woensdag, januari 19, 2011

Einde van de confessionele politiek in zicht


Onderstaande artikel, geschreven door Johan Snel en mijzelf (Ewout Klei dus), stond in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 13 januari 2011, en in het Friesch Dagblad van vrijdag 14 januari.

Het verlies van het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 was dramatisch. In het geheel van het politieke krachtenveld zal de invloed van de confessionele partijen in de toekomst marginaal zijn, stellen Ewout Klei en Johan Snel.

Vanaf de jaren zestig vormt de electorale ontwikkeling van de confessionelen een doorgaande neergaande lijn, met daartussen kortstondige oplevingen. In 1963 waren er nog tachtig confessionele zetels, een absolute meerderheid die ook in de decennia daarvoor steeds had bestaan. In 1972 waren het er nog maar 53. Als gevolg van een opleving van het CDA onder Lubbers waren dat er in 1989 weer zestig. Maar in 1998, na opnieuw een dramatisch verlies van het CDA, bleven er plotseling nog maar 37 confessionele zetels over.

Opnieuw volgde er een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels. Dat is dus bijna een derde van de Kamerleden. Sinds juni 2010 zijn er plotseling nog maar 28 confessionelen. Minder dan 20 procent van het electoraat stemde de afgelopen zomer op een confessionele partij, een absoluut historisch dieptepunt.

Confessionele partijen zijn niet alleen kleiner geworden, ze zijn bovendien eerder geneigd compromissen te sluiten over micro-ethische kwesties. Het CDA, dat het vaakst in de regering heeft gezeten, heeft hier de meeste ervaring mee. De abortuswet van 1981 is een CDA/VVD-compromis. En een CDA/PvdA-kabinet zorgde in 1993 voor een wettelijke euthanasieregeling, die voorafging aan de volledige legalisering van euthanasie onder paars.

De kleine christelijke partijen hebben zich tegen de compromisbereidheid van het CDA verzet. Dat kon ook gemakkelijk, omdat ze nooit regeringsverantwoordelijkheid droegen en geen ‘vuile handen’ hoefden te maken.

Toen de ChristenUnie begin 2007 in het kabinet-Balkenende IV stapte, wijzigde de partij haar voorheen uiterst principiële opstelling. Enkele kroonjuwelen van de ChristenUnie –het terugdraaien van abortus, euthanasie en homohuwelijk– werden in de ijskast gezet. Daarnaast slikte de partij een voor de achterban moeilijk te verteren compromis over embryoselectie.

De enige partij die tegen de regeling met betrekking tot embryoselectie stemde was uiteraard de SGP, die hiermee aangaf vanaf de zijlijn te willen blijven strijden tegen de seculiere tijdgeest.

Zonder de bemoeienis van het CDA was de seculiere ethische wetgeving er ook wel gekomen en waarschijnlijk ook in radicalere vorm, omdat er in de Tweede Kamer een seculiere meerderheid is die zich steeds uitdrukkelijker zo is gaan profileren. Tot het aantreden van het eerste paarse kabinet in 1994 hebben PvdA en VVD deze koers echter niet aangedurfd, en hielden ze rekening met de remmende invloed van het CDA op ethisch gebied.

Als de electorale trend doorzet –en peilingen suggereren dat dit gebeurt– dan wordt de confessionele politiek in de toekomst meer en meer marginaal. Niettemin zullen de confessionele partijen CDA en ChristenUnie vanwege hun relatieve centrumpositie in het politieke spectrum dikwijls nodig zijn als regeringspartner en kunnen zij ten aanzien van ethische kwesties een remmende invloed blijven uitoefenen.

De vraag is alleen of christenen nog wel zin hebben in deze marginale politiek. De vraag is ook of velen deze ethische kwesties nog wel zo belangrijk vinden. Er zijn aanwijzingen dat het antwoord op beide vragen niet zo vanzelfsprekend meer is en dat alleen de SGP nog kan rekenen op een achterban waarvoor dit wel de doorslaggevende punten zijn.

Het CDA heeft al lang niet meer zo’n vaste achterban, maar ook de ChristenUnie heeft steeds meer moeite een eigen aanhang vast te houden. De kans dat ook christenen strategisch stemmen, bijvoorbeeld in een afweging tussen VVD en PvdA, is aanzienlijk groter geworden.

Is er nog toekomst voor de confessionelen? Op een congres van de Vereniging van Christen Historici (VCH), morgen in Utrecht, buigen historici en ook politici zich over die vraag. Een eerste antwoord valt al wel te geven. Op de middellange termijn is er zeker nog toekomst en zelfs kans op reële politieke invloed. Confessionele partijen zullen regelmatig onmisbaar blijken in de vorming van parlementaire meerderheden, en op onderdelen soms zelfs nog onevenredig veel invloed uitoefenen.

Maar in het geheel van het politieke krachtenveld zal die tegelijk marginaal zijn. Vooralsnog tekent er zich een duidelijke seculiere meerderheid af die zich ook in toenemende mate bereid toont haar meerderheidspositie politiek te verzilveren. Juist een lange eeuw van confessionele machtsvorming inspireert extra tot een afrekening met zijn politieke erfenis.

De auteurs zijn historicus en betrokken bij de organisatie van het congres ”Het einde der confessionelen?” van de Vereniging van Christen Historici morgenmiddag in Utrecht.

Geen opmerkingen: