Posts tonen met het label CDA. Alle posts tonen
Posts tonen met het label CDA. Alle posts tonen

zaterdag, oktober 13, 2012

Een volkspartij zal D66 nooit worden - gelukkig maar



Onderstaande artikel stond vandaag in het dagblad Trouw.


Een kiezersonderzoek zou moeten uitwijzen of potentiële D66-stemmers vanwege de te rechtse koers op 12 september overliepen naar de PvdA.


Ewout Klei

Politiek historicus en D66-lid



D66 vierde op 12 september 2012 uitbundig feest. Maar was dit terecht? De verkiezingsuitslag is een pyrrusoverwinning voor Alexander Pechtold.

Hoewel D66 de enige middenpartij was die een bescheiden winst boekte – de partij ging van 10 naar 12 zetels terwijl het CDA zakte van 21 naar 13 zetels en GroenLinks van 10 naar 4 – had de partij op meer gehoopt. NRC-Handelsblad voorspelde op de dag van de verkiezingen zelfs dat D66 een cruciale rol zou spelen in de kabinetsformatie. Uiteindelijk bleken echter veel potentiële Pechtold-kiezers toch te kiezen voor Rutte of Samsom. VVD en PvdA werden zelfs zo groot, dat ze D66 niet nodig om tot een meerderheidscoalitie in het parlement te komen.

Moet D66 zich in navolging van GroenLinks ook gaan bezinnen op de te varen koers? Want net als het linkse zusje hebben de Democraten niet hun doel – bruggenbouwer in een brede Paarse coalitie – bereikt.

De partij werd in 1966 opgericht om het door de christelijke partijen gedomineerde partijensysteem doen te laten ontploffen en de burger meer invloed te geven op de politiek, onder andere via referenda, de gekozen burgemeester en de gekozen minister-president (de zogenoemde kroonjuwelen). Omdat het partijensysteem maar niet wilde ontploffen, werd D66 onder Jan Terlouw een gewone politieke partij , het ‘redelijk alternatief’ voor VVD en PvdA. De kroonjuwelen gingen de kast in (om ze er soms even uit te halen). D66 koos voor een sociaal-liberale middenkoers en behaalde met de Paarse kabinetten vooral op immaterieel gebied grote successen, zoals de legalisatie van het homohuwelijk en de euthanasie.

Op materieel gebied boekt D66 minder succes. De partij profileert zich op thema’s die hoogopgeleide, internationaal denkende mensen lekker in het gehoor liggen – over Europa, hervormen en onderwijs – maar heeft in tegenstelling tot het CDA vroeger geen uitgewerkt sociaal-economisch alternatief voor het socialisme en het (neo-)liberalisme. Logisch, omdat de partij niet ideologisch maar pragmatisch wil zijn.

Helaas heeft D66 zich de laatste jaren steeds meer tot een VVD-light ontwikkeld, als een redelijk alternatief voor VVD’ers die de conservatief-populistische koers van hun partij niet zo zien zitten. Electoraal gezien liggen hier zeker kansen, maar D66 dreigt zo sociaal-liberale PvdA-kiezers van zich te vervreemden. Dat sommige potentiële D66-kiezers op 12 september kozen voor de PvdA, komt wellicht mede door de te rechtse koers van de partij. Een kiezersonderzoek zou moeten uitwijzen, of deze hypothese klopt.

Het was een foute keus van D66 om meteen na verkiezingen voor de oppositie te kiezen. Natuurlijk, rekenkundig is D66 overbodig, maar de partij zou vanwege haar sociaal-liberale en progressieve identiteit de lijm kunnen zijn die VVD en PvdA bij elkaar houdt. En de D66-campagneslogan ‘Hervormen Nu!’ is een loze kreet, als de partij meteen besluit voor de oppositiebankjes om vervolgens zuur te gaan doen. Hier kweekt de partij geen goodwill mee. Dat D66 niet in elke coalitie wil stappen is historisch te snappen: de D66-deelname aan het centrum-rechtse kabinet-Balkenende II werd een drama en zorgde ervoor dat de partij in 2006 nog maar drie zetels overhield. Regeren kent een prijs. Oppositievoeren kent dat echter ook.

Kan D66 als middenpartij ook het redelijk alternatief vormen voor afvallige CDA’ers? Ja, heel goed zelfs. Katholieken vinden bij D66 de gezelligheid en de kunst van het relativeren terug, progressieve protestanten de inzet voor mensenrechten en het milieu. D66 is echter geen volkspartij zoals PvdA, VVD en CDA, en zou dat ook niet moeten willen worden. De kracht van D66 is juist dat de partij vernieuwende ideeën heeft, met de tijd meegaat (en vaker nog op de ontwikkelingen vooruit loopt) en zich steeds weer opnieuw weet uit te vinden. Juist die creativiteit kan Nederland uit de crisis helpen.

dinsdag, oktober 09, 2012

De kruisweg van het CDA




Door: Ewout Klei

Nu alle ogen zo op de zwanenzang van Jolande Sap en Heleen Weenink gericht zijn, vergeten we bijna dat het CDA misschien ook binnenkort het tijdelijke voor het eeuwige gaat verwisselen. Is de christendemocratie in Nederland ten dode opgeschreven? Als we kijken naar de dramatische resultaten die de partij haalde bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 en 2012, kunnen we deze vraag bevestigend beantwoorden. Het CDA halveerde in 2010 van 41 zetels naar 21, en daar bleven in 2012 nog 13 zetels van over.
Politiek journalist Frits Wester van RTL4, voormalig spindoctor van het CDA, verklaarde de partij dood. “Het is o-ver”. Miko Flohr, Jaap-columnist en GroenLinks-stemmer, reageerde hier echter heel cynisch op: “Dan zit CDA dus weer in komend kabinet”.
Als we een voorspelling willen doen over de toekomst van het CDA, moeten we de mogelijkheid van het wonder niet uitsluiten. In de jaren zeventig leek de christendemocratie op sterven na dood, maar in de jaren tachtig was het CDA een tijdlang de machtigste partij van het land. Tijdens de paarse jaren negentig leek het einde van het CDA nabij, maar in 2002 wist de partij weer een tijdlang de politiek te domineren.
In dit essay gaan we in op de positie die het CDA heeft ingenomen het Nederlandse politieke bestel en wat het meest realistische toekomstperspectief voor de partij is. Leidt de kruisweg van het CDA uiteindelijk tot de dood? Of bestaat er toch nog ruimte voor een wederopstanding?

Drie koningen op een kruispunt
Het CDA is officieel opgericht in 1980, als fusie van de Katholieke Volkspartij, de Antirevolutionaire Partij en de Christelijk-Historische Unie. De KVP was een grote middenpartij die altijd op het pluche zat. De pragmatische partij had een voorkeur voor regeren met de VVD, maar kon in uiterste noodzaak ook met de PvdA in zee. De ARP daarentegen was veel principiëler. De partij ging als het moest de oppositie in, en ontwikkelde vanaf de jaren zestig een duidelijke voorkeur voor linkse coalities. In tegenstelling tot KVP’ers bedienden ARP-politici zich van een heel religieus vocabulaire. De CHU zat hier tussenin. De partij zat na 1945 vaker in de oppositie dan de ARP, maar de CHU was gouvernementeel ingesteld en vond het in de eerste plaats belangrijk dat Nederland goed werd geregeerd. Een oppositionele houding paste de partij niet. CHU-politici profileerden zich niet zo zeer als partijmannen, maar als onpartijdige bestuurders. De partij vond het gezag heel belangrijk en was de conservatiefste partij van de drie.
Van 1918 tot 1967 hadden de christendemocratische partijen een nipte meerderheid in het parlement. Voor de verkiezingen van 1967 had de KVP 50 zetels, en hadden ARP en CHU er allebei dertien. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 ging het echter bergafwaarts met de christendemocratie. De KVP zakte van 50 naar 27 zetels en de CHU van dertien naar acht. De ARP handhaafde zich en had in 1972 veertien zetels.
De belangrijkste oorzaak van het christendemocratische verlies was de ontzuiling in combinatie met de secularisatie. Stemmen op christelijke partijen werd steeds minder vanzelfsprekend, en bovendien waren steeds minder mensen christelijk. Om toch hun invloed te behouden, besloten de drie christendemocratische partijen fusiebesprekingen aan te gaan.
Medio jaren zeventig, toen het linkse kabinet-Den Uyl Nederland regeerde, waren velen er heilig van overtuigd, dat het laatste uur voor de confessionele politiek had geslagen. PvdA’er Joop van den Berg voorspelde dat het alleen nog maar bergafwaarts kon gaan: KVP, ARP en CHU waren fusiebesprekingen aangegaan, om te sterven in elkaars armen.
Opland, cartoonist van de Volkskrant maakte er een mooie tekening over: op 16 december 1974 tekende hij de leiders van KVP, ARP en CHU als de ‘drie koningen’ uit het kerstverhaal, die op een tandem bij een kruispunt staan. Ze kunnen linksaf, rechtdoor of rechtsaf, maar elke weg loopt dood. De weg heeft ‘toevallig’ de vorm van een kruis, symbool van het christendom maar ook van de dood. Het einde leek nabij.




Op en neer, op en neer
God/Het lot besliste anders. Onder het leiderschap van eerst Dries van Agt en vervolgens van Ruud Lubbers wisten de christendemocraten goede electorale resultaten te boeken, en kwam het CDA weer in het centrum van de macht. Van Agt wist de electorale neergang tegen te houden door zich op te werpen als de non-politicus, die in alles het tegenovergestelde was van de gedreven drammer Joop den Uyl. De grachtengordel gruwde van Van Agt, maar bij het gewone volk in de provincie was de conservatieve CDA-leider mateloos populair.
Dankzij Ruud Lubbers groeide het CDA in 1986 naar 54 zetels. De partij bezat, net als de KVP toentertijd, een sleutelpositie in het politieke midden. Het CDA kon de VVD of de PvdA als partner kiezen. In zijn eerste en tweede kabinet regeerde Lubbers samen met de VVD, in zijn derde en tevens laatste kabinet met de PvdA.
Omdat het laatste kabinet-Lubbers onpopulair was, Lubbers’ troonopvolger Elco Brinkman er (mede dankzij zijn spindoctor Frits Wester) niets van bakte en de secularisatie ook in de jaren tachtig bleef voortschrijden, verloor het CDA in 1994 maar liefst twintig zetels en zakte van 54 naar 34. De partij kwam bovendien in de oppositiebankjes terecht.
Van 1994 tot 2002 regeerden PvdA, VVD en D66 als paars. Het CDA kwijnde weg in de oppositie. In 1998 verloor de partij opnieuw. Veel politieke analisten meenden dat het doek voor CDA nu snel zou vallen. Maar wederom vond er een wonder plaats.
Het CDA, dat eind 2001 in de peilingen op 25 zetels stond, werd door de media totaal niet serieus genomen. Illustratief is een aflevering van het VARA-programma Kopspijkers, waarin Jack Spijkerman de nieuwe onervaren lijsttrekker Jan-Peter Balkenende en voormalig CDA-leider Jaap de Hoop Scheffer aan de tand voelt:

Jack Spijkerman: (grinnikt) Nou, mooi. Al leuke reacties gehad meneer Balkenende?
Jan-Peter Balkenende: Ja, heel erg leuke reacties gehad. Vooral van mijn vrouw, die moest erg lachen.
Jack Spijkerman: Waarom moest ze lachen?
Jan-Peter Balkenende: Nou, toen ik vertelde dat ze binnen het CDA op zoek waren naar iemand met nog meer charisma dan Jaap de Hoop Scheffer en bij mij waren uitgekomen, toen lag ze echt onder de tafel van het lachen. En dat gebeurt echt niet vaak, zeker niet als ìk iets vertel.
Jaap de Hoop Scheffer: Nou doe je jezelf tekort Jan Peter Balkenende. Wij gaan er binnen het CDA vanuit dat Jan Peter Balkenende de partij binnen zeven maanden aan een glorieuze verkiezingsoverwinning zal gaan helpen.


Ook de zaal lag onder de tafel van het lachen. Niemand geloofde dat het CDA er weer bovenop zou komen. Maar weer vond er een wonder plaats. Het CDA sloot een niet-aanvalspact met Pim Fortuyn en werd na de moord op Fortuyn het niet-populistische alternatief voor de kiezers die niet langer nog ‘de puinhopen van paars’ wilden.
Balkenende werd bij veel kiezers populair. Dat de gereformeerde JP de MP over ‘normen en waarden’ begon vonden progressieven verschrikkelijk, maar de man in de straat was blij dat er eindelijk iemand was die wat tegen de verloedering wilde doen.
Na verloop van tijd werd Balkenende echter net zo gelikt als de andere politici van het land. Hij kreeg een kekke bril en leek daardoor niet meer op de nerdy kinderboekenheld Harry Potter, waarmee hij in het begin vaak werd vergeleken. Men raakte op Balkenende uitgekeken en tolereerde zijn onhandigheid (het T-Shirt ‘Fuck drugs’ en ‘U kijkt zo lief’ tegen een kritische RTL-journaliste) niet meer. Op 9 juni 2010 halveerde het CDA, van 41 zetels naar 21. Balkenende stapte toen de verkiezingsuitslag bekend werd meteen op en liet een verwond en verweesd CDA achter.
Het CDA verloor de verkiezingen maar won de formatie. Niet alleen kwam de partij in de regering terecht en regeerde weer met haar favoriete coalitiepartner, de VVD, maar ook leverden de christendemocraten evenveel ministers als de liberalen. Er was echter één nadeel aan dit kabinet. Het was een minderheidskabinet dat leunde op de gedoogsteun van de PVV (en later ook de SGP). Met name in de oude ARP-kringen lag deze samenwerking moeilijk.
Toen het kabinet in 2011 dreigde de jonge asielzoeker Mauro Manuel terug naar Angola te sturen, daalde de populariteit van het CDA naar een nieuw dieptepunt. Het CDA liet Mauro stikken, maar staatssecretaris Henk Bleker bood voor het oog van de natie wel tickets aan voor een voetbalwedstrijd. Dat het CDA hypocriet bezig was ontging zelfs de blonde TV-ster Britt Dekker niet, merkte Volkskrant-columnist Marcel van Dam op. “Nog even volhouden en de partij heeft geen enkele zetel meer.”
In de peilingen stond het CDA op elf zetels. Onder leiding van Sybrand van Haersma Buma wist de partij op 12 september 2012 echter toch nog dertien zetels te behalen.

Linksaf, rechtdoor of rechtsaf?
Volgens Opland kon het CDA linksaf, rechtdoor of rechtsaf. Deze drie richtingen vallen eigenlijk nagenoeg samen met de drie voorlopers van het CDA: ARP, KVP en CHU.
De weg linksaf is de weg van de ARP. Deze weg loopt dood. Zo stemt ARP-coryfee Willem Aantjes tegenwoordig ChristenUnie en heeft voormalig partij-ideoloog Henk Woldering zijn lidmaatschap opgezegd en sympathiseert hij met GroenLinks. CDA’ers die een neiging vertonen links naast de pot te plassen, worden zo goed gedrild dat ze dit snel hebben afgeleerd. Tijdens het rechtse kabinet-Rutte liepen ‘dissidenten’ Ad Koppejan en Kathleen Ferrier in tegenstelling tot de zogenoemde loyalisten – linkse CDA-Kamerleden die liever een tweede kabinet-Den Uyl hadden gehad het kabinet-Van Agt daarom zeer kritisch bejegenden - loyaal aan de fractielijband. Blaffen deden ze zelden, bijten al helemaal niet. Van groot belang is bovendien dat de stemmen die het CDA in 2010 en 2012 verloren heeft vooral naar rechtse partijen gingen, naar VVD en PVV. Als het CDA deze stemmen terug wil winnen, kan de partij beter niet voor een linkse koers kiezen.
De weg rechtdoor is de weg van de KVP, de grote middenpartij die soms voor de PvdA koos om samen mee te regeren, en soms voor de VVD. Het CDA is nu echter zo erg gekrompen dat de partij in tegenstelling tot vroeger niet meer een sleutelrol in kabinetsformaties spelen kan. Het CDA is een kleine speler op het politieke speelveld geworden en dient zich daarom bescheidener op te stellen. De KVP was decennialang vrij kleurloos omdat de partij zich dit kon permitteren. Mensen stemden toch wel KVP, omdat ze katholiek waren en het zo hoorde. Deze vanzelfsprekendheid is voorgoed voorbij. Kiezers kiezen voor een partij die zich duidelijk weet te profileren. Het radicale midden – de koers die is voorgesteld door partijvoorzitster Ruth Peetoom – is misschien een optie. Het CDA is er echter nog niet in geslaagd een goed politiek profiel overtuigend neer te zetten, wat de interne strubbelingen en ook het electorale echec van 2012 bewijzen.
De derde weg is de weg rechtsaf, de weg van de CHU. Deze partij was een conservatieve partij, christelijk maar niet al te zeer belijnd, die gezag en orde belangrijk vond. De CHU stond voor stabiliteit en bracht veel bekwame bestuurders voor. Hoewel de kleine CHU na de Tweede Wereldoorlog nooit meer een premier zou leveren, zat de partij vaak in de regering en was vooral lokaal en provinciaal zeer aanwezig. Het gedecimeerde CDA kan in de toekomst de oude rol van de CHU vervullen. De partij moet kiezers werven met een traditioneel program, stabiliteit en rust uitstralen en zich constructief opstellen tegenover andere partijen, als regeringspartij maar ook als men in de oppositie zit. Dat het CDA de politiek niet meer domineert betekent niet dat de politieke rol van de partij is uitgespeeld. Als stabiele politieke beweging rechts van het midden kan het CDA dan bepaalde coalities aan een meerderheid helpen en op deze manier invloed blijven uitoefenen. Als het CDA net als de CHU toentertijd een constructieve oppositie voeren gaat zal dit de partij in de toekomst veel parlementair gezag opleveren, gezag dat zich uitbetalen zal. Door voor een rechtse, conservatieve koers te kiezen kan het CDA wellicht ook een deel van de VVD- en PVV-kiezers terugwinnen, kiezers die het CDA nu te links, te slap en te onduidelijk vinden. Misschien pikt het CDA zelfs nog een zeteltje van de SGP, nu nog de enige echte conservatief-christelijke partij in ons land. Ten slotte moet het CDA niet kiezen voor een expliciet-christelijke koers, zoals ChristenUnie en SGP. Het valt op dat het CDA aan ChristenUnie en SGP eigenlijk bijna geen kiezers verliest. Voor CDA-kiezers is een expliciet-christelijke partij een te hoge drempel. Als het CDA stemmen wil winnen, zijn dat in de eerste plaats stemmen van kiezers die nu bij VVD en PVV zitten.


Wederopstanding?
Is er toekomst voor het CDA, ook na het (bijna) vergaan van hun wereld na 2012? Ja. Het CDA kan nog steeds een rol van betekenis spelen in de Nederlandse politiek, hoewel die rol van minder dominant is dan voorheen. Als het CDA er in slaagt zich politiek goed te profileren als een stabiele partij rechts van het midden, bereid om te regeren en ook bereid om constructief oppositie te voeren, dan kan de partij een deel van het electoraat weer terugwinnen. Is hiermee het sterven van het CDA voorgoed afgewend? Nee. De secularisatie gaat door, een gematigd-christelijke partij als het CDA is ook met een rechtse koers vatbaarder voor het secularisatievirus, dan de orthodoxe partijen ChristenUnie en SGP.
Het CDA kan als kleinere partij wellicht nog jarenlang mee, maar is niet onbeperkt houdbaar. Ook na de wederopstanding wacht uiteindelijk de dood.



woensdag, januari 19, 2011

Einde van de confessionele politiek in zicht


Onderstaande artikel, geschreven door Johan Snel en mijzelf (Ewout Klei dus), stond in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 13 januari 2011, en in het Friesch Dagblad van vrijdag 14 januari.

Het verlies van het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 was dramatisch. In het geheel van het politieke krachtenveld zal de invloed van de confessionele partijen in de toekomst marginaal zijn, stellen Ewout Klei en Johan Snel.

Vanaf de jaren zestig vormt de electorale ontwikkeling van de confessionelen een doorgaande neergaande lijn, met daartussen kortstondige oplevingen. In 1963 waren er nog tachtig confessionele zetels, een absolute meerderheid die ook in de decennia daarvoor steeds had bestaan. In 1972 waren het er nog maar 53. Als gevolg van een opleving van het CDA onder Lubbers waren dat er in 1989 weer zestig. Maar in 1998, na opnieuw een dramatisch verlies van het CDA, bleven er plotseling nog maar 37 confessionele zetels over.

Opnieuw volgde er een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels. Dat is dus bijna een derde van de Kamerleden. Sinds juni 2010 zijn er plotseling nog maar 28 confessionelen. Minder dan 20 procent van het electoraat stemde de afgelopen zomer op een confessionele partij, een absoluut historisch dieptepunt.

Confessionele partijen zijn niet alleen kleiner geworden, ze zijn bovendien eerder geneigd compromissen te sluiten over micro-ethische kwesties. Het CDA, dat het vaakst in de regering heeft gezeten, heeft hier de meeste ervaring mee. De abortuswet van 1981 is een CDA/VVD-compromis. En een CDA/PvdA-kabinet zorgde in 1993 voor een wettelijke euthanasieregeling, die voorafging aan de volledige legalisering van euthanasie onder paars.

De kleine christelijke partijen hebben zich tegen de compromisbereidheid van het CDA verzet. Dat kon ook gemakkelijk, omdat ze nooit regeringsverantwoordelijkheid droegen en geen ‘vuile handen’ hoefden te maken.

Toen de ChristenUnie begin 2007 in het kabinet-Balkenende IV stapte, wijzigde de partij haar voorheen uiterst principiële opstelling. Enkele kroonjuwelen van de ChristenUnie –het terugdraaien van abortus, euthanasie en homohuwelijk– werden in de ijskast gezet. Daarnaast slikte de partij een voor de achterban moeilijk te verteren compromis over embryoselectie.

De enige partij die tegen de regeling met betrekking tot embryoselectie stemde was uiteraard de SGP, die hiermee aangaf vanaf de zijlijn te willen blijven strijden tegen de seculiere tijdgeest.

Zonder de bemoeienis van het CDA was de seculiere ethische wetgeving er ook wel gekomen en waarschijnlijk ook in radicalere vorm, omdat er in de Tweede Kamer een seculiere meerderheid is die zich steeds uitdrukkelijker zo is gaan profileren. Tot het aantreden van het eerste paarse kabinet in 1994 hebben PvdA en VVD deze koers echter niet aangedurfd, en hielden ze rekening met de remmende invloed van het CDA op ethisch gebied.

Als de electorale trend doorzet –en peilingen suggereren dat dit gebeurt– dan wordt de confessionele politiek in de toekomst meer en meer marginaal. Niettemin zullen de confessionele partijen CDA en ChristenUnie vanwege hun relatieve centrumpositie in het politieke spectrum dikwijls nodig zijn als regeringspartner en kunnen zij ten aanzien van ethische kwesties een remmende invloed blijven uitoefenen.

De vraag is alleen of christenen nog wel zin hebben in deze marginale politiek. De vraag is ook of velen deze ethische kwesties nog wel zo belangrijk vinden. Er zijn aanwijzingen dat het antwoord op beide vragen niet zo vanzelfsprekend meer is en dat alleen de SGP nog kan rekenen op een achterban waarvoor dit wel de doorslaggevende punten zijn.

Het CDA heeft al lang niet meer zo’n vaste achterban, maar ook de ChristenUnie heeft steeds meer moeite een eigen aanhang vast te houden. De kans dat ook christenen strategisch stemmen, bijvoorbeeld in een afweging tussen VVD en PvdA, is aanzienlijk groter geworden.

Is er nog toekomst voor de confessionelen? Op een congres van de Vereniging van Christen Historici (VCH), morgen in Utrecht, buigen historici en ook politici zich over die vraag. Een eerste antwoord valt al wel te geven. Op de middellange termijn is er zeker nog toekomst en zelfs kans op reële politieke invloed. Confessionele partijen zullen regelmatig onmisbaar blijken in de vorming van parlementaire meerderheden, en op onderdelen soms zelfs nog onevenredig veel invloed uitoefenen.

Maar in het geheel van het politieke krachtenveld zal die tegelijk marginaal zijn. Vooralsnog tekent er zich een duidelijke seculiere meerderheid af die zich ook in toenemende mate bereid toont haar meerderheidspositie politiek te verzilveren. Juist een lange eeuw van confessionele machtsvorming inspireert extra tot een afrekening met zijn politieke erfenis.

De auteurs zijn historicus en betrokken bij de organisatie van het congres ”Het einde der confessionelen?” van de Vereniging van Christen Historici morgenmiddag in Utrecht.

Waaraan gaan de confessionelen ten onder?


Onderstaande artikel stond in het Nederlands Dagblad van donderdag 13 januari 2011.

Sinds de verkiezingen van juni telt de Tweede Kamer nog 28 confessionelen. Het CDA halveerde en ging van 41 naar 21 zetels. Tegelijk wisten ChristenUnie en SGP niet te profiteren. Beleven we het einde van anderhalve eeuw confessionele partijvorming?


Wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo mocht het vaak herhalen: in Nederland waren christelijke partijen net zo lang aan de macht als de communisten in Rusland. Hij vergat erbij te vertellen dat de confessionelen ook weinig anders restte dan regeren - als de democratische meerderheid die ze nu eenmaal waren. En hij vergat ook dat de coalitie van katholieken en protestanten (vaak elkaars tegenpolen) bepaald niet vanzelfsprekend was, maar min of meer werd afgedwongen door diezelfde democratie.

Zo waren er in 1966, toen Van Mierlo zijn kruistocht tegen de confessionele hegemonie begon, nog tachtig christelijke Kamerleden, een absolute meerderheid dus. Maar spoedig zou alles veranderen. In 1972 waren er nog maar 53 confessionele zetels. En na een opleving van het CDA onder Lubbers kende de partij opnieuw dramatische verliezen in 1994 en 1998. Paars, de droom van Van Mierlo, werd uit die nederlagen geboren.

Wel volgde een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels, bijna een derde van de Kamerleden dus. Maar in juni 2010 stemde minder dan twintig procent van de kiezers op een confessionele partij. Een absoluut historisch dieptepunt, in de huidige Kamer uitgedrukt in een schamele 28 zetels voor de drie christelijke partijen samen.

Op het eerste gezicht loopt de dalende lijn parallel aan de kerkverlating. Nergens anders in Europa verliep de kerkverlating zo abrupt en massaal als in Nederland, met een halvering van de kerkelijkheid tussen 1971 en 1986 en een doorgaande daling sindsdien. Zo bezien vormt de confessionele neergang weinig anders dan de logische weerspiegeling van de secularisatie.

Maar er is meer. Even opvallend als de plotselinge neergang was immers de eeuw van confessionele bloei en machtsvorming daarvoor. Nergens anders in Europa maakten confessionele partijen zich ook zo breed, om in de twintigste eeuw zelfs het politieke landschap te beheersen. In dat opzicht is die vergelijking van Van Mierlo met de Russische communisten zo gek nog niet, want beide stromingen hadden het na 1917 lang voor het zeggen.

Daaraan vooraf ging een uniek verhaal van confessionele partijvorming. Het was bovenal Abraham Kuyper - een revolutionair die zich antirevolutionair noemde - die het politieke landschap in de tweede helft van de negentiende eeuw op zijn kop zette. Voordat de gebruikelijke sociaal-economische tweedeling de partijvorming kon bepalen, zoals overals elders in Europa, spleet hij de politiek met een andere antithese: die tussen confessioneel en niet-confessioneel.

Terwijl overal in Europa de sociale tegenstelling tussen haves (conservatieven en liberalen) en havenots (socialisten) de moderne partijvorming bepaalde, voltrok zich in Nederland een ander patroon.

Niet alleen politieke partijen, maar ook de arbeidersbeweging en andere maatschappelijke organisaties, volgden in dat spoor. Waar overal elders socialisten de arbeidersbeweging beheersten, wisten in Nederland de katholieken hen aardig de wind uit de zeilen te houden. Waar overal elders de socialisten uitgroeiden tot de grootste politieke stroming, gebeurde dat in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog.

Maar ook toen bleven socialisten in Nederland een minderheid, zonder dat ze ooit een meerderheidspositie zouden bereiken. Alle huidige retoriek over de linkse elite ten spijt, heeft Nederland nooit een linkse parlementaire meerderheid gekend, laat staan een socialistische.

Aan de rechterkant van het politieke spectrum waren de gevolgen nog groter. In elk geval tot 2010 heeft in de Nederlandse politiek een conservatieve stroming geheel ontbroken. Die optie was blijkbaar volledig overvleugeld door de veelheid aan confessionele politieke partijen. En ook de liberalen, in Nederland rechtser dan elders, bleven lang een relatief kleine minderheid.

Een eeuw lang domineerden de Nederlandse christelijke politici de politiek. Ze waren onderling divers: dikwijls rechts, soms links maar vooral ook het midden. Een driestromenland, met de confessionelen in het centrum van de macht, onderscheidde het Nederlandse politieke landschap van de tweedeling die bijna overal elders in Europa de toon aangaf.

Dat alles veranderde pas op het moment dat rechtse Realpolitiker als Elco Brinkman en Maxime Verhagen de macht wisten over te nemen bij de christendemocraten. Het einde van de christendemocratie, eerst onder paars en opnieuw onder de huidige rechtse coalitie, markeert ook het einde van Nederland als driestromenland.

Zal dit ook het einde betekenen van de confessionele politiek?

Vrijdagmiddag houdt de Vereniging van Christen Historici in Utrecht een congres over 'Het Einde der Confessionelen?' Sprekers zijn onder meer professor Gerrit Schutte en een tiental andere historici en politici.


Ewout Klei en Johan Snel zijn historici

zaterdag, december 04, 2010

Een nieuwe Messias? Christenen en het fenomeen Geert Wilders

Onderstaande artikel verschijnt deze maand in Liberaal Réveil, het orgaan van het wetenschappelijk bureau van de VVD




Een nieuwe Messias? Christenen en het fenomeen Geert Wilders

EWOUT KLEI EN JEFFREY LEMM
De afgelopen Tweede Kamerverkiezingen hebben grote winst opgeleverd voor de PVV, terwijl het CDA qua zetels bijna gehalveerd is. Veel van de voormalige CDA-stemmers hebben op 9 juni op de partij van Wilders gestemd. Ewout Klei en Jeffrey Lemm stellen vast dat de PVV onder een deel van het christelijke electoraat zeer populair is, terwijl een ander deel van deze kiezers juist helemaal niets van de partij van Wilders moet hebben. De auteurs analyseren in hoeverre kan worden verklaard dat de PVV geliefd is
bij een zeker deel van de traditioneel christelijke achterban. Is er een verband met de nogal diverse samenstelling van deze groep kiezers?

Het Nederlandse politieke landschap is bij de parlementsverkiezingen van 9 juni gefragmenteerd in vele kavels, de polder is grondig verbouwd. De VVD werd voor het eerst de grootste partij, maar bleef met 31 zetels relatief klein. Deze fragmentatie is echter niet het enige dat deze verkiezingen bloot hebben gelegd; de pijnlijke worsteling van de Nederlandse christen-democraten met het fenomeen Geert Wilders heeft voor een nieuwe principiële
dynamiek gezorgd. Het CDA-congres over de samenwerking met VVD en PVV staat hier zonder twijfel het meest symbool voor. Binnen het CDA lijkt een tweedeling te zijn ontstaan tussen oud en nieuw: tegen samenwerking met Wilders of juist voor een minderheidskabinet met gedoogsteun van de PVV. ‘Oud’ lijkt symbool te staan voor een linkse partijelite, terwijl
‘nieuw’ lijkt te worden gerepresenteerd door het huidige CDA-kader. Een kader dat zekerheid zoekt in regeringsverantwoordelijkheid om van daaruit haar sterke positie te herwinnen. Bij dat laatste hoort vooral het terugwinnen van de verloren kiezers, die voor een groot deel zijn
overgestapt naar Wilders. Ondanks de principiële discussie die binnen het CDA wordt gevoerd, is Wilders juist bij een groot deel van het christelijk electoraat populair. Niet alleen heeft hij het CDA voor een deel ‘opgegeten’, ook is over het algemeen bekend dat hij kan
rekenen op sympathie binnen SGP-kringen. Binnen de ChristenUnie lijkt deze sympathie echter niet opvallend aanwezig te zijn. Hoe kan het nu dat Wilders bij een bepaald deel van het christelijke electoraat populair is? Weet hij een Bijbelse snaar te raken, vertegenwoordigt hij een bepaalde christelijke stroming of ligt het wat complexer?

EMANCIPATIE EN DOORBRAAK?
Het ontstaan van politieke partijen hangt over het algemeen samen met een reactie op en onvrede over een bepaalde bestaande situatie. De nieuwe partij kan zich niet herkennen in de heersende klasse en wil haar status quo doorbreken.
De eerste moderne politieke partij in Nederland was de ARP: zij werd in 1879 opgericht door Abraham Kuyper als protestante tegenreactie op de overheersende idealen uit de Franse Revolutie. Deze partij, die in 1980 zou opgaan in het CDA, verzette zich tegen vrijzinnige denkbeelden zoals de scheiding tussen geloof en politiek en streed voor christelijk
onderwijs. Dit laatste zou resulteren in de schoolstrijd, waarbij ook de katholieken zich zouden aansluiten. Kuyper introduceerde in het verlengde hiervan met succes de ‘antithese’, een politieke waterscheiding tussen confessionele en seculiere partijen. Naast deze religieuze
belangenbehartiging zag de ARP zichzelf nadrukkelijk als een instrument om de zogenoemde ‘kleine luyden’ te emanciperen.
Emancipatie was ook het doel van de socialisten, maar in Nederland hadden zowel protestantse als katholieke organisaties een belangrijke plek in de emancipatie van de arbeider. Het was een gedeelde markt, een reden waarom de socialistische revolutie in Nederland nooit echt van de grond is gekomen.1 De zogenaamde massapartij was een kunstgreep om via buitenparlementaire weg grote groepen uitgesloten kiezers uit de onder- en
middenklasse een stem te geven. Aan het einde van de negentiende eeuw had de Industriële Revolutie gezorgd voor een geografische geconcentreerde arbeidersklasse die zich politiek begon te engageren. Ook de middenklasse deed naast socialistische en religieuze groepen via massale organisaties steeds meer aan politieke pressie.2 Protestanten, katholieken en
socialisten waren almaar meer succesvol in het doorbreken van de liberale hegemonie uit de negentiende eeuw. De verzuiling tekende zich af en zou leidend zijn tot in de jaren zestig.
Kuyper accepteerde als democraat de pluralistische samenleving en vond dat katholieken en vrijzinnigen dezelfde rechten moesten hebben als orthodoxe protestanten. Dit was voor sommige protestanten echter vloeken in de kerk, omdat de ARP-voorman hiermee het monoculturele ideaal van Nederland als protestantse natie had opgegeven. In haar 101-jarige bestaan kreeg de ARP dan ook te maken met diverse rechtse afsplitsingen – de CHU (1908-
1980), de SGP (1918-nu), het GPV (1948-2000) en de RPF (1975-2000) – die dit ideaal (in meer of mindere mate) nastreefden en van mening waren dat de ARP capituleerde voor de tijdgeest.
Daarnaast bestonden er, ook in de tijd van de verzuiling, protestanten die christelijke partijvorming afwezen en het geen probleem vonden om lid te worden van een seculiere partij. In het interbellum vond je deze protestanten vooral op rechts. De bekendste nietverzuilde protestant in deze jaren was historicus en polemist F.C. Gerretson.3 De uit de CHU
afkomstige Gerretson was een pleitbezorger van de Groot-Nederlandse gedachte, wenste een autoritaire regering (Koninklijk kabinet of dictatuur?) en heeft zich voor het uitbreken van de oorlog zelfs een tijdje fascist genoemd, maar hier nam hij later afstand van. Na de oorlog
verzette Gerretson zich, vooral als columnist in De Telegraaf 4, fel tegen de dekolonisatie van Indonesië en was hij een prominent lid van het Comité Rijkseenheid. In 1958 overleed Gerretson. Voor orthodoxe protestanten – zoals de in 1964 geboren conservatieve polemist Bart Jan Spruyt – die zich niet wilden opsluiten in hun eigen zuil, maar actief de strijd wilden
aangaan tegen de progressieve politiek, was Gerretson een inspiratiebron.
Na de oorlog waren er ook protestanten die de tegenstelling tussen confessioneel en niet-confessioneel op links wilden doorbreken. De in 1946 opgerichte PvdA was een fusie van de socialistische SDAP, de linksliberale VDB en de christelijk-sociale CDU. In de jaren veertig en vijftig mislukte de Doorbraak5, maar in de jaren zestig zou de hegemonie van de drie grote christelijke partijen – KVP, ARP en CHU – worden doorbroken. KVP en CHU
bleven ook na de jaren zestig een rechtse politiek voeren, maar veel ARP’ers waren erg gevoelig voor de aantrekkingskracht van links. De ARP ging een progressieve ‘evangelische politiek’ voeren – wat niets met de conservatieve Evangelische Omroep te maken had –, keerde zich tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika en de Vietnamoorlog en zette zich in voor de Derde Wereldproblematiek.6 Het is geen toeval dat zes van de zeven CDAdissidenten (de zogenaamde loyalisten), die zich vanaf 1977 tegen de centrumrechtse CDAVVD-kabinetten keerden, afkomstig waren uit de ARP.7

NEERWAARTSE SPIRAAL
De democratiseringsgolf die vanaf de jaren zestig het land overspoelde in combinatie met de opkomst van nieuwe partijen als D66 en de doorbraak van de PvdA en de VVD in het katholieke zuiden, was een duidelijke uiting van de ontzuiling en secularisering van Nederland. Bij de verkiezingen van 1967 kregen de drie grote confessionele partijen, de KVP, ARP en CHU, samen voor het eerst minder dan de helft van het aantal Kamerzetels. Ook de
aanhang in leden kelderde. Ter illustratie: in 1960 had de KVP bijna 400.000 leden, terwijl dat er tien jaar later nog geen 100.000 waren.
Het leek lange tijd ondenkbaar, maar onder druk van maatschappelijke en electorale ontwikkelingen kwamen gesprekken en een meer open houding van de grote confessionele partijen ten opzichte van elkaar tot stand. Om als confessionelen een electorale vuist te kunnen blijven maken, fuseerden de katholieke KVP en de protestante ARP en CHU in 1980 tot het CDA. In 1994 verloor het CDA fors en kwam er voor het eerst een kabinet zonder confessionele inbreng: Paars.8

Sinds 2002 is sprake van een nieuwe doorbraak in de Nederlandse politiek die ten koste gaat van de drie grote traditionele stromingen, namelijk liberalisme, christen-democratie en sociaal-democratie. Fortuyn wist een nieuwe emancipatoire scheidslijn te creëren tussen het ‘volk’ enerzijds en het politieke establishment anderzijds. Dit establishment bestond uit de
grote politieke partijen die steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.9 Politicoloog Kircheimer heeft dit de ontwikkeling van catch-all partijen genoemd. Deze partijen hebben een sterk verminderde ideologische bagage en zij willen zo veel mogelijk verschillende soorten kiezers trekken. Hierdoor zoeken zij steeds meer het politieke midden op: een zoektocht waarbij ze steeds meer ideologische veren verliezen en kleurlozer eruit gaan zien.10 Fortuyn speelde in op de emancipatie van het gehele Nederlandse volk tegenover de elite.
De neerwaartse spiraal werd voor het CDA in 2002 onder leiding van Balkenende omgebogen in een achtjarige positie als grootste partij. Deze positie moest echter worden ingeleverd na de historische nederlaag van 9 juni 2010, waarbij slechts 21 zetels overbleven. Dit aantal wordt sindsdien ten nadele van de partij alweer betwist in de diverse opiniepeilingen.
Nu zit het CDA in haar maag met de vraag of ze moet samenwerken met de electorale opvolger van Fortuyn: de voormalige VVD’er Geert Wilders. Een deel van het kader en de achterban van het CDA vinden hun christelijk georiënteerde gedachtegoed onverenigbaar met dat van Wilders en zijn PVV. Toch stemde een meerderheid van de partijleden op het roemruchte partijcongres op 2 oktober voor deze samenwerking. Waarom ligt samenwerking
met Wilders zo gevoelig bij het CDA en christenen in het algemeen?

VERBORGEN SCHEIDSLIJN
Het is geen toeval dat de tegenstanders van de samenwerking met de PVV vooral afkomstig zijn uit of zich verwant voelen aan de oude ARP. Oud-loyalisten Willem Aantjes en Sytse Faber, voormalig CNV-voorzitter Doekle Terpstra, Balkenende’s beste maatje Ab Klink, koppige Zeeuw Ad Koppejan, VU-historicus Wouter Beekers en het dagblad Trouw behoren tot de felste tegenstanders van Wilders. Het gaat hun om principes, niet om macht. Dat de
rooms-katholieke Dries van Agt zich ook in het kritische koor mengt heeft alles te maken met zijn principiële wending van de laatste jaren, toen de pragmatische oud-premier hartstochtelijk protesteerde tegen de apartheidspolitiek van Israël.11 Voorstanders van de samenwerking met de PVV zijn vooral afkomstig uit de KVP en CHU.
De KVP had haar wortels van oudsher in het katholieke zuiden: dankzij Brabant en Limburg was deze partij tot halverwege de jaren zestig de grootste. Daarna tekende zich de eerder in dit artikel geschetste periode af, waarin Wiegel van de VVD en Den Uyl van de PvdA grote overwinningen behaalden dankzij deze katholieke gebieden. Ook de SP vond haar geboorte in
het katholieke Brabant en het CDA bleef mede door het zuiden in 2006 de grootste partij. In 2010 hebben vooral VVD en PVV het katholieke zuiden veroverd.12 Publicist Jan Dirk Snel stelt dat het opvallend is dat vrijwel alle populisten katholiek waren of zijn en noemt Fortuyn, Wilders, Marijnissen en Roemer als voorbeeld. Ook verwijst hij naar het feit dat D66’er Hans van Mierlo een jezuïetenleerling was en dat de ouderenpartijen zich in het zuiden concentreerden rond Eindhoven. Deze laatste partijen duidt Snel als de eerste uiting van het nieuwe populisme.13 Binnen het CDA lijken vooral katholieke kaderleden zich positief uit te spreken over een samenwerking met Wilders. Zo leidde de katholieke Maxime Verhagen de
succesvolle onderhandelingen over deze samenwerking en liet de populaire ‘kroonprins’ Camiel Eurlings zich op het CDA-congres met verheven stem positief uit over samenwerking met de PVV. Van de protestantse prominenten lijken alleen Elco Brinkman en Piet Hein
Donner de samenwerking met de PVV aan te durven. Het op drift raken van de katholieke kiezer sinds de jaren zestig lijkt dus een impuls voor populistische impulsen en tendensen in de politiek. Benadrukt dient te worden dat ontzuiling niet een typisch katholiek verschijnsel is of dat protestanten meer religieus zijn, wel lijkt het stemgedrag in de meer katholieke regio’s flexibeler van aard.
De CHU was conservatiever dan de ARP en hield het theocratische ideaal van
Nederland als protestantse natie hoog in het vaandel. Oud-CHU’ers hebben daarom meer affiniteit met de monoculturalistische PVV dan de pluralistische oud-ARP’ers. Uit een enquête van het Nederlands Dagblad blijkt, dat slechts 37 procent van de CDA’ers die zich verwant voelt met de ARP een kabinet met de PVV steunt, terwijl dat bij CDA’ers die zich
met de CHU verwant voelen maar liefst 58 procent is.14
De discussie over de samenwerking met Wilders maakt een ideologisch verborgen scheidslijn binnen het CDA duidelijk. De ARP was van oudsher gevoelig voor links en presenteerde zich daarbij als progressief. De CHU is mede ontstaan omdat de ARP haar idee van een enkel protestantse Nederlandse natie liet vallen. Hierdoor zouden CDA’ers met deze achtergrond vatbaarder kunnen zijn voor de nationalistische en onoculturele koers van de PVV. Ook katholieken lijken sinds de jaren zestig vatbaar voor populistische trends, met name de kiezers in Noord-Brabant en Limburg lijken op drift. Waar deze drift vandaan komt
is niet eenzijdig vast te stellen, maar een snelle ontzuiling lijkt een oorzaak. Wellicht dat ook de historische tegenstelling tussen protestanten en katholieken en dan met name de onderdrukking van de laatste groep opspeelt. Gezien het grote kiezerspotentieel in het katholieke zuiden, lijken Brabant en Limburg een soort swing states te zijn geworden; de
winst of het verlies in deze provincies kan betekenend zijn voor de nationale verkiezingsuitslag. Dat de katholieke CDA’er en politiek strateeg Verhagen dit beseft is realistisch, maar kan ook een manoeuvre betekenen richting een verscheurd CDA. Volgens Snel is de populariteit van Wilders’ PVV een rechtstreeks gevolg van de katholieke ontzuiling. Hij ziet de verdeeldheid binnen het CDA als een tegenstelling tussen belijdende
protestanten en religieus minder actieve katholieken. Toch is de scheidslijn niet zo eenvoudig te trekken en moet het geheel binnen breder christelijk verband worden gezien. Waar het CDA moeite heeft een overtuigende christen-democratische boodschap te ventileren, doet de
PVV een indrukwekkend beroep op de eigen christelijke erfenis. Ondanks de ontkerkelijking van Nederland hebben veel mensen wel iets met religie en daaruit ontstane tradities. Daarbij komt de terugkoppeling met de nationale identiteit, zoals hierboven aangegeven. Na het humanisme lijkt het christendom in Nederland opnieuw haar eigen tegenkracht te hebben
gevonden, namelijk het populisme dat als grootste concurrent zich wederom beroept op onder andere het humanisme en het christendom zelf. Het CDA heeft deze twee levensovertuigingen te weinig weten te koppelen aan onze samenleving en daarin heeft ze verloren het van de PVV.15
De ChristenUnie-top is ondubbelzinnig anti-PVV. Na de verkiezingen van 9 juni sloot partijleider André Rouvoet samenwerking met Wilders uit, en in het Nederlands Dagblad van 18 september 2010 betoogden twee prominente CU’ers dat ze nog liever met het ‘libertijnse’ D66 in zee zouden gaan, dan met de ‘antirechtsstatelijke’ PVV. Een deel van de ChristenUnie-achterban is het hier niet mee eens. De website van het zeer op de ChristenUnie
georiënteerde Nederlands Dagblad staat vol met reacties van orthodox-christelijke islamcritici, die in Geert Wilders een soort van nieuwe Messias zien die het christelijk geloof moet beschermen tegen het kwaad van de islam. De beruchtste reaguurder is ongetwijfeld de ‘joods-christelijke’ pastor Ben Kok, die door zijn provocerende acties – zoals met een Israëlische vlag op een pro-Palestijnse demonstratie inlopen – landelijke bekendheid heeft gekregen. De boodschap van Kok – en indirect dus die van Wilders – lijkt vooral aan te slaan bij ‘evangelische’ christenen.16 Zij zijn, omdat zij in tegenstelling tot gereformeerde
christenen vooral emotioneel en minder rationeel geloven, gevoeliger voor complottheorieën en de aantrekkingskracht van sterke leiders. Ook zijn evangelischen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de vrijgemaakt-gereformeerden, zeer pro-Israël. Wilders’ onkritische steun aan
de politiek van dit land kan onder evangelischen op brede sympathie rekenen. Toch heeft de ChristenUnie op 9 juni nauwelijks stemmen aan de PVV verloren.
Sympathie voor Wilders vertaalt zich niet altijd in een stem op de PVV. De
theocratische en monoculturele SGP deelt veel van haar standpunten met de PVV, maar de bevindelijk-gereformeerde SGP-achterban blijft niettemin de eigen partij trouw. Om jongeren die erg gevoelig zijn voor Wilders en de conservatieve Spruyt17 echter voor de SGP te behouden, is partijleider Cees van der Staaij kritischer over de islam dan zijn voorganger Bas
van der Vlies. De SGP was natuurlijk al kritisch over de islam, maar is dat nu explicieter. Daarnaast heeft Van der Staaij meteen na de verkiezingsuitslag van 9 juni een VVD-PVVCDA-kabinet zijn gedoogsteun aangeboden.18 Niettemin houdt de SGP enige afstand tot de PVV. De introverte stijl van politiek bedrijven van de SGP staat ver van het rauw populisme van de PVV af.19

‘JOODS-CHRISTELIJK’
Dat Geert Wilders een politiek fenomeen is met electoraal groeiend succes is geen nieuws. Ook zijn haat-liefdeverhouding met christenen is met name in 2010 naar voren gekomen door de discussie binnen het CDA. Wilders is geboren in een katholiek middenklassegezin in het Limburgse Venlo. Er is veel gespeculeerd over de herkomst en historie van zijn politieke
ideeën. Zelf zegt Wilders daarover dat hij zich tussen zijn twintigste en vijfentwintigste ging interesseren voor de Nederlandse politiek. Dit kwam met name door de misstanden en bureaucratie die hij signaleerde tijdens zijn werk bij de Sociale Verzekeringsraad. Hij benadrukt dat zijn interesse voor internationale politiek al eerder was vanwege zijn verblijf als tiener in Israël, van waaruit hij door het Midden-Oosten reisde.20 Hij deed op deze reizen veel indrukken op en hij maakte de spanningen in het Midden-Oosten aan den lijve mee. Zo moest hij schuilen bij bombardementen, kende gastvrijheid en zag hij haat ten opzichte van Israël.21 Wilders’ liefde en steun voor Israël en het joodse volk komt steeds duidelijk naar voren, hoewel hij zelf nooit waarneembaar gelovig is geweest.
Sinds 2001 werd Wilders in zijn doen en denken steeds meer neoconservatief, de aanslagen van 9/11 hebben hier een belangrijke invloed op gehad. Net als Fortuyn hamerde hij steeds vaker op de scheidslijn tussen de linkse heersende elite en het gewone volk. De islam werd daarbij steeds meer de vijand van de joods-christelijk humanistische cultuur van
Nederland en Europa beschouwd. Volgens politicoloog Koen Vossen is Wilders in 2006 wederom politiek opgeschoven en wel naar het nationaal-populisme. Opvallend hierin was zijn stellingname dat Nederland zich terug moest trekken uit Afghanistan en dat andere landen maar hun bijdrage moesten leveren aan de War on terror. De joods-christelijke cultuur werd
steeds meer opgenomen in een nationale identiteit die onverenigbaar is met de islam.22
De eerdergenoemde feiten resumerende zien we een beeld dat net zo ingewikkeld is als hetgehele politieke landschap. Het is een gegeven dat Wilders steeds meer stemmen wegtrekt bij de christelijke politieke partijen, maar dit gebeurt niet met enige logica. Als we kijken naar
het ‘Wilderseffect’ op de christelijke partijen in het parlement, CDA, CU en SGP, zien we dat hij dezelfde scheiding aanbrengt als in het gehele politieke landschap. Hij wint kiezers bij links en rechts, bij katholiek en protestant. Het CDA heeft hier het meest onder te lijden, omdat zij van de christelijke partijen het minst verzuild is en dit geldt dan met name weer voor haar katholieke achterban. De evangelische achterban van de CU en de bevindelijkgereformeerden van de SGP voelen sympathie voor sommigen standpunten van Wilders, maar vertalen dit niet overwegend in actief stemgedrag. Concluderend kun je met het christendom zowel linksom als rechtsom en zijn christenen niet per definitie meer pro of contra Wilders;
ook binnen deze gemeenschap wordt verdeeld op hem gereageerd. Om deze scheidslijn vast te leggen op de grens katholiek of protestant is eenzijdig en doet geen recht aan de complexe werkelijkheid. Wel is er veel sympathie onder katholieken, maar die is er ook vanuit een aanzienlijk deel van de protestanten. De van oudsher christelijke partijen hebben, evenals veel andere traditionele partijen, hun vanzelfsprekende legitimiteit ten opzichte van hun achterban verloren: dit verschijnsel is echter niet puur christelijk.


Drs. E. Klei is politiek historicus en heeft gewerkt aan een dissertatie over het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), die in het voorjaar van 2011 zal verschijnen bij uitgeverij Bert Bakker. J. Lemm BA is bestuurskundige en algemeen bestuurslid van de VVD Kamercentrale Brabant.


NOTEN:
1) R. Koole, Politieke partijen in Nederland: ontstaan en ontwikkeling van partijen en partijstelsel, Utrecht, 1995, pp.17-25.
2) F. Becker et al. (red.), Politieke partijen op drift, Amsterdam, 2003, pp.74-75.
3) M. van Dijk, Frederik Carel Gerretson (1884-1958). Tussen vrijheid en gezag, een studie naar de maatschappijkritiek van prof.dr. F.C. Gerretson, Utrechtse Historische Cahiers 20,
Utrecht, 1999.
4) M. Wolf, Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant, Amsterdam, 2010, pp.351-352.
5) A. Bleich, Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid, Amsterdam, 1986, pp.15-45.
6) R. Bouwman, De val van een bergredenaar. Het politieke leven van Willem Aantjes, Amsterdam, 2002.
7) E.H. Klei, ‘CDA-loyalisten: loyaal aan principes, niet aan de partij’, www.Joop.nl
8) R. Koole, Politieke partijen in Nederland, pp.95-200.
9) D.L. Pels, De geest van Pim: het gedachtegoed van een politieke dandy, Amsterdam, 2003, pp.13-37.
10) R. Koole, Politieke partijen in Nederland, pp.345-363.
11) J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force, Amsterdam, 2008, pp. 491-498.
12) F. van Deijl, ‘Leve de KVP’, HPdeTijd.nl, 8 september 2010.
13) J.D. Snel, ‘Alle populisten waren katholiek’, NRC Handelsblad Opinie & Debat, 11 en 12 september 2010.
14) ‘CDA-kiezer ziet liefst rechts kabinet’, Nederlands Dagblad, 27 augustus 2010.
15) J.D. Snel, ‘Alle populisten waren katholiek’.
16) D. Gillisen en W. Houtman, ‘PVV-aanhang in kerken blijft beperkt’, Nederlands Dagblad, 26 februari 2010; Redactie kerk, ‘Steun voorgangers aan coalitie met PVV’, Nederlands Dagblad, 19 augustus 2010.
17) J.M. ten Hove, ‘Refojongeren en de adoratie voor Wilders’, Reformatorisch Dagblad, 11 juli 2009.
18) ‘SGP bereid tot gedoogsteun voor rechtse coalitie’, Elsevier, 11 juni 2010.
19) J. Hoekman en A. de Jong, ‘Reformatorische opinieleiders over samenwerken met PVV’,
Reformatorisch Dagblad, 21 augustus 2010.
20) G. Wilders, Kies voor vrijheid: een eerlijk antwoord, 2005, pp.13-19.
21) A. Blok en J. van Melle, Veel gekker kan het niet worden, Hilversum, 2008, pp.53-58.
22) K.P.S.S. Vossen, ‘Van Bolkestein via Bush naar Bat Ye’or. De ideologische ontwikkeling van Geert Wilders’, http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jbdnpp/
jb08/KoenVossenartikelJB2008.pdf

Het CDA is niet conservatief

Onderstaande artikel werd op 29 november 2010 geplaatst op Joop.nl




Het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA is een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet


In de Volkskrant van zaterdag 27 november stelde Hans Hillen dat het CDA een conservatieve partij is. De defensieminister, die vroeger een tijdje lid was van de Edmund Burke Stichting van conservatief polemist Bart Jan Spruyt en tegenwoordig een warm pleitbezorger is van de gedoogconstructie met de PVV, vergeleek zijn partij met de Duitse CDU/CSU.

"In bijna alle landen waar ze bestaan, behoren christen-democratische partijen tot de conservatieve partijen. Logisch, want christelijke waarden zijn gebaseerd op een boek dat minstens 2.000 jaar oud is. Wij komen als CDA nu uit waar de CDU/CSU in Duitsland al jaren zit en daar horen wij ook. Als wij dit eerder hadden gedaan, hadden wij veel minder malheur gehad."

Hillen heeft ongelijk. Hoewel veel christelijke partijen een conservatieve koers hebben gevoerd of nog steeds voeren, leidt het christelijk geloof natuurlijk niet automatisch tot een conservatieve stellingname. Zoals je met het christendom rechtsom óf linksom kunt, zo kun je er ook conservatieve óf progressieve conclusies uit trekken. Het hangt heel erg van je eigen interpretatie af. Je hebt aan de ene kant de SGP die een overduidelijke conservatieve politiek voert, en aan de andere kant GroenLinks die niet weinig progressieve christelijke leden kent en onder andere is voortgekomen uit de christelijke EVP en de van oorsprong christelijke PPR.

Ook ten aanzien van het CDA klopt het beeld van Hillen niet. Het in 1980 opgerichte CDA is een fusie van ARP, CHU en KVP. De laatste twee partijen waren conservatief, maar de ARP was in de jaren zestig progressief geworden, steunde de dekolonisatie van Nieuw Guinea en verzette zich tegen de apartheid in Zuid-Afrika en de oorlog in Vietnam. Hoewel het CDA vanaf zijn oprichting een voorkeur heeft voor centrumrechtse kabinetten, onder de kabinetten-Balkenende verder is verrechtst en nu zelfs aan een regering deelneemt die gedoogsteun krijgt van de PVV, doet Hillen de geschiedenis van het CDA onrecht als hij zegt dat zijn partij een conservatieve partij is. De progressieve ARP-stroming in het CDA heeft oude papieren en oefende van tijd tot tijd invloed uit op de partij, vooral de (bijna allemaal uit de ARP afkomstige) loyalisten ten tijde van de kabinetten-Van Agt en Lubbers-I.

Hillen miskent ten slotte ook het heden. Tegenwoordig bestaat de progressieve ARP-stroming in het CDA namelijk nog steeds. Denk maar aan al die principiële PVV-critici als Willem Aantjes, Sytse Faber, Doekle Terpstra, Ad Koppejan en Wouter Beekers. Daarnaast zijn er ook progressief geworden katholieke CDA'ers zoals Dries van Agt. Een derde van het CDA-congres stemde in oktober tegen de gedoogsteugsteuncontructie met de PVV.

Natuurlijk is het CDA geen progressieve partij, tegenwoordig verre van dat zelfs. Progressieve christenen stemmen meestal niet op het CDA maar op GroenLinks of een andere niet-confessionele partij. Zelfs de conservatieve (maar in sociaal-economisch opzicht linkse) ChristenUnie is tegenwoordig progressiever dan het CDA en kreeg op 9 juni de stem van Aantjes. Niettemin is het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet. Onbedoeld is Hillen dus eigenlijk minder conservatief dan hij zich voordoet. Echte conservatieven (in de niet negatieve zin van het woord) houden immers rekening met het historisch gegroeide en vinden het streven naar gelijkschakeling revolutionair.

donderdag, augustus 26, 2010

CDA-loyalisten: Loyaal aan principes, niet aan de partij

Onderstaande artikel staat sinds dinsdag 24 augustus 2010 op Joop.nl





Het dagblad Trouw meldde vrijdag 20 augustus dat er in de CDA-fractie tenminste één Kamerlid is die een principieel voorbehoud heeft gemaakt tegen een regeerakkoord met gedoogsteun van de PVV van Geert Wilders. Een dag later schreef de krant dat er twee CDA-parlementariërs waren die weigerden om met Wilders samen te werken. CDA-leider Maxime Verhagen verwijst deze geruchten naar de prullenmand: "De hele fractie heeft unaniem, alle leden, ingestemd met het voeren van deze onderhandelingen. Tegelijkertijd geldt voor de hele fractie ook dat het eindresultaat beoordeeld wordt op de inhoud."

Los van wie er nu gelijk heeft, Trouw of Verhagen, doet deze situatie mij denken aan die van zo’n dertig jaar eerder, toen het kersverse CDA veel te stellen had met de zogenaamde loyalisten. Over hen gaat deze column. Wie waren de loyalisten, wat wilden zij, hoe groot was hun invloed en in hoeverre lijkt de situatie toen op die van thans?

Het verhaal van de loyalisten begint in 1977: In Nederland is het kabinet-Den Uyl aan de macht, het meest linkse kabinet dat ons land ooit gekend heeft. Twee voorlopers van het CDA, de protestantse ARP en de katholieke KVP, leveren ministers voor dit kabinet. De AR-ministers voelen zich in dit kabinet als een vis in het water, maar KVP-minister Van Agt daarentegen botst regelmatig met zijn progressieve collega’s. Dankzij Van Agt komt het kabinet-Den Uyl begin 1977 dan ook ten val. ARP en KVP doen samen met de conservatief-christelijke CHU als CDA aan de parlementsverkiezingen mee. Van Agt is lijsttrekker. Het CDA wordt met 49 zetels de tweede partij van het land.

Het ligt voor de hand dat het CDA met de grote winnaar van de verkiezingen, de 53 zetels tellende PvdA, gaat regeren. Het loopt echter anders. Nadat de formatiepogingen tussen PvdA, CDA en D66 telkens weer zijn stukgelopen besluit Van Agt om met Hans Wiegel van de VVD aan tafel te zitten. CDA en VVD vormen met 77 zetels samen een krappe meerderheid in het parlement. In restaurant Le Bistroquet wordt eind 1977 het rechtse kabinet-Van Agt-Wiegel informeel geformeerd. De meeste CDA-Kamerleden, moe van al het geformeer, zien dit kabinet wel zitten. Zeven (voornamelijk uit de ARP afkomstige) parlementariërs waren echter liever met Den Uyl in zee gegaan. De zeven dissidenten zijn: Willem Aantjes (ARP), fractievoorzitter van het CDA tot zijn val in 1978, Bouke Beumer (ARP), Hans de Boer (ARP), Stef Dijkman (KVP), Sytze Faber (ARP), Jan van Houwelingen (ARP) en Jan Nico Scholten (ARP).

De zeven willen hun steun aan het rechtse kabinet niet voluit toezeggen. Uiteindelijk gaan ze wel akkoord, maar onder voorwaarden. Dankzij de CDA-loyalisten kan het kabinet geen wezenlijk ander beleid voeren dan in de voorafgaande jaren. De overheidstekorten, enorm gestegen tijdens het kabinet-Den Uyl, worden nog groter. Van Agt en Wiegel komen niet toe aan het ‘puinruimen’, wat Wiegel ons later wil doen laten geloven. Het bezuinigingsplan Bestek ’81 is heel bescheiden.

In 1980 komt het kabinet-Van Agt/Wiegel dankzij de loyalisten bijna ten val. Onderwerp van de controverse is niet de bezuinigingspolitiek maar de houding van het kabinet tegenover het blanke apartheidsregime in Zuid-Afrika. CDA en VVD zijn beslist geen voorstanders van de rassenscheiding in dat land en de stelselmatige discriminatie van de zwarte bevolking, maar ze vinden de apartheid geen voldoende reden om Zuid-Afrika economisch te boycotten. De progressieve partijen vinden van wel. Oppositieleider Den Uyl dient een motie in om tegen Zuid-Afrika een olieboycot in te stellen. De motie wordt aangenomen maar het kabinet besluit deze naast zich neer te leggen. Vervolgens dient Den Uyl een motie van wantrouwen in, die op het nippertje door de Kamer wordt verworpen: 72 parlementariërs stemmen voor, 74 tegen. De CDA-loyalisten hebben voor de motie gestemd. Het kabinet-Van Agt/Wiegel heeft de motie van wantrouwen overleefd alleen omdat de kleine rechtse partijen besluiten om tegen te stemmen. Belangwekkend is dat kabinetsformateur Wim van der Grinten een situatie zoals die zich in 1980 zou voordoen drie jaar eerder heeft voorzien, en in 1977 met de SGP, het GPV, de Boerenpartij en DS’70 een gedoogovereenkomst heeft afgesproken. Dankzij de gedoogsteun van drie rechtse partijen die dubieus staan tegenover de rechtsstaat (SGP, GPV en de BP steunen de apartheid door dik en dun) kan het kabinet dus in het zadel blijven.

In 1981 wordt het rechtse kabinet-Van Agt/Wiegel opgevolgd door het centrumlinkse kabinet-Van Agt/Den Uyl/Terlouw, dat na een klein jaar ruziën ten val komt. Na het interimkabinet-Van Agt/Terlouw treed in 1982 het rechtse kabinet-Lubbers aan. In tegenstelling tot Van Agt komt Lubbers wel aan bezuinigen toe en doet dit zo voortvarend, dat de Nederlandse economie er (ondanks pijnlijke maatregelen) weer bovenop wordt geholpen. De loyalisten, inmiddels kleiner in aantal, voeren nu een achterhoedegevecht. Omdat CDA en VVD met samen 81 zetels over een stevige meerderheid in het parlement beschikken zijn de overgebleven loyalisten politiek gezien ook niet zo relevant meer. Alleen tijdens het debat over de vraag of er op Nederlandse bodem Amerikaanse atoomwapens mogen worden geplaatst doen de linkse loyalisten lastig, maar dankzij de steun van klein rechts (nu SGP, GPV en RPF) trekken de CDA-dissidenten weer aan het kortste eind.

Dat de loyalisten steeds minder invloed krijgen komt ook door de toenemende fractiediscipline bij het CDA. Fractievoorzitter Bert de Vries ontneemt in 1983 de gedreven maar kritische Scholten het fractiewoordvoerderschap, waarop Scholten uit de CDA-fractie stapt. Scholten vormt hierna samen met Dijkman de fractie Scholten/Dijkman en blijft tot 1986 Kamerlid. In 1984 richt Scholten de Parlementariërs tegen Apartheid op, een internationale groepering die het wereldwijde anti-apartheidsprotest kracht wil bijzetten. Saillant detail: Scholten wordt in Washington opgepakt als hij daar tegen apartheid demonstreert. In 1986 besluit Scholten om lid te worden van de PvdA en voor deze partij belandt hij later nog in de senaat. Een progressieve partij als de PvdA bood meer ruimte aan kritische geesten dan het vaak zo conservatieve en conformistische CDA.

Tussen toen en thans zijn er interessante verschillen en overeenkomsten. Het grootste verschil is de grootte van de linkse loyalisten en rechtse gedogers. De loyalisten van nu zijn (volgens Trouw) met z’n tweeën in Kamer, in 1977 waren het er zeven. De rechtse gedogers daarentegen waren in 1977 slechts goed voor 6 zetels (3 SGP, GPV, Boerenpartij en DS’70 elk 1) terwijl PVV en SGP nu samen 26 zetels hebben (24 PVV, 2 SGP). De ChristenUnie (de opvolger van GPV en RPF) kan bovendien niet langer zonder meer tot rechts gerekend worden: partijleider André Rouvoet en vooral senator Egbert Schuurman hebben nu publiekelijk afstand genomen van de PVV en willen een rechts kabinet geen gedoogsteun geven.

De grote overeenkomst met vroeger is dat de keuze om CDA-dissident te worden nog steeds wordt ingegeven door moraal. De loyalisten zijn niet trouw aan de partijleiding, maar aan hun eigen principes. Het is dan ook geen wonder dat de loyalisten toen en thans voor het leeuwendeel protestanten zijn. Katholieken zijn hiërarchischer ingesteld en hebben de neiging hun instituut Kerk (met hoofdletter) altijd de hand boven het hoofd houden, ook al gebeuren daar dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Protestanten, en ik bedoel hiermee geen SGP’ers maar protestanten van het progressieve soort, gaan uit van het individuele geweten. Zij doen hun mond open als er ergens in de wereld onrecht plaatsvindt. Ik wens de CDA-loyalisten in de Kamer en daarbuiten (ik denk aan Wouter Beekers, Sytse Faber, Willem Aantjes, Doekle Terpstra maar ook aan Bert de Vries en Dries van Agt) veel succes in hun strijd voor de morele geloofwaardigheid van hun partij.

woensdag, augustus 04, 2010

Prominenten doen oproep om afstand van PVV te nemen

http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1406270.ece/Prominenten_doen_oproep_om_afstand_van_PVV_te_nemen

Oproep aan Kamerleden: neem afstand van PVV

Oproep aan Kamerleden: neem afstand van PVV

http://www.nd.nl/artikelen/2010/augustus/04/oproep-aan-kamerleden-neem-afstand-van-pvv

Nederlands Dagblad, 5 augustus 2010

van onze redactie binnenland

AMSTERDAM - Tweede Kamerleden van de VVD en het CDA moeten afstand nemen van de plannen van hun partijen om een gedoogakkoord te sluiten met de PVV.


14 reacties


Die oproep doet het nieuwe Comité voor de rechtsstaat in een brief die het aan de Kamerleden van de VVD en het CDA heeft gestuurd. Het comité is opgericht door de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans. De brief is mede ondertekend door zeventig Nederlanders, waaronder bekende theologen, historici, filosofen en opiniemakers. Zo staan er de namen onder van hoogleraar theologie Erik Borgman, emeritus hoogleraar economie en voormalig ARP-Kamerlid Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar geschiedenis Maarten van Rossem, hoogleraar filosofie Paul van Tongeren, politiek historicus Ewout Klei, historicus Johan Snel en adjunct-directeur van De Groene Amsterdammer Tiers Bakker.

De brief is gebaseerd op een stuk van Jan Dirk Snel, dat eerder als opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad verscheen. Volgens de opstellers moeten de Kamerleden van CDA en VVD uitspreken dat ze elke aanval op de rechtsstaat afkeuren en dat ze het niet zullen accepteren, als de gedoogpartner van de coalitie zich daar toch schuldig aan maakt. ,,De werkelijkheid is niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen'', stelt de brief. Volgens de opstellers tasten de uitspraken van Wilders de beginselen van de rechtsstaat aan en vraagt dat om een ondubbelzinnige, publieke afwijzing.

Partijpolitieke aard
Mark Rutte (VVD), Maxime Verhagen (CDA) en Geert Wilders (PVV) hebben juist afgesproken dat die laatste mag blijven zeggen wat hij wil. De opstellers van de brief doen geen uitspraak over welk kabinet wél gewenst is. Hun schrijven is ,,niet van partijpolitieke aard''.

CDA-leider Verhagen benadrukte woensdag in een interview dat het zou gaan om een CDA-VVD-kabinet. En in het gedoogakkoord met de PVV worden zaken als de bezuinigingen vastgelegd, maar niet de anti-islamagenda van Wilders. Emeritus-hoogleraar filosofie Sander Griffioen, die de brief ook ondertekende, vindt dat te makkelijk gesteld. ,,Zo onschuldig is het niet. Ik heb niets tegen het aangaan van tijdelijke bondgenootschappen. Maar je kijkt nu naar het aantal zetels dat de PVV vertegenwoordigt en vraagt om structurele hulp. Op zo'n moment moet je andersom ook eisen stellen aan de PVV en het optreden van die partij.''

Fout
In de optiek van Griffioen maakte het CDA ook al een fout toen de partij tijdens het eerste kabinet-Balkenende in zee ging met de Fortuynisten. ,,Dat heeft de staat serieus in gevaar gebracht. Maar het CDA wil altijd regeringsverantwoordelijkheid dragen. Dat zit ze in het bloed.''

Een andere ondertekenaar van de brief, Herman Oevermans, directeur van de Academie Mens en Organisatie aan de Christelijke Hogeschool Ede, vindt ook dat Verhagen zich er te gemakkelijk van af maakt. ,,Lubbers heeft al gesteld dat dit geen echt minderheidskabinet is, maar een bijzonder meerderheidskabinet. De PVV is nodig op onderdelen.''

SGP
Hij verbaast zich er daarnaast over dat een groep reformatorische christenen en een partij als de SGP geen afstand nemen van deze kabinetsvariant. ,,Als orthodox-christelijke minderheid sta je pal voor de rechten van minderheden. Daar zit ook een zeker eigenbelang bij. Maar Wilders gunt die rechten niet aan de islamitische minderheid. Daarom is het wat mij betreft een doodlopend spoor om met de PVV zaken te doen. Rechten die je claimt voor jezelf moet je anderen niet ontnemen.''

dinsdag, augustus 03, 2010

Persbericht - Oprichting Comité voor de Rechtsstaat - Oproep aan Kamerleden van VVD en CDA

Onderstaande open brief heb ik ook ondertekend.

PERSBERICHT

OPRICHTING COMITÉ VOOR DE RECHTSSTAAT
BRIEF AAN KAMERLEDEN VVD EN CDA

Het op vrijdag 31 juli jongstleden genomen besluit van VVD, CDA en PVV om te streven naar een minderheidskabinet van VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV, heeft veel kritsche reacties opgeroepen. Wat echter tot nog toe sterk onderbelicht is gebleven, is dat VVD en CDA met dit besluit een principiële grens hebben overschreden.
In hun streven samen te gaan regeren willen VVD en CDA een gedoogakkoord sluiten met een partij die zich een vijand van onze rechtsstaat betoont, waarbij er volgens de vrijdag afgelegde verlaring sprake is van ‘acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht’.
De PVV keert zich tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet, terwijl zij tevens wil tornen aan de onafhankelijkheid van de rechtsspraak. Het staat een ieder vrij deze ideeën uit te dragen, maar van partijen als de VVD en het CDA, die zeggen onze rechtsstaat te verdedigen, mag verwacht worden dat zij zich van dergelijke opvattingen distantiëren, en dat zij zich niet politiek afhankelijk maken van een ondemocratisch georganiseerde partij die deze antirechtsstatelijke ideeën propageert.

Deze uiterst zorgelijke ontwikkeling is voor een aantal burgers aanleiding een Comité voor de Rechtsstaat op te richten. De initiatiefnemers, de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans, hebben een brief geschreven aan alle leden van de Tweede Kamer van VVD en CDA, die mede is ondertekend door ruim zeventig bezorgde burgers, waaronder de theoloog Erik Borgman, de historicus Maarten van Rossem, de ethicus Gerrit Manenschijn, de econoom Bob Goudzwaard, de oud-ambassadeur Edy Korthals Altes, de islamoloog Pieter Sjoerd van Koningsveld en de filosofen Sander Griffioen en Paul van Tongeren. Hierin wordt de Kamerleden van beide partijen gevraagd ondubbelzinnig afstand van te nemen van de verklaring van jongstleden vrijdag en uit te spreken dat zij elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeuren en het ook niet acceptabel achten als gedoogpartners van een door hen gesteund kabinet dat wel doen. (Zie bijgaande brief)
De initiatiefnemers en ondertekenaars zullen, afhankelijk van de ontwikkelingen, zich beraden over verdere stappen.

Namens het comité,
Jan Dirk Snel
Rob Hartmans
(Initiatiefnemers van het Comité voor de Rechtstaat)


Noot voor de redactie
Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06-46437538 (Rob Hartmans)
j.d.snel@chello.nl
robhartmans@gmail.com








Officiële tekst in de bijlage


Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06 46437538 (Rob Hartmans)


Aan:
de leden van de Tweede Kamerfracties van VVD en CDA
Ter kennisneming aan:
de overige leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal
- Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
-Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Postbus 20017
2500 EA Den Haag

Amsterdam/Assendelft, 3 augustus 2010



Geacht Kamerlid,

Vrijdag 30 juli 2010 is de dag waarop uw fractie een principiële grens heeft overschreden. Op de avond van deze vrijdag deelden de fractievoorzitters van VVD en CDA, Mark Rutte en Maxime Verhagen, in een verklaring die ze samen met de fractievoorzitter van de PVV, Geert Wilders, aflegden, mee dat ze zouden gaan onderhandelen over een regeerakkoord tussen VVD en CDA, dat door middel van een gedoogakkoord door de PVV gesteund zou worden.

Rutte en Verhagen verklaarden samen met Wilders dat de partijen "elkaars verschil van inzicht" over de vraag of de islam te karakteriseren valt "als óf religie óf (politieke) ideologie", "accepteren". En iets verderop herhaalden ze dat nog eens door te reppen van "acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht".

Wat dit betekende, konden we heel snel zien. PVV-leider Wilders legde aan de verzamelde pers uit dat hij voortaan door zou kunnen gaan met zijn bekende uitspraken over de islam. De werkelijkheid is dus niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen.

Wie het partijprogramma van de PVV raadpleegt, zal constateren dat deze partij onder meer de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet op de islam wil betrekken, een heilig boek wil verbieden, hoofddoekjes wil belasten en de “strijd tegen de islam” tot “het kernpunt van ons buitenlandbeleid” wil maken. De PVV keert zich hiermee in ieder geval tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet. Ook dat is binnen ons rechtsbestel toegestaan, maar wel moet geconstateerd worden dat een partij die zich uitspreekt tegen deze fundamentele grondrechten, zich een vijand van onze rechtsstaat betoont.

Onze vrijheden zijn ongedeeld: ze gelden voor alle burgers zonder uitzondering gelijkelijk. Wie dat niet aanvaardt, verwerpt de vrijheden die van ons allen zijn. Niet wat wij van de islam vinden, is het kernpunt, maar of we de rechtsstaat de moeite van het verdedigen waard achten.

Door middel van hun verklaring hebben Mark Rutte en Maxime Verhagen aangegeven dat ze pleidooien tegen onze rechtsorde accepteren als een legitieme uiting van een gedoogpartner, ook al is het duidelijk dat ze die zelf geenszins onderschrijven. Vanuit hun verantwoordelijkheid hadden ze zover nooit mogen gegaan. Van coalitiegenoot of gedoogpartner mag men bij twijfel een meer hartelijke omhelzing van de beginselen van de rechtsstaat verwachten.

U bent lid van een fractie die met de gedoogverklaring heeft ingestemd. Wij vragen u alsnog daar in een publieke verklaring ondubbelzinnig afstand van te nemen en uit te spreken dat u elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeurt en het ook niet acceptabel acht als gedoogpartners van een door u gesteund kabinet dat wel doen.

Over de vraag welke coalitie al dan niet gewenst is, spreken wij ons in dit schrijven niet uit, ook niet als het gaat over een eventuele coalitie met de PVV of gedoogsteun door die partij. Dit schrijven is niet van partijpolitieke aard. Het gaat de ondertekenaren om de handhaving van een fundamentele en principiële norm.

Voor de tekst van deze brief zijn de eerste twee ondertekenaren volledig verantwoordelijk. De medeondertekenaren ondersteunen de hoofdstrekking van dit betoog, maar zullen op onderdelen uiteraard hun eigen uiteenlopende opvattingen koesteren. Deze brief is voortgekomen uit een schrijven dat de eerste ondertekenaar op 31 juli 2010 opstelde en verzond en dat onder meer te vinden is op zijn weblog en op verzoek op de site joop.nl; dat stuk was uiteraard alleen voor zijn verantwoordelijkheid.

Wij hopen dat u gevolg geeft aan de oproep in deze brief en wensen u het allerbeste bij uw werkzaamheden ten dienste van het gehele Nederlandse volk.


Hoogachtend,


Jan Dirk Snel, historicus, Amsterdam


Rob Hartmans, historicus, Assendelft



Medeondertekenaren:

* Tiers Bakker, adjunct-directeur De Groene Amsterdammer, Amsterdam

* H.Bart, emeritus hoogleraar wiskunde Erasmus Universiteit Rotterdam, Bleiswijk

* M.M.L. Beek, psycholoog, voorheen universitair docent huisartsgeneeskunde Radboud Universiteit, Nijmegen

* Klaas van Berkel, hoogleraar geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen, Zuidhorn

* Jan de Boer, oud-directeur sociale dienst Leeuwarden, schrijver-dichter in de Franse taal, St.Laurent de la Cabrerisse, Frankrijk

* Marlies ter Borg, auteur Bijbel en Koran in Verhalen, Aerdenhout

* M.B. ter Borg, hoogleraar godsdienstsociologie en niet-institutionele religie Universiteit Leiden, Aerdenhout

* Erik Borgman, hoogleraar theologie van de religie in het bijzonder het christendom Universiteit van Tilburg, Utrecht

* J.Breman, emeritus hoogleraar Universiteit van Amsterdam, Heemstede

* Maureen Butter, coördinator Platform Gezondheid en Milieu, Leens

* M. Clotscher, HRM consultant, Den Haag

* René Danen, voorzitter Nederland Bekent Kleur, Amsterdam

* M. Doef, huisvrouw, Bleiswijk

* Fons Elders, emeritus hoogleraar Theory of World Views, Warder

* Elizabeth Fisher-Spanjer, literair agent voormalige Alexander Herzen Stichting, Amsterdam

* Willem Frijhoff, emeritus hoogleraar geschiedenis Vrije Universiteit, Rotterdam

* Jaap van Gelderen, kerkhistoricus, Kampen

* Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar economie Vrije Universiteit en oud-lid van de Tweede Kamer (ARP)

* Sander Griffioen, emeritus hoogleraar wijsbegeerte Vrije Universiteit, Loenen aan de Vecht

* Anton van Hooff, klassiek historicus, Nijmegen

* Leon Heuts, journalist, Eindhoven

* J.E. Hamburger, stafmedewerker Uitvoeringsorganisatie Sociale Zekerheid, Broek in Waterland

* Willem Harland, gepensioneerd leraar, Delfzijl

* J.Z. Herrenberg, schrijver, Delft

* Maarten Jan Hijmans, journalist, Amsterdam

* Han van der Horst, hstoricus, Schiedam

* Jacqueline van IJken, manager ggz, Assendelft

* Esther van IJken, Amsterdam, logopedist

* Michele Jacobs, journalist, Amsterdam

* Cees van der Jagt, aow-er en als vrijwilliger bij diverse activiteiten betrokken, Ede

* Bert de Jong, oud-parlementair redacteur en chef-redacteur dagblad Trouw, Almere

* Jaap de Jong, docent, Utrecht

* T.P. de Jong, predikant, Stadskanaal

* Ewout Klei, politiek historicus, Kampen

* Dolph Kohnstamm. oud-hoogleraar psychologie, Amsterdam

* Jan H. Kompagnie, historicus, Gouda

* Pieter Sjoerd van Koningsveld, emeritus hoogleraar islamologie, Oegstgeest.

* Cor en Anne Koole, Zeist

* Peter Koop, office-manager, Bloemendaal

* Edy Korthals Altes, oud-ambassadeur, Den Haag

* Bas Kromhout, historicus, Voorburg

* Bert Laeyendecker, emeritus hoogleraar sociologie, Doorn

* Solange Leibovici, literatuurwetenschapster, Amsterdam

* Gerrit Manenschijn, emeritus hoogleraar ethiek, Alphen aan den Rijn

* Bauke Marinus, historicus, Amsterdam

* Monica Meijsing, filosoof, Nijmegen

* Herman Oevermans. directeur Academie Mens en Organisatie, Christelijke Hogeschool Ede, Bennekom

* Rob de Ridder, antropoloog, Harich

* S.M. Rodenhuis, Almere

* Maarten van Rossem, emeritus hoogleraar geschiedenis, Utrecht

* T.Schroders, psychriatisch verpleegkundige,Terschelling.

* Arend Smilde, freelance vertaler en redacteur, Utrecht

* Frans Smits, hoofdredacteur Historisch Nieuwsblad en Maarten!, Amsterdam

* Alice Snel–ten Dolle, gepensioneerd (jeugd)bibliothecaris en hbo-docent, Deventer

* Johan Snel, historicus, Ede

* Frans J.J. Thuijs, historicus, Amsterdam

* Gérard van Tillo, emeritus hoogleraar godsdienstsociologie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam

* Jans Tinbergen, filosofe, Rotterdam

* Paul J.M. van Tongeren, hoogleraar filosofie Radboud Universiteit, Nijmegen.

* Jouke Turpijn, historicus, Amsterdam

* Erna Vahrmeijer, Zwolle

* Alida van der Veen, Amsterdam

* J.A. van der Ven, hoogleraar religiewetenschappen Radboud Universiteit, Nijmegen

* L. Vermij, gepensioneerd, voorheen werkzaam in industrie research en development, Doesburg

* Rienk Vermij, historicus, Norman, Oklahoma, Verenigde Staten
* Karuna Waaijer, psychologe-psychotherapeute, Leiden

* Koo van der Wal, emeritus hoogleraar wijsbegeerte, Maarssen

* Gerard Wiegers, hoogleraar religiestudies Universiteit van Amsterdam, Leiden

* Diederik Wienen, theoloog, Utrecht

* Bèr Wilbers, journalist, Eindhoven

* F. Willems, huisvrouw, Feinsum

* Theo W.A. de Wit, universitair docent en bijzonder hoogleraar Universiteit van Tilburg, Utrecht

* Kees van Zijverden, Enkhuizen

* Evert van der Zweerde, hoogleraar politieke filosofie, Nijmegen

donderdag, juli 29, 2010

Bij regering van VVD, PVV en CDA ga ik naar het Malieveld

Dit artikel stond op 17 juni 2010 op www.protestant.nl


http://www.protestant.nl/actueel/bij-regering-van-vvd-pvv-en-cda-ga-ik-naar-het-malieveld

Op 9 juni was ik jarig. Het mooiste cadeau waren de Tweede Kamerverkiezingen. ’s Avonds wachtte ik vol spanning af te welke partij de grootste zou worden: PvdA of VVD. Toen ik naar bed ging dacht ik dat Cohen premier zou worden, toen ik de volgende ochtend wakker werd bleek Rutte op het nippertje toch te hebben gewonnen. Het is nu aan hem om een stabiele coalitie te formeren, die in tegenstelling tot die van Balkenende de eindstreep wel haalt.

De verkiezingsuitslag was voor de confessionele partijen een drama. Het CDA heeft net als in 1994 weer twintig zetels verloren: toen gingen de christendemocraten van 54 naar 34, nu zijn ze van 41 naar 21 gegaan. Ook de ChristenUnie heeft verloren, hoewel maar één zetel. Mijn vermoeden is dat dit komt omdat een aantal CU-kiezers op het laatste moment dacht: ‘Stem strategisch, stem CDA’ en het verlies van de christendemocraten hiermee hoopte te beperken.

Komen de confessionele partijen weer in de regering? In 1994 was het CDA zo instabiel vanwege de ruzie tussen Ruud Lubbers en Elco Brinkman, dat winnaar Wim Kok er niet over dacht om met deze partij in zee te gaan. Als het CDA nu kans wil maken om in de regering te komen, moeten ze snel met een nieuwe, door iedereen erkende leider te komen. Anders kunnen ze weer voor acht jaar de oppositie in. Sowieso speelt het CDA in een regering de derde viool, omdat de partij nu kleiner is dan de PvdA én de PVV.

De ChristenUnie kan het helemaal vergeten. De partij is te links voor de Venlose variant (VVD, PVV en CDA) en te conservatief voor paars plus (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks). De SGP daarentegen bevindt zich wel in een riante positie. De staatkundig-gereformeerden staan ideologisch gezien het dichtst bij de grote winnaar van de verkiezingen, de PVV, en zijn onder leiding van haar nieuwe fractievoorzitter Kees van der Staaij uitgesproken anti-islam geworden. Bovendien is de steun van de SGP straks misschien nodig om de Venlose variant overeind te houden. VVD, PVV en CDA beschikken over 76 van de 150 zetels in het parlement. Als het dwarse Kamerlid Hero Brinkman wegloopt blijft de coalitie dankzij de steun van de SGP haar meerderheid in het parlement behouden.

Voor mij is een rechts kabinet van VVD, PVV en CDA, al dan niet steunend op gedoogsteun van de SGP een nachtmerriescenario. Als we een regering krijgen die openlijk mensen discrimineert ga ik naar het Malieveld. Voor de vorm zal Rutte in de eerste instantie kijken of een kabinet met de PVV tot de mogelijkheden behoort, maar ik hoop en verwacht dat hij voldoende liberaal is om in te zien dat de weg naar Venlo doodloopt. Een VVD-PvdA-CDA-kabinet is vlees-nog-vis, dus die komt er denk ik ook niet.

Wat rest is paars plus. Ik denk dat er van deze coalitie veel elan kan uitgaan, net als toentertijd bij paars I. Kok zei toen het eerste paarse kabinet was gevormd dat dit geen antireligieus kabinet was. Paars III wordt dat ook niet. In tegenstelling tot de PVV zijn VVD, PvdA, D66 en GroenLinks democratische partijen waar iedereen lid van kan worden. Het hoeft ook geen betoog dat voor elk van deze vier partijen moslims en christenen actief zijn. Ze zijn wellicht niet zo conservatief als de gelovigen die van mening zijn dat je alleen met mensen van je eigen ware geloof in één partij mag zitten, maar zullen wel rekening houden met orthodoxe gevoeligheden. De PVV doet dat niet. Ik verwacht daarom dat het paars plus wordt.

Pas dan is mijn verjaardag echt geslaagd.

Ewout Klei voor Protestant.nl

Ewout Klei is historicus en schrijft een proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond.

donderdag, april 09, 2009

110% anti-Wilders

http://www.conservatismeweb.nl/node/490 en http://www.conservatismeweb.nl/node/490

Auteur: onbekend

Dat de intellectuele en politieke elite van Nederland zich nog altijd geen raad weet met Wilders en zijn achterban werd ook deze week weer pijnlijk duidelijk (+3 zetels in de peilingen voor de PVV deze week?).

Ditmaal was het de beurt aan het CDA om het cordon sanitair rond Wilders verder vorm te geven. Voorzitter Van Heeswijk had, zoals de CDA traditie voorschrijft, gesteld dat het CDA geen enkele coalitie uitsluit. Hij heeft het geweten. Hij heeft zijn uitspraken onder druk van de lieve vrede moeten terugnemen. Het CDA heeft namelijk nogal wat moslims en politiek correcten in de fractie. Zij wijzen een coalitie op voorhand principieel af. Dit soort anti-democratische terreur dient het CDA in mijn ogen principieel af te wijzen. Uberhaupt hebben moslims niks te zoeken bij een christelijke partij, laat ze hun eigen partij oprichten. “Kamerleden zouden uit de fractie stappen en leden de partij verlaten.” Prima, aan dat soort 50-ers en moslims heb je toch niets. Die kunnen dan fijn samen de PVWN oprichten, partij voor wegkijken en negeren. Probleem opgelost.

Dan was er ook nog minister Verhagen die vindt dat Wilders verdeeldheid zaait. Tja, so what? Had een punt toen hij zei: ,,Alsof we bang moeten zijn voor iemand, alsof we een ander moeten bestrijden, enkel en alleen vanwege zijn geloof'' Dat is ook waar Wilders uit de bocht vliegt. Verder niet zoveel mis met het optreden van de minister, hij bestrijdt Wilders op een redelijke manier.

Dit waren niet de enige incidenten. Ephimenco heeft er een briljant stukje over geschreven in Trouw met de toepasselijke naam Adolf Wilders. Pechtold zou bij een kabinet Wilders in plaats van oppositie bieden juist gaan emigreren. Wat een laffe tak! Ook hier weer het dedain tegenover het (pvv) electoraat. En historicus Ewout Klei kon het gister in Trouw niet laten om weer even de opkomst van Wilders met de opkomst van Hitler te vergelijken. Een regelrecht gotspe. Ephimenco: “Mijn advies aan Pechtold en Klei: koop gewoon wat advertentieruimte. De tekst? ‘Zoek nette idealist al dan niet met liefde voor dieren voor urgent karwei. Sollicitatiegesprekken na 18 uur op parking Mediapark.’”
Touché!

woensdag, april 08, 2009

Wilders accepteert niemand, ook geen CDA

Trouw, Podium, 8 april 2008. http://www.trouw.nl/opinie/podium/article2377918.ece/Wilders_accepteert_niemand__ook_geen_CDA_.html

Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Ewout Klei, historicus, schrijft proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond


De PVV mag dan in de peilingen de grootste zijn, maar om te regeren moet je compromissen sluiten. Dat dreigt te falen, want Wilders bedrijft antipolitiek.


De instabiliteit van ons huidige politieke bestel komt misschien wel het duidelijkst tot uitdrukking in de wekelijkse opiniepeilingen van Maurice de Hond, die meent te weten wat het volk van Nederland wil.

Met name de VVD lijkt door de opiniepeilingen haar zelfvertrouwen te zijn kwijtgeraakt. Mark Rutte probeert met populistische proefballonnetjes die de liberale principes verloochenen het ’volk’ te paaien, dat echter liever gaat voor het rechtse origineel: de PVV van Geert Wilders die in de peilingen van De Hond de grootste partij is geworden met 32 zetels. In Trouw schreef columnist Hans Goslinga dat een kabinet van CDA en PVV geen hersenschim meer is. Voor het CDA zou nog steeds de uit 1925 stammende Nolens-doctrine gelden, namelijk dat er alleen in uiterste noodzaak wordt geregeerd met de sociaal-democraten en dat de christen-democraten liever met anderen in zee gaan. Maar kan er met de PVV, ondanks de peilingen, dan wél een partij worden geregeerd? En is er een redelijk alternatief voor de ’Venlose Variant’ van CDA en PVV?

Om te regeren moet een partij compromissen sluiten. Nederland heeft sinds 1918 een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Geen enkele partij heeft ooit de helft + 1 zetel gehaald. De PvdA trachtte dit in de jaren zeventig te doorbreken door van te voren met D66 en PPR een schaduwkabinet te vormen dat het program Keerpunt ’72 moest uitvoeren. Het in 1973 aan de macht gekomen kabinet-Den Uyl moest het echter ook doen met de gedoogsteun van KVP en ARP, waardoor revolutionaire veranderingen uitbleven.

Ook Geert Wilders moet, behalve als zijn partij 76 zetels haalt, compromissen sluiten met andere partijen als hij aan de regeringstafel wil aanschuiven. Zo werkt dat. De Wilderianen zeggen wel dat het ’volk’ spreekt en Wilders als premier wil, maar de meerderheid van de kiezers, 118 zetels, ziet dat nog steeds niet zitten. Bovendien is de gedachte dat de grootste partij de minister-president levert geen absolute regel. In de jaren vijftig was de KVP de grootste partij maar leverde de PvdA de premier. In 1966 was Jelle Zijlstra van de kleine ARP premier, van 1971 tot 1973 Barend Biesheuvel van diezelfde ARP en in 1977 en 1982 werd de PvdA de grootste, maar kwam de partij, door de onredelijke opstelling van Den Uyl, niet in de regering.

Zal Wilders water bij de wijn doen? Het lijkt mij van niet. Het succes van de PVV steunt op de antipolitiek, het verzet tegen het establishment, het weglopen van discussies en het doen van onredelijke voorstellen die in strijd zijn met onze democratische rechtsstaat. Met de film Fitna, de vergelijking van de Koran met Mein Kampf en de oproep om Marokkaanse reljongeren door hun kniebanden te schieten plaatst Wilders zich buiten de parlementaire orde. Wilderianen zullen dit wellicht opvatten als een poging om Wilders te demoniseren, maar in 1933 ging het in Duitsland behoorlijk fout toen de gematigd rechtse partijen besloten om met de grote winnaar van de verkiezingen, de antiparlementaire NSDAP van Hitler, samen te werken.

Is er een alternatief straks? Het is allereerst maar de vraag of de peilingen werkelijkheid worden. Van de twintig virtuele zetels van Trots op Nederland is er nu nog maar één over en dat kan de PVV ook overkomen. Aan de verkiezingen gaan debatten vooraf. Wilders kan niet discussiëren, en zal dus door de mand vallen. Of hij moet straks alle verkiezingsdebatten boycotten. Maar zal zijn ’volk’ daar intrappen?

Verder zijn er ook andere opiniepeilingen, zoals bijvoorbeeld de Politieke Barometer: www.politiekebarometer.nl. Uit de laatste peilingen blijkt dat het CDA nog steeds groter is dan de PVV – 35 zetels tegenover 24 – en nog veel interessanter, dat CDA, PvdA en D66 samen een parlementaire meerderheid hebben, namelijk 35 + 28 + 13 zetels = 76 zetels. Misschien kan GroenLinks dit nog aanvullen, hoewel een kabinet van vier partijen nu niet bepaald stabiel is.

Omdat de VVD op dit moment erg met zichzelf bezig is en nog steeds te veel luistert naar de populisten, is een nieuw paars kabinet onmogelijk. Vanwege het stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijven de christen-democraten voorlopig in het centrum van de macht. Hoewel het CDA niet van harte met de PvdA regeert is er nu geen redelijk alternatief. Zeker met de Venlose Variant als nachtmerriescenario blijft de uiterste noodzaak wellicht de enige mogelijkheid.