kuyper in conflict met de vrijzinnigen, maar ook met orthodoxen die het niet eens waren met zijn agressieve stijl van optreden. Nadat Kuyper en zijn ‘gereformeerden’ de hervormde kerk in 1886 hadden verlaten ontwikkelden enkele hervormde theologen het concept van de ‘volkskerk’ waarin zowel orthodoxen als vrijzinnigen hun plek hadden. Politiek leidde de doleantie ook tot andere keuzen. Gereformeerden stemden op de strijdbare Antirevolutionaire Partij, hervormden op de gemoedelijke Christelijk-Historische Unie. Hervormden hadden niet zoveel op met politieke strijd en vonden inwendige zending en maatschappelijk hulpbetoon belangrijker. Dankzij de inzet van hervormden werd in 1911 een wet ter bestrijding van de zedeloosheid aangenomen waarin onder andere het bordeelverbod was opgenomen.
De dissertatie van Houkes is origineel en laat zien dat politieke - en religiegeschiedenis elkaar soms behoorlijk kunnen overlappen. Religie was in de tweede helft van de negentiende eeuw een belangrijke factor in politiek en maatschappij – niet louter conservatief, omdat de hervormde kerk met de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1867 de Nederlandse staat precies vijftig jaar vooruit was. Houkes laat zien dat religie ook een belangrijke rol speelde bij de vorming van de natiestaat. Naast het individualistische liberale burgerschap ontstond ook een christelijk burgerschap, met een andere visie op hoe men een goede vaderlander kon zijn. Hoewel ondergetekende vanwege het exclusieve karakter van het christelijk burgerschap (goede Nederlandse burgers zijn christelijke burgers) meer sympathie heeft voor de inclusieve liberale visie, is de grote verdienste van de christelijke visie dat een nieuwe groep mensen politiek en maatschappelijk integreerde. Toch zorgde de grote nadruk van sommige orthodoxen op zuiverheid, vooral gepredikt door Kuyper, voor een nieuwe scheidslijn in de maatschappij. Nederland werd een verzuild land waarin elke religieuze en ideologische groep een eigen minisamenleving creëerde. Pas in de jaren zestig zou dit veranderen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
6 mei 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
zondag, april 12, 2009
Pieter Jongeling, boegbeeld van het vrijgemaakte leven
donderdag, april 09, 2009
110% anti-Wilders
http://www.conservatismeweb.nl/node/490 en http://www.conservatismeweb.nl/node/490
Auteur: onbekend
Dat de intellectuele en politieke elite van Nederland zich nog altijd geen raad weet met Wilders en zijn achterban werd ook deze week weer pijnlijk duidelijk (+3 zetels in de peilingen voor de PVV deze week?).
Ditmaal was het de beurt aan het CDA om het cordon sanitair rond Wilders verder vorm te geven. Voorzitter Van Heeswijk had, zoals de CDA traditie voorschrijft, gesteld dat het CDA geen enkele coalitie uitsluit. Hij heeft het geweten. Hij heeft zijn uitspraken onder druk van de lieve vrede moeten terugnemen. Het CDA heeft namelijk nogal wat moslims en politiek correcten in de fractie. Zij wijzen een coalitie op voorhand principieel af. Dit soort anti-democratische terreur dient het CDA in mijn ogen principieel af te wijzen. Uberhaupt hebben moslims niks te zoeken bij een christelijke partij, laat ze hun eigen partij oprichten. “Kamerleden zouden uit de fractie stappen en leden de partij verlaten.” Prima, aan dat soort 50-ers en moslims heb je toch niets. Die kunnen dan fijn samen de PVWN oprichten, partij voor wegkijken en negeren. Probleem opgelost.
Dan was er ook nog minister Verhagen die vindt dat Wilders verdeeldheid zaait. Tja, so what? Had een punt toen hij zei: ,,Alsof we bang moeten zijn voor iemand, alsof we een ander moeten bestrijden, enkel en alleen vanwege zijn geloof'' Dat is ook waar Wilders uit de bocht vliegt. Verder niet zoveel mis met het optreden van de minister, hij bestrijdt Wilders op een redelijke manier.
Dit waren niet de enige incidenten. Ephimenco heeft er een briljant stukje over geschreven in Trouw met de toepasselijke naam Adolf Wilders. Pechtold zou bij een kabinet Wilders in plaats van oppositie bieden juist gaan emigreren. Wat een laffe tak! Ook hier weer het dedain tegenover het (pvv) electoraat. En historicus Ewout Klei kon het gister in Trouw niet laten om weer even de opkomst van Wilders met de opkomst van Hitler te vergelijken. Een regelrecht gotspe. Ephimenco: “Mijn advies aan Pechtold en Klei: koop gewoon wat advertentieruimte. De tekst? ‘Zoek nette idealist al dan niet met liefde voor dieren voor urgent karwei. Sollicitatiegesprekken na 18 uur op parking Mediapark.’”
Touché!
Auteur: onbekend
Dat de intellectuele en politieke elite van Nederland zich nog altijd geen raad weet met Wilders en zijn achterban werd ook deze week weer pijnlijk duidelijk (+3 zetels in de peilingen voor de PVV deze week?).
Ditmaal was het de beurt aan het CDA om het cordon sanitair rond Wilders verder vorm te geven. Voorzitter Van Heeswijk had, zoals de CDA traditie voorschrijft, gesteld dat het CDA geen enkele coalitie uitsluit. Hij heeft het geweten. Hij heeft zijn uitspraken onder druk van de lieve vrede moeten terugnemen. Het CDA heeft namelijk nogal wat moslims en politiek correcten in de fractie. Zij wijzen een coalitie op voorhand principieel af. Dit soort anti-democratische terreur dient het CDA in mijn ogen principieel af te wijzen. Uberhaupt hebben moslims niks te zoeken bij een christelijke partij, laat ze hun eigen partij oprichten. “Kamerleden zouden uit de fractie stappen en leden de partij verlaten.” Prima, aan dat soort 50-ers en moslims heb je toch niets. Die kunnen dan fijn samen de PVWN oprichten, partij voor wegkijken en negeren. Probleem opgelost.
Dan was er ook nog minister Verhagen die vindt dat Wilders verdeeldheid zaait. Tja, so what? Had een punt toen hij zei: ,,Alsof we bang moeten zijn voor iemand, alsof we een ander moeten bestrijden, enkel en alleen vanwege zijn geloof'' Dat is ook waar Wilders uit de bocht vliegt. Verder niet zoveel mis met het optreden van de minister, hij bestrijdt Wilders op een redelijke manier.
Dit waren niet de enige incidenten. Ephimenco heeft er een briljant stukje over geschreven in Trouw met de toepasselijke naam Adolf Wilders. Pechtold zou bij een kabinet Wilders in plaats van oppositie bieden juist gaan emigreren. Wat een laffe tak! Ook hier weer het dedain tegenover het (pvv) electoraat. En historicus Ewout Klei kon het gister in Trouw niet laten om weer even de opkomst van Wilders met de opkomst van Hitler te vergelijken. Een regelrecht gotspe. Ephimenco: “Mijn advies aan Pechtold en Klei: koop gewoon wat advertentieruimte. De tekst? ‘Zoek nette idealist al dan niet met liefde voor dieren voor urgent karwei. Sollicitatiegesprekken na 18 uur op parking Mediapark.’”
Touché!
woensdag, april 08, 2009
Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Trouw, Podium, 8 april 2008. http://www.trouw.nl/opinie/podium/article2377918.ece/Wilders_accepteert_niemand__ook_geen_CDA_.html
Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Ewout Klei, historicus, schrijft proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond
De PVV mag dan in de peilingen de grootste zijn, maar om te regeren moet je compromissen sluiten. Dat dreigt te falen, want Wilders bedrijft antipolitiek.
De instabiliteit van ons huidige politieke bestel komt misschien wel het duidelijkst tot uitdrukking in de wekelijkse opiniepeilingen van Maurice de Hond, die meent te weten wat het volk van Nederland wil.
Met name de VVD lijkt door de opiniepeilingen haar zelfvertrouwen te zijn kwijtgeraakt. Mark Rutte probeert met populistische proefballonnetjes die de liberale principes verloochenen het ’volk’ te paaien, dat echter liever gaat voor het rechtse origineel: de PVV van Geert Wilders die in de peilingen van De Hond de grootste partij is geworden met 32 zetels. In Trouw schreef columnist Hans Goslinga dat een kabinet van CDA en PVV geen hersenschim meer is. Voor het CDA zou nog steeds de uit 1925 stammende Nolens-doctrine gelden, namelijk dat er alleen in uiterste noodzaak wordt geregeerd met de sociaal-democraten en dat de christen-democraten liever met anderen in zee gaan. Maar kan er met de PVV, ondanks de peilingen, dan wél een partij worden geregeerd? En is er een redelijk alternatief voor de ’Venlose Variant’ van CDA en PVV?
Om te regeren moet een partij compromissen sluiten. Nederland heeft sinds 1918 een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Geen enkele partij heeft ooit de helft + 1 zetel gehaald. De PvdA trachtte dit in de jaren zeventig te doorbreken door van te voren met D66 en PPR een schaduwkabinet te vormen dat het program Keerpunt ’72 moest uitvoeren. Het in 1973 aan de macht gekomen kabinet-Den Uyl moest het echter ook doen met de gedoogsteun van KVP en ARP, waardoor revolutionaire veranderingen uitbleven.
Ook Geert Wilders moet, behalve als zijn partij 76 zetels haalt, compromissen sluiten met andere partijen als hij aan de regeringstafel wil aanschuiven. Zo werkt dat. De Wilderianen zeggen wel dat het ’volk’ spreekt en Wilders als premier wil, maar de meerderheid van de kiezers, 118 zetels, ziet dat nog steeds niet zitten. Bovendien is de gedachte dat de grootste partij de minister-president levert geen absolute regel. In de jaren vijftig was de KVP de grootste partij maar leverde de PvdA de premier. In 1966 was Jelle Zijlstra van de kleine ARP premier, van 1971 tot 1973 Barend Biesheuvel van diezelfde ARP en in 1977 en 1982 werd de PvdA de grootste, maar kwam de partij, door de onredelijke opstelling van Den Uyl, niet in de regering.
Zal Wilders water bij de wijn doen? Het lijkt mij van niet. Het succes van de PVV steunt op de antipolitiek, het verzet tegen het establishment, het weglopen van discussies en het doen van onredelijke voorstellen die in strijd zijn met onze democratische rechtsstaat. Met de film Fitna, de vergelijking van de Koran met Mein Kampf en de oproep om Marokkaanse reljongeren door hun kniebanden te schieten plaatst Wilders zich buiten de parlementaire orde. Wilderianen zullen dit wellicht opvatten als een poging om Wilders te demoniseren, maar in 1933 ging het in Duitsland behoorlijk fout toen de gematigd rechtse partijen besloten om met de grote winnaar van de verkiezingen, de antiparlementaire NSDAP van Hitler, samen te werken.
Is er een alternatief straks? Het is allereerst maar de vraag of de peilingen werkelijkheid worden. Van de twintig virtuele zetels van Trots op Nederland is er nu nog maar één over en dat kan de PVV ook overkomen. Aan de verkiezingen gaan debatten vooraf. Wilders kan niet discussiëren, en zal dus door de mand vallen. Of hij moet straks alle verkiezingsdebatten boycotten. Maar zal zijn ’volk’ daar intrappen?
Verder zijn er ook andere opiniepeilingen, zoals bijvoorbeeld de Politieke Barometer: www.politiekebarometer.nl. Uit de laatste peilingen blijkt dat het CDA nog steeds groter is dan de PVV – 35 zetels tegenover 24 – en nog veel interessanter, dat CDA, PvdA en D66 samen een parlementaire meerderheid hebben, namelijk 35 + 28 + 13 zetels = 76 zetels. Misschien kan GroenLinks dit nog aanvullen, hoewel een kabinet van vier partijen nu niet bepaald stabiel is.
Omdat de VVD op dit moment erg met zichzelf bezig is en nog steeds te veel luistert naar de populisten, is een nieuw paars kabinet onmogelijk. Vanwege het stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijven de christen-democraten voorlopig in het centrum van de macht. Hoewel het CDA niet van harte met de PvdA regeert is er nu geen redelijk alternatief. Zeker met de Venlose Variant als nachtmerriescenario blijft de uiterste noodzaak wellicht de enige mogelijkheid.
Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Ewout Klei, historicus, schrijft proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond
De PVV mag dan in de peilingen de grootste zijn, maar om te regeren moet je compromissen sluiten. Dat dreigt te falen, want Wilders bedrijft antipolitiek.
De instabiliteit van ons huidige politieke bestel komt misschien wel het duidelijkst tot uitdrukking in de wekelijkse opiniepeilingen van Maurice de Hond, die meent te weten wat het volk van Nederland wil.
Met name de VVD lijkt door de opiniepeilingen haar zelfvertrouwen te zijn kwijtgeraakt. Mark Rutte probeert met populistische proefballonnetjes die de liberale principes verloochenen het ’volk’ te paaien, dat echter liever gaat voor het rechtse origineel: de PVV van Geert Wilders die in de peilingen van De Hond de grootste partij is geworden met 32 zetels. In Trouw schreef columnist Hans Goslinga dat een kabinet van CDA en PVV geen hersenschim meer is. Voor het CDA zou nog steeds de uit 1925 stammende Nolens-doctrine gelden, namelijk dat er alleen in uiterste noodzaak wordt geregeerd met de sociaal-democraten en dat de christen-democraten liever met anderen in zee gaan. Maar kan er met de PVV, ondanks de peilingen, dan wél een partij worden geregeerd? En is er een redelijk alternatief voor de ’Venlose Variant’ van CDA en PVV?
Om te regeren moet een partij compromissen sluiten. Nederland heeft sinds 1918 een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Geen enkele partij heeft ooit de helft + 1 zetel gehaald. De PvdA trachtte dit in de jaren zeventig te doorbreken door van te voren met D66 en PPR een schaduwkabinet te vormen dat het program Keerpunt ’72 moest uitvoeren. Het in 1973 aan de macht gekomen kabinet-Den Uyl moest het echter ook doen met de gedoogsteun van KVP en ARP, waardoor revolutionaire veranderingen uitbleven.
Ook Geert Wilders moet, behalve als zijn partij 76 zetels haalt, compromissen sluiten met andere partijen als hij aan de regeringstafel wil aanschuiven. Zo werkt dat. De Wilderianen zeggen wel dat het ’volk’ spreekt en Wilders als premier wil, maar de meerderheid van de kiezers, 118 zetels, ziet dat nog steeds niet zitten. Bovendien is de gedachte dat de grootste partij de minister-president levert geen absolute regel. In de jaren vijftig was de KVP de grootste partij maar leverde de PvdA de premier. In 1966 was Jelle Zijlstra van de kleine ARP premier, van 1971 tot 1973 Barend Biesheuvel van diezelfde ARP en in 1977 en 1982 werd de PvdA de grootste, maar kwam de partij, door de onredelijke opstelling van Den Uyl, niet in de regering.
Zal Wilders water bij de wijn doen? Het lijkt mij van niet. Het succes van de PVV steunt op de antipolitiek, het verzet tegen het establishment, het weglopen van discussies en het doen van onredelijke voorstellen die in strijd zijn met onze democratische rechtsstaat. Met de film Fitna, de vergelijking van de Koran met Mein Kampf en de oproep om Marokkaanse reljongeren door hun kniebanden te schieten plaatst Wilders zich buiten de parlementaire orde. Wilderianen zullen dit wellicht opvatten als een poging om Wilders te demoniseren, maar in 1933 ging het in Duitsland behoorlijk fout toen de gematigd rechtse partijen besloten om met de grote winnaar van de verkiezingen, de antiparlementaire NSDAP van Hitler, samen te werken.
Is er een alternatief straks? Het is allereerst maar de vraag of de peilingen werkelijkheid worden. Van de twintig virtuele zetels van Trots op Nederland is er nu nog maar één over en dat kan de PVV ook overkomen. Aan de verkiezingen gaan debatten vooraf. Wilders kan niet discussiëren, en zal dus door de mand vallen. Of hij moet straks alle verkiezingsdebatten boycotten. Maar zal zijn ’volk’ daar intrappen?
Verder zijn er ook andere opiniepeilingen, zoals bijvoorbeeld de Politieke Barometer: www.politiekebarometer.nl. Uit de laatste peilingen blijkt dat het CDA nog steeds groter is dan de PVV – 35 zetels tegenover 24 – en nog veel interessanter, dat CDA, PvdA en D66 samen een parlementaire meerderheid hebben, namelijk 35 + 28 + 13 zetels = 76 zetels. Misschien kan GroenLinks dit nog aanvullen, hoewel een kabinet van vier partijen nu niet bepaald stabiel is.
Omdat de VVD op dit moment erg met zichzelf bezig is en nog steeds te veel luistert naar de populisten, is een nieuw paars kabinet onmogelijk. Vanwege het stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijven de christen-democraten voorlopig in het centrum van de macht. Hoewel het CDA niet van harte met de PvdA regeert is er nu geen redelijk alternatief. Zeker met de Venlose Variant als nachtmerriescenario blijft de uiterste noodzaak wellicht de enige mogelijkheid.
Abonneren op:
Posts (Atom)