Posts tonen met het label CHU. Alle posts tonen
Posts tonen met het label CHU. Alle posts tonen

dinsdag, oktober 09, 2012

De kruisweg van het CDA




Door: Ewout Klei

Nu alle ogen zo op de zwanenzang van Jolande Sap en Heleen Weenink gericht zijn, vergeten we bijna dat het CDA misschien ook binnenkort het tijdelijke voor het eeuwige gaat verwisselen. Is de christendemocratie in Nederland ten dode opgeschreven? Als we kijken naar de dramatische resultaten die de partij haalde bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 en 2012, kunnen we deze vraag bevestigend beantwoorden. Het CDA halveerde in 2010 van 41 zetels naar 21, en daar bleven in 2012 nog 13 zetels van over.
Politiek journalist Frits Wester van RTL4, voormalig spindoctor van het CDA, verklaarde de partij dood. “Het is o-ver”. Miko Flohr, Jaap-columnist en GroenLinks-stemmer, reageerde hier echter heel cynisch op: “Dan zit CDA dus weer in komend kabinet”.
Als we een voorspelling willen doen over de toekomst van het CDA, moeten we de mogelijkheid van het wonder niet uitsluiten. In de jaren zeventig leek de christendemocratie op sterven na dood, maar in de jaren tachtig was het CDA een tijdlang de machtigste partij van het land. Tijdens de paarse jaren negentig leek het einde van het CDA nabij, maar in 2002 wist de partij weer een tijdlang de politiek te domineren.
In dit essay gaan we in op de positie die het CDA heeft ingenomen het Nederlandse politieke bestel en wat het meest realistische toekomstperspectief voor de partij is. Leidt de kruisweg van het CDA uiteindelijk tot de dood? Of bestaat er toch nog ruimte voor een wederopstanding?

Drie koningen op een kruispunt
Het CDA is officieel opgericht in 1980, als fusie van de Katholieke Volkspartij, de Antirevolutionaire Partij en de Christelijk-Historische Unie. De KVP was een grote middenpartij die altijd op het pluche zat. De pragmatische partij had een voorkeur voor regeren met de VVD, maar kon in uiterste noodzaak ook met de PvdA in zee. De ARP daarentegen was veel principiëler. De partij ging als het moest de oppositie in, en ontwikkelde vanaf de jaren zestig een duidelijke voorkeur voor linkse coalities. In tegenstelling tot KVP’ers bedienden ARP-politici zich van een heel religieus vocabulaire. De CHU zat hier tussenin. De partij zat na 1945 vaker in de oppositie dan de ARP, maar de CHU was gouvernementeel ingesteld en vond het in de eerste plaats belangrijk dat Nederland goed werd geregeerd. Een oppositionele houding paste de partij niet. CHU-politici profileerden zich niet zo zeer als partijmannen, maar als onpartijdige bestuurders. De partij vond het gezag heel belangrijk en was de conservatiefste partij van de drie.
Van 1918 tot 1967 hadden de christendemocratische partijen een nipte meerderheid in het parlement. Voor de verkiezingen van 1967 had de KVP 50 zetels, en hadden ARP en CHU er allebei dertien. Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 ging het echter bergafwaarts met de christendemocratie. De KVP zakte van 50 naar 27 zetels en de CHU van dertien naar acht. De ARP handhaafde zich en had in 1972 veertien zetels.
De belangrijkste oorzaak van het christendemocratische verlies was de ontzuiling in combinatie met de secularisatie. Stemmen op christelijke partijen werd steeds minder vanzelfsprekend, en bovendien waren steeds minder mensen christelijk. Om toch hun invloed te behouden, besloten de drie christendemocratische partijen fusiebesprekingen aan te gaan.
Medio jaren zeventig, toen het linkse kabinet-Den Uyl Nederland regeerde, waren velen er heilig van overtuigd, dat het laatste uur voor de confessionele politiek had geslagen. PvdA’er Joop van den Berg voorspelde dat het alleen nog maar bergafwaarts kon gaan: KVP, ARP en CHU waren fusiebesprekingen aangegaan, om te sterven in elkaars armen.
Opland, cartoonist van de Volkskrant maakte er een mooie tekening over: op 16 december 1974 tekende hij de leiders van KVP, ARP en CHU als de ‘drie koningen’ uit het kerstverhaal, die op een tandem bij een kruispunt staan. Ze kunnen linksaf, rechtdoor of rechtsaf, maar elke weg loopt dood. De weg heeft ‘toevallig’ de vorm van een kruis, symbool van het christendom maar ook van de dood. Het einde leek nabij.




Op en neer, op en neer
God/Het lot besliste anders. Onder het leiderschap van eerst Dries van Agt en vervolgens van Ruud Lubbers wisten de christendemocraten goede electorale resultaten te boeken, en kwam het CDA weer in het centrum van de macht. Van Agt wist de electorale neergang tegen te houden door zich op te werpen als de non-politicus, die in alles het tegenovergestelde was van de gedreven drammer Joop den Uyl. De grachtengordel gruwde van Van Agt, maar bij het gewone volk in de provincie was de conservatieve CDA-leider mateloos populair.
Dankzij Ruud Lubbers groeide het CDA in 1986 naar 54 zetels. De partij bezat, net als de KVP toentertijd, een sleutelpositie in het politieke midden. Het CDA kon de VVD of de PvdA als partner kiezen. In zijn eerste en tweede kabinet regeerde Lubbers samen met de VVD, in zijn derde en tevens laatste kabinet met de PvdA.
Omdat het laatste kabinet-Lubbers onpopulair was, Lubbers’ troonopvolger Elco Brinkman er (mede dankzij zijn spindoctor Frits Wester) niets van bakte en de secularisatie ook in de jaren tachtig bleef voortschrijden, verloor het CDA in 1994 maar liefst twintig zetels en zakte van 54 naar 34. De partij kwam bovendien in de oppositiebankjes terecht.
Van 1994 tot 2002 regeerden PvdA, VVD en D66 als paars. Het CDA kwijnde weg in de oppositie. In 1998 verloor de partij opnieuw. Veel politieke analisten meenden dat het doek voor CDA nu snel zou vallen. Maar wederom vond er een wonder plaats.
Het CDA, dat eind 2001 in de peilingen op 25 zetels stond, werd door de media totaal niet serieus genomen. Illustratief is een aflevering van het VARA-programma Kopspijkers, waarin Jack Spijkerman de nieuwe onervaren lijsttrekker Jan-Peter Balkenende en voormalig CDA-leider Jaap de Hoop Scheffer aan de tand voelt:

Jack Spijkerman: (grinnikt) Nou, mooi. Al leuke reacties gehad meneer Balkenende?
Jan-Peter Balkenende: Ja, heel erg leuke reacties gehad. Vooral van mijn vrouw, die moest erg lachen.
Jack Spijkerman: Waarom moest ze lachen?
Jan-Peter Balkenende: Nou, toen ik vertelde dat ze binnen het CDA op zoek waren naar iemand met nog meer charisma dan Jaap de Hoop Scheffer en bij mij waren uitgekomen, toen lag ze echt onder de tafel van het lachen. En dat gebeurt echt niet vaak, zeker niet als ìk iets vertel.
Jaap de Hoop Scheffer: Nou doe je jezelf tekort Jan Peter Balkenende. Wij gaan er binnen het CDA vanuit dat Jan Peter Balkenende de partij binnen zeven maanden aan een glorieuze verkiezingsoverwinning zal gaan helpen.


Ook de zaal lag onder de tafel van het lachen. Niemand geloofde dat het CDA er weer bovenop zou komen. Maar weer vond er een wonder plaats. Het CDA sloot een niet-aanvalspact met Pim Fortuyn en werd na de moord op Fortuyn het niet-populistische alternatief voor de kiezers die niet langer nog ‘de puinhopen van paars’ wilden.
Balkenende werd bij veel kiezers populair. Dat de gereformeerde JP de MP over ‘normen en waarden’ begon vonden progressieven verschrikkelijk, maar de man in de straat was blij dat er eindelijk iemand was die wat tegen de verloedering wilde doen.
Na verloop van tijd werd Balkenende echter net zo gelikt als de andere politici van het land. Hij kreeg een kekke bril en leek daardoor niet meer op de nerdy kinderboekenheld Harry Potter, waarmee hij in het begin vaak werd vergeleken. Men raakte op Balkenende uitgekeken en tolereerde zijn onhandigheid (het T-Shirt ‘Fuck drugs’ en ‘U kijkt zo lief’ tegen een kritische RTL-journaliste) niet meer. Op 9 juni 2010 halveerde het CDA, van 41 zetels naar 21. Balkenende stapte toen de verkiezingsuitslag bekend werd meteen op en liet een verwond en verweesd CDA achter.
Het CDA verloor de verkiezingen maar won de formatie. Niet alleen kwam de partij in de regering terecht en regeerde weer met haar favoriete coalitiepartner, de VVD, maar ook leverden de christendemocraten evenveel ministers als de liberalen. Er was echter één nadeel aan dit kabinet. Het was een minderheidskabinet dat leunde op de gedoogsteun van de PVV (en later ook de SGP). Met name in de oude ARP-kringen lag deze samenwerking moeilijk.
Toen het kabinet in 2011 dreigde de jonge asielzoeker Mauro Manuel terug naar Angola te sturen, daalde de populariteit van het CDA naar een nieuw dieptepunt. Het CDA liet Mauro stikken, maar staatssecretaris Henk Bleker bood voor het oog van de natie wel tickets aan voor een voetbalwedstrijd. Dat het CDA hypocriet bezig was ontging zelfs de blonde TV-ster Britt Dekker niet, merkte Volkskrant-columnist Marcel van Dam op. “Nog even volhouden en de partij heeft geen enkele zetel meer.”
In de peilingen stond het CDA op elf zetels. Onder leiding van Sybrand van Haersma Buma wist de partij op 12 september 2012 echter toch nog dertien zetels te behalen.

Linksaf, rechtdoor of rechtsaf?
Volgens Opland kon het CDA linksaf, rechtdoor of rechtsaf. Deze drie richtingen vallen eigenlijk nagenoeg samen met de drie voorlopers van het CDA: ARP, KVP en CHU.
De weg linksaf is de weg van de ARP. Deze weg loopt dood. Zo stemt ARP-coryfee Willem Aantjes tegenwoordig ChristenUnie en heeft voormalig partij-ideoloog Henk Woldering zijn lidmaatschap opgezegd en sympathiseert hij met GroenLinks. CDA’ers die een neiging vertonen links naast de pot te plassen, worden zo goed gedrild dat ze dit snel hebben afgeleerd. Tijdens het rechtse kabinet-Rutte liepen ‘dissidenten’ Ad Koppejan en Kathleen Ferrier in tegenstelling tot de zogenoemde loyalisten – linkse CDA-Kamerleden die liever een tweede kabinet-Den Uyl hadden gehad het kabinet-Van Agt daarom zeer kritisch bejegenden - loyaal aan de fractielijband. Blaffen deden ze zelden, bijten al helemaal niet. Van groot belang is bovendien dat de stemmen die het CDA in 2010 en 2012 verloren heeft vooral naar rechtse partijen gingen, naar VVD en PVV. Als het CDA deze stemmen terug wil winnen, kan de partij beter niet voor een linkse koers kiezen.
De weg rechtdoor is de weg van de KVP, de grote middenpartij die soms voor de PvdA koos om samen mee te regeren, en soms voor de VVD. Het CDA is nu echter zo erg gekrompen dat de partij in tegenstelling tot vroeger niet meer een sleutelrol in kabinetsformaties spelen kan. Het CDA is een kleine speler op het politieke speelveld geworden en dient zich daarom bescheidener op te stellen. De KVP was decennialang vrij kleurloos omdat de partij zich dit kon permitteren. Mensen stemden toch wel KVP, omdat ze katholiek waren en het zo hoorde. Deze vanzelfsprekendheid is voorgoed voorbij. Kiezers kiezen voor een partij die zich duidelijk weet te profileren. Het radicale midden – de koers die is voorgesteld door partijvoorzitster Ruth Peetoom – is misschien een optie. Het CDA is er echter nog niet in geslaagd een goed politiek profiel overtuigend neer te zetten, wat de interne strubbelingen en ook het electorale echec van 2012 bewijzen.
De derde weg is de weg rechtsaf, de weg van de CHU. Deze partij was een conservatieve partij, christelijk maar niet al te zeer belijnd, die gezag en orde belangrijk vond. De CHU stond voor stabiliteit en bracht veel bekwame bestuurders voor. Hoewel de kleine CHU na de Tweede Wereldoorlog nooit meer een premier zou leveren, zat de partij vaak in de regering en was vooral lokaal en provinciaal zeer aanwezig. Het gedecimeerde CDA kan in de toekomst de oude rol van de CHU vervullen. De partij moet kiezers werven met een traditioneel program, stabiliteit en rust uitstralen en zich constructief opstellen tegenover andere partijen, als regeringspartij maar ook als men in de oppositie zit. Dat het CDA de politiek niet meer domineert betekent niet dat de politieke rol van de partij is uitgespeeld. Als stabiele politieke beweging rechts van het midden kan het CDA dan bepaalde coalities aan een meerderheid helpen en op deze manier invloed blijven uitoefenen. Als het CDA net als de CHU toentertijd een constructieve oppositie voeren gaat zal dit de partij in de toekomst veel parlementair gezag opleveren, gezag dat zich uitbetalen zal. Door voor een rechtse, conservatieve koers te kiezen kan het CDA wellicht ook een deel van de VVD- en PVV-kiezers terugwinnen, kiezers die het CDA nu te links, te slap en te onduidelijk vinden. Misschien pikt het CDA zelfs nog een zeteltje van de SGP, nu nog de enige echte conservatief-christelijke partij in ons land. Ten slotte moet het CDA niet kiezen voor een expliciet-christelijke koers, zoals ChristenUnie en SGP. Het valt op dat het CDA aan ChristenUnie en SGP eigenlijk bijna geen kiezers verliest. Voor CDA-kiezers is een expliciet-christelijke partij een te hoge drempel. Als het CDA stemmen wil winnen, zijn dat in de eerste plaats stemmen van kiezers die nu bij VVD en PVV zitten.


Wederopstanding?
Is er toekomst voor het CDA, ook na het (bijna) vergaan van hun wereld na 2012? Ja. Het CDA kan nog steeds een rol van betekenis spelen in de Nederlandse politiek, hoewel die rol van minder dominant is dan voorheen. Als het CDA er in slaagt zich politiek goed te profileren als een stabiele partij rechts van het midden, bereid om te regeren en ook bereid om constructief oppositie te voeren, dan kan de partij een deel van het electoraat weer terugwinnen. Is hiermee het sterven van het CDA voorgoed afgewend? Nee. De secularisatie gaat door, een gematigd-christelijke partij als het CDA is ook met een rechtse koers vatbaarder voor het secularisatievirus, dan de orthodoxe partijen ChristenUnie en SGP.
Het CDA kan als kleinere partij wellicht nog jarenlang mee, maar is niet onbeperkt houdbaar. Ook na de wederopstanding wacht uiteindelijk de dood.



zondag, mei 01, 2011

De erfenis van een rode dominee



N.a.v.: Lammert de Hoop en Arno Bornebroek, De rode dominee. A.S. Talma (Boom Amsterdam 2010).
Op 14 januari 2011 organiseerde de Vereniging van Christen-Historici een congres over ‘Het einde van de confessionelen?’. Eén van de sprekers op dit congres was de christelijke GroenLinkser Theo Brand, hoofdredacteur van het magazine De Linker Wang. Naar aanleiding van het congres schreef hij een artikel met de prikkelende titel ‘Confessionele politiek begint als emancipatie en eindigt conservatief’. Voormannen als Herman Schaepman en Abraham Kuyper zorgden er eind negentiende eeuw voor dat de katholieken en orthodoxe protestanten een beter bestaan kregen, maar aan het begin van de eenentwintigste eeuw kenmerken de confessionele partijen zich volgens Brand vooral door behoudzucht.
Of Brand met zijn laatste opmerking gelijk heeft, laat ik nu maar even in het midden. Maar zijn observatie dat confessionele politiek aanvankelijk emancipatorische trekken vertoonde, klopt. Het was echter niet Kuyper maar de hervormde predikant en Antirevolutionaire politicus A.S. Talma (1864-1916) die zorgde voor de materiële emancipatie van de protestantse ‘kleine luyden’. In de biografie De rode dominee, geschreven door de historici Lammert de Hoop en Arno Bornebroek, wordt ingegaan op de betekenis van Talma voor het Nederlandse sociale stelsel en het christelijk-sociale denken.
Talma was een sociaal bewogen predikant die de strijd aanbond met armoede. Hij was zeer actief bij de conservatief-christelijke vakbeweging Patrimonium en wilde deze omvormen tot een moderne vakbond. Dit lukte niet, maar in 1909 werd mede dankzij de inzet van Talma het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) opgericht.
De rode dominee was zeer populair onder de christelijke arbeiders. Het lukte Talma in 1901 bovendien om SDAP-leider Pieter Jelles Troelstra te verslaan in diens thuisdistrict Tietjerkstradeel. Als Kamerlid zette Talma zich in voor het verbeteren van de omstandigheden van arbeiders. Omdat het kabinet-Kuyper (1901-1905) leunde op de gedoogsteun van de conservatief-christelijke Christelijk-Historische Unie van A.F. de Savornin Lohman, bereikte dit kabinet op het gebied van sociale wetgeving niet veel. Talma had enkele jaren later meer succes, toen hij minister werd in het kabinet-Heemskerk.
Het optreden van Talma zorgde voor polarisatie. Zijn wetten zorgden voor een verdeling van de Tweede Kamer in een sociaal-progressief en sociaal-conservatief kamp, een scheiding die dwars door de regeringspartijen en oppositiepartijen heen liep. Pijnlijk was vooral dat Talma’s eigen partijgenoten, Kuyper voorop, zich tegen diens wetsvoorstellen verzetten. Het feit dat ook Kuyper zich onder het koor der critici bevond, had tot gevolg dat Talma in een politiek isolement terechtkwam. In 1913 stapte Talma uit de politiek en werd weer predikant. Deze keus had ook te maken met zijn steeds slechter wordende gezondheid. Amper drie jaar na zijn afscheid van Den Haag overleed hij op 52-jarige leeftijd.
Wat was Talma´s erfenis? De rode dominee zorgde onder meer voor een pensioenregeling die een voorloper was van de tegenwoordige AOW, en voor een verplichte sociale verzekering voor werkgevers en – nemers, een fundament voor ons huidige sociale stelsel. Ook was Talma voorstander van overleg tussen werkgevers en –nemers, en maakte hij hiermee de weg vrij voor het naoorlogse poldermodel.
In het gereformeerde geheugen speelde de hervormde predikant ook een rol. Er waren maar weinig sociaal-progressieve confessionelen, dus Talma werd een icoon voor het CNV, voor linkse ARP’ers en voor de Christelijk-Democratische Unie (CDU) die zich afgesplitst van de ARP en in 1946 zou opgaan in de PvdA. Ook André Rouvoet van de ChristenUnie claimde in de traditie van Talma te staan, maar Talma-biografen Lammert de Hoop en Arno Bornebroek tonen aan dat dit beroep onterecht is. De vakverenigingen die sterk aan de ChristenUnie verbonden zijn – de Reformatorische Maatschappelijke Unie en het Gereformeerd Maatschappelijk Verband – zijn principieel tegen het bestaan van een vakbond en vinden dat werkgevers en –nemers samen in één organisatie verenigd moeten zijn.
De rode dominee is een belangwekkende biografie. Talma was in zijn tijd een belangrijke politicus, maar in tegenstelling tot zijn tijdgenoten – Kuyper, Troelstra en De Savornin Lohman – zijn er over hem maar weinig wetenschappelijke publicaties verschenen. De Hoop en Bornebroek wijzen in hun boek terecht op de grote betekenis van Talma. Aan de biografie kleeft echter wel één nadeel: het is duidelijk te merken dat het geschreven is door twee auteurs. Het leest niet als één verhaal, maar als een verzameling van artikelen. De in 2008 verschenen biografie over CDA-politicus Dries van Agt, geschreven door Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en Peter van Griensven lijdt aan hetzelfde euvel. Biografieën, geschreven door één persoon, lezen in de regel lekkerder.

Ewout Klei, 1 mei 2011

zaterdag, december 04, 2010

Een nieuwe Messias? Christenen en het fenomeen Geert Wilders

Onderstaande artikel verschijnt deze maand in Liberaal Réveil, het orgaan van het wetenschappelijk bureau van de VVD




Een nieuwe Messias? Christenen en het fenomeen Geert Wilders

EWOUT KLEI EN JEFFREY LEMM
De afgelopen Tweede Kamerverkiezingen hebben grote winst opgeleverd voor de PVV, terwijl het CDA qua zetels bijna gehalveerd is. Veel van de voormalige CDA-stemmers hebben op 9 juni op de partij van Wilders gestemd. Ewout Klei en Jeffrey Lemm stellen vast dat de PVV onder een deel van het christelijke electoraat zeer populair is, terwijl een ander deel van deze kiezers juist helemaal niets van de partij van Wilders moet hebben. De auteurs analyseren in hoeverre kan worden verklaard dat de PVV geliefd is
bij een zeker deel van de traditioneel christelijke achterban. Is er een verband met de nogal diverse samenstelling van deze groep kiezers?

Het Nederlandse politieke landschap is bij de parlementsverkiezingen van 9 juni gefragmenteerd in vele kavels, de polder is grondig verbouwd. De VVD werd voor het eerst de grootste partij, maar bleef met 31 zetels relatief klein. Deze fragmentatie is echter niet het enige dat deze verkiezingen bloot hebben gelegd; de pijnlijke worsteling van de Nederlandse christen-democraten met het fenomeen Geert Wilders heeft voor een nieuwe principiële
dynamiek gezorgd. Het CDA-congres over de samenwerking met VVD en PVV staat hier zonder twijfel het meest symbool voor. Binnen het CDA lijkt een tweedeling te zijn ontstaan tussen oud en nieuw: tegen samenwerking met Wilders of juist voor een minderheidskabinet met gedoogsteun van de PVV. ‘Oud’ lijkt symbool te staan voor een linkse partijelite, terwijl
‘nieuw’ lijkt te worden gerepresenteerd door het huidige CDA-kader. Een kader dat zekerheid zoekt in regeringsverantwoordelijkheid om van daaruit haar sterke positie te herwinnen. Bij dat laatste hoort vooral het terugwinnen van de verloren kiezers, die voor een groot deel zijn
overgestapt naar Wilders. Ondanks de principiële discussie die binnen het CDA wordt gevoerd, is Wilders juist bij een groot deel van het christelijk electoraat populair. Niet alleen heeft hij het CDA voor een deel ‘opgegeten’, ook is over het algemeen bekend dat hij kan
rekenen op sympathie binnen SGP-kringen. Binnen de ChristenUnie lijkt deze sympathie echter niet opvallend aanwezig te zijn. Hoe kan het nu dat Wilders bij een bepaald deel van het christelijke electoraat populair is? Weet hij een Bijbelse snaar te raken, vertegenwoordigt hij een bepaalde christelijke stroming of ligt het wat complexer?

EMANCIPATIE EN DOORBRAAK?
Het ontstaan van politieke partijen hangt over het algemeen samen met een reactie op en onvrede over een bepaalde bestaande situatie. De nieuwe partij kan zich niet herkennen in de heersende klasse en wil haar status quo doorbreken.
De eerste moderne politieke partij in Nederland was de ARP: zij werd in 1879 opgericht door Abraham Kuyper als protestante tegenreactie op de overheersende idealen uit de Franse Revolutie. Deze partij, die in 1980 zou opgaan in het CDA, verzette zich tegen vrijzinnige denkbeelden zoals de scheiding tussen geloof en politiek en streed voor christelijk
onderwijs. Dit laatste zou resulteren in de schoolstrijd, waarbij ook de katholieken zich zouden aansluiten. Kuyper introduceerde in het verlengde hiervan met succes de ‘antithese’, een politieke waterscheiding tussen confessionele en seculiere partijen. Naast deze religieuze
belangenbehartiging zag de ARP zichzelf nadrukkelijk als een instrument om de zogenoemde ‘kleine luyden’ te emanciperen.
Emancipatie was ook het doel van de socialisten, maar in Nederland hadden zowel protestantse als katholieke organisaties een belangrijke plek in de emancipatie van de arbeider. Het was een gedeelde markt, een reden waarom de socialistische revolutie in Nederland nooit echt van de grond is gekomen.1 De zogenaamde massapartij was een kunstgreep om via buitenparlementaire weg grote groepen uitgesloten kiezers uit de onder- en
middenklasse een stem te geven. Aan het einde van de negentiende eeuw had de Industriële Revolutie gezorgd voor een geografische geconcentreerde arbeidersklasse die zich politiek begon te engageren. Ook de middenklasse deed naast socialistische en religieuze groepen via massale organisaties steeds meer aan politieke pressie.2 Protestanten, katholieken en
socialisten waren almaar meer succesvol in het doorbreken van de liberale hegemonie uit de negentiende eeuw. De verzuiling tekende zich af en zou leidend zijn tot in de jaren zestig.
Kuyper accepteerde als democraat de pluralistische samenleving en vond dat katholieken en vrijzinnigen dezelfde rechten moesten hebben als orthodoxe protestanten. Dit was voor sommige protestanten echter vloeken in de kerk, omdat de ARP-voorman hiermee het monoculturele ideaal van Nederland als protestantse natie had opgegeven. In haar 101-jarige bestaan kreeg de ARP dan ook te maken met diverse rechtse afsplitsingen – de CHU (1908-
1980), de SGP (1918-nu), het GPV (1948-2000) en de RPF (1975-2000) – die dit ideaal (in meer of mindere mate) nastreefden en van mening waren dat de ARP capituleerde voor de tijdgeest.
Daarnaast bestonden er, ook in de tijd van de verzuiling, protestanten die christelijke partijvorming afwezen en het geen probleem vonden om lid te worden van een seculiere partij. In het interbellum vond je deze protestanten vooral op rechts. De bekendste nietverzuilde protestant in deze jaren was historicus en polemist F.C. Gerretson.3 De uit de CHU
afkomstige Gerretson was een pleitbezorger van de Groot-Nederlandse gedachte, wenste een autoritaire regering (Koninklijk kabinet of dictatuur?) en heeft zich voor het uitbreken van de oorlog zelfs een tijdje fascist genoemd, maar hier nam hij later afstand van. Na de oorlog
verzette Gerretson zich, vooral als columnist in De Telegraaf 4, fel tegen de dekolonisatie van Indonesië en was hij een prominent lid van het Comité Rijkseenheid. In 1958 overleed Gerretson. Voor orthodoxe protestanten – zoals de in 1964 geboren conservatieve polemist Bart Jan Spruyt – die zich niet wilden opsluiten in hun eigen zuil, maar actief de strijd wilden
aangaan tegen de progressieve politiek, was Gerretson een inspiratiebron.
Na de oorlog waren er ook protestanten die de tegenstelling tussen confessioneel en niet-confessioneel op links wilden doorbreken. De in 1946 opgerichte PvdA was een fusie van de socialistische SDAP, de linksliberale VDB en de christelijk-sociale CDU. In de jaren veertig en vijftig mislukte de Doorbraak5, maar in de jaren zestig zou de hegemonie van de drie grote christelijke partijen – KVP, ARP en CHU – worden doorbroken. KVP en CHU
bleven ook na de jaren zestig een rechtse politiek voeren, maar veel ARP’ers waren erg gevoelig voor de aantrekkingskracht van links. De ARP ging een progressieve ‘evangelische politiek’ voeren – wat niets met de conservatieve Evangelische Omroep te maken had –, keerde zich tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika en de Vietnamoorlog en zette zich in voor de Derde Wereldproblematiek.6 Het is geen toeval dat zes van de zeven CDAdissidenten (de zogenaamde loyalisten), die zich vanaf 1977 tegen de centrumrechtse CDAVVD-kabinetten keerden, afkomstig waren uit de ARP.7

NEERWAARTSE SPIRAAL
De democratiseringsgolf die vanaf de jaren zestig het land overspoelde in combinatie met de opkomst van nieuwe partijen als D66 en de doorbraak van de PvdA en de VVD in het katholieke zuiden, was een duidelijke uiting van de ontzuiling en secularisering van Nederland. Bij de verkiezingen van 1967 kregen de drie grote confessionele partijen, de KVP, ARP en CHU, samen voor het eerst minder dan de helft van het aantal Kamerzetels. Ook de
aanhang in leden kelderde. Ter illustratie: in 1960 had de KVP bijna 400.000 leden, terwijl dat er tien jaar later nog geen 100.000 waren.
Het leek lange tijd ondenkbaar, maar onder druk van maatschappelijke en electorale ontwikkelingen kwamen gesprekken en een meer open houding van de grote confessionele partijen ten opzichte van elkaar tot stand. Om als confessionelen een electorale vuist te kunnen blijven maken, fuseerden de katholieke KVP en de protestante ARP en CHU in 1980 tot het CDA. In 1994 verloor het CDA fors en kwam er voor het eerst een kabinet zonder confessionele inbreng: Paars.8

Sinds 2002 is sprake van een nieuwe doorbraak in de Nederlandse politiek die ten koste gaat van de drie grote traditionele stromingen, namelijk liberalisme, christen-democratie en sociaal-democratie. Fortuyn wist een nieuwe emancipatoire scheidslijn te creëren tussen het ‘volk’ enerzijds en het politieke establishment anderzijds. Dit establishment bestond uit de
grote politieke partijen die steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.9 Politicoloog Kircheimer heeft dit de ontwikkeling van catch-all partijen genoemd. Deze partijen hebben een sterk verminderde ideologische bagage en zij willen zo veel mogelijk verschillende soorten kiezers trekken. Hierdoor zoeken zij steeds meer het politieke midden op: een zoektocht waarbij ze steeds meer ideologische veren verliezen en kleurlozer eruit gaan zien.10 Fortuyn speelde in op de emancipatie van het gehele Nederlandse volk tegenover de elite.
De neerwaartse spiraal werd voor het CDA in 2002 onder leiding van Balkenende omgebogen in een achtjarige positie als grootste partij. Deze positie moest echter worden ingeleverd na de historische nederlaag van 9 juni 2010, waarbij slechts 21 zetels overbleven. Dit aantal wordt sindsdien ten nadele van de partij alweer betwist in de diverse opiniepeilingen.
Nu zit het CDA in haar maag met de vraag of ze moet samenwerken met de electorale opvolger van Fortuyn: de voormalige VVD’er Geert Wilders. Een deel van het kader en de achterban van het CDA vinden hun christelijk georiënteerde gedachtegoed onverenigbaar met dat van Wilders en zijn PVV. Toch stemde een meerderheid van de partijleden op het roemruchte partijcongres op 2 oktober voor deze samenwerking. Waarom ligt samenwerking
met Wilders zo gevoelig bij het CDA en christenen in het algemeen?

VERBORGEN SCHEIDSLIJN
Het is geen toeval dat de tegenstanders van de samenwerking met de PVV vooral afkomstig zijn uit of zich verwant voelen aan de oude ARP. Oud-loyalisten Willem Aantjes en Sytse Faber, voormalig CNV-voorzitter Doekle Terpstra, Balkenende’s beste maatje Ab Klink, koppige Zeeuw Ad Koppejan, VU-historicus Wouter Beekers en het dagblad Trouw behoren tot de felste tegenstanders van Wilders. Het gaat hun om principes, niet om macht. Dat de
rooms-katholieke Dries van Agt zich ook in het kritische koor mengt heeft alles te maken met zijn principiële wending van de laatste jaren, toen de pragmatische oud-premier hartstochtelijk protesteerde tegen de apartheidspolitiek van Israël.11 Voorstanders van de samenwerking met de PVV zijn vooral afkomstig uit de KVP en CHU.
De KVP had haar wortels van oudsher in het katholieke zuiden: dankzij Brabant en Limburg was deze partij tot halverwege de jaren zestig de grootste. Daarna tekende zich de eerder in dit artikel geschetste periode af, waarin Wiegel van de VVD en Den Uyl van de PvdA grote overwinningen behaalden dankzij deze katholieke gebieden. Ook de SP vond haar geboorte in
het katholieke Brabant en het CDA bleef mede door het zuiden in 2006 de grootste partij. In 2010 hebben vooral VVD en PVV het katholieke zuiden veroverd.12 Publicist Jan Dirk Snel stelt dat het opvallend is dat vrijwel alle populisten katholiek waren of zijn en noemt Fortuyn, Wilders, Marijnissen en Roemer als voorbeeld. Ook verwijst hij naar het feit dat D66’er Hans van Mierlo een jezuïetenleerling was en dat de ouderenpartijen zich in het zuiden concentreerden rond Eindhoven. Deze laatste partijen duidt Snel als de eerste uiting van het nieuwe populisme.13 Binnen het CDA lijken vooral katholieke kaderleden zich positief uit te spreken over een samenwerking met Wilders. Zo leidde de katholieke Maxime Verhagen de
succesvolle onderhandelingen over deze samenwerking en liet de populaire ‘kroonprins’ Camiel Eurlings zich op het CDA-congres met verheven stem positief uit over samenwerking met de PVV. Van de protestantse prominenten lijken alleen Elco Brinkman en Piet Hein
Donner de samenwerking met de PVV aan te durven. Het op drift raken van de katholieke kiezer sinds de jaren zestig lijkt dus een impuls voor populistische impulsen en tendensen in de politiek. Benadrukt dient te worden dat ontzuiling niet een typisch katholiek verschijnsel is of dat protestanten meer religieus zijn, wel lijkt het stemgedrag in de meer katholieke regio’s flexibeler van aard.
De CHU was conservatiever dan de ARP en hield het theocratische ideaal van
Nederland als protestantse natie hoog in het vaandel. Oud-CHU’ers hebben daarom meer affiniteit met de monoculturalistische PVV dan de pluralistische oud-ARP’ers. Uit een enquête van het Nederlands Dagblad blijkt, dat slechts 37 procent van de CDA’ers die zich verwant voelt met de ARP een kabinet met de PVV steunt, terwijl dat bij CDA’ers die zich
met de CHU verwant voelen maar liefst 58 procent is.14
De discussie over de samenwerking met Wilders maakt een ideologisch verborgen scheidslijn binnen het CDA duidelijk. De ARP was van oudsher gevoelig voor links en presenteerde zich daarbij als progressief. De CHU is mede ontstaan omdat de ARP haar idee van een enkel protestantse Nederlandse natie liet vallen. Hierdoor zouden CDA’ers met deze achtergrond vatbaarder kunnen zijn voor de nationalistische en onoculturele koers van de PVV. Ook katholieken lijken sinds de jaren zestig vatbaar voor populistische trends, met name de kiezers in Noord-Brabant en Limburg lijken op drift. Waar deze drift vandaan komt
is niet eenzijdig vast te stellen, maar een snelle ontzuiling lijkt een oorzaak. Wellicht dat ook de historische tegenstelling tussen protestanten en katholieken en dan met name de onderdrukking van de laatste groep opspeelt. Gezien het grote kiezerspotentieel in het katholieke zuiden, lijken Brabant en Limburg een soort swing states te zijn geworden; de
winst of het verlies in deze provincies kan betekenend zijn voor de nationale verkiezingsuitslag. Dat de katholieke CDA’er en politiek strateeg Verhagen dit beseft is realistisch, maar kan ook een manoeuvre betekenen richting een verscheurd CDA. Volgens Snel is de populariteit van Wilders’ PVV een rechtstreeks gevolg van de katholieke ontzuiling. Hij ziet de verdeeldheid binnen het CDA als een tegenstelling tussen belijdende
protestanten en religieus minder actieve katholieken. Toch is de scheidslijn niet zo eenvoudig te trekken en moet het geheel binnen breder christelijk verband worden gezien. Waar het CDA moeite heeft een overtuigende christen-democratische boodschap te ventileren, doet de
PVV een indrukwekkend beroep op de eigen christelijke erfenis. Ondanks de ontkerkelijking van Nederland hebben veel mensen wel iets met religie en daaruit ontstane tradities. Daarbij komt de terugkoppeling met de nationale identiteit, zoals hierboven aangegeven. Na het humanisme lijkt het christendom in Nederland opnieuw haar eigen tegenkracht te hebben
gevonden, namelijk het populisme dat als grootste concurrent zich wederom beroept op onder andere het humanisme en het christendom zelf. Het CDA heeft deze twee levensovertuigingen te weinig weten te koppelen aan onze samenleving en daarin heeft ze verloren het van de PVV.15
De ChristenUnie-top is ondubbelzinnig anti-PVV. Na de verkiezingen van 9 juni sloot partijleider André Rouvoet samenwerking met Wilders uit, en in het Nederlands Dagblad van 18 september 2010 betoogden twee prominente CU’ers dat ze nog liever met het ‘libertijnse’ D66 in zee zouden gaan, dan met de ‘antirechtsstatelijke’ PVV. Een deel van de ChristenUnie-achterban is het hier niet mee eens. De website van het zeer op de ChristenUnie
georiënteerde Nederlands Dagblad staat vol met reacties van orthodox-christelijke islamcritici, die in Geert Wilders een soort van nieuwe Messias zien die het christelijk geloof moet beschermen tegen het kwaad van de islam. De beruchtste reaguurder is ongetwijfeld de ‘joods-christelijke’ pastor Ben Kok, die door zijn provocerende acties – zoals met een Israëlische vlag op een pro-Palestijnse demonstratie inlopen – landelijke bekendheid heeft gekregen. De boodschap van Kok – en indirect dus die van Wilders – lijkt vooral aan te slaan bij ‘evangelische’ christenen.16 Zij zijn, omdat zij in tegenstelling tot gereformeerde
christenen vooral emotioneel en minder rationeel geloven, gevoeliger voor complottheorieën en de aantrekkingskracht van sterke leiders. Ook zijn evangelischen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de vrijgemaakt-gereformeerden, zeer pro-Israël. Wilders’ onkritische steun aan
de politiek van dit land kan onder evangelischen op brede sympathie rekenen. Toch heeft de ChristenUnie op 9 juni nauwelijks stemmen aan de PVV verloren.
Sympathie voor Wilders vertaalt zich niet altijd in een stem op de PVV. De
theocratische en monoculturele SGP deelt veel van haar standpunten met de PVV, maar de bevindelijk-gereformeerde SGP-achterban blijft niettemin de eigen partij trouw. Om jongeren die erg gevoelig zijn voor Wilders en de conservatieve Spruyt17 echter voor de SGP te behouden, is partijleider Cees van der Staaij kritischer over de islam dan zijn voorganger Bas
van der Vlies. De SGP was natuurlijk al kritisch over de islam, maar is dat nu explicieter. Daarnaast heeft Van der Staaij meteen na de verkiezingsuitslag van 9 juni een VVD-PVVCDA-kabinet zijn gedoogsteun aangeboden.18 Niettemin houdt de SGP enige afstand tot de PVV. De introverte stijl van politiek bedrijven van de SGP staat ver van het rauw populisme van de PVV af.19

‘JOODS-CHRISTELIJK’
Dat Geert Wilders een politiek fenomeen is met electoraal groeiend succes is geen nieuws. Ook zijn haat-liefdeverhouding met christenen is met name in 2010 naar voren gekomen door de discussie binnen het CDA. Wilders is geboren in een katholiek middenklassegezin in het Limburgse Venlo. Er is veel gespeculeerd over de herkomst en historie van zijn politieke
ideeën. Zelf zegt Wilders daarover dat hij zich tussen zijn twintigste en vijfentwintigste ging interesseren voor de Nederlandse politiek. Dit kwam met name door de misstanden en bureaucratie die hij signaleerde tijdens zijn werk bij de Sociale Verzekeringsraad. Hij benadrukt dat zijn interesse voor internationale politiek al eerder was vanwege zijn verblijf als tiener in Israël, van waaruit hij door het Midden-Oosten reisde.20 Hij deed op deze reizen veel indrukken op en hij maakte de spanningen in het Midden-Oosten aan den lijve mee. Zo moest hij schuilen bij bombardementen, kende gastvrijheid en zag hij haat ten opzichte van Israël.21 Wilders’ liefde en steun voor Israël en het joodse volk komt steeds duidelijk naar voren, hoewel hij zelf nooit waarneembaar gelovig is geweest.
Sinds 2001 werd Wilders in zijn doen en denken steeds meer neoconservatief, de aanslagen van 9/11 hebben hier een belangrijke invloed op gehad. Net als Fortuyn hamerde hij steeds vaker op de scheidslijn tussen de linkse heersende elite en het gewone volk. De islam werd daarbij steeds meer de vijand van de joods-christelijk humanistische cultuur van
Nederland en Europa beschouwd. Volgens politicoloog Koen Vossen is Wilders in 2006 wederom politiek opgeschoven en wel naar het nationaal-populisme. Opvallend hierin was zijn stellingname dat Nederland zich terug moest trekken uit Afghanistan en dat andere landen maar hun bijdrage moesten leveren aan de War on terror. De joods-christelijke cultuur werd
steeds meer opgenomen in een nationale identiteit die onverenigbaar is met de islam.22
De eerdergenoemde feiten resumerende zien we een beeld dat net zo ingewikkeld is als hetgehele politieke landschap. Het is een gegeven dat Wilders steeds meer stemmen wegtrekt bij de christelijke politieke partijen, maar dit gebeurt niet met enige logica. Als we kijken naar
het ‘Wilderseffect’ op de christelijke partijen in het parlement, CDA, CU en SGP, zien we dat hij dezelfde scheiding aanbrengt als in het gehele politieke landschap. Hij wint kiezers bij links en rechts, bij katholiek en protestant. Het CDA heeft hier het meest onder te lijden, omdat zij van de christelijke partijen het minst verzuild is en dit geldt dan met name weer voor haar katholieke achterban. De evangelische achterban van de CU en de bevindelijkgereformeerden van de SGP voelen sympathie voor sommigen standpunten van Wilders, maar vertalen dit niet overwegend in actief stemgedrag. Concluderend kun je met het christendom zowel linksom als rechtsom en zijn christenen niet per definitie meer pro of contra Wilders;
ook binnen deze gemeenschap wordt verdeeld op hem gereageerd. Om deze scheidslijn vast te leggen op de grens katholiek of protestant is eenzijdig en doet geen recht aan de complexe werkelijkheid. Wel is er veel sympathie onder katholieken, maar die is er ook vanuit een aanzienlijk deel van de protestanten. De van oudsher christelijke partijen hebben, evenals veel andere traditionele partijen, hun vanzelfsprekende legitimiteit ten opzichte van hun achterban verloren: dit verschijnsel is echter niet puur christelijk.


Drs. E. Klei is politiek historicus en heeft gewerkt aan een dissertatie over het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), die in het voorjaar van 2011 zal verschijnen bij uitgeverij Bert Bakker. J. Lemm BA is bestuurskundige en algemeen bestuurslid van de VVD Kamercentrale Brabant.


NOTEN:
1) R. Koole, Politieke partijen in Nederland: ontstaan en ontwikkeling van partijen en partijstelsel, Utrecht, 1995, pp.17-25.
2) F. Becker et al. (red.), Politieke partijen op drift, Amsterdam, 2003, pp.74-75.
3) M. van Dijk, Frederik Carel Gerretson (1884-1958). Tussen vrijheid en gezag, een studie naar de maatschappijkritiek van prof.dr. F.C. Gerretson, Utrechtse Historische Cahiers 20,
Utrecht, 1999.
4) M. Wolf, Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant, Amsterdam, 2010, pp.351-352.
5) A. Bleich, Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid, Amsterdam, 1986, pp.15-45.
6) R. Bouwman, De val van een bergredenaar. Het politieke leven van Willem Aantjes, Amsterdam, 2002.
7) E.H. Klei, ‘CDA-loyalisten: loyaal aan principes, niet aan de partij’, www.Joop.nl
8) R. Koole, Politieke partijen in Nederland, pp.95-200.
9) D.L. Pels, De geest van Pim: het gedachtegoed van een politieke dandy, Amsterdam, 2003, pp.13-37.
10) R. Koole, Politieke partijen in Nederland, pp.345-363.
11) J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force, Amsterdam, 2008, pp. 491-498.
12) F. van Deijl, ‘Leve de KVP’, HPdeTijd.nl, 8 september 2010.
13) J.D. Snel, ‘Alle populisten waren katholiek’, NRC Handelsblad Opinie & Debat, 11 en 12 september 2010.
14) ‘CDA-kiezer ziet liefst rechts kabinet’, Nederlands Dagblad, 27 augustus 2010.
15) J.D. Snel, ‘Alle populisten waren katholiek’.
16) D. Gillisen en W. Houtman, ‘PVV-aanhang in kerken blijft beperkt’, Nederlands Dagblad, 26 februari 2010; Redactie kerk, ‘Steun voorgangers aan coalitie met PVV’, Nederlands Dagblad, 19 augustus 2010.
17) J.M. ten Hove, ‘Refojongeren en de adoratie voor Wilders’, Reformatorisch Dagblad, 11 juli 2009.
18) ‘SGP bereid tot gedoogsteun voor rechtse coalitie’, Elsevier, 11 juni 2010.
19) J. Hoekman en A. de Jong, ‘Reformatorische opinieleiders over samenwerken met PVV’,
Reformatorisch Dagblad, 21 augustus 2010.
20) G. Wilders, Kies voor vrijheid: een eerlijk antwoord, 2005, pp.13-19.
21) A. Blok en J. van Melle, Veel gekker kan het niet worden, Hilversum, 2008, pp.53-58.
22) K.P.S.S. Vossen, ‘Van Bolkestein via Bush naar Bat Ye’or. De ideologische ontwikkeling van Geert Wilders’, http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jbdnpp/
jb08/KoenVossenartikelJB2008.pdf