Posts tonen met het label GroenLinks. Alle posts tonen
Posts tonen met het label GroenLinks. Alle posts tonen

zaterdag, oktober 13, 2012

Een volkspartij zal D66 nooit worden - gelukkig maar



Onderstaande artikel stond vandaag in het dagblad Trouw.


Een kiezersonderzoek zou moeten uitwijzen of potentiële D66-stemmers vanwege de te rechtse koers op 12 september overliepen naar de PvdA.


Ewout Klei

Politiek historicus en D66-lid



D66 vierde op 12 september 2012 uitbundig feest. Maar was dit terecht? De verkiezingsuitslag is een pyrrusoverwinning voor Alexander Pechtold.

Hoewel D66 de enige middenpartij was die een bescheiden winst boekte – de partij ging van 10 naar 12 zetels terwijl het CDA zakte van 21 naar 13 zetels en GroenLinks van 10 naar 4 – had de partij op meer gehoopt. NRC-Handelsblad voorspelde op de dag van de verkiezingen zelfs dat D66 een cruciale rol zou spelen in de kabinetsformatie. Uiteindelijk bleken echter veel potentiële Pechtold-kiezers toch te kiezen voor Rutte of Samsom. VVD en PvdA werden zelfs zo groot, dat ze D66 niet nodig om tot een meerderheidscoalitie in het parlement te komen.

Moet D66 zich in navolging van GroenLinks ook gaan bezinnen op de te varen koers? Want net als het linkse zusje hebben de Democraten niet hun doel – bruggenbouwer in een brede Paarse coalitie – bereikt.

De partij werd in 1966 opgericht om het door de christelijke partijen gedomineerde partijensysteem doen te laten ontploffen en de burger meer invloed te geven op de politiek, onder andere via referenda, de gekozen burgemeester en de gekozen minister-president (de zogenoemde kroonjuwelen). Omdat het partijensysteem maar niet wilde ontploffen, werd D66 onder Jan Terlouw een gewone politieke partij , het ‘redelijk alternatief’ voor VVD en PvdA. De kroonjuwelen gingen de kast in (om ze er soms even uit te halen). D66 koos voor een sociaal-liberale middenkoers en behaalde met de Paarse kabinetten vooral op immaterieel gebied grote successen, zoals de legalisatie van het homohuwelijk en de euthanasie.

Op materieel gebied boekt D66 minder succes. De partij profileert zich op thema’s die hoogopgeleide, internationaal denkende mensen lekker in het gehoor liggen – over Europa, hervormen en onderwijs – maar heeft in tegenstelling tot het CDA vroeger geen uitgewerkt sociaal-economisch alternatief voor het socialisme en het (neo-)liberalisme. Logisch, omdat de partij niet ideologisch maar pragmatisch wil zijn.

Helaas heeft D66 zich de laatste jaren steeds meer tot een VVD-light ontwikkeld, als een redelijk alternatief voor VVD’ers die de conservatief-populistische koers van hun partij niet zo zien zitten. Electoraal gezien liggen hier zeker kansen, maar D66 dreigt zo sociaal-liberale PvdA-kiezers van zich te vervreemden. Dat sommige potentiële D66-kiezers op 12 september kozen voor de PvdA, komt wellicht mede door de te rechtse koers van de partij. Een kiezersonderzoek zou moeten uitwijzen, of deze hypothese klopt.

Het was een foute keus van D66 om meteen na verkiezingen voor de oppositie te kiezen. Natuurlijk, rekenkundig is D66 overbodig, maar de partij zou vanwege haar sociaal-liberale en progressieve identiteit de lijm kunnen zijn die VVD en PvdA bij elkaar houdt. En de D66-campagneslogan ‘Hervormen Nu!’ is een loze kreet, als de partij meteen besluit voor de oppositiebankjes om vervolgens zuur te gaan doen. Hier kweekt de partij geen goodwill mee. Dat D66 niet in elke coalitie wil stappen is historisch te snappen: de D66-deelname aan het centrum-rechtse kabinet-Balkenende II werd een drama en zorgde ervoor dat de partij in 2006 nog maar drie zetels overhield. Regeren kent een prijs. Oppositievoeren kent dat echter ook.

Kan D66 als middenpartij ook het redelijk alternatief vormen voor afvallige CDA’ers? Ja, heel goed zelfs. Katholieken vinden bij D66 de gezelligheid en de kunst van het relativeren terug, progressieve protestanten de inzet voor mensenrechten en het milieu. D66 is echter geen volkspartij zoals PvdA, VVD en CDA, en zou dat ook niet moeten willen worden. De kracht van D66 is juist dat de partij vernieuwende ideeën heeft, met de tijd meegaat (en vaker nog op de ontwikkelingen vooruit loopt) en zich steeds weer opnieuw weet uit te vinden. Juist die creativiteit kan Nederland uit de crisis helpen.

woensdag, februari 16, 2011

Rutte als lachende derde


Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/rutte_als_lachende_derde/

Door: Ewout Klei

De komst van het kabinet-Rutte I leek op het eerste gezicht de progressieve samenwerking te versterken. Los van elkaar pleitten ik (op Joop.nl) en de Tilburgse PvdA-wethouder Jan Hamming voor een progressief schaduwkabinet (zie: http://www.artikel7.nu/?p=47464), en op zondag 16 januari 2011 organiseerde de PvdA met GroenLinks en de SP de manifestatie ‘Een nieuw jaar, een ander Nederland’, waaraan ook D66 deelnam. Samen zou men een vuist maken tegen het meest rechtse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis.

Op dit moment lijkt de progressieve verdeeldheid echter groter dan ooit. De oorzaak is natuurlijk Kunduz. D66 en GroenLinks, die begin 2010 zelf een politiemissie naar Afghanistan hadden voorgesteld, steunden het plan van de rechtse regering om een missie naar Kunduz doorgang te doen laten vinden, terwijl PvdA en SP daar mordicus tegen waren.
Dat D66 en GroenLinks voort het regeringsvoorstel stemden, had niet zozeer te maken met hun eigen standpunt ten opzichte van Afghanistan, maar vooral met machtspolitiek. Het huidige kabinet is een minderheidskabinet, en afhankelijk van de gedoogsteun van de PVV. Omdat de PVV deze gedoogsteun niet op alle onderwerpen wil geven, moet de regering bij tijd en wijle steun zoeken bij de oppositie. D66 en GroenLinks zijn bereid om met Rutte deals te sluiten. Dit doen ze niet alleen omdat ze hierdoor meer invloed kunnen uitoefenen, maar ook omdat het kabinet zich zo een beetje kan ontworstelen aan Wilders’ wurggreep. De samenwerking met Rutte heeft dus pragmatische en principiële kanten.
Tegenover D66 en GroenLinks presenteren de PvdA en vooral de SP zich als principiële progressieve partijen. Waar D66 en GroenLinks ten aanzien van Kunduz overduidelijk verkeerd kozen, houden PvdA en SP de rug recht, zo willen ze ons doen laten geloven. Deze houding lijkt heel principieel, maar is niet van opportunistische motieven verschoond. Volgens de peilingen van Maurice de Hond ondervindt vooral GroenLinks electorale schade aan het Kunduz-debat, en de PvdA en de SP hopen hiervan bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2 maart te kunnen profiteren. Omdat deze verkiezingen indirecte Eerste Kamerverkiezingen zijn, en het huidige kabinet graag een meerderheid in de senaat wil hebben, gaan de Statenverkiezingen erg over landelijke thema’s.

Het interview op NU.nl met Tiny Kox (zie: http://www.nu.nl/politiek/2447949/als-we-ergens-zijn-we-ergens-voor.html), nummer 1 op de SP-lijst voor de Eerste Kamerverkiezingen, over GroenLinks, gaat uitsluitend over de landelijke politiek. Kox valt GroenLinks hard aan. De partij zou met haar Afghanistan-standpunt niet alleen gezorgd hebben voor een “schisma” gezorgd. Dit is volgens Kox geen “breuk”, maar wel een “diep gat”. De missie naar Kunduz is geen politiemissie maar gewoon een militaire missie, en Kox vond het teleurstellend dat GroenLinks de problematiek wilde oplossen met “bommen en granaten”.
De opmerkelijke woordkeus van Kox, “schisma”, “diep gat” en “bommen en granaten”, verraden zijn achterliggende politieke bedoeling. Door GroenLinks zo zwart mogelijk af te schilderen en met rode SP-tomaten te bekogelen, hoopt Kox dat zijn eigen partij bij de kiezer het beste uit de verf komt. Kox mag dit natuurlijk doen - politiek is een spel en bij verkiezingen wil elke partij er op haar paasbest uitzien - maar zijn suggestie dat D66 en GroenLinks opportunistisch zijn, en SP en PvdA principieel, moet naar het rijk der fabelen worden verwezen.

Terug naar de progressieve samenwerking. D66, GroenLinks, de PvdA en de SP hebben tegengestelde belangen. D66 en GroenLinks (de laatste partij overigens sinds kort) nemen in het politieke landschap een centrumpositie in, en willen graag weer regeren. Het feit dat in 2007 niet Femke Halsema maar André Rouvoet in de regering kwam, en dat Halsema in 2010 weer net achter het net viste, heeft GroenLinks een trauma een bezorgd. De partij wil straks niet voor een derde keer buitenspel staan. Voor D66 geldt iets soortgelijks. Begin 2006 viel het kabinet-Balkende II bijna toen de Democraten geen missie naar Afghanistan wilden. D66 kreeg hierdoor (en dankzij andere gebeurtenissen) het imago van een onbetrouwbare regeringspartner. Alexander Pechtold wil van dit stigma af, en doet zijn uiterste best om D66 weer Regierungsfähig te maken.
Bij de PvdA en de SP liggen de zaken echter duidelijk anders. Deze partijen zijn linkser en daarom meer tot oppositie geneigd. Omdat VVD en CDA in een andere electorale vijver vissen, richtten de PvdA en de SP hun pijlen liever op electorale concurrenten D66 en GroenLinks. Ondanks mooie woorden over progressieve samenwerking zijn de vier partijen dus allereerst bezig met het verdedigen van hun eigenbelang.

De progressieve verdeeldheid maakt Mark Rutte tot een lachende derde. (Correcter zou trouwens ‘lachende vijfde’ zijn, maar deze uitdrukking bestaat helaas niet.) Mijn vrees en vermoeden is dat het minderheidskabinet gewoon de rit uit blijft zitten en de verschillende partijen tegen elkaar blijft uitspelen, ook als VVD, CDA en PVV geen meerderheid in de senaat krijgen.
“Divide et impera”, “verdeel en heers”, was het motto van de Romeinse machtspolitiek. Hoewel hij zo’n tien jaar over zijn geschiedenisstudie heeft gedaan, lijkt Rutte deze les uit het verleden helaas niet te zijn vergeten.

woensdag, januari 19, 2011

Confessionele politiek begint als emancipatie en eindigt conservatief


Onderstaande artikel is geschreven door Theo Brand, hoofdredacteur van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek. Het artikel is gepubliceerd op Joop.nl.

Het einde van confessionele politiek is geen ramp voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen en de opkomst van opportunisme en populisme



De Vereniging van Christen-Historici boog zich op vrijdag 14 januari over de vraag ‘Is er toekomst voor de confessionele politiek?’. Zo bijzonder de opkomst en bloei van de zogheten christelijke partijen was, zo spectaculair is hun ondergang.

Samen telden de confessionele partijen gedurende een groot deel van de twintigste eeuw een absolute meerderheid in de Tweede Kamer. In 1965 waren er tachtig confessionele zetels, in 1990 zestig. In 2011 zijn het er nog maar 28: meer dan een halvering in twintig jaar tijd.

Professor Gerrit Schutte (Vrije Universiteit) ging op 'kraambezoek'. Hij blikte terug op de opkomst van de confessionele partijen, waarna professor Roel Kuiper (senator ChristenUnie) een gloedvol betoog hield over de rol van bezieling in de politiek en het uitdagen van de elites. Daarna volgde een 'Parade der mannenbroeders' van zeven presentaties en workshops. Dat werd een lastige keuze voor mij. Ik koos voor de workshop van historicus dr. Herman Smit over zijn proefschrift ‘Gezag is gezag: de gereformeerden en de Indonesische kwestie’ en een workshop van historicus Ewout Klei getiteld ‘Liever dood dan rood’: de christelijke CLIC-winkel in Groningen’ (Klei zal binnenkort promoveren op een onderzoek naar de bewogen geschiedenis van het GPV).

Als forumlid (vanuit GroenLinks en De Linker Wang) ging ik aan het einde van de middag in debat met Fleur de Beaufort (VVD, Teldersstichting) en Roel Kuiper (ChristenUnie). Onder leiding van VCH-voorzitter dr. Beatrice de Graaf debatteerden we over de vraag of er nog toekomst is voor de confessionelen. Daarbij maakte de gezaghebbende oud-politicus Gert Schutte (GPV, thans ChristenUnie) een aantal inhoudelijke en relativerende opmerkingen.

Zoals ik tijdens het debat aangaf, denk ik dat het einde van confessionele politiek geen ramp is voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen (die uiteraard christelijk geinspireerd kunnen zijn) en de opkomst van opportunisme en populisme. We moeten het juist hebben van bezieling, principes en ideeën. Een ernstig gebrek daaraan leidt ertoe dat gezaghebbende personen als Joris Voorhoeve (VVD), Frank Ankersmit (VVD), Bert de Vries (CDA) en Henk Woldring (CDA) afscheid nemen van de politieke partijen waarmee zij zich diep verbonden voelden, terwijl met name deze partijen steeds gevoeliger worden voor de waan van de dag.

De opkomst van de confessionele politiek aan het einde van de negentiende eeuw, ging gepaard met emancipatie en sociale strijd. Voormannen als Kuyper en Schaepman leidden respectievelijk de'achterlijke' gereformeerden en katholieken naar een beter bestaan. Ze bouwden mee aan sociale wetgeving. De oude scheidslijn tussen conservatief en liberaal werd doorbroken. Iets van deze oorspronkelijke bezieling zie ik vandaag terug bij de ChristenUnie. Van het CDA - dat in Europees verband samenwerkt met de Britse Conservatieven – kun je je afvragen of dit een confessionele partij is. Deze partij is - zoals veel andere christen-democratische partijen in Europa – wellicht beter te bestempelen als liberaal-conservatief.

De workshops waaraan ik deelnam, bevestigden mijn beeld dat confessionele politiek vaak in de valkuil loopt van de zich altijd herhalende 'zondeval van het christendom', om met theoloog Gerrit Jan Heering (1879-1955) te spreken. Macht corrumpeert. De ARP was in de jaren veertig en vijftig idelogisch verblind in de Indonesiëkwestie, terwijl het GPV tot in de jaren tachtig - verblind door de polarisatie – sympathiseerde met de apartheid in Zuid-Afrika. Verklaart dit ook de blinde vlek die de ChristenUnie en het CDA vandaag hebben voor het lot van het Palestijnse volk?

Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat bezieling, principes en ideeën onmisbaar zijn in de politiek. Ook de rode draad van Bijbel biedt mensen daartoe de nodige inspiratie. En hoewel er altijd een kleine onderstroom is geweest van links-confessionelen (Bond van Christen-Socialisten, 1905-1926), de Christen-Democratische Unie (1926-1940) en de Evangelische Volkspartij (1981-1991), is de mainstream van de confessionele politiek vaak toch uitgelopen op machtsbehoud en conservatisme. Het feit dat de drie genoemde links-confessionele bewegingen – die altijd marginaal bleven – zijn opgegaan in de doorbraakpartijen PvdA en GroenLinks, zegt mij persoonlijk genoeg.

dinsdag, december 07, 2010

GroenLinks was er klaar voor

GroenLinks was er klaar voor

Door: Ewout Klei





GroenLinks bestaat twintig jaar. Het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) greep deze gebeurtenis aan om een bundel over GroenLinks uit te brengen, waarin deze bijzondere partij van verschillende kanten wordt belicht. Het boek bestaat uit twee delen, een historisch en een politicologisch deel. Omdat het historische deel verreweg het interessantst is, zal dit deel de meeste aandacht krijgen.

Vier voorlopers
In de jaren tachtig ontstonden er in verschillende Europese landen ‘groene’ partijen. Deze partijen stonden aan de linkerkant van het politieke spectrum en waren zeer begaan met het mileu. GroenLinks behoort ook tot deze groene partijfamilie, maar kent een andere voorgeschiedenis. De meeste groene partijen waren ontstaan uit buitenparlementaire bewegingen. GroenLinks daarentegen was een fusie van vier partijen.
De voorlopers van GroenLinks waren de Communistische Partij Nederland (CPN), de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), de Politieke Partij Radicalen (PPR) en de Evangelische Volkspartij (EVP). Omdat CPN en EVP in 1986 uit de Kamer verdwenen en de PSP twee van haar drie zetels verloor, besloten de vier partijen in 1989 om samen onder de naam Groen Links (met spatie) de Tweede Kamerverkiezingen in te gaan. In 1990 werd de partij formeel opgericht en een jaar later was de fusie compleet, toen de vier oude partijen werden opgeheven.

Groen, links en rechtser
De identiteit van de nieuwe partij was groen en links. De groene component werd vooral belichaamd door de PPR, de linkse component door CPN en PSP. In de loop van de tijd kroop de partij steeds meer richting het centrum, met als gevolg dat het ‘groene’ het ‘linkse’ een beetje ging overvleugelen. Misschien zou de partij tegenwoordig beter GroenPaars kunnen heten, gezien de voorkeur voor Paars Plus van Femke Halsema afgelopen zomer.
De beweging van GroenLinks richting het centrum ging gepaard met een beweging van de straat naar staat: de partij ging het parlement steeds belangrijker vinden en nam afstand van haar actieverleden. In 2008 stapte Wijnand Duyvendak op als Kamerlid, omdat hij in de jaren tachtig betrokken was geweest bij een inbraak bij het Minsterie van Economische Zaken. Zeer recentelijk (daarom staat het helaas ook niet meer in de bundel) namen Halsema en coming man Tofik Dibi via Twitter afstand van de actievoerders Mohamed Rabbae en René Danen, die Geert Wilders via een rechtzaak proberen te bestrijden. GroenLinks wil invloed uitoefenen en aantrekkelijk worden gevonden als toekomstige regeringspartner, en moet noodgedwongen dus een beetje rechtser worden.

GroenLinks was er klaar voor
Van 1989 tot 1994 was GroenLinks in het parlement nog een echte linkse getuigenispartij. Onder het leiderschap van Paul Rosenmöller (1994-2002) ontwikkelde GroenLinks zich echter tot een constructieve oppositiepartij, die met alternatieven kwam. GroenLinks popelde om te regeren en als Pim Fortuyn niet was vermoord en het politieke klimaat niet zeer was verrechtst, dan was het in 2002 misschien ook gelukt. GroenLinks was er klaar voor. Nederland had in het eerste decennium van het nieuwe millennium echter helemaal geen behoefte aan een progressieve regering, en GroenLinks kwam als de multiculturele partij bij uitstek in het verdachtenbankje terecht.
Onder het leiderschap van Halsema (2002-) sloeg de partij (deels noodgedwongen) een vrijzinnigere koers in, die in 2003 en 2006 geen zetelwinst opleverde maar in 2010 wel. In 2006 en in 2010 kwam GroenLinks serieus in aanmerking om in de regering te komen, maar beide keren ging het feest niet door. In 2006 omdat GroenLinks een inschattingsfout maakte en verwachtte dat de PvdA het nooit eens zou worden met de conservatieve ChristenUnie, in 2010 omdat de VVD én de PvdA uiteindelijk niets zagen in Paars Plus. Weer was GroenLinks er klaar voor, maar weer bleef de partij in de oppositie.
De geschiedenis van GroenLinks is uiteindelijk dus best tragisch. Ondanks het feit dat de partij water bij de wijn heeft gedaan om maar te kunnen regeren, is GroenLinks telkens weer buiten de boot gevallen. Misschien heeft de partij in de toekomst meer geluk. Voor Halsema cum suis moet het echter een schrale troost zijn dat het DNPP een boeiende bundel heeft gemaakt, een must voor iedereen die zich voor de geschiedenis van progressieve politiek in het algemeen, en die van GroenLinks natuurlijk in het bijzonder, interesseert.

N.a.v.: P. Lucardie en G. Voerman, Van de straat naar de staat? GroenLinks 1990-2010 (Boom: Amsterdam 2010). ISBN 9789461053602

dinsdag, augustus 03, 2010

Rechts kabinet, dan een progressief schaduwkabinet

http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/een_rechts_kabinet_dan_een_progressief_schaduwkabinet/




Mijn eerste column op Joop.nl, de progressieve opiniesite van de VARA. Mijn column is zaterdag 31 juli geplaatst.

Een rechts kabinet? Dan een progressief schaduwkabinet
EWOUT KLEI Oud-minister Van Thijn schreef het boek 'De formatie'. Wat kunnen we daar nu uit leren?
In verschillende media is de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen geïnterpreteerd als een grote overwinning van rechts. In feite hield de verkiezingsuitslag echter een verdere versplintering van het politieke landschap in, omdat het vormen van solide meerderheidskabinet nu een haast onmogelijke opgave is geworden.

Dat de formatie lastig zou gaan verlopen was vier weken voor de verkiezingen voorspeld door Ed van Thijn. In zijn op 11 mei verschenen rode boekje, met de weinig originele maar wel duidelijke titel De formatie, betoogt de PvdA-coryfee dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een stabiele regering te vormen, behalve als er snel een ingrijpende hervormingsagenda ter tafel komt. De analyse en aanbevelingen die Van Thijn in zijn boek geeft verdienen nadere bestudering, omdat onze democratie zich als gevolg van de polarisatie (vooral van rechts) in een crisis bevindt, die om een oplossing vraagt.

Volgens Van Thijn kunnen burgers wel stemmen maar niet kiezen. We stemmen op een partij en niet op een kabinet. In 1977 ging de PvdA de verkiezingen in onder de leus ‘Kies de minister-president’ maar bleef na de formatie buiten de regering. In 2006 werden de Tweede Kamerverkiezingen gepresenteerd als een tweestrijd tussen Balkenende en Bos, maar het resultaat van deze verkiezingen was dat beide kemphanen tot elkaar waren veroordeeld in het kabinet-Balkenende IV. In de tijd van de verzuiling (1918-1966) leverde ons kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging nog stabiele regeringen op, omdat de verzuilde partijen hun achterbannen strak onder de duim hielden en de zuilelites beseften dat ze compromissen moesten sluiten. Nu politieke partijen niet meer over een vaste achterban beschikken zetten ze zich, uit electorale overwegingen, af tegen gelijkgezinde partijen én nemen ze om diezelfde reden stilletjes ideeën van de tegenpartij over.

Van Thijn denkt dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een werkbare coalitie te vormen en vreest voor machteloze middenkabinetten, met als gevolg dat radicale partijen op de vleugels (de PVV op rechts en in mindere mate de SP op links) zullen groeien. Hij vergelijkt de Nederlandse situatie met die van Duitsland ten tijde van de Weimarrepubliek (1919-1933) en de Franse Vierde Republiek (1946-1958), waar instabiele kabinetten elkaar opvolgden, en met Denemarken en Israël, waar radicale partijen grote invloed uitoefenen op het regeringsbeleid (dankzij de gedoogsteun die de populistische Dansk Folkeparti aan de Deense minderheidsregering geeft kent Denemarken het strengste asielbeleid van West-Europa en in Israël is de extreemrechtse Lieberman zelfs minister van Buitenlandse Zaken).

De instabiele situatie wordt volgens Van Thijn alleen opgelost als het politieke stelsel grondig wordt hervormd. Hij wil geen districtenstelsel zoals in Groot-Brittannië, waar de Tories en Labour de dienst uit maken en de progressieve Liberal Democrats veel te klein zijn (Nick Clegg wil aan dit stelsel een einde maken). Wat Van Thijn wil is een gemengd stelsel, een beetje districtenstelsel en een beetje evenredig stelsel dus. Daarnaast moeten politieke partijen van te voren duidelijk maken met welke partijen ze een regering willen vormen en met welke niet. De PvdA’er lijkt hiermee terug te willen naar de jaren zeventig, toen de progressieve partijen PvdA, D’66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) samen het programma Keerpunt ’72 schreven en een schaduwkabinet vormden. De kiezer heeft dan wel iets te kiezen.

De formatie bestaat uit drie delen, een dagboek, een theoretisch/essayistisch deel en een fictief verhaal. Het dagboek is nogal saai. Waar Van Thijn in Dagboek van een onderhandelaar (1978) als één van de onderhandelaars over een tweede kabinet-Den Uyl als insider een tipje van de sluier van de achterkamertjespolitiek oplichtte, is dit dagboek van een buitenstaander weinig onthullend. Het fictieve formatieverhaal aan het slot daarentegen is wel aardig. Van Thijn zit er een beetje naast met zijn voorspelling (zo krijgen van hem de PVV en de PvdA elk 28 zetels, de VVD 24 en D66 18), maar dat er na de verkiezingen moeilijk een kabinet te vormen valt heeft hij goed ingezien. Dat Van Thijn er behoorlijk naast zat met zijn verkiezingsuitslag zegt ook iets over de betrekkelijkheid van opiniepeilingen en de vluchtigheid van de actualiteit. Het middendeel, waarin Van Thijn zijn theorie over de instabiliteit van ons politieke systeem uitwerkt, is zonder meer het interessantst. Eigenlijk zou hij dit nog een keer moeten omwerken tot een wetenschappelijke publicatie. De these van Van Thijn, dat een evenredig kiesstelsel zorgt voor een instabiel politiek systeem, zou als hypothese moeten worden getest in een groot vergelijkend (historisch) onderzoek.

Dankzij Van Thijn staat het onderwerp bestuurlijke vernieuwingen anno 2010 opnieuw weer op de politieke kaart, waar D66 zich altijd sterk voor heeft gemaakt. Het is geen toeval dat Van Thijn zijn boek heeft opgedragen aan niemand minder dan wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo, een “visionair democraat”. Het is aardig om te zien dat juist D66 de adviezen van Van Thijn in de laatste verkiezingscampagne lijkt te hebben opgevolgd, want Pechtold pleitte voor paars plus en nog geen week voor de verkiezingen veranderde het partijlogo van kleur. Helaas voor D66 is paars nu (voorlopig?) van de baan en lijkt te worden aangestuurd op een rechts kabinet. Als de formatie van paars plus was gelukt had D66 misschien weer een ministerie voor Bestuurlijke Vernieuwing kunnen claimen, die van dit thema echt werk zou moeten maken en met goede hervormingsvoorstellen zou moeten komen. Met een rechts kabinet in het verschiet zouden D66, GroenLinks en de PvdA de progressieve samenwerking van de jaren zeventig weer nieuw leven in kunnen blazen.

Of de PVV nu in de regering komt of alleen gedoogsteun geeft, een rechts kabinet is niet mijn kabinet. Begin jaren zeventig vormden oppositieleiders Joop den Uyl en Hans van Mierlo een schaduwkabinet dat klaar stond om te regeren. Als er daadwerkelijk een rechts kabinet aantreedt dan moeten Job Cohen, Alexander Pechtold en Femke Halsema de handen ineen slaan en een nieuw schaduwkabinet vormen, dat het roer van het schip van staat overneemt als Mark Rutte de macht over dit stuur verliest. Zo’n schaduwkabinet - dat helemaal in de geest van Van Thijn is en het publicitair weer ongelooflijk goed gaat doen - wordt dan bovendien een vast baken en een signaal van hoop in een verwilderde en stormachtige tijd, waar donkere wolken zich samenpakken.

maandag, juni 07, 2010

4 juni - VVD Kampen winnaar van de politieke quiz in 'T Ukien!

www.vvdkampen.nl

4 juni - VVD Kampen winnaar van de politieke quiz in 'T Ukien!
Op vrijdag 4 juni heeft een afvaardiging van de VVD Kampen IJsselmuiden meegedaan aan de politieke quiz van Kampen. De quiz werd georganiseerd door ’t Ukien. De samensteller van de quiz, Ewoud Klei, is het gelukt om afwisselende vragen in 8 categorieën aan de teams voor te leggen.
Andere teams waren D66, Groen Links en een samengesteld team met jongeren.
In het team van de VVD zaten Luc Bomhof, Gerda Heideveld, Robert Nissink en Marieke Spijkerman.
Na de eerste ronde, met het onderwerp Politieke geschiedenis, hebben we de koppositie gepakt dankzij de uitmuntende kennis van Luc en Gerda.
Met de tweede en derde ronde, Actualiteit en Politieke & Entertainment hebben we deze positie verstevigd.
Erg lastig waren de vragen over Citaten van politici en Standpunten van politieke partijen.
Uiteindelijk zijn we, na 8 vragenrondes, de winnaar geworden.
D66 is tweede geworden voor Groen Links die als derde zijn geëindigd.
Het was een leerzame en leuke avond in een ontspannen sfeer.

vrijdag, april 09, 2010

Huilen en lachen om paars

http://www.protestant.nl/actueel/huilen-en-lachen-om-paars




Nu 9 juni nog maar twee maanden duurt, nemen speculaties over de toekomstige coalitie steeds meer toe. Zal het CDA of misschien de ChristenUnie meedoen of blijven de christelijke partijen straks aan de zijlijn staan? Komt Paars wellicht weer in de mode? Columnist Ewout Klei haalt herinneringen op aan de gloriedagen van het paarse kabinet, die voor orthodoxe protestanten gelden als zwarte bladzijden in de geschiedenis van Nederland.

Toen het kabinet-Balkende IV in februari viel en men besloot dat er op 9 juni Tweede Kamerverkiezingen moeten komen, speculeerden kranten en opiniebladen meteen over een mogelijke coalitie. Dikwijls kwam Paars-plus ter sprake, een coalitie van PvdA, VVD en D66 aangevuld met GroenLinks.

Voor veel orthodoxe protestanten is deze coalitie een doemscenario. D66 en GroenLinks staan immers voor vrijzinnigheid en willen onder meer een einde maken aan de huidige praktijk dat orthodox-christelijke scholen homoseksuele leraren mogen ontslaan. Aan de paarse kabinetten hebben ChristenUnie en SGP slechte herinneringen, want onder Paars II werden euthanasie en het homohuwelijk wettelijk geregeld en het bordeelverbod afgeschaft.

Vooral de legalisering euthanasie zorgde voor hoogoplopende emoties. Tot grote ergernis van orthodoxe christenen riep GroenLinks-kamerlid Femke Halsema uit dat de nieuwe wet het individu bevrijdde van ‘kerk, gezin, overheid en vorst’. De woede van orthodoxe christenen bereikte echter het kookpunt toen D66-minister Els Borst van Volksgezondheid op 14 april 2001, de dag na Goede Vrijdag en twee dagen nadat de euthanasiewet door de Eerste Kamer was aangenomen, zei ‘Het is volbracht’, hiermee de laatste kruiswoorden van Jezus Christus citerend. De christelijke partijen waren hierover zo ontstemd, dat ze een motie van wantrouwen tegen de minister indienden. Omdat Borst inmiddels haar excuses had aangeboden werd de motie alleen door de christelijke partijen gesteund.

De discussie waarin Borst haar gewraakte opmerking maakte, was zeer gepolariseerd en ook de orthodox-protestanten waren niet bepaald diplomatiek en inlevend geweest. ChristenUnie-senator Schuurman had tijdens het euthanasiedebat in de Eerste Kamer D66-senator Kohnstamm tegen zich in het harnas gejaagd door de euthanasie in Nederland, die uitging van het principe van het zelfbeschikkingsrecht, te vergelijken met de euthanasiepraktijk op zwakken en geestelijk gehandicapten van nazi-Duitsland in de jaren dertig en veertig.

Er kon echter ook om Paars worden gelachen. Op 1 april 1998, toen de paarse ethische wetgeving nog in de toekomst lag, stond er in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een opmerkelijk voorpaginabericht: het paarse kabinet had een wetsontwerp gemaakt om de witte baan in de Nederlandse vlag te voorzien van een paarse streep. Met deze wijziging zou het kabinet de ‘onmiskenbare waarde’ van de paarse coalitie voor de Nederlandse samenleving willen vastleggen. De krant berichtte dat met name RPF, SGP en GPV grote bezwaren hadden tegen de streep. Een woordvoerder zou hebben gezegd dat het kabinet brak met het verleden. Als er een streep moest komen in de witte baan, zou die streep oranje moeten zijn. Iedereen die het niet met het kabinetsvoornemen eens was, kon een handtekeningenlijst aanvragen door het nummer 0342-411699 te bellen. Zo’n vierhonderd lezers pakten de telefoon. Ze kregen een medewerker van het Nederlands Dagblad aan de lijn die vertelde dat het om een 1-aprilgrap ging. Sommige bellers konden om de grap lachen, maar anderen werden boos: ‘Een serieuze krant maakt geen grappen; daarvoor is de situatie in ons land veel te ernstig.’ Eén beller reageerde vasthoudend: ‘Toch wil ik handtekeningenlijsten hebben. Het kabinet is in staat zo’n voorstel te doen en dan heb ik alvast de lijsten in huis.’

Ik ben benieuwd welke grappen het Nederlands Dagblad (en misschien het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad) voor hun achterban in petto heeft, mocht Paars-plus straks werkelijkheid worden.

Ewout Klei, voor Protestant.nl