vrijdag, januari 30, 2009

zaterdag, januari 10, 2009

De vertrouwenscrisis onder de loep

S. Knepper en J. Kortenray red., De vertrouwenscrisis. Over het krakend fundament van de samenleving. Meulenhoff Amsterdam 2008. ISBN 9789029083751. 19,95 euro.

Vertrouwen in mensen en instituties van levensbelang voor het ‘sociaal kapitaal’ van de maatschappij. Nederland behoorde van oudsher tot de zogenaamde high trust societies, net als Duitsland en Japan. De laatste jaren echter lijkt het vertrouwen steeds meer zoek te zijn. In de bundel De vertrouwenscrisis gaan negentien eminente intellectuelen in op de verschillende kanten van deze crisis in Nederland en hoe deze moet worden opgelost. Hieronder worden drie essays uitgelicht.

Grimmige vrijheid
Waar komt de vertrouwenscrisis vandaan? Volgens filosoof Gert Groot zorgde de individualisering van de Nederlandse burger vanaf de jaren zestig er voor dat de mondiger geworden mensen meer voor zichzelf opkwamen en minder op gezag van anderen accepteerden. Dit had voor- en nadelen. De emancipatie uit de sociale verbanden betekende een bevrijding van veel verplichtingen maar ook verlies van geborgenheid.
Mensen willen wel de lusten maar niet de lasten van vrijheid. Het individu is een concurrerend individu. Dit betekent dat het menselijk geluk af lijkt te hangen van prestatie en succes. Mensen die niet (kunnen) presteren eisen hun recht op geluk. Advocaten en verzekeringsagenten profiteren hiervan.
Vroeger was het volgens Groot zo dat de meeste mensen dachten dat geluk en ongeluk van God kwam, dat God het allemaal in de hand had, dat er voor het lijden een goede reden was en dat in het leven na dit leven alles goed zou komen. Tegenwoordig geloven weinig mensen nog in God en in een hiernamaals. Als ongeluk je overkomt dan moet iemand of iets buiten jezelf hier verantwoordelijk voor zijn, dus wordt de goddelijke almacht op de je naasten geprojecteerd. Zij zijn de omstandigheden waardoor je schade lijdt in je leven en kunnen daar wat aan doen. God had met het kwaad in deze wereld nog een goede bedoeling, maar je medemens is een concurrent in de darwinistische strijd om het geluk. Vrijheid is in grimmig vaarwater beland. Volgens Groot moet er daarom opnieuw het besef komen dat de mens een sociaal wezen is.

Black box
Een belangrijk gevolg van de vertrouwenscrisis is dat professionals in de zorg en het onderwijs hun werk niet meer goed kunnen doen. Minder vertrouwen betekent namelijk dat ze meer moeten vergaderen en meer formulieren moeten invullen voor hun bazen, de managers. Cultuurpsycholoog en publicist Jos van der Lans schrijft over deze ontwikkeling een kritisch essay, getiteld Heimwee naar de black box. Tot 1960 waren artsen en docenten een gerespecteerde beroepsgroep met eigen regels en codes, en hadden ze in hun domein absolute vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen. Dankzij de toegenomen mondigheid en de roep om transparantie werd deze ‘black box’ langzaam maar zeker opengebroken. De buitenwereld ging steeds meer eisen aan de professionals stellen. Het marktdenken in de zorg en het onderwijs deed de rest. Het ging niet meer over mensen maar over producten. Professionals zijn tegenwoordig meer bezig met rapporteren dan met hun eigenlijke werk. Van der Lans wil daarom de plicht om zich te verantwoorden terugbrengen tot redelijke proporties. Pas dan komt het weer goed met de publieke sector.

Tussen polderen en polariseren
Historicus James Kennedy vergelijkt in zijn verhaal Nederland met Amerika. In Amerika lijkt het wantrouwen van de overheid een burgerplicht te zijn. “Good men must obey the laws not too well”, zei de Amerikaanse dichter H.D. Thoreau in 1846. Amerikanen kennen een lange traditie van burgerlijke ongehoorzaamheid, hoewel ze wel meer vertrouwen hebben in de civil society en in de democratie dan veel Europeanen.
Nederlanders hadden traditioneel gezien een groot vertrouwen in de overheid. Burgers stemden een keer in de vier jaar en vertrouwden er op dat de elite er voor zorgde dat ze rustig konden slapen. In de jaren zestig en zeventig is hier voor het eerst verandering in gekomen, toen het verzuilde polderen een tijdlang plaatsmaakte voor de polarisatiepolitiek. In de jaren tachtig en negentig keerden de rust en saaiheid terug werd er met Lubbers en Kok weer goed gepolderd, maar als gevolg van de voortgaande individualisering en groeiende mondigheid raakte het oude systeem steeds meer uit balans. Het lijkt er op dat het nu na Fortuyn definitief met het oude vertrouwen is gedaan.
Volgens Kennedy is de vertrouwenscrisis in de Nederlandse politiek geen specifiek Nederlands probleem, omdat ook andere landen te maken hebben met terrorismedreiging. Maar in ons land is de crisis extra hard aangekomen omdat hier van oudsher veel vertrouwen was. Politici en burgers zich bezinnen op een nieuw evenwicht in hun relatie. Het oude poldermodel waarin de burger nauwelijks invloed heeft op de besluitvorming heeft afgedaan, maar het Amerikaanse populistische polarisatiemodel met twee partijen is volgens Kennedy ook niet wenselijk, laat staan haalbaar. De oplossing moet, zoals zo vaak, ergens in het midden liggen, maar om dit te vinden zal er eerst veel geëxperimenteerd moeten worden.

Groot, Van der Lans, Kennedy en de zestien andere intellectuelen wijzen met hun essays op een zere plek van onze samenleving. Het zou goed zijn als de burger en de politiek hier wat mee doen.