zondag, mei 10, 2009

Eenheid en verdeeldheid van de orthodoxie in de negentiende eeuw

http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/eenheid-en-verdeeldheid-van-de-orthodoxie-de-negentiende-eeuw


Historicus Ewout Klei bespreekt A. Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900). Wereldbibliotheek Amsterdam 2009 ISBN 9789028422803 344 pagina’s 19,90 euro

In haar proefschrift Christelijke vaderlanders betoogt historica Annemarie Houkes dat het moderne maatschappelijke leven in Nederland eerder geworteld is in religie dan in politiek. Na de scheiding van kerk en staat in 1848 zorgde religie voor de betrokkenheid van burgers bij politieke en maatschappelijke vraagstukken en voor de integratie van nieuwe groepen burgers in het publieke domein. De orthodox-protestanten staan in haar onderzoek centraal. Ze werden in de loop van de negentiende eeuw een maatschappelijke gemeenschap met een duidelijk wij-gevoel die via verschillende activiteiten een stempel op de samenleving probeerde te drukken. Aanvankelijk organiseerden de orthodox-protestanten zich alleen in de kerk en maatschappelijke organisaties. Pas later kwam de politiek in beeld.
Vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw werden allerlei orthodox-protestantse verenigingen opgericht die zich bezighielden met filantropie, evangelisatie en zending. Het ging niet zozeer om het verbeteren van de materiële levensstandaard maar om morele opvoeding en bekering tot het orthodoxe geloof, dat het ware geloof zou zijn. Orthodox-protestanten begonnen een gemeenschap van gelijkgezinden te vormen. De orthodox-protestantse gemeenschap werd het duidelijkst verbeeld in zendingsfeesten die manifestaties van macht en orthodoxe zelfbevestiging waren. De orthodoxen zagen zichzelf enerzijds als een groep die in Nederland werd onderdrukt: ze hadden geen zitting in het door liberalen gedomineerde bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar aan de andere kant beschouwden de kleine luyden zich als het ware volk van God, het nieuwe Israël.
Dat de liberale pers zo negatief was over deze zendingsfeesten had volgens Houkes te maken met de angst voor de potentiële macht van de orthodoxen. Hiermee kregen de liberalen in 1867 voor het eerst te maken toen in de hervormde kerk het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. De orthodoxen wonnen de verkiezingen en kregen zelfs de grote steden in handen. Politisering en polarisatie waren het gevolg. Kerkelijke kiesverenigingen werden opgericht en Abraham Kuyper en zijn aanhangers begonnen hun strijd tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk.
Door zijn ramkoers kwam Kuyper in conflict met de vrijzinnigen, maar ook met orthodoxen die het niet eens waren met zijn agressieve stijl van optreden. Nadat Kuyper en zijn ‘gereformeerden’ de hervormde kerk in 1886 hadden verlaten ontwikkelden enkele hervormde theologen het concept van de ‘volkskerk’ waarin zowel orthodoxen als vrijzinnigen hun plek hadden. Politiek leidde de doleantie ook tot andere keuzen. Gereformeerden stemden op de strijdbare Antirevolutionaire Partij, hervormden op de gemoedelijke Christelijk-Historische Unie. Hervormden hadden niet zoveel op met politieke strijd en vonden inwendige zending en maatschappelijk hulpbetoon belangrijker. Dankzij de inzet van hervormden werd in 1911 een wet ter bestrijding van de zedeloosheid aangenomen waarin onder andere het bordeelverbod was opgenomen.
De dissertatie van Houkes is origineel en laat zien dat politieke - en religiegeschiedenis elkaar soms behoorlijk kunnen overlappen. Religie was in de tweede helft van de negentiende eeuw een belangrijke factor in politiek en maatschappij – niet louter conservatief, omdat de hervormde kerk met de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1867 de Nederlandse staat precies vijftig jaar vooruit was. Houkes laat zien dat religie ook een belangrijke rol speelde bij de vorming van de natiestaat. Naast het individualistische liberale burgerschap ontstond ook een christelijk burgerschap, met een andere visie op hoe men een goede vaderlander kon zijn. Hoewel ondergetekende vanwege het exclusieve karakter van het christelijk burgerschap (goede Nederlandse burgers zijn christelijke burgers) meer sympathie heeft voor de inclusieve liberale visie, is de grote verdienste van de christelijke visie dat een nieuwe groep mensen politiek en maatschappelijk integreerde. Toch zorgde de grote nadruk van sommige orthodoxen op zuiverheid, vooral gepredikt door Kuyper, voor een nieuwe scheidslijn in de maatschappij. Nederland werd een verzuild land waarin elke religieuze en ideologische groep een eigen minisamenleving creëerde. Pas in de jaren zestig zou dit veranderen.
Auteur

Ewout Klei, voor Protestant.nl
6 mei 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).

Geen opmerkingen: