Posts tonen met het label Confessionelen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Confessionelen. Alle posts tonen

woensdag, januari 19, 2011

Confessionele politiek begint als emancipatie en eindigt conservatief


Onderstaande artikel is geschreven door Theo Brand, hoofdredacteur van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek. Het artikel is gepubliceerd op Joop.nl.

Het einde van confessionele politiek is geen ramp voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen en de opkomst van opportunisme en populisme



De Vereniging van Christen-Historici boog zich op vrijdag 14 januari over de vraag ‘Is er toekomst voor de confessionele politiek?’. Zo bijzonder de opkomst en bloei van de zogheten christelijke partijen was, zo spectaculair is hun ondergang.

Samen telden de confessionele partijen gedurende een groot deel van de twintigste eeuw een absolute meerderheid in de Tweede Kamer. In 1965 waren er tachtig confessionele zetels, in 1990 zestig. In 2011 zijn het er nog maar 28: meer dan een halvering in twintig jaar tijd.

Professor Gerrit Schutte (Vrije Universiteit) ging op 'kraambezoek'. Hij blikte terug op de opkomst van de confessionele partijen, waarna professor Roel Kuiper (senator ChristenUnie) een gloedvol betoog hield over de rol van bezieling in de politiek en het uitdagen van de elites. Daarna volgde een 'Parade der mannenbroeders' van zeven presentaties en workshops. Dat werd een lastige keuze voor mij. Ik koos voor de workshop van historicus dr. Herman Smit over zijn proefschrift ‘Gezag is gezag: de gereformeerden en de Indonesische kwestie’ en een workshop van historicus Ewout Klei getiteld ‘Liever dood dan rood’: de christelijke CLIC-winkel in Groningen’ (Klei zal binnenkort promoveren op een onderzoek naar de bewogen geschiedenis van het GPV).

Als forumlid (vanuit GroenLinks en De Linker Wang) ging ik aan het einde van de middag in debat met Fleur de Beaufort (VVD, Teldersstichting) en Roel Kuiper (ChristenUnie). Onder leiding van VCH-voorzitter dr. Beatrice de Graaf debatteerden we over de vraag of er nog toekomst is voor de confessionelen. Daarbij maakte de gezaghebbende oud-politicus Gert Schutte (GPV, thans ChristenUnie) een aantal inhoudelijke en relativerende opmerkingen.

Zoals ik tijdens het debat aangaf, denk ik dat het einde van confessionele politiek geen ramp is voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen (die uiteraard christelijk geinspireerd kunnen zijn) en de opkomst van opportunisme en populisme. We moeten het juist hebben van bezieling, principes en ideeën. Een ernstig gebrek daaraan leidt ertoe dat gezaghebbende personen als Joris Voorhoeve (VVD), Frank Ankersmit (VVD), Bert de Vries (CDA) en Henk Woldring (CDA) afscheid nemen van de politieke partijen waarmee zij zich diep verbonden voelden, terwijl met name deze partijen steeds gevoeliger worden voor de waan van de dag.

De opkomst van de confessionele politiek aan het einde van de negentiende eeuw, ging gepaard met emancipatie en sociale strijd. Voormannen als Kuyper en Schaepman leidden respectievelijk de'achterlijke' gereformeerden en katholieken naar een beter bestaan. Ze bouwden mee aan sociale wetgeving. De oude scheidslijn tussen conservatief en liberaal werd doorbroken. Iets van deze oorspronkelijke bezieling zie ik vandaag terug bij de ChristenUnie. Van het CDA - dat in Europees verband samenwerkt met de Britse Conservatieven – kun je je afvragen of dit een confessionele partij is. Deze partij is - zoals veel andere christen-democratische partijen in Europa – wellicht beter te bestempelen als liberaal-conservatief.

De workshops waaraan ik deelnam, bevestigden mijn beeld dat confessionele politiek vaak in de valkuil loopt van de zich altijd herhalende 'zondeval van het christendom', om met theoloog Gerrit Jan Heering (1879-1955) te spreken. Macht corrumpeert. De ARP was in de jaren veertig en vijftig idelogisch verblind in de Indonesiëkwestie, terwijl het GPV tot in de jaren tachtig - verblind door de polarisatie – sympathiseerde met de apartheid in Zuid-Afrika. Verklaart dit ook de blinde vlek die de ChristenUnie en het CDA vandaag hebben voor het lot van het Palestijnse volk?

Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat bezieling, principes en ideeën onmisbaar zijn in de politiek. Ook de rode draad van Bijbel biedt mensen daartoe de nodige inspiratie. En hoewel er altijd een kleine onderstroom is geweest van links-confessionelen (Bond van Christen-Socialisten, 1905-1926), de Christen-Democratische Unie (1926-1940) en de Evangelische Volkspartij (1981-1991), is de mainstream van de confessionele politiek vaak toch uitgelopen op machtsbehoud en conservatisme. Het feit dat de drie genoemde links-confessionele bewegingen – die altijd marginaal bleven – zijn opgegaan in de doorbraakpartijen PvdA en GroenLinks, zegt mij persoonlijk genoeg.

Einde van de confessionele politiek in zicht


Onderstaande artikel, geschreven door Johan Snel en mijzelf (Ewout Klei dus), stond in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 13 januari 2011, en in het Friesch Dagblad van vrijdag 14 januari.

Het verlies van het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 was dramatisch. In het geheel van het politieke krachtenveld zal de invloed van de confessionele partijen in de toekomst marginaal zijn, stellen Ewout Klei en Johan Snel.

Vanaf de jaren zestig vormt de electorale ontwikkeling van de confessionelen een doorgaande neergaande lijn, met daartussen kortstondige oplevingen. In 1963 waren er nog tachtig confessionele zetels, een absolute meerderheid die ook in de decennia daarvoor steeds had bestaan. In 1972 waren het er nog maar 53. Als gevolg van een opleving van het CDA onder Lubbers waren dat er in 1989 weer zestig. Maar in 1998, na opnieuw een dramatisch verlies van het CDA, bleven er plotseling nog maar 37 confessionele zetels over.

Opnieuw volgde er een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels. Dat is dus bijna een derde van de Kamerleden. Sinds juni 2010 zijn er plotseling nog maar 28 confessionelen. Minder dan 20 procent van het electoraat stemde de afgelopen zomer op een confessionele partij, een absoluut historisch dieptepunt.

Confessionele partijen zijn niet alleen kleiner geworden, ze zijn bovendien eerder geneigd compromissen te sluiten over micro-ethische kwesties. Het CDA, dat het vaakst in de regering heeft gezeten, heeft hier de meeste ervaring mee. De abortuswet van 1981 is een CDA/VVD-compromis. En een CDA/PvdA-kabinet zorgde in 1993 voor een wettelijke euthanasieregeling, die voorafging aan de volledige legalisering van euthanasie onder paars.

De kleine christelijke partijen hebben zich tegen de compromisbereidheid van het CDA verzet. Dat kon ook gemakkelijk, omdat ze nooit regeringsverantwoordelijkheid droegen en geen ‘vuile handen’ hoefden te maken.

Toen de ChristenUnie begin 2007 in het kabinet-Balkenende IV stapte, wijzigde de partij haar voorheen uiterst principiële opstelling. Enkele kroonjuwelen van de ChristenUnie –het terugdraaien van abortus, euthanasie en homohuwelijk– werden in de ijskast gezet. Daarnaast slikte de partij een voor de achterban moeilijk te verteren compromis over embryoselectie.

De enige partij die tegen de regeling met betrekking tot embryoselectie stemde was uiteraard de SGP, die hiermee aangaf vanaf de zijlijn te willen blijven strijden tegen de seculiere tijdgeest.

Zonder de bemoeienis van het CDA was de seculiere ethische wetgeving er ook wel gekomen en waarschijnlijk ook in radicalere vorm, omdat er in de Tweede Kamer een seculiere meerderheid is die zich steeds uitdrukkelijker zo is gaan profileren. Tot het aantreden van het eerste paarse kabinet in 1994 hebben PvdA en VVD deze koers echter niet aangedurfd, en hielden ze rekening met de remmende invloed van het CDA op ethisch gebied.

Als de electorale trend doorzet –en peilingen suggereren dat dit gebeurt– dan wordt de confessionele politiek in de toekomst meer en meer marginaal. Niettemin zullen de confessionele partijen CDA en ChristenUnie vanwege hun relatieve centrumpositie in het politieke spectrum dikwijls nodig zijn als regeringspartner en kunnen zij ten aanzien van ethische kwesties een remmende invloed blijven uitoefenen.

De vraag is alleen of christenen nog wel zin hebben in deze marginale politiek. De vraag is ook of velen deze ethische kwesties nog wel zo belangrijk vinden. Er zijn aanwijzingen dat het antwoord op beide vragen niet zo vanzelfsprekend meer is en dat alleen de SGP nog kan rekenen op een achterban waarvoor dit wel de doorslaggevende punten zijn.

Het CDA heeft al lang niet meer zo’n vaste achterban, maar ook de ChristenUnie heeft steeds meer moeite een eigen aanhang vast te houden. De kans dat ook christenen strategisch stemmen, bijvoorbeeld in een afweging tussen VVD en PvdA, is aanzienlijk groter geworden.

Is er nog toekomst voor de confessionelen? Op een congres van de Vereniging van Christen Historici (VCH), morgen in Utrecht, buigen historici en ook politici zich over die vraag. Een eerste antwoord valt al wel te geven. Op de middellange termijn is er zeker nog toekomst en zelfs kans op reële politieke invloed. Confessionele partijen zullen regelmatig onmisbaar blijken in de vorming van parlementaire meerderheden, en op onderdelen soms zelfs nog onevenredig veel invloed uitoefenen.

Maar in het geheel van het politieke krachtenveld zal die tegelijk marginaal zijn. Vooralsnog tekent er zich een duidelijke seculiere meerderheid af die zich ook in toenemende mate bereid toont haar meerderheidspositie politiek te verzilveren. Juist een lange eeuw van confessionele machtsvorming inspireert extra tot een afrekening met zijn politieke erfenis.

De auteurs zijn historicus en betrokken bij de organisatie van het congres ”Het einde der confessionelen?” van de Vereniging van Christen Historici morgenmiddag in Utrecht.

Waaraan gaan de confessionelen ten onder?


Onderstaande artikel stond in het Nederlands Dagblad van donderdag 13 januari 2011.

Sinds de verkiezingen van juni telt de Tweede Kamer nog 28 confessionelen. Het CDA halveerde en ging van 41 naar 21 zetels. Tegelijk wisten ChristenUnie en SGP niet te profiteren. Beleven we het einde van anderhalve eeuw confessionele partijvorming?


Wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo mocht het vaak herhalen: in Nederland waren christelijke partijen net zo lang aan de macht als de communisten in Rusland. Hij vergat erbij te vertellen dat de confessionelen ook weinig anders restte dan regeren - als de democratische meerderheid die ze nu eenmaal waren. En hij vergat ook dat de coalitie van katholieken en protestanten (vaak elkaars tegenpolen) bepaald niet vanzelfsprekend was, maar min of meer werd afgedwongen door diezelfde democratie.

Zo waren er in 1966, toen Van Mierlo zijn kruistocht tegen de confessionele hegemonie begon, nog tachtig christelijke Kamerleden, een absolute meerderheid dus. Maar spoedig zou alles veranderen. In 1972 waren er nog maar 53 confessionele zetels. En na een opleving van het CDA onder Lubbers kende de partij opnieuw dramatische verliezen in 1994 en 1998. Paars, de droom van Van Mierlo, werd uit die nederlagen geboren.

Wel volgde een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels, bijna een derde van de Kamerleden dus. Maar in juni 2010 stemde minder dan twintig procent van de kiezers op een confessionele partij. Een absoluut historisch dieptepunt, in de huidige Kamer uitgedrukt in een schamele 28 zetels voor de drie christelijke partijen samen.

Op het eerste gezicht loopt de dalende lijn parallel aan de kerkverlating. Nergens anders in Europa verliep de kerkverlating zo abrupt en massaal als in Nederland, met een halvering van de kerkelijkheid tussen 1971 en 1986 en een doorgaande daling sindsdien. Zo bezien vormt de confessionele neergang weinig anders dan de logische weerspiegeling van de secularisatie.

Maar er is meer. Even opvallend als de plotselinge neergang was immers de eeuw van confessionele bloei en machtsvorming daarvoor. Nergens anders in Europa maakten confessionele partijen zich ook zo breed, om in de twintigste eeuw zelfs het politieke landschap te beheersen. In dat opzicht is die vergelijking van Van Mierlo met de Russische communisten zo gek nog niet, want beide stromingen hadden het na 1917 lang voor het zeggen.

Daaraan vooraf ging een uniek verhaal van confessionele partijvorming. Het was bovenal Abraham Kuyper - een revolutionair die zich antirevolutionair noemde - die het politieke landschap in de tweede helft van de negentiende eeuw op zijn kop zette. Voordat de gebruikelijke sociaal-economische tweedeling de partijvorming kon bepalen, zoals overals elders in Europa, spleet hij de politiek met een andere antithese: die tussen confessioneel en niet-confessioneel.

Terwijl overal in Europa de sociale tegenstelling tussen haves (conservatieven en liberalen) en havenots (socialisten) de moderne partijvorming bepaalde, voltrok zich in Nederland een ander patroon.

Niet alleen politieke partijen, maar ook de arbeidersbeweging en andere maatschappelijke organisaties, volgden in dat spoor. Waar overal elders socialisten de arbeidersbeweging beheersten, wisten in Nederland de katholieken hen aardig de wind uit de zeilen te houden. Waar overal elders de socialisten uitgroeiden tot de grootste politieke stroming, gebeurde dat in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog.

Maar ook toen bleven socialisten in Nederland een minderheid, zonder dat ze ooit een meerderheidspositie zouden bereiken. Alle huidige retoriek over de linkse elite ten spijt, heeft Nederland nooit een linkse parlementaire meerderheid gekend, laat staan een socialistische.

Aan de rechterkant van het politieke spectrum waren de gevolgen nog groter. In elk geval tot 2010 heeft in de Nederlandse politiek een conservatieve stroming geheel ontbroken. Die optie was blijkbaar volledig overvleugeld door de veelheid aan confessionele politieke partijen. En ook de liberalen, in Nederland rechtser dan elders, bleven lang een relatief kleine minderheid.

Een eeuw lang domineerden de Nederlandse christelijke politici de politiek. Ze waren onderling divers: dikwijls rechts, soms links maar vooral ook het midden. Een driestromenland, met de confessionelen in het centrum van de macht, onderscheidde het Nederlandse politieke landschap van de tweedeling die bijna overal elders in Europa de toon aangaf.

Dat alles veranderde pas op het moment dat rechtse Realpolitiker als Elco Brinkman en Maxime Verhagen de macht wisten over te nemen bij de christendemocraten. Het einde van de christendemocratie, eerst onder paars en opnieuw onder de huidige rechtse coalitie, markeert ook het einde van Nederland als driestromenland.

Zal dit ook het einde betekenen van de confessionele politiek?

Vrijdagmiddag houdt de Vereniging van Christen Historici in Utrecht een congres over 'Het Einde der Confessionelen?' Sprekers zijn onder meer professor Gerrit Schutte en een tiental andere historici en politici.


Ewout Klei en Johan Snel zijn historici