maandag, maart 26, 2007

Veerkracht?

Deze boekbespreking stond in het Katern van 23 maart 2007.


Hebben de ‘grote verhalen’ nog toekomst? Wel volgens Govert Buijs en Herman Paul, die een serie interviews hielden met (prominente) vertegenwoordigers van een aantal religieuze en ideologische stromingen. Deze interviews waren al eerder te lezen in Beweging, het populair-filosofische blad van de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte, en zijn nu gebundeld.
De bundel wil een tegendraadse bijdrage leveren aan het religie- en maatschappijdebat. Hiervoor moet een vijand bestreden worden: de secularisatiethese, die beweert dat door modernisering van de samenleving religie privé en publiek naar de marge wordt gedrongen. Volgens Buijs en Paul kan deze these bij het grofvuil worden gezet. Religies en ideologieën blijken veerkracht te hebben. Als een groot verhaal onder druk staat eindigt het niet, maar verplaatst het zich slechts.
Wat zijn grote verhalen? In de inleiding schrijven de auteurs dat het hun niet gaat om religie op zich maar om een gestalte daarvan die is ontworpen met het oog op deelname aan de publieke ruimte. Ze denken aan de ‘solide principes’ van paus Leo XIII, de ‘ordinantiën Gods’ van Abraham Kuyper en ‘het liberalisme als grondslag van onze volksvrijheden’. Het gaat om een Weltanschauung (wereldbeschouwing) die gefundeerd is op beginselen.
Alister McGrath komt in de bundel als eerste aan het woord. Hij is een professor van het type dat zegt ,,O, hier heb ik net een boek over geschreven.” Hij formuleert zo kras dat de een met hem dweept en de ander hem verkettert. Zo deed zijn bewering dat het protestantisme zijn beste tijd wel heeft gehad en dat het evangelicalisme de toekomst heeft, in 2003 toen het interview voor het eerst werd gepubliceerd, de gemoederen in klein-christelijk Nederland hoog oplopen. Buijs en Paul verbazen zich achteraf over de commotie. Het debat zou zich focussen op het protestantse arbeidsethos en de aanvaarding van het alledaagse leven. Dit is niet helemaal juist. Door de concentratie op het alledaagse zouden protestanten volgens McGrath namelijk het contact met het ‘heilige’ hebben verloren, in tegenstelling tot evangelicalen. Maar McGrath vergeet dat de evangelicalen geen uitgewerkte beginselen hebben. Het is daarom jammer dat de interviewers McGrath vroegen om een analyse van het protestantisme te geven terwijl ze in de inleiding een beroep op Kuyper deden. Was het niet veel interessanter geweest iemand te interviewen die in de gereformeerde traditie staat maar ook midden in de wereld?
Kritische vragen worden te weinig gesteld. Een marxist die dictator Mao Zedong een grote revolutionair met nieuwe inzichten noemt omdat hij theorie en praktijk met elkaar verbond, wordt niet van repliek gediend. Buijs en Paul zijn niet Pauw en Witteman. Deze keuze om het marxisme aan het woord te laten is onbegrijpelijk. De sociaal-democratie heeft nog een beetje veerkracht, maar het marxisme is voor mensen met een horizon die niet verder reikt dan Oost-Groningen of Oss.
Interessant zijn de gesprekken over de islam, het jodendom, het hindoeïsme en het boeddhisme. Geen van deze religies heeft zich echter ontwikkeld tot een ‘wereldbeschouwing’. Het orthodoxe jodendom blijft in het getto. Reformistische joden bewaren hun jood-zijn maar zijn vaak meer geseculariseerd dan christenen. Joodse intellectuelen spreken niet namens hun groep maar namens zichzelf. Het hindoeïsme en het boeddhisme kennen geen orthodoxie en het draait niet om de ontwikkeling van een wereldbeschouwing maar om wereldverzaking. De islam is na 11 september 2001 radicaler geworden en staat niet open voor culturele vernieuwing, omdat dit collaboratie met de vijand betekent. Een Weltanschauung als het Kuyperianisme ziet andersdenkenden als gelijkwaardig. Islam betekent echter onderwerping en hier wordt ook naar gestreefd.
De secularisatiethese is geen universeel verklaringsmodel maar hoeft daarom niet meteen bij het grofvuil worden gezet. Het verklaart deels wel waarom het christendom in West-Europa van het centrum naar de marge van de samenleving is verdwenen. Voor andere religies in andere gestalten gelden echter andere regels. Bovendien is de veel religieuzere Derde Wereld in veel opzichten nou niet bepaald modern. De veerkrachtthese is tenslotte ook geen goed alternatief, want die veronderstelt dat religies en ideologieën een uitgewerkte Weltanschauung hebben en dat is niet altijd het geval. Deze tegendraadse bundel draagt bij aan het debat over religie en samenleving, maar dit is nog niet het einde van het verhaal.


N.a.v. Govert Buijs & Herman Paul, De veerkracht van het grote verhaal. Levensbeschouwing in het publieke domein. Zoetermeer, Boekencentrum. 144 blz. Prijs: 14,90 euro

woensdag, maart 14, 2007

De PS kunnen wel wat vuurwerk gebruiken

Dit artikel stond in CV.Koers van maart 2007

De verkiezingen van de Provinciale Staten kunnen de burger over het algemeen niet erg bekoren. Volgens Ewout Klei komt dat omdat de Staten zich te regentesk opstellen. Er is een cultuuromslag nodig: van bestuursorgaan naar een instituut dat de burger zichtbaar vertegenwoordigt.

Door Ewout Klei

Op 7 maart mogen we weer naar de stembus. Nu voor de Provinciale Statenverkiezingen. De opkomst voor deze verkiezingen is altijd bijzonder laag. In maart 2003 was 47,6 procent van de kiesgerechtigden komen opdagen, wat veel minder was dan de 79,9 procent die in januari 2003 naar de stembus ging voor de Tweede Kamerverkiezingen. De Staten hebben dan ook weinig te vertellen. Als bestuurslaag zit de provincie tussen het rijk en de gemeente in en meestal bemoeit ze zich zelden autonoom met bepaalde zaken. Financieel zijn de provincies bijna helemaal afhankelijk van het rijk en besluiten van de provincie kunnen door het rijk worden overruled.
Ook hebben de Provinciale Staten een suf imago. De onderwerpen waarmee de provincie zich bezighoudt, zijn meestal niet erg spannend. Van zaken als ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, economie en agrarische zaken worden de meeste burgers niet heet of koud. Het zijn over het algemeen niet de onderwerpen die breed leven bij de bevolking en tot felle debatten zouden kunnen leiden. Debatten worden er trouwens zelden gevoerd. De Staten komen meestal maar een keer in de maand bij elkaar en veel werk wordt voorbereid door commissievergaderingen. Statenleden zijn geen fulltime politici, ze doen hun ‘statenwerk’ naast hun gewone baan en krijgen een vergoeding.

Oppositie
Om aan deze gezapig aandoende cultuur enigszins een einde te maken, werd in 2003 besloten dat de gedeputeerden, die het dagelijks bestuur van de provincie vormen, geen lid meer mochten zijn van de Provinciale Staten. Ze hadden dus geen stemrecht in de Statenmeer en moesten nu echt verantwoording afleggen voor hun werk. In veel provincies heeft dit echter nog niet geleid tot meer duale verhoudingen, omdat de gewoonte van de Provinciale Staten om vooral te besturen, nog niet is afgeleerd. In Overijssel vormen CDA, PvdA en VVD een brede coalitie van 48 zetels. Oppositie voeren hiertegen is onmogelijk omdat de oppositiepartijen samen maar 15 zetels hebben.
De vraag is of de voorgenomen vermindering van het aantal Statenzetels voor verbetering zal zorgen. Dit jaar wordt het aantal Statenzetels in Nederland verlaagd van de huidige 764 naar 564. In Overijssel gaat men dan terug van 63 naar 47 leden. Nieuwe partijen als de Partij voor de Dieren, die misschien voor een beetje tegendraads vuurwerk had kunnen zorgen als ze in de Staten zou worden verkozen, maken nu helaas minder kans. Bang voor de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders hoeft men evenmin te zijn, want de rechts-nationalistische partij van de Mozart uit Venlo doet niet mee aan de Statenverkiezingen.

Politieke cultuur
Omdat provincies te klein zijn voor grote besluiten en te groot voor kleine besluiten, vallen ze vaak tussen de wal en het schip. De vraag of provincies moeten worden afgeschaft en Nederland net als Frankrijk in departementen of net als Duitsland in deelstaten moet worden opgedeeld, is daarom nog steeds actueel. Een argument tegen de afschaffing van provincies is uiteraard de breuk met het verleden. Sommige provincies hebben een sterke identiteit, zoals Friesland. Flevoland heeft dit natuurlijk helemaal niet. Om aan dit historische argument enigszins tegemoet te komen zou besloten kunnen worden dat provincies wel nog in naam blijven voortbestaan. Maar hier zal het voorlopig waarschijnlijk niet van komen omdat bestuurlijke vernieuwing voor het nieuwe kabinet geen prioriteit heeft. Heel begrijpelijk na de puinhopen die een halfjaar LPF en drie jaar D66 achterlieten.
Wat de Provinciale Staten nodig hebben, is echter niet allereerst bestuurlijke verandering, maar vooral politieke vernieuwing. In de Provinciale Staten heerst nog te veel de regentenmentaliteit, en die politieke cultuur moet veranderd worden. De kloof tussen burger en politiek wordt pas verkleind wanneer burgers zich herkennen in de politici door wie ze vertegenwoordigd worden. Politici moeten weer ware volksvertegenwoordigers worden. De Provinciale Staten moeten zich minder gaan gedragen als een bestuursorgaan en meer als een vertegenwoordigd orgaan. Er moet meer oppositie komen en er moeten meer onderwerpen op de agenda komen die de burger boeien.

Dubbele loyaliteit
De komende Provinciale Statenverkiezingen zullen overigens toch spannend worden, wat te maken heeft met een andere merkwaardige verantwoordelijkheid van de Staten. We kiezen namelijk niet alleen direct de leden van de Provinciale Staten maar beslissen indirect ook mee over de samenstelling van de Eerste Kamer, die door de Staten gekozen wordt. En het is maar de vraag of de nieuwe coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie de huidige meerderheid in de Eerste Kamer zal behouden. Opiniepeiler Maurice de Hond voorspelde in februari dat de coalitie deze meerderheid mogelijk zou verliezen, omdat het CDA en de PvdA door de discussie over de dubbele nationaliteit van staatssecretarissen Nebahat Albayrak en Ahmed Aboutaleb in de peilingen zijn weggezakt.
De kiezer heeft op 7 maart dus een dubbele loyaliteit. Hij stemt over het provinciale belang, maar indirect ook over het landsbelang. Dat maakt de verkiezingen spannend, maar tegelijk is het de vraag of de provincie in dit geval eigenlijk niet alleen maar voor spek en bonen meedoet. Een allereerste stap in de goede richting zou misschien zijn om de Provinciale Statenverkiezingen en de indirecte verkiezingen voor de Senaat los te koppelen. Dan weten burgers in ieder geval waarvoor ze stemmen bij de Statenverkiezingen.

Ewout Klei is historicus en werkt aan een proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond.