Posts tonen met het label conservatisme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label conservatisme. Alle posts tonen
zondag, juni 05, 2011
De SGP is geen poldertaliban
http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_sgp_is_geen_poldertaliban/
Door: Ewout Klei
Na de Eerste Kamerverkiezingen van maandag 23 mei heeft de SGP een sleutelpositie in de senaat gekregen. De reacties hierop waren voorspelbaar. De progressieve partijen – D66 voorop – bekritiseerden fel de VVD omdat deze partij haar liberale principes zou hebben laten varen en zich, behalve door de PVV, nu ook liet gijzelen door een andere a-democratische partij. De SGP probeerde de terechte vraagtekens die progressieve partijen stelden te bagatelliseren, door grappen te maken over de poldertaliban en bij het D66-congres oranjebitter uit te delen. De boodschap: wij van de SGP zijn geen gevaarlijke fundamentalisten, maar horen helemaal bij Nederland. Bij een deel van de VVD komt deze boodschap goed aan. VVD-coryfee Hans Wiegel benadrukte in zijn column in De Pers dat de SGP altijd een constructieve houding innam, en VVD-premier Mark Rutte zei eerder al dat de SGP een hele gezellige club mensen is.
Het is niet mijn bedoeling om in dit stuk aan te tonen dat liberale verworvenheden als euthanasie en het homohuwelijk dankzij de SGP nu toch op te tocht staan. Dat is namelijk geenszins het geval. De ChristenUnie heeft als coalitiepartner op het orthodox-christelijke vlak niets bereikt en de SGP zal ook niets positiefs binnenhalen als gedoogpartij. Hooguit wordt bepaalde wetgeving tijdelijk tegengehouden. Voor D66 is dat even zuur (of juist niet omdat D66 nu de niet meer liberale VVD heerlijk kan bekritiseren), maar op langere termijn valt het allemaal reuze mee. Wat ik in dit artikel wil betogen, is dat niet Nederland door de gedoogsteun van de SGP verandert, maar dat het de SGP is die een metamorfose ondergaat.
De SGP is in 1918 opgericht om de zogenoemde bevindelijk-gereformeerden van een stem te voorzien. Dankzij het evenredige kiesstelsel was het voor deze groep ultraorthodoxe protestanten mogelijk om in de Tweede Kamer te worden vertegenwoordigd. SGP-leider G.H. Kersten, die in 1922 in het parlement werd verkozen, waarschuwde in felle bewoordingen tegen het Roomse gevaar en speelde het orthodoxe geweten van de Antirevolutionaire Partij, één van de voorlopers van het CDA. Door de andere partijen werd de SGP niet serieus genomen. Als Kersten sprak, gingen de andere Kamerleden aan de koffie en stond de SGP-leider voor een lege zaal. De achterban van de SGP vond dit niet erg, want men was in de politiek zelf nauwelijks geïnteresseerd. Politiek bedrijven was in de eerste plaats getuigen vanaf de zijlijn.
Waar Kersten en zijn opvolger Pieter Zandt het spreekgestoelte in het parlement vooral beschouwden als preekstoel, waren hun opvolgers zakelijker en probeerden zij ook iets inhoudelijks toe te voegen. SGP-leider Bas van der Vlies was in het eerste decennium van het nieuwe millennium de nestor van de Tweede Kamer, iemand die ook buiten eigen kring gewaardeerd werd om zijn constructieve houding. Natuurlijk, de SGP-standpunten over theocratie, homoseksualiteit en vrouwenemancipatie werden maar zozo gevonden, maar dat nam niet weg dat Ria Beckers van GroenLinks Van der Vlies “een schatje met een hoog knuffelgehalte” noemde.
De SGP van nu heeft weinig meer van een knuffelbeer, behalve misschien van Lotso, de roze beer uit Toy Story 3 die anderen met zijn trauma’s en zwart-witte wereldbeeld wil opzadelen. De partij zit vol rechts ressentiment en een nieuwe generatie mondige en politiek zeer bewuste SGP’ers wil in tegenstelling tot de generatie van Van der Vlies niet in een hoekje kruipen of toch een beetje aardig gevonden worden, maar de strijd aangaan met de links, liberaal en islamitisch Nederland. De identiteit van de SGP is christelijk en conservatief. Het christelijke element was lange tijd dominant, maar nu krijgt het conservatieve element steeds meer de overhand. Men wil niet meer een orthodox-protestants splinterpartijtje zijn, maar een concentratiepunt vormen van een conservatieve tegenbeweging tegen de linkse jaren zestig en paarse jaren negentig. Nu Nederland als gevolg van de populistische Pim Fortuyn en de polariserende Geert Wilders enorm is verrechts, zien SGP’ers hun kans schoon.
Het vijandbeeld van de SGP is veranderd: tot ver in de jaren zestig was de grote vijand van de SGP Rome, nu zijn dat de politieke correctheid en de islam. Er kan nu ook worden samengewerkt met net iets andersdenkenden. Zo worden conservatieve katholieken tegenwoordig gezien als bondgenoten. Toen homoseksuele katholieken en PvdA-voorzitter Lilianne Ploumen protesteerden tegen het feit dat een conservatieve priester hun de hostie weigerde, sprong niet het CDA maar de SGP meteen voor deze priester in de bres. De godsdienstvrijheid zou door agressieve seculieren worden bedreigd. De SGP werkt echter zonder gewetenswroeging samen met de seculiere PVV, omdat deze partij zich alleen tegen de islam keert en niet tegen het christendom. Ook Volkskrant-columniste Amanda Kluveld doet het om die reden goed in SGP-kring. Vanwege haar felle aanvallen op de islam en haar inzet voor vervolgde christenen (die bij haar altijd in de islamitische wereld wonen, Kluveld komt nooit op voor christenen in Noord-Korea, China, Vietnam etc.) mag ze rekenen op staatkundig-gereformeerde sympathie. Een andere heldin van de SGP ten slotte is Mariska Orbán, hoofdredacteur van het orthodoxe Katholiek Nieuwsblad en onorthodox bestrijder van abortus provocatus. Het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad schrijft vol lof over Orbán, die eregast was op Refo500, het tien jaar lang durende festijn dat de Reformatie van 1517 aan het herdenken is.
De SGP is veranderd omdat de fronten volgens de partij zijn verschoven. De ChristenUnie, lange tijd de beste politieke vriend van de SGP, werd tijdens de Eerste Kamerverkiezingen van maandag 23 mei onbarmhartig gedumpt. De SGP had liever een sleutelpositie in de senaat, dan dat de kleine christelijke partijen er een zeteltje bij kregen. De ChristenUnie is bovendien in de ogen van SGP’ers veel te links, het feit dat de ChristenUnie nu een rukje naar rechts maakt doet daar niets aan af. De nieuwe natuurlijke bondgenoot van de SGP is de PVV. Cees van der Staaij, die Bas van der Vlies in 2010 opvolgde als partijleider, was de eerste politicus die Geert Wilders openlijk zijn steun aanbood voor een nieuw te vormen kabinet. De SGP wilde meteen een VVD-PVV-CDA-kabinet, terwijl het CDA hier erg over liep te twijfelen en Mark Rutte ook paars plus wilde uitproberen.
De SGP is zich zeer bewust van haar nieuwe positie in het politieke spel. De SGP van vroeger was defensief, de SGP van nu is veel offensiever. Vooral bij de SGP-jongeren merk je de cultuuromslag. Zij zijn mondig, politiek zeer bewust en maken gebruik van sociale media (blogs, Twitter) om hun mening te uiten en eigen virtuele gemeenschappen te vormen. De communities zijn soms alleen gericht op de eigen zuil zoals Refoweb (http://www.reforweb.nl), maar er bestaan ook bredere gemeenschappen als de Dutch Teaparty (http://dutchteaparty.wordpress.com/), BitterLemon (inmiddels ter ziele) en Politant (http://www.politant.nl). Maar naast virtuele communities ontstaan er ook echte. SGP’er Wilco Boender, bekend onder zijn bloggerpseudoniem ConservatiefForever (http://conservatiefforever.blogspot.com), is één van de oprichters van het Conservatief Café (samen met CDJA’er Rutger Schimmel en voormalig HP-journalist Frank Verhoef) en is daarnaast betrokken bij het Conservatief Christelijk Beraad.
Binnen de nieuwe conservatieve gemeenschappen zijn de SGP’ers overigens wel de meest fatsoenlijke mensen. Het zijn de vrienden van de SGP die voor de ketelmuziek zorgen. Kluveld roept met haar columns wekelijks woedende reacties op, Orbán schopte stennis met haar open brief aan VVD-Kamerlid Jeanine Hennis, en Schimmel werd virtueel aan de schandpaal genageld na zijn tweet: “Daarbij is een ieder die schrijft voor Joop de Nederlandse zuurstof niet waard.” Wellicht is de SGP-cultuur van isolationisme hier debet aan: hoewel ze mondiger zijn dan vroeger, hebben SGP’ers nog steeds een zekere vrees voor de buitenwereld en zijn ze daarom voorzichtiger dan hun conservatieve vrienden.
De SGP is geen poldertaliban. SGP-jongeren delen oranjebitter uit om D66’ers te pesten, in plaats van dat ze een bomgordel omdoen of in navolging van de Bijbelse richter Simson twee zuilen omver duwen, zodat het hele gebouw instort en alle vijanden worden verpletterd. SGP’ers zijn in de eerste plaats conservatieven, geen fundamentalisten. De voorheen nogal a-politieke SGP heeft een metamorfose ondergaan als gevolg van veranderingen in de Nederlandse samenleving, de opkomst van de islam en de verrechtsing, en als gevolg van veranderingen in eigen kring, vooral het internetgebruik. Van een op isolement gerichte getuigenispartij aan de zijlijn is de SGP een pijler van de rechtse kerk in aanbouw geworden, die in de (nieuwe) media en politiek het stokje van de wankelende linkse kerk poogt over te nemen.
woensdag, januari 19, 2011
Confessionele politiek begint als emancipatie en eindigt conservatief
Onderstaande artikel is geschreven door Theo Brand, hoofdredacteur van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek. Het artikel is gepubliceerd op Joop.nl.
Het einde van confessionele politiek is geen ramp voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen en de opkomst van opportunisme en populisme
De Vereniging van Christen-Historici boog zich op vrijdag 14 januari over de vraag ‘Is er toekomst voor de confessionele politiek?’. Zo bijzonder de opkomst en bloei van de zogheten christelijke partijen was, zo spectaculair is hun ondergang.
Samen telden de confessionele partijen gedurende een groot deel van de twintigste eeuw een absolute meerderheid in de Tweede Kamer. In 1965 waren er tachtig confessionele zetels, in 1990 zestig. In 2011 zijn het er nog maar 28: meer dan een halvering in twintig jaar tijd.
Professor Gerrit Schutte (Vrije Universiteit) ging op 'kraambezoek'. Hij blikte terug op de opkomst van de confessionele partijen, waarna professor Roel Kuiper (senator ChristenUnie) een gloedvol betoog hield over de rol van bezieling in de politiek en het uitdagen van de elites. Daarna volgde een 'Parade der mannenbroeders' van zeven presentaties en workshops. Dat werd een lastige keuze voor mij. Ik koos voor de workshop van historicus dr. Herman Smit over zijn proefschrift ‘Gezag is gezag: de gereformeerden en de Indonesische kwestie’ en een workshop van historicus Ewout Klei getiteld ‘Liever dood dan rood’: de christelijke CLIC-winkel in Groningen’ (Klei zal binnenkort promoveren op een onderzoek naar de bewogen geschiedenis van het GPV).
Als forumlid (vanuit GroenLinks en De Linker Wang) ging ik aan het einde van de middag in debat met Fleur de Beaufort (VVD, Teldersstichting) en Roel Kuiper (ChristenUnie). Onder leiding van VCH-voorzitter dr. Beatrice de Graaf debatteerden we over de vraag of er nog toekomst is voor de confessionelen. Daarbij maakte de gezaghebbende oud-politicus Gert Schutte (GPV, thans ChristenUnie) een aantal inhoudelijke en relativerende opmerkingen.
Zoals ik tijdens het debat aangaf, denk ik dat het einde van confessionele politiek geen ramp is voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen (die uiteraard christelijk geinspireerd kunnen zijn) en de opkomst van opportunisme en populisme. We moeten het juist hebben van bezieling, principes en ideeën. Een ernstig gebrek daaraan leidt ertoe dat gezaghebbende personen als Joris Voorhoeve (VVD), Frank Ankersmit (VVD), Bert de Vries (CDA) en Henk Woldring (CDA) afscheid nemen van de politieke partijen waarmee zij zich diep verbonden voelden, terwijl met name deze partijen steeds gevoeliger worden voor de waan van de dag.
De opkomst van de confessionele politiek aan het einde van de negentiende eeuw, ging gepaard met emancipatie en sociale strijd. Voormannen als Kuyper en Schaepman leidden respectievelijk de'achterlijke' gereformeerden en katholieken naar een beter bestaan. Ze bouwden mee aan sociale wetgeving. De oude scheidslijn tussen conservatief en liberaal werd doorbroken. Iets van deze oorspronkelijke bezieling zie ik vandaag terug bij de ChristenUnie. Van het CDA - dat in Europees verband samenwerkt met de Britse Conservatieven – kun je je afvragen of dit een confessionele partij is. Deze partij is - zoals veel andere christen-democratische partijen in Europa – wellicht beter te bestempelen als liberaal-conservatief.
De workshops waaraan ik deelnam, bevestigden mijn beeld dat confessionele politiek vaak in de valkuil loopt van de zich altijd herhalende 'zondeval van het christendom', om met theoloog Gerrit Jan Heering (1879-1955) te spreken. Macht corrumpeert. De ARP was in de jaren veertig en vijftig idelogisch verblind in de Indonesiëkwestie, terwijl het GPV tot in de jaren tachtig - verblind door de polarisatie – sympathiseerde met de apartheid in Zuid-Afrika. Verklaart dit ook de blinde vlek die de ChristenUnie en het CDA vandaag hebben voor het lot van het Palestijnse volk?
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat bezieling, principes en ideeën onmisbaar zijn in de politiek. Ook de rode draad van Bijbel biedt mensen daartoe de nodige inspiratie. En hoewel er altijd een kleine onderstroom is geweest van links-confessionelen (Bond van Christen-Socialisten, 1905-1926), de Christen-Democratische Unie (1926-1940) en de Evangelische Volkspartij (1981-1991), is de mainstream van de confessionele politiek vaak toch uitgelopen op machtsbehoud en conservatisme. Het feit dat de drie genoemde links-confessionele bewegingen – die altijd marginaal bleven – zijn opgegaan in de doorbraakpartijen PvdA en GroenLinks, zegt mij persoonlijk genoeg.
zaterdag, december 04, 2010
Het CDA is niet conservatief
Onderstaande artikel werd op 29 november 2010 geplaatst op Joop.nl
Het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA is een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet
In de Volkskrant van zaterdag 27 november stelde Hans Hillen dat het CDA een conservatieve partij is. De defensieminister, die vroeger een tijdje lid was van de Edmund Burke Stichting van conservatief polemist Bart Jan Spruyt en tegenwoordig een warm pleitbezorger is van de gedoogconstructie met de PVV, vergeleek zijn partij met de Duitse CDU/CSU.
"In bijna alle landen waar ze bestaan, behoren christen-democratische partijen tot de conservatieve partijen. Logisch, want christelijke waarden zijn gebaseerd op een boek dat minstens 2.000 jaar oud is. Wij komen als CDA nu uit waar de CDU/CSU in Duitsland al jaren zit en daar horen wij ook. Als wij dit eerder hadden gedaan, hadden wij veel minder malheur gehad."
Hillen heeft ongelijk. Hoewel veel christelijke partijen een conservatieve koers hebben gevoerd of nog steeds voeren, leidt het christelijk geloof natuurlijk niet automatisch tot een conservatieve stellingname. Zoals je met het christendom rechtsom óf linksom kunt, zo kun je er ook conservatieve óf progressieve conclusies uit trekken. Het hangt heel erg van je eigen interpretatie af. Je hebt aan de ene kant de SGP die een overduidelijke conservatieve politiek voert, en aan de andere kant GroenLinks die niet weinig progressieve christelijke leden kent en onder andere is voortgekomen uit de christelijke EVP en de van oorsprong christelijke PPR.
Ook ten aanzien van het CDA klopt het beeld van Hillen niet. Het in 1980 opgerichte CDA is een fusie van ARP, CHU en KVP. De laatste twee partijen waren conservatief, maar de ARP was in de jaren zestig progressief geworden, steunde de dekolonisatie van Nieuw Guinea en verzette zich tegen de apartheid in Zuid-Afrika en de oorlog in Vietnam. Hoewel het CDA vanaf zijn oprichting een voorkeur heeft voor centrumrechtse kabinetten, onder de kabinetten-Balkenende verder is verrechtst en nu zelfs aan een regering deelneemt die gedoogsteun krijgt van de PVV, doet Hillen de geschiedenis van het CDA onrecht als hij zegt dat zijn partij een conservatieve partij is. De progressieve ARP-stroming in het CDA heeft oude papieren en oefende van tijd tot tijd invloed uit op de partij, vooral de (bijna allemaal uit de ARP afkomstige) loyalisten ten tijde van de kabinetten-Van Agt en Lubbers-I.
Hillen miskent ten slotte ook het heden. Tegenwoordig bestaat de progressieve ARP-stroming in het CDA namelijk nog steeds. Denk maar aan al die principiële PVV-critici als Willem Aantjes, Sytse Faber, Doekle Terpstra, Ad Koppejan en Wouter Beekers. Daarnaast zijn er ook progressief geworden katholieke CDA'ers zoals Dries van Agt. Een derde van het CDA-congres stemde in oktober tegen de gedoogsteugsteuncontructie met de PVV.
Natuurlijk is het CDA geen progressieve partij, tegenwoordig verre van dat zelfs. Progressieve christenen stemmen meestal niet op het CDA maar op GroenLinks of een andere niet-confessionele partij. Zelfs de conservatieve (maar in sociaal-economisch opzicht linkse) ChristenUnie is tegenwoordig progressiever dan het CDA en kreeg op 9 juni de stem van Aantjes. Niettemin is het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet. Onbedoeld is Hillen dus eigenlijk minder conservatief dan hij zich voordoet. Echte conservatieven (in de niet negatieve zin van het woord) houden immers rekening met het historisch gegroeide en vinden het streven naar gelijkschakeling revolutionair.
Het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA is een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet
In de Volkskrant van zaterdag 27 november stelde Hans Hillen dat het CDA een conservatieve partij is. De defensieminister, die vroeger een tijdje lid was van de Edmund Burke Stichting van conservatief polemist Bart Jan Spruyt en tegenwoordig een warm pleitbezorger is van de gedoogconstructie met de PVV, vergeleek zijn partij met de Duitse CDU/CSU.
"In bijna alle landen waar ze bestaan, behoren christen-democratische partijen tot de conservatieve partijen. Logisch, want christelijke waarden zijn gebaseerd op een boek dat minstens 2.000 jaar oud is. Wij komen als CDA nu uit waar de CDU/CSU in Duitsland al jaren zit en daar horen wij ook. Als wij dit eerder hadden gedaan, hadden wij veel minder malheur gehad."
Hillen heeft ongelijk. Hoewel veel christelijke partijen een conservatieve koers hebben gevoerd of nog steeds voeren, leidt het christelijk geloof natuurlijk niet automatisch tot een conservatieve stellingname. Zoals je met het christendom rechtsom óf linksom kunt, zo kun je er ook conservatieve óf progressieve conclusies uit trekken. Het hangt heel erg van je eigen interpretatie af. Je hebt aan de ene kant de SGP die een overduidelijke conservatieve politiek voert, en aan de andere kant GroenLinks die niet weinig progressieve christelijke leden kent en onder andere is voortgekomen uit de christelijke EVP en de van oorsprong christelijke PPR.
Ook ten aanzien van het CDA klopt het beeld van Hillen niet. Het in 1980 opgerichte CDA is een fusie van ARP, CHU en KVP. De laatste twee partijen waren conservatief, maar de ARP was in de jaren zestig progressief geworden, steunde de dekolonisatie van Nieuw Guinea en verzette zich tegen de apartheid in Zuid-Afrika en de oorlog in Vietnam. Hoewel het CDA vanaf zijn oprichting een voorkeur heeft voor centrumrechtse kabinetten, onder de kabinetten-Balkenende verder is verrechtst en nu zelfs aan een regering deelneemt die gedoogsteun krijgt van de PVV, doet Hillen de geschiedenis van het CDA onrecht als hij zegt dat zijn partij een conservatieve partij is. De progressieve ARP-stroming in het CDA heeft oude papieren en oefende van tijd tot tijd invloed uit op de partij, vooral de (bijna allemaal uit de ARP afkomstige) loyalisten ten tijde van de kabinetten-Van Agt en Lubbers-I.
Hillen miskent ten slotte ook het heden. Tegenwoordig bestaat de progressieve ARP-stroming in het CDA namelijk nog steeds. Denk maar aan al die principiële PVV-critici als Willem Aantjes, Sytse Faber, Doekle Terpstra, Ad Koppejan en Wouter Beekers. Daarnaast zijn er ook progressief geworden katholieke CDA'ers zoals Dries van Agt. Een derde van het CDA-congres stemde in oktober tegen de gedoogsteugsteuncontructie met de PVV.
Natuurlijk is het CDA geen progressieve partij, tegenwoordig verre van dat zelfs. Progressieve christenen stemmen meestal niet op het CDA maar op GroenLinks of een andere niet-confessionele partij. Zelfs de conservatieve (maar in sociaal-economisch opzicht linkse) ChristenUnie is tegenwoordig progressiever dan het CDA en kreeg op 9 juni de stem van Aantjes. Niettemin is het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet. Onbedoeld is Hillen dus eigenlijk minder conservatief dan hij zich voordoet. Echte conservatieven (in de niet negatieve zin van het woord) houden immers rekening met het historisch gegroeide en vinden het streven naar gelijkschakeling revolutionair.
dinsdag, juli 03, 2007
De blonde beesten van Bitterlemon
Dit artikel staat op: http://hetvrijewoord.org/?p=36
Geplaatst op 20 juni 2007 door Ewout Klei
Het christendom is weer terug in de Nederlandse politiek. De ChristenUnie zit in de regering en in niet-confessionele partijen zijn christenen steeds duidelijk zichtbaar. Marianne Thieme en Niko Koffeman van de Partij van de Dieren en Harry van Bommel en Huub Oosterhuis van de SP. Christenen die niet lid willen worden van een expliciet christelijke partij vormen soms een werkgroepje in een niet-confessionele partij. Linkse christenen kunnen terecht bij de LinkerWang van GroenLinks of de Protestantse Werkgroep van de PvdA, rechtse christenen bij Bitterlemon, een conservatief genootschap dat de PVV officieus steunt maar zich ook profileert als christelijk. Wie zijn deze conservatieve christenen eigenlijk?
Er was eens een verkering tussen de conservatieve Edmund Burke Stichting en de Partij voor de Vrijheid maar dit is vandaag voorgoed voorbij. Bart-Jan Spruyt heeft zich teruggetrokken in de politieke woestijn en predikt een prudent conservatisme van de matiging. Geert Wilders daarentegen marcheert verder voort op de door hem ingeslagen weg van populistisch nationalisme van de daadkracht. Hij wordt hierin door de conservatieve christenen van Bitterlemon nagevolgd. Met Wilders zijn zij tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie en een Europese grondwet en voor het behoud van de joods-christelijke cultuur en nationaal onderwijs dat de burgers republikeinse deugden bijbrengt waardoor ze geestelijk weerbaar worden.
Laten we eens een kijken nemen op hun website. Hoewel het genootschap zich tegenwoordig Bitterlemon noemt, naar het gelijknamige tijdschrift, heet de site nog steeds www.openorthodoxie.nl. Hierop lezen we dat Bitterlemon een “magazine voor weerbare burgers” dat zich richt “op versterking van de conservatieve geest en op vorming van jong conservatief talent.” Bitterlemon hangt de groot-Nederlandse gedachte aan en wil een Anschluss met Vlaanderen. Op zijn persoonlijke pagina met de veelzeggende titel “Unie, religie en militie” wijst hoofdredacteur Erik van Goor naast de christelijke bron nog twee andere bronnen onze beschaving aan: de klassieke en de Teutoonse (!) bron. Nationaal-socialistisch wil men echter niet zijn. In plaats van de Duitse dictator Adolf Hitler wordt door redacteur Marcel Bas daarom de in 1934 door de nazi’s vermoorde Oostenrijkse autocraat Engelbert Dolfuss geprezen: “een boerenzoon die uitblonk in soberheid, vlijt, diepgevoeld katholicisme, antinazisme en onbaatzuchtigheid” die het “verlammende parlementarisme” wist om te buigen “tot orde en bezieling”.
Orde en bezieling zijn de toverwoorden van het genootschap. Men wil een nieuwe orde in Nederland, dat door het multiculturalisme en individualisme van haar bronnen zou zijn beroofd. Het christendom moet voor deze bezieling zorgen, maar wordt vooral gewaardeerd als een stabiliserende sociaal-maatschappelijke factor. Van Goor laat duidelijk zien te zijn beïnvloed door het theocratische denken van de hervormde theoloog A.A. van Ruler (1908-1970) wanneer hij stelt: “Iedere Nederlander maakt volgens zijn geboorte deel uit van een christelijke natie en heeft te maken met de kerk van Nederland: de Nederlandse Hervormde Kerk. […] Iedereen, en ook mensen van andere ‘godsdiensten’ hebben zich daarnaar te voegen. Tot heil van zichzelf, van hun naaste en van de cultuur en samenleving in haar geheel.” Volgens Van Goor sluit God een verbond met volken, naar analogie van zijn verbond met Israël. In Nederland heette dit verbond de Unie van Utrecht van 1579, in Zwitserland de Eidgenossenschaft en in het Zuiden van de Verenigde Staten de Confederation.
In de zuivere gemeenschap van dappere uitverkorenen die bang zijn om hun identiteit te verliezen is geen ruimte voor het vrouwelijke, het zwakke, de ergernis, het skandalon. Femke Halsema is de perfecte belichaming van het zwakke multiculturalisme en CU-politica Tineke Huizinga is iemand “die volstrekt naïef te werk gaat op grond van een aantoonbaar failliete linkse maatschappelijke visie”.
Het christendom van Bitterlemon lijkt zo alleen voor ‘echte’ mannen te zijn weggelegd. René Schmitt verwoordt dit het duidelijkst in zijn artikel ‘300: Sparta en het aristocratische ideaal’ over de onlangs uitgebrachte bioscoopfilm over de slag bij Thermopylae. Zoals de dappere Spartanen hun vrijheidsstrijd verloren tegen de Perzen vanwege het verraad van de verschoppeling Ephialtes, zo dreigen de conservatieven hun strijd tegen de islam te verliezen vanwege het verraad van de links-radicalen, “maatschappelijke verschoppelingen die uit ressentiment of medelijden in opstand komen tegen het goede en het schone.”Hoewel men zegt op te komen voor de joods-christelijke cultuur lijkt Bittterlemon de vredesboodschap van de Bergrede te zijn vergeten. Deze christenstrijders zijn geen vredestichters maar doen daarentegen denken aan islamitische jihadisten en Nietzscheaanse blonde beesten. Ik weet niet wat Wilders er van vindt, maar ik vind het een schande.
Geplaatst op 20 juni 2007 door Ewout Klei
Het christendom is weer terug in de Nederlandse politiek. De ChristenUnie zit in de regering en in niet-confessionele partijen zijn christenen steeds duidelijk zichtbaar. Marianne Thieme en Niko Koffeman van de Partij van de Dieren en Harry van Bommel en Huub Oosterhuis van de SP. Christenen die niet lid willen worden van een expliciet christelijke partij vormen soms een werkgroepje in een niet-confessionele partij. Linkse christenen kunnen terecht bij de LinkerWang van GroenLinks of de Protestantse Werkgroep van de PvdA, rechtse christenen bij Bitterlemon, een conservatief genootschap dat de PVV officieus steunt maar zich ook profileert als christelijk. Wie zijn deze conservatieve christenen eigenlijk?
Er was eens een verkering tussen de conservatieve Edmund Burke Stichting en de Partij voor de Vrijheid maar dit is vandaag voorgoed voorbij. Bart-Jan Spruyt heeft zich teruggetrokken in de politieke woestijn en predikt een prudent conservatisme van de matiging. Geert Wilders daarentegen marcheert verder voort op de door hem ingeslagen weg van populistisch nationalisme van de daadkracht. Hij wordt hierin door de conservatieve christenen van Bitterlemon nagevolgd. Met Wilders zijn zij tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie en een Europese grondwet en voor het behoud van de joods-christelijke cultuur en nationaal onderwijs dat de burgers republikeinse deugden bijbrengt waardoor ze geestelijk weerbaar worden.
Laten we eens een kijken nemen op hun website. Hoewel het genootschap zich tegenwoordig Bitterlemon noemt, naar het gelijknamige tijdschrift, heet de site nog steeds www.openorthodoxie.nl. Hierop lezen we dat Bitterlemon een “magazine voor weerbare burgers” dat zich richt “op versterking van de conservatieve geest en op vorming van jong conservatief talent.” Bitterlemon hangt de groot-Nederlandse gedachte aan en wil een Anschluss met Vlaanderen. Op zijn persoonlijke pagina met de veelzeggende titel “Unie, religie en militie” wijst hoofdredacteur Erik van Goor naast de christelijke bron nog twee andere bronnen onze beschaving aan: de klassieke en de Teutoonse (!) bron. Nationaal-socialistisch wil men echter niet zijn. In plaats van de Duitse dictator Adolf Hitler wordt door redacteur Marcel Bas daarom de in 1934 door de nazi’s vermoorde Oostenrijkse autocraat Engelbert Dolfuss geprezen: “een boerenzoon die uitblonk in soberheid, vlijt, diepgevoeld katholicisme, antinazisme en onbaatzuchtigheid” die het “verlammende parlementarisme” wist om te buigen “tot orde en bezieling”.
Orde en bezieling zijn de toverwoorden van het genootschap. Men wil een nieuwe orde in Nederland, dat door het multiculturalisme en individualisme van haar bronnen zou zijn beroofd. Het christendom moet voor deze bezieling zorgen, maar wordt vooral gewaardeerd als een stabiliserende sociaal-maatschappelijke factor. Van Goor laat duidelijk zien te zijn beïnvloed door het theocratische denken van de hervormde theoloog A.A. van Ruler (1908-1970) wanneer hij stelt: “Iedere Nederlander maakt volgens zijn geboorte deel uit van een christelijke natie en heeft te maken met de kerk van Nederland: de Nederlandse Hervormde Kerk. […] Iedereen, en ook mensen van andere ‘godsdiensten’ hebben zich daarnaar te voegen. Tot heil van zichzelf, van hun naaste en van de cultuur en samenleving in haar geheel.” Volgens Van Goor sluit God een verbond met volken, naar analogie van zijn verbond met Israël. In Nederland heette dit verbond de Unie van Utrecht van 1579, in Zwitserland de Eidgenossenschaft en in het Zuiden van de Verenigde Staten de Confederation.
In de zuivere gemeenschap van dappere uitverkorenen die bang zijn om hun identiteit te verliezen is geen ruimte voor het vrouwelijke, het zwakke, de ergernis, het skandalon. Femke Halsema is de perfecte belichaming van het zwakke multiculturalisme en CU-politica Tineke Huizinga is iemand “die volstrekt naïef te werk gaat op grond van een aantoonbaar failliete linkse maatschappelijke visie”.
Het christendom van Bitterlemon lijkt zo alleen voor ‘echte’ mannen te zijn weggelegd. René Schmitt verwoordt dit het duidelijkst in zijn artikel ‘300: Sparta en het aristocratische ideaal’ over de onlangs uitgebrachte bioscoopfilm over de slag bij Thermopylae. Zoals de dappere Spartanen hun vrijheidsstrijd verloren tegen de Perzen vanwege het verraad van de verschoppeling Ephialtes, zo dreigen de conservatieven hun strijd tegen de islam te verliezen vanwege het verraad van de links-radicalen, “maatschappelijke verschoppelingen die uit ressentiment of medelijden in opstand komen tegen het goede en het schone.”Hoewel men zegt op te komen voor de joods-christelijke cultuur lijkt Bittterlemon de vredesboodschap van de Bergrede te zijn vergeten. Deze christenstrijders zijn geen vredestichters maar doen daarentegen denken aan islamitische jihadisten en Nietzscheaanse blonde beesten. Ik weet niet wat Wilders er van vindt, maar ik vind het een schande.
zondag, november 19, 2006
Rechtsom met de tijdgeest mee
Deze boekbespreking stond in Het Katern, de boekenbijlage van het Nederlands Dagblad, op vrijdag 17 november 2006.
door ewout klei
Op 3 februari 2001 schreef Joshua Livestro in NRC Handelsblad dat het conservatieve moment was aangebroken. Op zaterdag 26 augustus 2006 schreven Livestro en Bart-Jan Spruyt in dezelfde krant dat dit moment voorbij was.
De poging om een brede rechts-conservatieve stroming in de Nederlandse politiek te vormen, was volgens deze conservatieven naïef geweest. Door persoonlijke vetes en egomanie was de rechterkant van het politieke spectrum versplinterd. Spruyt verliet de Partij voor de Vrijheid en trok zich terug in de politieke woestijn, nadat hij tevergeefs had geprobeerd Wilders met de zelfbenoemde ‘zonen van Pim’ (Marco Pastors en Joost Eerdmans) te verenigen. Ook de VVD leek afstand te hebben genomen van een rechtsere koers: Ayaan Hirsi Ali (Magan) moest Nederland overhaast verlaten en ‘iron lady’ Rita Verdonk verloor de lijsttrekkersverkiezingen van het guitige knaapje Mark Rutte.
De (mislukte) pogingen die de afgelopen vijf jaar zijn ondernomen om te komen tot de vorming van een krachtige rechts-conservatieve stroming en partij, en de kansen die er nu misschien zijn om dit alsnog te proberen, staan centraal in de bundel Ruimte op rechts? Conservatieve onderstroom in de Lage Landen, onder redactie van Huib Pellikaan en Sebastiaan van der Lubben. Het boek snijdt een hoogst actueel thema aan, dat op gedegen wetenschappelijke wijze wordt behandeld. Jammer is wel dat er vooral aandacht is voor de ideologische kant van de zaak. De culturele kant van de Fortuynrevolte en de gevolgen hiervan voor de Nederlandse politiek, zoals de veranderende kijk op leiderschap en de grotere rol van de media, krijgen te weinig aandacht, terwijl juist de herwaardering van het theater de politiek weer interessant heeft gemaakt.
Vervreemden
De bundel begint met een artikel van Pellikaan. Hij vindt dat het aloude links-rechtsschema ontoereikend is om de ruimte op rechts, die ontstond doordat de VVD onder Hans Dijkstal een meer sociaalliberale koers uitstippelde, te verklaren. Als het ging om immigratie en de islam stond Fortuyn toentertijd duidelijk rechts van de VVD, maar in zijn roep om politieke vernieuwing en kritiek op de verwaarlozing van de collectieve sector stond hij juist aan de linkerkant.
De VVD probeerde na mei 2002 het gapende gat op rechts te dekken, maar kon niet zomaar de rechts-conservatieve richting van Geert Wilders inslaan. Dit zou immers de traditionele achterban van de partij vervreemden. Volgens Sander Dekker en Luuk van Middelaar heeft de VVD - in navolging van Pim Fortuyn en diens ,,illustere voorganger en voorbeeld” Joan Derk van der Capellen - een tijdlang voor een republikeinse weg gekozen, met de nadruk op een actief burgerschap, het zogenaamde citoyen-liberalisme. Waar bourgeois-liberalen als Hans Wiegel en Mark Rutte zich op het spel van de markt richtten, stelden de republikeinse citoyen-liberalen Ayaan Hirsi Ali en Rita Verdonk de participatie van burgers centraal en de staat als oorsprong en waarborg van onze constitutionele vrijheden. Religie, of het nu het calvinisme van Kuyper is of de islam, zou deze vrijheden in de weg staan. Vandaar dat Hirsi Ali en Verdonk het bijzonder onderwijs zo fel bestrijden, waar Wiegel er geen moeite mee heeft.
Beschermen
Dat actief burgerschap niet perse een sterke staat impliceert, is de overtuiging van Spruyt, die een herziening van het kiesstelsel bepleit om Nederland verder te democratiseren. Spruyt keert zich in zijn artikel over de Amerikaanse filosoof Leo Strauss tegen moreel relativisme, dat leidt tot nihilisme en geweld. Spruyt staat een conservatisme van prudentie (inzicht, verstandig oordeel) voor, dat - in tegenstelling tot het door contrarevolutionaire of fascistisch beïnvloede conservatisme van de paniek - niet leugen en bedrog, irrationeel sektarisme, zelfaanbidding en omverwerping van de rechtsstaat tot gevolg heeft.
Spruyt wil de rechtsstaat beschermen. De westerse beschaving en de liberale democratie moeten worden verdedigd tegen bedreigingen van binnenuit zoals multiculturele zelfhaat enerzijds, en bedreigingen van buiten zoals de radicale islam anderzijds. ,,De politiek kan en mag geen uitspraken doen over de waarheid van religies, maar kan wel erkennen dat bepaalde religies een fundamentele bijdrage aan het bestaan van de westerse beschaving hebben geleverd, en dat andere – met name de islam – zich problematisch tot het Westen verhouden. Grote waakzaamheid op dat punt is dus geboden, omdat moet worden voorkomen dat grondwettelijke rechten en vrijheden worden misbruikt om deze op den duur af te schaffen.”
Dit is dus geen aanval op de vrijheid van godsdienst, maar de verdediging van het algemeen belang. Waar Wilders zich ontpopt tot paniekconservatief die de islam als religie wil aanpakken en op deze manier de vrijheid om zeep helpt die hij meent te verdedigen, lijkt Spruyt voorzichtiger te zijn geworden en predikt hij de prudentie.
Bezieling
Interessant zijn de artikelen van Hans Vollaard over de avances van de in 2000 door Spruyt, Livestro en rechtsfilosoof Andreas Kinneging opgerichte Edmund Burke Stichting (EBS) naar de SGP, de ChristenUnie en het CDA. De in de marge gedrongen christelijke partijen waren volgens de EBS de natuurlijke bondgenoten tegen Paars. Volgens Kinneging waren niet alle conservatieven christen, maar een christen was van nature conservatief.
De SGP en de ChristenUnie hadden echter hun bedenkingen. Ze wilden geen conservatieve maar een christelijke bezieling van de samenleving. Bij de conservatieven stond de Bijbel niet centraal. Het CDA daarentegen vond de EBS te principieel. De christendemocraten waren in de praktijk vaak conservatief, maar men wilde zich ideologisch niet al te zeer vastleggen omdat dit de kiezers uit het midden wellicht zou afschrikken en de partij er vooral op uit was om te (blijven) regeren. De C van het CDA stond allereerst voor catch-all.
Ondanks het feit dat Hans Hillen, Dries van Agt en Eimert van Middelkoop sympathieën voor het conservatisme hadden, lukte het de EBS niet, via de confessionele partijen, een rechtse doorbraak te bewerkstelligen. Spruyts toenadering tot de seculiere, fel anti-islamitische Wilders zorgde voor de definitieve breuk.
Periodes
Is er nog hoop voor Spruyt en de zijnen? Jos de Beus gelooft dat het conservatisme de komende jaren de toekomst heeft. Volgens hem wordt de politieke geschiedenis van Nederland in de ene periode door conservatisme en in de andere periode door progressiviteit gedomineerd. Van 1813 tot 1853 was Nederland conservatief, van 1853 tot 1920 progressief, van 1920 tot 1949 opnieuw conservatief, en van 1949 tot 2002 wederom progressief. Als de conservatieve en progressieve periodes zich op deze manier blijven afwisselen, dan hebben we veertig à vijftig jaar conservatisme voor de boeg.
Het conservatisme in Nederland is niet heel erg uitgesproken, omdat de elite het vermogen heeft zich aan te passen aan de veranderende tijdgeest en signalen uit de samenleving weet op te pikken. Werd het politieke discours van links en rechts na de oorlog beheerst door wat historicus James Kennedy noemt de ‘retoriek van vernieuwing’, nu wordt de politiek door een conservatiever discours beheerst. Volgens De Beus is er daarom niet echt ruimte voor een (neo)conservatieve partij in de geest van Bart-Jan, omdat de bestaande partijen vanwege hun relatieve openheid het nieuwe rechtse gedachtegoed incorporeren in hun eigen programma’s. Niet alleen rechtse maar ook de linkse partijen zijn ‘rechtser’ geworden. Zo heeft de PvdA afstand genomen van het knuffelmulticulturalisme en werd Femke Halsema door haar voorstel om de krachteloze verzorgingsstaat aan te pakken door de VVD-jongeren uitgeroepen tot ‘liberaal van het jaar’.
Ten slotte was de rechtse intellectueel voor Fortuyn een contradictio in terminis. Vandaag zijn ze niet weg te slaan uit het publieke debat. De grachtengordelgoeroes hebben hun hegemonie verloren. Het conservatieve EBS-moment mag dan misschien nu voorbij zijn, rechts heeft de komende tijd de ruimte.
Ruimte op rechts? Conservatieve onderstroom in de Lage LandenHuib Pellikaan en Sebastiaan van der Lubben (red.). Uitg. Het Spectrum, Utrecht 2006. 347 blz. € 19,90
door ewout klei
Op 3 februari 2001 schreef Joshua Livestro in NRC Handelsblad dat het conservatieve moment was aangebroken. Op zaterdag 26 augustus 2006 schreven Livestro en Bart-Jan Spruyt in dezelfde krant dat dit moment voorbij was.
De poging om een brede rechts-conservatieve stroming in de Nederlandse politiek te vormen, was volgens deze conservatieven naïef geweest. Door persoonlijke vetes en egomanie was de rechterkant van het politieke spectrum versplinterd. Spruyt verliet de Partij voor de Vrijheid en trok zich terug in de politieke woestijn, nadat hij tevergeefs had geprobeerd Wilders met de zelfbenoemde ‘zonen van Pim’ (Marco Pastors en Joost Eerdmans) te verenigen. Ook de VVD leek afstand te hebben genomen van een rechtsere koers: Ayaan Hirsi Ali (Magan) moest Nederland overhaast verlaten en ‘iron lady’ Rita Verdonk verloor de lijsttrekkersverkiezingen van het guitige knaapje Mark Rutte.
De (mislukte) pogingen die de afgelopen vijf jaar zijn ondernomen om te komen tot de vorming van een krachtige rechts-conservatieve stroming en partij, en de kansen die er nu misschien zijn om dit alsnog te proberen, staan centraal in de bundel Ruimte op rechts? Conservatieve onderstroom in de Lage Landen, onder redactie van Huib Pellikaan en Sebastiaan van der Lubben. Het boek snijdt een hoogst actueel thema aan, dat op gedegen wetenschappelijke wijze wordt behandeld. Jammer is wel dat er vooral aandacht is voor de ideologische kant van de zaak. De culturele kant van de Fortuynrevolte en de gevolgen hiervan voor de Nederlandse politiek, zoals de veranderende kijk op leiderschap en de grotere rol van de media, krijgen te weinig aandacht, terwijl juist de herwaardering van het theater de politiek weer interessant heeft gemaakt.
Vervreemden
De bundel begint met een artikel van Pellikaan. Hij vindt dat het aloude links-rechtsschema ontoereikend is om de ruimte op rechts, die ontstond doordat de VVD onder Hans Dijkstal een meer sociaalliberale koers uitstippelde, te verklaren. Als het ging om immigratie en de islam stond Fortuyn toentertijd duidelijk rechts van de VVD, maar in zijn roep om politieke vernieuwing en kritiek op de verwaarlozing van de collectieve sector stond hij juist aan de linkerkant.
De VVD probeerde na mei 2002 het gapende gat op rechts te dekken, maar kon niet zomaar de rechts-conservatieve richting van Geert Wilders inslaan. Dit zou immers de traditionele achterban van de partij vervreemden. Volgens Sander Dekker en Luuk van Middelaar heeft de VVD - in navolging van Pim Fortuyn en diens ,,illustere voorganger en voorbeeld” Joan Derk van der Capellen - een tijdlang voor een republikeinse weg gekozen, met de nadruk op een actief burgerschap, het zogenaamde citoyen-liberalisme. Waar bourgeois-liberalen als Hans Wiegel en Mark Rutte zich op het spel van de markt richtten, stelden de republikeinse citoyen-liberalen Ayaan Hirsi Ali en Rita Verdonk de participatie van burgers centraal en de staat als oorsprong en waarborg van onze constitutionele vrijheden. Religie, of het nu het calvinisme van Kuyper is of de islam, zou deze vrijheden in de weg staan. Vandaar dat Hirsi Ali en Verdonk het bijzonder onderwijs zo fel bestrijden, waar Wiegel er geen moeite mee heeft.
Beschermen
Dat actief burgerschap niet perse een sterke staat impliceert, is de overtuiging van Spruyt, die een herziening van het kiesstelsel bepleit om Nederland verder te democratiseren. Spruyt keert zich in zijn artikel over de Amerikaanse filosoof Leo Strauss tegen moreel relativisme, dat leidt tot nihilisme en geweld. Spruyt staat een conservatisme van prudentie (inzicht, verstandig oordeel) voor, dat - in tegenstelling tot het door contrarevolutionaire of fascistisch beïnvloede conservatisme van de paniek - niet leugen en bedrog, irrationeel sektarisme, zelfaanbidding en omverwerping van de rechtsstaat tot gevolg heeft.
Spruyt wil de rechtsstaat beschermen. De westerse beschaving en de liberale democratie moeten worden verdedigd tegen bedreigingen van binnenuit zoals multiculturele zelfhaat enerzijds, en bedreigingen van buiten zoals de radicale islam anderzijds. ,,De politiek kan en mag geen uitspraken doen over de waarheid van religies, maar kan wel erkennen dat bepaalde religies een fundamentele bijdrage aan het bestaan van de westerse beschaving hebben geleverd, en dat andere – met name de islam – zich problematisch tot het Westen verhouden. Grote waakzaamheid op dat punt is dus geboden, omdat moet worden voorkomen dat grondwettelijke rechten en vrijheden worden misbruikt om deze op den duur af te schaffen.”
Dit is dus geen aanval op de vrijheid van godsdienst, maar de verdediging van het algemeen belang. Waar Wilders zich ontpopt tot paniekconservatief die de islam als religie wil aanpakken en op deze manier de vrijheid om zeep helpt die hij meent te verdedigen, lijkt Spruyt voorzichtiger te zijn geworden en predikt hij de prudentie.
Bezieling
Interessant zijn de artikelen van Hans Vollaard over de avances van de in 2000 door Spruyt, Livestro en rechtsfilosoof Andreas Kinneging opgerichte Edmund Burke Stichting (EBS) naar de SGP, de ChristenUnie en het CDA. De in de marge gedrongen christelijke partijen waren volgens de EBS de natuurlijke bondgenoten tegen Paars. Volgens Kinneging waren niet alle conservatieven christen, maar een christen was van nature conservatief.
De SGP en de ChristenUnie hadden echter hun bedenkingen. Ze wilden geen conservatieve maar een christelijke bezieling van de samenleving. Bij de conservatieven stond de Bijbel niet centraal. Het CDA daarentegen vond de EBS te principieel. De christendemocraten waren in de praktijk vaak conservatief, maar men wilde zich ideologisch niet al te zeer vastleggen omdat dit de kiezers uit het midden wellicht zou afschrikken en de partij er vooral op uit was om te (blijven) regeren. De C van het CDA stond allereerst voor catch-all.
Ondanks het feit dat Hans Hillen, Dries van Agt en Eimert van Middelkoop sympathieën voor het conservatisme hadden, lukte het de EBS niet, via de confessionele partijen, een rechtse doorbraak te bewerkstelligen. Spruyts toenadering tot de seculiere, fel anti-islamitische Wilders zorgde voor de definitieve breuk.
Periodes
Is er nog hoop voor Spruyt en de zijnen? Jos de Beus gelooft dat het conservatisme de komende jaren de toekomst heeft. Volgens hem wordt de politieke geschiedenis van Nederland in de ene periode door conservatisme en in de andere periode door progressiviteit gedomineerd. Van 1813 tot 1853 was Nederland conservatief, van 1853 tot 1920 progressief, van 1920 tot 1949 opnieuw conservatief, en van 1949 tot 2002 wederom progressief. Als de conservatieve en progressieve periodes zich op deze manier blijven afwisselen, dan hebben we veertig à vijftig jaar conservatisme voor de boeg.
Het conservatisme in Nederland is niet heel erg uitgesproken, omdat de elite het vermogen heeft zich aan te passen aan de veranderende tijdgeest en signalen uit de samenleving weet op te pikken. Werd het politieke discours van links en rechts na de oorlog beheerst door wat historicus James Kennedy noemt de ‘retoriek van vernieuwing’, nu wordt de politiek door een conservatiever discours beheerst. Volgens De Beus is er daarom niet echt ruimte voor een (neo)conservatieve partij in de geest van Bart-Jan, omdat de bestaande partijen vanwege hun relatieve openheid het nieuwe rechtse gedachtegoed incorporeren in hun eigen programma’s. Niet alleen rechtse maar ook de linkse partijen zijn ‘rechtser’ geworden. Zo heeft de PvdA afstand genomen van het knuffelmulticulturalisme en werd Femke Halsema door haar voorstel om de krachteloze verzorgingsstaat aan te pakken door de VVD-jongeren uitgeroepen tot ‘liberaal van het jaar’.
Ten slotte was de rechtse intellectueel voor Fortuyn een contradictio in terminis. Vandaag zijn ze niet weg te slaan uit het publieke debat. De grachtengordelgoeroes hebben hun hegemonie verloren. Het conservatieve EBS-moment mag dan misschien nu voorbij zijn, rechts heeft de komende tijd de ruimte.
Ruimte op rechts? Conservatieve onderstroom in de Lage LandenHuib Pellikaan en Sebastiaan van der Lubben (red.). Uitg. Het Spectrum, Utrecht 2006. 347 blz. € 19,90
maandag, september 05, 2005
Vroegtijdig einde van een denktank
Op 31 augustus stond er in verschillende kranten dat de Edmund Burke Stichting wordt gesplitst en dat Bart Jan Spruyt moet vertrekken als directeur. De commerciële activiteiten zullen ondergebracht worden in een zelfstandige denktank die onder eigen naam gaat werken. Spruyt en zijn Burke Stichting zullen zich weer gaan richten op de oorspronkelijke doelstellingen: het uitdragen van het conservatieve gedachtegoed via thema- en discussieavonden. De Edmund Burke Stichting nieuwe stijl begint zonder kantoor of betaald personeel omdat dat 'vooralsnog financieel niet mogelijk is gebleken'. Spruyt wordt daarom bestuurslid, samen met de huidige bestuursleden Andreas Kinneging en Michiel Visser. Dit betekent de facto het einde van de denktank, want met alleen thema-avonden kom je natuurlijk niet in de publiciteit.
In een toelichting op de door te voeren reorganisatie zei Spruyt dat hij al langere tijd ontevreden was over de richting waarin de Burke Stichting zich ontwikkelde. Het meeste geld moest naar het zogenaamde public-policy programma, economische vraagstukken en dergelijke. Voor het uitdragen van de culturele en filosofische aspecten van het conservatisme - waar Spruyt zich als natuurlijk als historicus veel meer voor interesseert - waren nauwelijks fondsen te vinden.
Hoewel ik mij niet zou willen omschrijven als een conservatief vind ik het jammer dat de Edmund Burke Stichting oude stijl is opgedoekt. De Stichting, die eind 2000 (dus voor de opkomst van Fortuyn) werd opgericht, was de eerste politiek-ideologische denktank die niet aan een Nederlandse politieke partij was verbonden. Een grote verademing, want het Nederlandse politieke landschap werd/wordt nog steeds gedomineerd door de schotjesgeest. De Burke Stichting probeerde via boeken en brochures de Nederlandse politiek te beïnvloeden, en vond tot op zekere hoogte gehoor bij partijen als de VVD, het CDA en de ChristenUnie. Het ideaal van Spruyt, een grote conservatieve partij zoals de Republikeinse partij in Amerika, zag men echter niet zo zitten.
Spruyt probeerde meer gehoor te krijgen en knoopte banden aan met het onafhankelijke Tweede-Kamerlid Geert Wilders. Hierover ontstond commotie. CDA-prominenten Hans Hillen en Dries van Agt en ChristenUnie-senator Eimert van Middelkoop stapten uit de Edmund Burke Stichting, omdat die huns inziens niet meer onpartijdig was. Het is natuurlijk de vraag in hoeverre dit voor de denktank funest is geweest. De Edmund Burke Stichting was in ieder geval niet zo salonfähig meer.
Spruyt ontkent echter met klem dat zijn toenadering tot Wilders de huidige reorganisatie noodzakelijk heeft gemaakt. De bestuurscrisis van dit voorjaar had volgens hem vooral te maken met zijn ideeën over hoe de Burke Stichting verder moest.
Misschien zegt de opkomst en ondergang (want daar komt het volgens mij eigenlijk wel op neer) van de Edmund Burke Stichting wel iets over de politieke cultuur van Nederland, die het buitenstaanders met nieuwe ideeën haast onmogelijk maakt om het systeem open te breken. Eind jaren veertig mislukte de doorbraak van de PvdA; D66 wilde de grondwet in democratische zin wijzigen maar in de grondwet van 1983 kwam hier weinig van terecht; een jaar na de moord op Fortuyn was de politiek in Den Haag weer saai als vanouds; van de bestuurlijke vernieuwingen van D66 viel na het vertrek van Thom de Graaf ook niets te verwachten; en er is nu eigenlijk ook geen ruimte meer om een onafhankelijke politiek-filosofische denktank in stand te houden.
Of je het nu met Spruyt eens bent of niet, de publieke discussie ondergaat een behoorlijke aderlating nu zijn denktank min of meer aan een vroegtijdige dood is gestorven. Spruyt zegt zelf geen politieke ambities meer te hebben. "Ik dacht dat het 5 voor 12 was en dat er door een rol in de politiek nog iets te keren viel. Het is echter kwart over één. Alleen een wezenlijke heroriëntatie op het conservatisme kan mijns inziens een keer ten goede brengen."
In een toelichting op de door te voeren reorganisatie zei Spruyt dat hij al langere tijd ontevreden was over de richting waarin de Burke Stichting zich ontwikkelde. Het meeste geld moest naar het zogenaamde public-policy programma, economische vraagstukken en dergelijke. Voor het uitdragen van de culturele en filosofische aspecten van het conservatisme - waar Spruyt zich als natuurlijk als historicus veel meer voor interesseert - waren nauwelijks fondsen te vinden.
Hoewel ik mij niet zou willen omschrijven als een conservatief vind ik het jammer dat de Edmund Burke Stichting oude stijl is opgedoekt. De Stichting, die eind 2000 (dus voor de opkomst van Fortuyn) werd opgericht, was de eerste politiek-ideologische denktank die niet aan een Nederlandse politieke partij was verbonden. Een grote verademing, want het Nederlandse politieke landschap werd/wordt nog steeds gedomineerd door de schotjesgeest. De Burke Stichting probeerde via boeken en brochures de Nederlandse politiek te beïnvloeden, en vond tot op zekere hoogte gehoor bij partijen als de VVD, het CDA en de ChristenUnie. Het ideaal van Spruyt, een grote conservatieve partij zoals de Republikeinse partij in Amerika, zag men echter niet zo zitten.
Spruyt probeerde meer gehoor te krijgen en knoopte banden aan met het onafhankelijke Tweede-Kamerlid Geert Wilders. Hierover ontstond commotie. CDA-prominenten Hans Hillen en Dries van Agt en ChristenUnie-senator Eimert van Middelkoop stapten uit de Edmund Burke Stichting, omdat die huns inziens niet meer onpartijdig was. Het is natuurlijk de vraag in hoeverre dit voor de denktank funest is geweest. De Edmund Burke Stichting was in ieder geval niet zo salonfähig meer.
Spruyt ontkent echter met klem dat zijn toenadering tot Wilders de huidige reorganisatie noodzakelijk heeft gemaakt. De bestuurscrisis van dit voorjaar had volgens hem vooral te maken met zijn ideeën over hoe de Burke Stichting verder moest.
Misschien zegt de opkomst en ondergang (want daar komt het volgens mij eigenlijk wel op neer) van de Edmund Burke Stichting wel iets over de politieke cultuur van Nederland, die het buitenstaanders met nieuwe ideeën haast onmogelijk maakt om het systeem open te breken. Eind jaren veertig mislukte de doorbraak van de PvdA; D66 wilde de grondwet in democratische zin wijzigen maar in de grondwet van 1983 kwam hier weinig van terecht; een jaar na de moord op Fortuyn was de politiek in Den Haag weer saai als vanouds; van de bestuurlijke vernieuwingen van D66 viel na het vertrek van Thom de Graaf ook niets te verwachten; en er is nu eigenlijk ook geen ruimte meer om een onafhankelijke politiek-filosofische denktank in stand te houden.
Of je het nu met Spruyt eens bent of niet, de publieke discussie ondergaat een behoorlijke aderlating nu zijn denktank min of meer aan een vroegtijdige dood is gestorven. Spruyt zegt zelf geen politieke ambities meer te hebben. "Ik dacht dat het 5 voor 12 was en dat er door een rol in de politiek nog iets te keren viel. Het is echter kwart over één. Alleen een wezenlijke heroriëntatie op het conservatisme kan mijns inziens een keer ten goede brengen."
Abonneren op:
Posts (Atom)