vrijdag, november 18, 2011

Linkse landverraders

Geachte Generaal,



Iemand twitterde mij op het feit, dat ik als Joop-opiniemaker niet genoemd werd op uw lijst van linkse landverraders op de 'satirische' website Generaal P. Pardon. Ik betreur dit natuurlijk ten zeerste, want ik sta wel op plaats nummer 51 van het 'Zwartboek demonisering Geert Wilders, de PVV en haar achterban', dat is boven beroemdheden als Hassnae Bouazza, Elsbeth Etty en Arnon Grunberg die met uw gemeenschapsgeld hun columns schijnen te schrijven.

Graag zou ik dus willen, dat u dit meteen even recht gaat zetten voor mij, omdat ik mij anders niet meer kan vertonen op linkse hobby-borrels waar de rode(!) wijn rijkelijk vloeit en zoete suikerfeesten (dat zijn multiculturele maaltijden) waar halal-gerechten er bij mij altijd ingaan als koek.




Hoogachtend en geeft acht!



Ewout Klei





Die Fahne hoch, die Strassen frei,

die PVV marschiert vorbei.

Hundert man und ein Wildling

jagen die Rest über die Kling

maandag, november 14, 2011

#Overspel

Toen in 2001 Nederland als eerste land in de wereld het homohuwelijk legaliseerde, stemden alle christelijke partijen tegen. Het CDA zou, zo vertelde iemand van het partijbureau mij onlangs, nu voor die wet hebben gestemd. De ChristenUnie en de SGP zijn echter nog steeds tegen, en zien het homohuwelijk het liefste weer afgeschaft. Omdat Nederland een seculiere meerderheid heeft, is de afschaffing van het homohuwelijk niet realistisch. Om hun strijd tegen het homohuwelijk toch enigszins voort te zetten, richtten de twee kleine christelijke partijen en de kranten die sterk aan deze partijen verbonden zijn, het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad, zich tegenwoordig op een aanverwant onderwerp, dat van de ‘gewetensbezwaarde ambtenaar’.
Wat is nu het precies punt? Toen in Nederland het homohuwelijk was ingevoerd, had één ambtenaar van de burgerlijke stand hier grote moeite mee, en weigerde om homo’s te trouwen. Nynke Eringa, zo heette deze vrouw, werd door het Nederlands Dagblad en Reformatorisch Dagblad op het schild geheven. Ze was een martelaar.
Het woord martelaar komt van het Griekse woord martyr, dat getuige betekent. Door homo’s te weigeren te trouwen getuigde Eringa van haar standvastige geloof, en omdat dit niet werd geaccepteerd en ze bedreigd werd met ontslag, was ze in de ogen van de orthodox-christelijke partijen en kranten slachtoffer van het seculiere regime. Hoewel de vergelijking naar mijn weten nog nooit expliciet is gemaakt, wordt de ‘christenvervolging’ van nu vergeleken met de christenvervolging ten tijde van het Romeinse Rijk, toen christenen omdat zij weigerden te offeren aan de keizer voor de leeuwen werden gegooid. De offerweigeraars van toen, zijn de weigerambtenaren van nu, hoor je orthodoxe christenen eigenlijk denken.
De houding van orthodoxe christenen tegenover ‘vervolging’ komt op mij altijd een beetje dubieus over. Aan de ene kant is men natuurlijk tegen vervolging, maar vaak krijg ik de indruk dat men er stiekem eigenlijk wat blij mee is. Op mijn vrijgemaakt-gereformeerde basisschool leerde ik bij kerkgeschiedenis het zinnetje ‘Het bloed der martelaren is het zaad van de kerk’. Vervolging was niet leuk voor individuele christenen maar goed voor de kerk. Het lijden en sterven van vervolgde christenen zou respect afdwingen bij veel Romeinen, die daarom besloten om ook maar christen te worden, dan ging je tenminste ergens voor.
De ‘vervolgde’ christenen van nu zorgen niet voor de groei van de kerk. Mensen als Bert Dorenbos van de radicale pro-lifeorganisatie Schreeuw om Leven en Mariska Orbán-de Haas van het Katholiek Nieuwsblad roepen met hun provocerende anti-abortusacties veel weerstand op, en lijken eerder het tegendeel te bereiken. Niettemin mogen juist deze beroepsprovocateurs op veel instemming rekenen onder orthodoxe christenen, omdat zij het negatieve zelfbeeld van een kerk en een orthodoxe christenheid die ‘vervolgd’ wordt, bevestigen. Dat Orbán ver over de scheef ging in haar open brief aan VVD-Kamerlid Jeanine Hennis en haar herinnerde aan haar miskraam was niet verkeerd, maar de woedende reacties op deze brief waren het bewijs dat de media in Nederland antichristelijk waren. Ook Eringa bevestigt orthodoxe christenen in hun zelfbeeld. Veel stellen sympathiseren met haar zaak en willen daarom per sé door haar getrouwd worden. Haar dreigend ontslag zorgt op deze manier wel voor veel zaad voor de kerk.
In het Bijbelboek Genenis wordt verteld over de tegenstelling tussen de het ware en valse zaad, de strijd tussen goed en kwaad die de gehele wereldgeschiedenis beheerst. God zei tegen de duivel: “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen.” (Genesis 3:15). Omdat de duivel “als een briesende leeuw” de wereld doorgaat, moeten ware gelovigen standvastig blijven en niet capituleren voor de verleidingen van de wereld. De christenen die 2000 jaar geleden besloten om toch voor de keizer te offeren, werden door andere christenen als overlopers en afvalligen beschouwd, die heulden met de vijand. Een ‘echte’ christen was standvastig en liet zich voor de leeuwen gooien. Christelijke homo’s die hun ontslag aanvechten en naar de rechter, de Commissie Gelijke Behandeling en het COC stappen , zijn in de ogen van ‘echte’ christenen verraders die uit de gemeenschap moeten worden gezuiverd. Zo twitterde Rob Nijhoff, medewerker van het ‘wetenschappelijk’ instituut van de ChristenUnie, uitgebreid over de ‘zonden’ van homoleraar Duran Renkema, en voegde daaraan het woordje #overspel (dus compleet met hashtag) toe. Toen ik hem hierover kritisch aansprak, niet met het doel om zijn onwrikbare standpunt over homoseksualiteit een beetje om te buigen (dat zou mij toch niet lukken) maar omdat zijn tweet zo grof op de man gespeeld en daarom onmenselijk was, kreeg ik van hem een tsunami van onbegrip over mij heen. De ‘agressie’ kwam volgens Nijhoff louter en alleen van het COC.
Rob Nijhoff is ook degene die in reactie op het woord weigerambtenaar het woord #tolerantieweigeraar (uiteraard ook met hashtag) heeft bedacht, dat met graagte door zijn baas Gert Jan Segers is overgenomen. Niet de ambtenaren van de burgerlijke stand die homo’s weigeren te trouwen discrimineren volgens de ChristenUnie, maar de seculiere meerderheid die vindt dat er geen weigerambtenaren meer mogen zijn. Segers vergeleek eerder in de Volkskrant de positie van christenen in Nederland met die van christenen in het Midden-Oosten, en meende dat een seculiere sharia steeds dichterbij kwam. Nynke Eringa was nog net geen Asia Bibi, die vanwege het beledigen van de profeet Mohammed in een Pakistaanse dodencel zit.
Waar ik mij enorm aan kan ergeren, is dat de zaken compleet worden omgedraaid. In Nederland worden christenen niet gediscrimineerd. Er mogen hier kerken worden gebouwd en er zijn hier geen blonde politici die zeggen dat ze kruisjes rouw lusten en de Bijbel willen verbieden. Ook mogen orthodox-christelijke kerken gewoon hun eigen visie op het huwelijk verkondigen, en hoeven ze geen homohuwelijken in te zegenen. Ten slotte dwingt niemand orthodoxe christenen om trouwambtenaar te worden. De keuze om dat te worden, is geheel vrijwillig. Sterker nog, het werk van de ambtenaar van de burgerlijke stand geen volledige baan, maar een vorm van vrijwilligerswerk, zodat er niet opeens mensen met werkloosheid worden bedreigd in deze moeilijke tijd van economische crisis. Nu het homohuwelijk er tien jaar is, mogen we van ambtenaren van de burgerlijke stand verwachten dat ze hun vrijwillige taak goed willen uitvoeren, zonder onderscheid des persoons, en hun persoonlijke mening dus een beetje voor zich proberen te houden. Als we ambtenaren die homo’s weigeren te huwen accepteren, dan mogen we ambtenaren die vanwege gewetensbezwaren geen moslims, joden of misschien wel orthodoxe christenen weigeren te trouwen, ook geen strobreed in de weg leggen. Met andere woorden: het einde is dan helemaal zoek.
Ten slotte: In de discussie over gewetensbezwaarde ambtenaren gaat het niet zozeer over individuele gewetensbezwaren, maar om die van het dwingend collectief van de orthodoxe zuilen. Pas dankzij de in de orthodox-christelijke pers breed uitgemeten kwestie Eringa kwamen de weigerambtenaren opeens allemaal uit de kast. Dat christelijke ambtenaren van de burgerlijke stand die geen moeite hebben met het homohuwelijk door kranten als het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad nooit aan het woord worden gelaten, is natuurlijk doelbewust. Het gaat immers om de grote identiteitsstrijd tussen het ware en valse zaad, en christenen die heulen met de wereld bezondigen zich aan #overspel.

donderdag, november 03, 2011

Staphorst op het pluche? De (on)macht van kleine christelijke partijen

Onderstaande artikel komt in het decembernr. van Liberaal Réveil, het lijfblad van de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD.


Staphorst op het pluche? De (on)macht van kleine christelijke partijen
Door: Ewout Klei

Het kabinet-Rutte (I?) krijgt niet alleen officiële gedoogsteun van de PVV, maar ook officieuze gedoogsteun van de streng-christelijke SGP. Met name D66 en GroenLinks bezien de invloed van de SGP met achterdocht, omdat deze partij in hun ogen een bedreiging vormt voor de seculiere verworvenheden in ons land. Volgens progressieve politici en opiniemakers staat de SGP symbool voor het christelijke fundamentalisme, waar Nederland zich in de jaren zestig van heeft vrijgemaakt. In de jaren tachtig werd er met dedain gesproken over Staphorst, tegenwoordig heeft men het over de Poldertaliban. In dit artikel staat de rol van de kleine orthodox-christelijke partijen in het politieke machtsspel centraal, van 1918 tot nu. Is Nederland nu overgeleverd aan Staphorst?

De Nacht van Kersten
Sinds 1918 kent Nederland het systeem van evenredige vertegenwoordiging, en kunnen ook kleine partijen met een kleine achterban in het parlement komen. In 1922 kwam de SGP in het parlement, een kleine orthodox-protestantse getuigenispartij. In 1925 kreeg de SGP versterking van de Hervormd-Gereformeerde Staatspartij, een soortgelijke partij die haar aanhang echter vooral had in de Nederlands Hervormde Kerk. SGP en HGSP waren zeer antikatholiek, en fungeerden als het orthodoxe/conservatieve geweten van de grote protestantse partijen. Omdat SGP en HGSP klein waren en nogal extreem waren in hun opvattingen, werden ze niet echt serieus genomen.
Kleine partijen kunnen echter ook relevant zijn in het politieke machtsspel. Dat bleek al in 1925. In dat jaar viel dankzij toedoen van de SGP het eerste kabinet-Colijn over het gezantschap bij de paus. De motie van SGP-leider G.H. Kersten werd uit opportunistische redenen gesteund door de socialisten en liberalen, die daarmee het kabinet een pootje wilden lichten. De hervormde Christelijk-Historische Unie steunde de motie ook, omdat de partij bang was anders kiezers aan de ultrahervormde HGSP te verliezen.

Jongeling ministeriabel
De ‘Nacht van Kersten’ bleek een uitzonderingssituatie te zijn. De kleine christelijke partijen speelden een hele lange tijd geen rol van betekenis meer. De politiek werd gedomineerd door grote partijen met gematigde opvattingen. Zij vormden de coalities, en sloten kleine partijen met radicale meningen buiten.
In 1972 verraste VVD-senator Harm van Riel vriend en vijand met de opmerking, dat hij Pieter Jongeling van het Gereformeerd Politiek Verbond wel ministeriabel achtte. Het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel was net ten val gekomen door toedoen van DS’70. Om hun meerderheid in de Tweede Kamer te behouden zouden de grote confessionele partijen en de VVD misschien wel de hulp nodig hebben van de mediagenieke Jongeling, die volgens de opiniepeilingen misschien wel vijf zetels zou halen.
Toen journalist Herman Veenhof een kleine veertig jaar later bezig was met zijn populaire biografie over Jongeling, confronteerde hij enkele prominente politici uit de jaren zeventig met Van Riels proefballonnetje. Hoe serieus bedoelde de VVD-senator dit nou? De antwoorden waren divers. Volgens Hans Wiegel, Van Riels protegé, meende dat de pers het verhaal van zijn leermeester enorm had opgeklopt. CDA-mastodont Willem Aantjes was het hier volstrekt mee oneens en dacht dat Van Riel het wel serieus bedoelde, hoewel het een niet serieus te nemen voorstel was. Ten slotte zei oud-premier Dries van Agt, in 1972 minister van Justitie namens de Katholieke Volkspartij, dat er toentertijd door de ministers werd gesproken over eventuele kabinetsdeelname van het GPV, maar dit was niet meer dan “met een gedachte spelen”.
In 1973 werd het kabinet-Den Uyl gevormd, het meest linkse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis. Het GPV had nog met het idee rondgelopen dit kabinet via een interpellatie tegen te houden, maar dit bleef bij een gedachtespinsel.

Gedoogsteun
In 1977 werden de rollen echter omgedraaid. De poging om een tweede kabinet-Den Uyl te formeren mislukte, en CDA-leider Van Agt en VVD-leider Wiegel kwamen in restaurant Le Bistroquet tot een compromis. Het probleem van het nieuwe CDA-VVD-kabinet was echter, dat deze steunde op 77 zetels, waarvan er 7 werden bezet door linkse CDA’ers, die veel liever met Den Uyl in zee waren gegaan. Kabinetsformateur Wim van der Grinten voorzag problemen en zorgde er daarom voor, dat de kleine christelijke partijen SGP en GPV, alsmede DS’70 en de Boerenpartij, het nieuwe kabinet van gedoogsteun voorzagen.
Dankzij deze gedoogsteun overleefde het kabinet-Van Agt in 1980 een motie van wantrouwen van Den Uyl. Onderwerp van de controverse was de houding van het kabinet tegenover het blanke apartheidsregime in Zuid-Afrika. CDA en VVD waren beslist geen voorstanders van de rassenscheiding in dat land en de stelselmatige discriminatie van de zwarte bevolking, maar ze vonden de apartheid niet voldoende reden om Zuid-Afrika economisch te boycotten. De linkse partijen vonden van wel. Het linkse CDA-Kamerlid Jan Nico Scholten diende een motie in om een olieboycot tegen Zuid-Afrika in te stellen. De motie werd aangenomen, maar het kabinet besloot deze naast zich neer te leggen. Vervolgens diende Den Uyl een motie van wantrouwen in, die op het nippertje door de Kamer werd verworpen.

Staphorst
In 1981 verloren CDA en VVD hun gezamenlijke meerderheid en speculeerde men over een rechts kabinet, dat (gedoog)steun zou krijgen van SGP, GPV en de in 1981 in de Tweede Kamer gekomen Reformatorische Politieke Federatie. Met name in progressieve kringen werd er in ongezouten bewoordingen tegen dit eventuele kabinet geageerd. Het Humanistisch Verbond waarschuwde CDA en VVD voor de samenwerking met “theocratische partijtjes ter rechterzijde” en Volkskrant-journalist Jan Joost Lindner noemde deze eventuele coalitie de ‘Staphorster variant’, hiermee doelend op het streng-christelijke dorp in Overijssel.
Men polariseerde tegen de Staphorster variant, met als doel het CDA te laten weten dat progressief en weldenkend Nederland zo’n kabinet nooit zou accepteren, en dat de christendemocraten zich maar geen gekke dingen in hun hoofd moesten halen. Dit deden ze ook niet. Van Agt zei op de avond dat de uitslag van de verkiezingen bekend werd nadrukkelijk dat hij geen “stiekem of half-stiekem vrijersoogje” liet vallen op SGP, RPF en GPV: “Nee, heel aardig, maar daar kunnen we het land niet mee regeren.”
Bijna alle partijen dachten er zo over en vonden de Staphorster variant irreëel. De enige partij die deze zienswijze niet deelde was de RPF, die meende dat in de kabinetsformatie tot uitdrukking moest komen dat de ‘Bijbelgetrouwe politiek’ met twee zetels was versterkt. De Staphorster variant was in 1981 wel in die zin relevant, dat het CDA vanwege de dreiging van deze mogelijkheid een sterkere onderhandelingspositie had. D’66-leider Jan Terlouw, die zijn best deed om CDA en PvdA in één kabinet te krijgen, vond het zeer vervelend dat het CDA beschikte over deze troef.
Midden jaren tachtig werd er serieuzer rekening met Staphorst gehouden. Om een eventuele ‘flirtation’ van CDA en VVD met de kleine christelijke partijen te voorkomen, waarschuwde oppositieleider Joop den Uyl voor hun ‘a-democratische’ karakter. Dat de orthodox-protestantse partijen een relevante machtsfactor waren geworden, bleek voor het eerst bij de kruisrakettenkwestie. Een aantal CDA’ers was fel tegen de plaatsing van kruisraketten en daarom stelde het kabinet een besluit hierover steeds maar uit. Dankzij de steun van SGP, RPF en GPV kreeg het kabinetsvoorstel om de raketten te plaatsen eind 1985 een meerderheid. Uiteindelijk werden de raketten trouwens niet geplaatst, maar dat had alles te maken met een compromis tussen Ronald Reagan en Michail Gorbatsjov over ontwapening, en niets met de politieke situatie in Nederland.
Toen in de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 bleek, dat het centrumrechtse kabinet-Lubbers zijn meerderheid in het parlement wellicht zou kwijtraken, speculeerden de kranten weer uitgebreid over de Staphorster variant. De SGP was bescheiden en dacht alleen aan gedoogsteun, terwijl de RPF graag wilde meeregeren en een eisenpakket had, onder andere het terugdraaien van abortus en een verbod op euthanasie. Het GPV koos voor een eigen aanpak. GPV-leider Gert Schutte wilde niet graag geassocieerd worden met Staphorst en introduceerde op een verkiezingsbijeenkomst in de stad Groningen daarom de ‘Groninger variant’, een variant die niet synoniem zou staan voor bekrompenheid en conservatisme. Het dagblad Trouw interpreteerde Schuttes toespraak als een pleidooi voor een CDA-VVD-GPV-kabinet, zonder SGP en RPF. Dat was niet zonder toeval, omdat het GPV onder leiding van Schutte een constructievere koers was gaan varen, en zich verre hield van gemakzuchtige getuigenispolitiek. Dat Schutte zich impliciet distantieerde van SGP en RPF werd door deze partijen niet op prijs gesteld. Nadat zij hem hierop kritisch aanspraken, nam Schutte meteen afstand van de uitleg van Trouw. Hij zei niet zonder SGP en RPF te willen opereren. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 bleken CDA en VVD ondanks de peilingen toch hun meerderheid in het parlement te blijven houden. Staphorst kon weer de kast in.

Pragmatischer door paars
De kleine christelijke partijen beleefden de paarse jaren (1994-2002) als de zwartste bladzijden uit hun geschiedenis. Niet alleen werd in deze tijd het bordeelverbod opgeheven, maar ook werden de euthanasie en het homohuwelijk wettelijk mogelijk gemaakt. De kleine christelijke partijen beschouwden deze paarse wetgeving als een afrekening met hun ideaal van Nederland als christelijke natie. Omdat ze geen machtsfactor van belang waren, konden hun bezwaren gemakkelijk worden genegeerd. Niettemin stelden GPV en RPF zich bij tijd en wijle pragmatisch op en wisten ze via politieke koehandel toch kleine successen te boeken, zoals bijvoorbeeld rechtsbescherming van werknemers die niet op zondag wensten te werken.
Het GPV gaf in de paarse jaren zijn exclusieve verbondenheid met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) op, wat een samengaan met de interkerkelijke RPF mogelijk maakte. In 2000 werd de ChristenUnie gevormd, die in tegenstelling tot haar voorgangers wel een machtsfactor van (een beetje) belang moest zijn. De SGP, die vrouwen uit politieke functies weerde, deed niet aan dit samengaan mee.
De Tweede Kamerverkiezingen van 2002 waren voor de ChristenUnie een deceptie. Men verwachtte een flinke winst, maar de nieuwe partij verloor en kwam op vier uit, één zetel minder dan GPV en RPF in 1998 samen haalden. Het verlies was niet alleen te wijten aan de weinig charismatische verschijning van partijleider Kars Veling, maar vooral aan externe factoren: de moord op Pim Fortuyn en het aantrekkelijke alternatief dat het CDA van Jan Peter Balkenende opeens vormde voor veel kiezers.
In 2003 verloor de ChristenUnie wederom een zetel. Niettemin was dit het eerste jaar dat de partij, samen met de SGP, voor het eerst serieus bij de formatie werd betrokken. CDA en VVD beschikten samen niet over een meerderheid. Nadat de onderhandelingen tussen CDA en PvdA waren mislukt, onderhandelden CDA, VVD, ChristenUnie en SGP over Staphorst. Deze variant beschikte over 77 parlementzetels. De VVD had echter grote moeite met de SGP, vanwege de radicale opvattingen van deze partij over vrouwen en theocratie, en daarom koos men uiteindelijk voor een CDA-VVD-D66-coalitie.
Vier jaar later greep de ChristenUnie eindelijk haar kans. Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 had de partij haar zeteltal verdubbeld, van drie naar zes, en nadat GroenLinks uit eigen beweging afhaakte, kwam de ChristenUnie begin 2007 in de regering, samen met CDA en PvdA.
Om tot de coalitie toe te kunnen treden had de ChristenUnie haar ‘kroonjuwelen’ (het terugdraaien van abortus, euthanasie en het homohuwelijk) in de ijskast gestopt. Dit was niet alleen uit pragmatisme, maar ook omdat de marges voor de ChristenUnie erg smal waren. De partij wist op micro-ethisch gebied ook geen kleine successen te boeken. Toen de ChristenUnie ruimte vroeg voor zogenoemde weigerambtenaren (ambtenaren van de burgerlijke stand die weigerden om homostellen te trouwen), stak er in Nederland een storm van protest op, met als gevolg dat veel gemeenten besloten deze ambtenaren te weigeren. Ook de poging van de ChristenUnie om embryoselectie te verbieden liep op niets uit. De partij werd gedwongen een compromis te sluiten die ze nauwelijks kon verdedigen tegenover haar in ethisch opzicht behoudende achterban, en embryoselectie werd in Nederland toegestaan.

Besluit
De situatie anno nu lijkt het meest op die van 1977-1981. De SGP heeft geen regeringsverantwoordelijkheid, maar is wel nodig, zeker in de senaat, om het kabinetsbeleid in van een meerderheid te kunnen voorzien. SGP-senator Gerrit Holdijk wordt daarom (met enige ironie) de machtigste man van Nederland genoemd.
In tegenstelling tot de ChristenUnie in de periode 2007-2010 lijkt het erop, dat de SGP wel (bescheiden) successen weet binnen te slepen. Het aanvankelijk door de VVD gesteunde plan om de ‘wet inzake smalende godslastering’ eindelijk eens af te schaffen gaat niet door, omdat de SGP dwars ligt. Ook bezuinigt het kabinet dankzij de SGP niet op de subsidie voor grote gezinnen. Het dagblad De Pers noemde de SGP in dit verband dan ook ‘de vruchtbare gedoger’.
Dat de kleine christelijke partijen in de loop van de jaren beetje bij beetje meer van de marge naar de macht zijn opgeschoven, heeft twee oorzaken. Allereerst is er een interne oorzaak: voor de ChristenUnie is het heel belangrijk geweest, dat deze partij zich ideologisch gezien is gaan matigen en pragmatischer is geworden. De partij kwam niet met de onmogelijke eis, dat abortus, euthanasie en het homohuwelijk moesten worden afgeschaft. In haar verkiezingsprogramma van 2006 kreeg de micro-ethiek dan ook minder aandacht. De SGP is ook gematigd. De partij neemt (voorzichtig) afstand van de term theocratie en tegenwoordig mogen vrouwen ook passief meedoen (waarbij moet gezegd worden dat dit laatste komt door druk van buitenaf).
Belangrijker is echter de externe oorzaak. Het Nederlandse politieke systeem versplintert, waardoor het nu onmogelijk is geworden dat twee partijen samen een coalitie vormen. De grootste partij op dit moment, de VVD, heeft 31 zetels, dat is veel minder dan de meer dan vijftig zetels die de grootste partij vroeger vaak had. Kleine partijen zijn hierdoor veel vaker nodig om een coalitie te vormen. In Denemarken, waar politieke systeem veel meer versplinterd is dan in Nederland, zat de Kristeligt Folkeparti van 1982 tot 1988 in de regering, lang voordat in Nederland de ChristenUnie op het pluche kwam.
Betekent dit nu, dat Nederland zucht onder de geestelijke dictatuur van Staphorst? Nee, en wel om het volgende: kleine christelijke partijen blijven klein, en moeten als coalitie- of gedoogpartner dus ook rekening houden met de meningen en wensen van anderen. Een zuiver getuigend geluid blijft alleen zuiver vanaf de zijlijn. Zodra een partij aan de macht meedoet, maakt ze ‘vuile handen’. Een deel van de ChristenUnie-stemmers is hevig teleurgesteld geraakt, omdat de partij op micro-ethisch gebied niets positiefs heeft binnengehaald. De SGP zal straks ook worden ‘afgerekend’ door haar achterban, hoewel de gedoogsteunvorm meer ruimte biedt voor een partij om zich van het regeringsbeleid te distantiëren. De gedoogsteun van de SGP is goed voor de verkoop van kinderwagens, maar de partij zelf wordt nooit meer dan een bijwagentje.

Ewout Klei is historicus. Hij promoveerde op 25 mei 2011 op het proefschrift ‘Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek’. Een geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond, 1948-2003 (Bert Bakker Amsterdam 2011). ISBN 9789035136090.

woensdag, november 02, 2011

Stop de emo-porno!

Stop de emo-porno

Door: Ewout Klei

De kwestie Mauro beheerst nu zo’n kleine twee week de Nederlandse politiek. Mauro Manuel, een in Angola geboren tiener die toen hij negen was naar Nederland vluchtte, dreigt nu te worden uitgezet. De onschuldige Mauro, als lam geofferd op het ‘regels zijn regels’-altaar van ons rechtse kabinet. Ook ik kon niet aan de verleiding ontsnappen om op twitter enkele sneren richting het CDA en de SGP te geven - partijen die het woord naastenliefde uit de Bijbel te lijken hebben gescheurd. Toch voel ik mij in zekere zin moreel verplicht om enige distantie in acht te nemen. Natuurlijk is het heel sneu voor Mauro dat hij naar een land wordt teruggestuurd waar hij bijna geen band meer mee heeft en verzint het CDA leugens waar alleen het CDA in gelooft (of beter gezegd: ons probeert te doen laten geloven dat de partij er in gelooft), maar de gretigheid waarmee sommige media op de hele kwestie springen, voelt verschrikkelijk vies.
Neem nu de Volkskrant. Dit dagblad plaatste op 2 november op pagina 4 groot een foto van een huilende Mauro, toen hij hoorde dat hij werd teruggestuurd. Kunnen dit soort intieme gevoelens niet gewoon privé blijven, in plaats van dat ze groot getoond moeten worden aan alle Volkskrant-lezers? Niet iedereen heeft een fetisj voor leed. De Volkskrant heeft de naam een kwaliteitskrant te zijn, maar deze foto paste meer bij Shownieuws van SBS 6.
In diezelfde Volkskrant las ik echter twee stukjes, die mij meer choqueerden. Allereerst dat Mauro niets wist van ‘zijn’ brief. Deze door een Mauro-sympathisant geschreven brief was via de organisatie Defence for Childeren naar het ANP gestuurd, met de verzekering dat deze brief ‘echt’ door Mauro was geschreven. Op 1 november publiceerde onder andere de Volkskrant deze brief. Het ergste komt nog. Op pagina 31 in de rubriek ‘Opinie & Debat’ schreef Wilfried Diederick over de ‘Wijze brief’ van Mauro. Ik citeer:

“Zo goed van toon, zo wijs beargumenteerd en zo mooi gedoseerd (het Nederlands elftal, de Koninginnedag.) En da met de uitsmijter: ‘Laten we onze waardebril nou eens opzetten.’ (…) Zelfs een in Nederland geboren en getogen 18-jarige zou met deze tekst op het toelatingsexamen van de School voor Journalistiek met vlag en wimpel slagen en een reclamebureau zou hem juichend binnenhalen. Is er, ik vraag me af, bij het MBO ook een opleiding tekstschrijven of zelfs journalistiek?”

Ik werd er haast misselijk van, met het oog op het nieuwsbericht dat de Mauro-brief van 1 november nep was. Gelukkig bedoelde Diederick zijn ode niet serieus, en was hij een hele kritische lezer die anderen bewust even op het verkeerde been wilde zetten:

“Ik wil degenen die zich voor deze jongen en zijn lotgenoten inzetten zeker niet dwarsbomen en toch bedoel ik het bovenstaande wel een beetje cynisch. Van de Volkskrant mag ik toch verwachten, dat ze de lezers duidelijk maakt of we hier echt te maken hebben met een door Mauro ingezonden brief? Overigens moet Mauro wel blijven.”

De strijd voor de goede zaak kan heel nobel zijn, maar het doel heiligt de middelen niet. Bij sommige middelen kun je je zelfs afvragen, of ze niet contraproductief zijn. We mogen Mauro niet misbruiken om politieke partijen waarmee we het niet eens zijn een loer te draaien, hoe sterk die verleiding misschien ook is. We moeten Mauro’s leed niet verabsoluteren, want er zijn een heleboel andere Mauro’s in Nederland en die hebben ook een eigen gezicht. Ten slotte zijn shownieuwsfoto’s van een huilende Mauro een ergerlijke exploitatie van andermans leed, misselijkmakend en walgelijk. Mauro moet blijven, maar stop de emo-porno!