Posts tonen met het label polarisatie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label polarisatie. Alle posts tonen

woensdag, december 29, 2010

Liever dood dan rood

Onderstaande artikel verscheen in december 2009 in het Documentatieblad voor Nederlandse Kerkgeschiedenis. Op 14 januari 2011 zal ik hierover spreken op de VCH-netwerkdag. Het artikel heb ik al eerder op mijn weblog gepubliceerd, maar nu doe ik het met plaatjes.



Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig

Ewout Klei

In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken. Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid.
Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet. Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?

Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde. Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk.
Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan. De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.

‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel. Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant. Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie. Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.
CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest. Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.
De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land. Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden. Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen. Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum. In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.
De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty. De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.
Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor. Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.

‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden. De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”. CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit. Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open. Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel. Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.”
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht. In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid , op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram , op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:

“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld). Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.”
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde een zekere Amandla in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:

“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.”

Het bleef echter bij dit dreigement.

‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was. Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.” In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan. Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.

Balans

De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.

maandag, juli 13, 2009

Liever dood dan rood

http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/liever-rood-dan-dood


Historicus Ewout Klei over het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie, een rechts actiecentrum in de linkse jaren zeventig en tachtig.

In de zomer van 2008 werd in de Nederlandse pers heftig gediscussieerd over het linkse actiewezen van de jaren tachtig. Aanleiding was de autobiografie Klimaatactivist in de politiek van Wijnand Duyvendak. De GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het ministerie van economische zaken. Toen vervolgens bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! medeverantwoordelijk was geweest voor het terroriseren van enkele ambtenaren was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als kamerlid.
Het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat van de jaren zeventig bracht echter niet alleen links-activisme voort. Rechts Nederland zat ook het nodige dwars: het sociaal-economische beleid van het kabinet-Den Uyl, de selectieve verontwaardiging van PPR en PSP (wel protesteren tegen de apartheid maar zwijgen over communistische wandaden), overheidssubsidies voor linkse actie- en solidariteitscomités die zich inzetten voor zaken als ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld.Tegen deze achtergrond werd in 1977 het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) opgericht, een in Groningen gevestigde vrijgemaakt-gereformeerde wereldwinkel en actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
CLIC gaf tegenvoorlichting. Meteen in het jaar van oprichting bond het centrum de strijd aan tegen de Boycot Outspan Aktie. De gewraakte Zuid-Afrikaanse sinaasappelen lagen bij CLIC pontificaal in de winkel. Begin jaren tachtig keerde CLIC zich tegen de vredesbeweging en verspreidde het brochures van het ICTO, de rechtse tegenhanger van het IKV. Ook bracht het centrum stickers en posters van het ultrarechtse Oud-Strijders Legioen aan de man, zoals ‘Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!’ en ‘”Liever rood dan dood,” zei de kreeft voordat hij werd gekookt’. Voorts richtte CLIC de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden op, een orthodox-protestants alternatief voor Amnesty International dat zich vooral inzette voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. Een dochterorganisatie van de stichting was Dorkas International, tegenwoordig bekend als zelfstandige hulporganisatie.
Het ‘reactionaire broeinest’ CLIC, zoals de voorzitter het centrum eens betitelde, was een provocatie aan het adres van linkse actievoerders in Groningen. Op hun beurt bekladden zij de winkel met linkse leuzen (‘CLIC = fascisme’), schreven dreigbrieven en gooiden de winkelruit een paar keer met een baksteen in. Het blad Bluf! deed uitgebreid verslag van deze ‘aanslagen’, zoals op 12 september 1985:
In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. [...] Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL, en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben!
Naar aanleiding van deze artikelen stelde GPV-Kamerlid Gert Schutte in november 1985 kamervragen over Bluf! Justitieminister Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen te delen. Het blad maakte zich soms schuldig aan strafbare uitlatingen, reden voor het openbaar ministerie Bluf! in de gaten te houden. Maar de polarisatie zette niet door. Idealisme en ideologische gedrevenheid vervlogen in de tweede helft van de jaren tachtig. CLIC vergrijsde. Er resteerde een ‘klein getal der vromen’ dat het bestaan van het centrum tot 2007 wist te rekken.
Tijd om de balans op te maken. In het debat over de jaren tachtig, dat in 2008 woedde, leek het te gaan om een afrekening met links. Vooral De Telegraaf vond het nodig Duyvendak en de zijnen aan de schandpaal te nagelen. Voor een historisch-wetenschappelijke evaluatie van deze periode dient echter ook naar de polarisatie van rechts te worden gekeken. Het was actie en reactie; polarisatie werd door beide kampen versterkt. De taak van de historicus moet dan ook niet zijn voor links of rechts partij te kiezen, maar de politieke cultuur goed in kaart te brengen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
8 juli 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).

maandag, maart 31, 2008

Joop den Uyl: drammer en dromer

http://www.hetvrijewoord.com/?p=204

Anet Bleich, Joop den Uyl 1919-1987. Dromer en doordouwer (Amsterdam: Balans 2008). ISBN 9789050188180. 35 euro.




Zelden heeft een biografie zoveel aandacht gekregen als de Joop den Uyl-biografie van de journaliste Anet Bleich. Alle grote kranten schreven over haar proefschrift, het stond op teletekst en haalde zelfs het journaal.
De onthullingen die Bleich deed waren dan ook onthullend. Den Uyl had in zijn jeugd sympathie voor het nationaal-socialisme gehad (het bleek achteraf slechts een jeugdzonde te zijn) en hoewel Den Uyl als minister-president de Lockheed-affaire van 1976 op kundige wijze oploste zorgde hij ervoor dat het Nederlandse publiek niets te horen kreeg van de Northrop-affaire, een andere smeergeldaffaire waar prins Bernhard bij betrokken was.
Deze onthullingen en de zeer plezierige schrijfstijl van Bleich maken de biografie tot een erg goed boek, dat eigenlijk bij iedereen die geïnteresseerd is in / placht wat te weten over de Nederlandse politiek in de boekenkast zou moeten staan.

Den Uyl groeide op in een streng gereformeerd gezin, viel in de Tweede Wereldoorlog van zijn geloof, bekeerde zich tot de sociaal-democratie, ging schrijven voor het linkse verzetsblad Vrij Nederland en werd in 1946 lid van de Partij van de Arbeid.
Den Uyl was een man met grote ambities en had op jonge leeftijd al de ambitie om minister te worden. Als directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, en als wethouder van Amsterdam wist Den Uyl zich in de kijker te spelen zodat hij in 1965 gevraagd werd om minister te worden in het kabinet-Cals. Na de val van dit kabinet in de nacht van Schmelzer werd Den Uyl leider van de PvdA.

Den Uyl komt in het boek vooral naar voren als een flexibele partijleider die met zijn tijd meeging. Hij ging in debat met andersdenkenden (Provo’s, kabouters, rebelse studenten, communisten etc.) en nam ze serieus. Toen Nederland als gevolg van de culturele revolutie van de jaren zestig ingrijpend veranderde, bewoog Den Uyl tot op zekere hoogte met de nieuwe tijd mee. Den Uyl wilde geen regent zijn en luisterde daarom naar de eisen van de radicale jongeren van Nieuw Links, een pressiegroep binnen de PvdA. Ook liet Den Uyl zich overhalen om leider te worden van het schaduwkabinet van PvdA, D’66 en PPR (de Politieke Partij Radicalen, één van de voorlopers van GroenLinks), dat een progressief kabinet moest voorbereiden.

De kracht van Den Uyl bleek meteen ook zijn zwakte te zijn. Door zo te afhankelijk te zijn van de radicalen plaatste hij zijn partij namelijk in een onmogelijke positie, waardoor in 1977 ondanks de grote verkiezingsoverwinning de formatie door de PvdA werd verloren. De partij won 10 zetels en kwam uit op 53, maar een tweede kabinet-Den Uyl zou er nooit komen omdat de christen-democraten en hun onnavolgbare leider Dries van Agt uiteindelijk liever met de VVD regeerden.
Den Uyl had hier zelf de hand in gehad: in het eerste kabinet-Den Uyl waren de christen-democraten geen volwaardige coalitiepartners maar waren ze de ‘witte rand’ van Dan Uyls rode kabinet, waarvan de kern werd gevormd door de drie partijen van het schaduwkabinet. Het CDA wilde in een tweede kabinet-Den Uyl niet opnieuw de tweede viool spelen en wilde daarom niet buigen voor de harde eisen die de PvdA stelde. Den Uyl stond erbij er keek erna. In plaats van in te grijpen en tegen de Tweede Kamerfractie, het partijbestuur en de ledenvergadering van de partij te zeggen dat hun eisen onredelijk waren, deed Den Uyl niets en kwam hij in de formatie uiteindelijk ook buitenspel te staan.

Het doel van Den Uyl was een politiek tweestromenland te creëren, waar geen ruimte was voor confessionelen maar alleen voor een progressieve en een conservatieve partij. Dit doel streefde hij na de Tweede Wereldoorlog na in Vrij Nederland en als lid van de (aanvankelijke) doorbraakpartij PvdA, en begin jaren zeventig als leider van het progressieve schaduwkabinet en leider van het eerste en enige kabinet-Den Uyl.
Als gevolg van zijn polariseren ontwikkelde het Nederlandse politieke landschap zich echter in een driestromenland, waar de zich van hun nederlagen herstellende christen-democraten het vermaledijde politieke midden van uitmaakten. De VVD van Hans Wiegel - die erg van de polarisatie had geprofiteerd en groot was geworden door zich af te zetten tegen de potverterende ‘Sinterklaas’ Den Uyl– wilde namelijk onder geen beding met de PvdA in zee.

De anders altijd voor nieuwe ontwikkelingen openstaande Den Uyl snapte na het niet tot stand komen van zijn vurig gewenste tweede kabinet de veranderde tijdgeest niet. Hij bleef tot 1986 de (betwiste) leider van de PvdA. Pas in 1989, Den Uyl was in 1987 overleden, kon de PvdA weer aanschuiven (als we het kortstondige tweede kabinet-Van Agt even buiten beschouwing laten). Den Uyl was een dromer en een doordouwer. Hij had grote idealen, grootste visioenen om de samenleving te veranderen, maar in de praktijk waren de marges hiervoor te smal. Hoewel den Uyl dit in theorie besefte en in 1970 een artikel over de ‘Smalle marges van de democratie’ schreef, waren zijn dromen te idealistisch en werkte zijn drammen (door Bleich eufemistisch doordouwen genoemd) contraproductief.

Tenslotte bevat Bleichs biografie helaas een enkel schoonheidsfoutje. Het is jammer dat de leescommissie die er niet uitgehaald heeft. Bijzonder storend vooral vond ik dat Bleich, sprekende over de ‘warme zomer van 1969’, de Praagse Lente en de studentenrellen in Parijs met dit jaartal associeert, terwijl dit allemaal toch echt 1968 plaatsvond. Bleich blijkt dus toch minder een soixante-huitard te zijn dan ik aanvankelijk dacht.
Afgezien van dit ene voorbeeld is deze opmerking trouwens positief bedoeld, want hoewel de bewondering van de feministe en voormalige linkse activiste Bleich voor Den Uyl duidelijk is, blijft ze objectief en is haar biografie ook de moeite waard voor de Den Uyl-haters. Ondergetekende heeft sympathie voor de persoon Den Uyl gekregen en is het na het lezen van dit prachtige proefschrift daarom in ieder geval niet meer.

Socialistisch Pamflet tegen de Partij van de Arbeid

Deze recensie verschijnt vrijdag 4 april in het Katern, de boekenbijlage van het Nederlands Dagblad.


Arie van der Zwan, Van Drees tot Bos. Zestig jaar succes en mislukking. Geschiedenis van de PvdA (Amsterdam : Balans 2008). ISBN 9789050189149


Arie van der Zwan, ex-topmanager, hoogleraar en biograaf, heeft een boek over zijn Partij van de Arbeid geschreven. De titel ‘Van Drees tot Bos’ en de ondertitel ‘Zestig jaar succes en mislukking’ zijn geslaagd, over de tweede ondertitel ‘Geschiedenis van de PvdA’ ben ik wat minder gelukkig. Het boek is namelijk geen geschiedenis van de PvdA, in ieder geval geen geschiedenis in enge zin. Hoofdvraag van het boek is waarom de partij het nu zo slecht doet. Van der Zwan zou hierover een essay kunnen schrijven voor het NRC Handelsblad, Trouw of Socialisme & Democratie, maar hij heeft besloten aan zijn frustraties over de slecht presenterende PvdA een heel boek te wijden. Lezers die, afgaande op de titel, denken aan een wetenschappelijk verantwoord verhaal of een gedenkboek met leuke plaatjes zoals Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986 (1986) van Den Uyl-biograaf Anet Bleich, worden op het verkeerde been gezet. Het boek geeft alleen de mening weer van de auteur over de PvdA, een partij waar Van der Zwan een haat-liefde-verhouding mee heeft. Als hij nu een belangrijke PvdA-prominent was - een Wim Kok, Ed van Thijn, een Klaas de Vries, een Felix Rottenberg of een Max van den Berg - dan zou zijn boek misschien enige deining kunnen veroorzaken, maar Van der Zwan is binnen de partij een linksbuiten met dissidente ideeën over de allochtonenproblematiek, kortom iemand die door de PvdA gemakkelijk genegeerd kan worden.

De gekozen vorm roept verwarring en daarom irritatie op. Ondanks het feit dat het hier om een socialistisch pamflet gaat, presenteert Van der Zwan zijn verhaal als een objectieve weergave van de geschiedenis van de PvdA. Feitelijke gebeurtenissen en juiste analyses zijn echter zeer vermengd met tendentieuze typeringen (“Het toonde evenzeer hoe begerig de PvdA was om toe te treden tot het politieke kartel en daarin zelfs een leidende rol te vervullen”, “In het machtsspel zou de KVP heel wat gewiekster blijken te zijn dan de PvdA”) en zeer gekleurde beschrijvingen (“Zoals de gevestigde orde Troelstra’s oproep in 1918 had aangegrepen om alles wat links was in de ban te doen, zo deed de opvolger van de SDAP datzelfde in mei/juni 1945 met de communisten en eenieder die zich met hen verbond of zelfs maar met hen sympathiseerde”) , die echter niet controleerbaar zijn omdat een notenapparaat in zijn geheel ontbreekt en de literatuurlijst verre van volledig is.

Kern van Van der Zwans betoog is dat de Partij van de Arbeid, sinds de oprichting in 1946, haar sociaal-democratische geboortepapieren heeft verloochend. De partij mikte namelijk op de kiezers van het midden, schudde begin jaren zestig en opnieuw in de jaren negentig haar “ideologische veren” af en liet zich, behalve in 1972/3, bij de coalitiebesprekingen waarbij men betrokken was inpakken door de verraderlijke christendemocraten.

Het is daarom niet verwonderlijk dat de Socialistische Partij van Jan Marijnissen de volle sympathie heeft van Van der Zwan, omdat de SP het gat op links opvult dat de PvdA, behalve in de tijd van Den Uyl, heeft laten liggen. De eigenlijke reden van de oprichting van de PvdA, de Doorbraak, de poging om de tegenstelling tussen confessionele en niet-confessionele partijen op te heffen en in Nederland een tweepartijenstelsel te laten doen ontstaan, wordt door Van der Zwan miskent. Dat de PvdA niet slechts de voortzetting van de vooroorlogse socialistische SDAP was maar een fusie van deze partij met de vrijzinnig-democratische VDB en de progressief-christelijke CDU, bagatelliseert hij. Zijns inzien horen de vrijzinnig-democraten eigenlijk niet bij de PvdA. Ook Wouter Bos die uit een christelijke Doorbraakfamilie komt en daarom niet zo’n zin had in de linkse lente van Marijnnissen en Femke Halsema, kan op weinig waardering van de auteur rekenen.

De Katholieke Volkspartij en later het CDA spelen in het betoog van Van der Zwan de rol van antagonist. Zij blijven, behalve tijdens het kabinet-Den Uyl en het Paarse intermezzo (1994-2002) in het centrum van de macht en geven er in de regel de voorkeur aan om met de liberalen te regeren. De stelling van RKSP-leider W.H. Nolens, dat alleen in “uiterste noodzaak” met de SDAP geregeerd mocht worden, gaat volgens Van der Zwan ook op voor de houding van de christendemocraten ten opzichte van de PvdA. Men gaat alleen met de PvdA in zee als deze partij dusdanig is verzwakt, zoals in 1989 (het kabinet-Lubbers III) en 2006 (Balkende-IV), of wanneer men uit is op een breuk met de PvdA om vervolgens weer met de liberalen te regeren, zoals in 1965/6 (Cals) en 1981/2 (Van Agt-II). Op zich is dit wel een interessante bewering, maar zo’n bewering moet worden onderbouwd en dat doet Van der Zwan in zijn uit de hand gelopen essay niet.

Interessant is wel Van der Zwans positionering in het debat over de multiculturele samenleving. Hij onderschrijft de kritiek van Bolkenstein en Fortuyn en moet niets hebben van de struisvogelpolitiek die wordt bedreven door de PvdA en het elitaire GroenLinks van Halsema. Ook hieruit blijkt dat Van der Zwan beter past bij de SP.

Van der Zwans pathetische pamflet eindigt met een aanval op Wouter Bos, die zich volgens helemaal zou laten inpakken door het CDA en door zijn pragmatische sociaal-liberale koers en de focus op hoe goed hij het in de media deed (‘De Wouter tapes’) verantwoordelijk zou zijn voor de neergang van de PvdA, die eigenlijk al was ingezet met de pragmatische Wende van Wim Kok.

Het PvdA-bashende boek, dat net als de boeiende biografie van Bleich over Joop Den Uyl bij uitgeverij Balans is verschenen, zal ongetwijfeld op het nachtkastje van Jan Marijnissen komen te liggen. Wouter Bos - die zich na het verkiezingsdebacle van november 2006 ontpopt heeft tot een uitstekend minister die in tegenstelling tot vele linkse lieden van zijn partij niet doet aan kabinetje-pesten - hoeft van Van der Zwans slagen in de lucht echter geen minuut wakker te liggen.

vrijdag, augustus 31, 2007

Wilders is een gevangene van zichzelf geworden

Dit artikel staat straks in CV-Koers van september 2007


Geert Wilders weet keer op keer nieuws te maken met zijn uitspraken over de islam. Dat doet eerder kwaad dan goed, constateert Ewout Klei. De polarisatiepolitiek van de PVV-leider moet dan ook worden bestreden. Maar niet met een goedkope pacificatiepolitiek.

De afgelopen weken stond Geert Wilders wéér volop in de spotlights, iets waar velen tegenwoordig lichtelijk moe van beginnen te worden. In de Volkskrant van 8 augustus vergeleek de blonde PVV-leider de Koran met Hitlers Mein Kampf. Beide boeken zouden volgens Wilders oproepen tot geweld tegen ongelovigen en andersdenkenden. Aanleiding voor zijn schrijven was de molestatie van ex-moslim Ehsan Jami. Volgens Wilders kwamen de daders dankzij de Koran tot hun daad, omdat hierin namelijk staat dat afvalligen gedood moeten worden. Wat moeten we nu met Wilders? En wat met de islam?
Wilders bereikt niets met zijn artikel. In ieder geval niets positiefs. Een koranverbod valt in de praktijk niet te handhaven. Alleen met een zedenpolitie naar goed Saoedisch voorbeeld, die bij moslims regelmatig huiszoekingen doet om te kijken of ze misschien korans hebben verstopt, maakt Wilders’ voorstel misschien een kans. Belangrijker is dat een koranverbod ingaat tegen onze grondwet, waarin de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst zijn vastgelegd. Willen we de Koran verbieden dan moeten we eerst de grondwet grondig veranderen en Nederland transformeren in een dictatuur. Misschien moet de Partij voor de (on)Vrijheid dit eens hardop zeggen in plaats van ons te vermoeien met symboolpolitiek.
Wat Wilders wel bereikt, is polarisatie. Dat is ook zijn voornaamste doel. Wilders wil weerstand. Hij wil bejubeld worden door zijn volgzame volgelingen en gehaat door zijn tegenstanders. Het draait allemaal om zijn grote ego. Hij probeert de publieke opinie gevangen te houden en telkens weer nieuws te zijn. Met andere woorden: Wilders wil de nieuwe Pim Fortuyn worden. Het is geen toeval dat hij gebruik maakt van Fortuyns terminologie en de islam stelselmatig een achterlijke cultuur noemt. Zijn PVV staat in de peilingen inmiddels op achttien zetels, wat al aardig in de buurt komt van de 26 zetels die de onlangs opgeheven LPF op 15 mei 2002 behaalde.
Haantjes
Toch zijn er wel belangrijke verschillen. Fortuyn was, als we Frits Bolkestein en Paul Scheffer even buiten beschouwing laten, de eerste die de multiculturele samenleving ter discussie durfde te stellen. Vóór Fortuyn werd in Nederland alle kritiek op de gewoonten en gedragingen van allochtonen met discriminatie of racisme verward. Ná Fortuyn is dat niet meer het geval en mogen man en paard genoemd worden. Fortuyn heeft de Nederlandse burgers wakker geschud met zijn galmende gong en hij maakte een discussie los. Wilders daarentegen maakt iedereen doof door alleen maar monotoon te hameren op de islam.
Wilders vraagt van zijn volgelingen absolute gehoorzaamheid. Alle PVV-Kamerleden doen braaf wat de grote leider zegt. Ook is de PVV geen normale partij met leden die kunnen meepraten over de koers van de club. De partij heeft alleen maar donateurs en kiezers. In aanleg is de PVV dus nog dictatorialer dan de SP van Jan Marijnissen, maar tegelijk ook weer niet, want als je geen leden hebt, valt er ook niks te besturen. Deze nieuwe orde in het partijleven legt een bom onder de Nederlandse democratie. Als alle partijen de PVV nadoen, bestaat het parlement straks namelijk alleen nog maar uit haantjes, die geen verantwoording willen afleggen voor wat ze allemaal kraaien om hun territorium af te bakenen.
Aanvankelijk was Wilders helemaal geen haan. Van 1998 tot 2002 was hij een trouw VVD-Kamerlid, een harde werker die niet opviel. Zijn toewijding en inzet werden niet beloond, want op 15 mei 2002 moest hij zijn zetel inleveren toen de VVD fors verloor. Op 26 juli werd hij echter weer Kamerlid, maar nu pakte hij het anders aan. Hij kwam dikwijls in het nieuws vanwege zijn ongezouten opinies, maar moest steeds radicalere uitspraken doen om in the picture te blijven.
Omdat hij zich niet kon vinden in het Turkije-standpunt van de VVD scheidde Wilders zich op 2 september 2004 af en begon voor zichzelf. Sinds zijn afsplitsing is Wilders vaak met de dood bedreigd, wat ongetwijfeld heeft bijgedragen aan zijn eigen radicalisering. Wilders, die sinds de moord op Theo van Gogh 24 uur per dag wordt bewaakt, is een gevangene van zichzelf geworden.
Struisvogelpolitiek
Het is gemakkelijk om tegen Wilders te zijn. Dit is echter niet zonder gevaren. Met name de PvdA heeft sterk de neiging om de multiculturele problematiek te negeren. Zo was minister Ella Vogelaar er als de kippen bij om de uitspraken van Wilders namens de regering te veroordelen, maar zei ze niets over de mishandeling van Jami twee dagen eerder. Struisvogelpolitiek ten voeten uit. Ook Wouter Bos maakte zich hier schuldig aan door aanvankelijk over de molestatie te zwijgen, maar na de uitlatingen van Wilders opeens te roepen dat Jami onnodig polariseerde. Bos gaf hiermee een duidelijk signaal: verbaal geweld tegen moslims is erger dan geweld van moslims.
Wat nu? Het is noodzakelijk dat in het debat over de multiculturele samenleving de nuance wordt gezocht. Wilders’ bombastische polarisatiepolitiek moet worden bestreden, maar niet met een blinde pacificatiepolitiek. Kritiek op onverdraagzame elementen in de islamitische godsdienst anno nu moet worden gecombineerd met een pleidooi voor tolerantie en verdraagzaamheid. In plaats van pathetische kritiek op de Koran of Mohammed moet de politiek zich sterk maken tegen vrouwendiscriminatie, homohaat, antisemitisme, terrorisme et cetera. De discussie kan dan ook gemakkelijker worden losgekoppeld van de islam an sich.
De politiek mag geen uitspraken doen over godsdiensten. Aan de orde zijn de openbare orde en grondrechten. De politiek moet daarom ook haar volle steun geven aan ex-moslims, wanneer zij gediscrimineerd worden vanwege hun ex-moslim-zijn. We leven namelijk nog steeds in een vrij land, waar voor moslims en ex-moslims, christenen en joden, atheïsten, agnosten en zelfs voor Wilders ruimte is.
Ewout Klei is historicus en publicist.
,,Als alle partijen de PVV nadoen, bestaat het parlement straks namelijk alleen nog maar uit haantjes, die geen verantwoording willen afleggen’’
[FOTOBIJSCHRIFT]
Geert Wilders staat de pers te woord in het Tweede Kamergebouw in Den Haag. Foto ANP.

woensdag, februari 28, 2007

Wilders en radicale moslims houden elkaar gevangen

Dit artikel stond in het Nederlands Dagblad van woensdag 28 februari 2007

door Ewout Klei
De afgelopen weken stonden Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid (PVV) volop in de aandacht. Volgens Ewout Klei laat het optreden van Wilders zien dat de politicus en de radicale moslims elkaar nodig hebben. Ze willen gehaat worden.

Op donderdag 15 februari maakte Sietse Fritsma van de PVV bezwaar tegen de beëdiging van Ahmed Aboutaleb en Nebahat Albayrak als staatssecretaris. Zijn punt was dat beiden een dubbele nationaliteit hebben en dus(?) gehoorzaamheid verschuldigd zijn aan de Marokkaanse respectievelijk Turkse overheid en dus(?) onbetrouwbaar zijn.

Fritsma werd het woord ontnomen door Kamervoorzitter Gerdi Verbeet, omdat Albayrak bij de aanvaarding van haar Kamerlidmaatschap een eed op de grondwet heeft afgelegd, en dat er aan haar integriteit niet getwijfeld mag worden. Wilders was het niet met dit afkappen eens en beschuldigde Verbeet van partijpolitiek. De PVV schrijft nu een motie van wantrouwen tegen Aboutaleb en Albayrak, die wellicht volkomen kansloos is.

Maar hier bleef het niet bij. Twee dagen eerder, op 13 februari, had Wilders in een interview beweerd dat moslims in Nederland de helft uit de Koran moeten scheuren en anders teruggestuurd moeten worden naar het land van herkomst. Wilders uitspraken stonden een paar dagen later overal ter wereld in islamitische kranten. De ambassades van Saoedi-Arabië en Iran tekenden protest aan bij de Nederlandse regering en Pakistan ontraadde Wilders in dat land op bezoek te gaan, omdat dit zou leiden tot grote protesten.

Protest
Wilders denkt dat hij met zijn krachtdadige houding het moslimfundamentalisme bestrijdt, maar in feite bevordert hij dit alleen maar. Radicale islamieten kijken namelijk met een zeer selectieve bril naar het Westen en pikken alleen de negatieve dingen op. Ze vinden de anti-islamitische uitspraken van Wilders cum suis prachtig, want daarin worden al hun vooroordelen tegen het Westen bevestigd. Wilders bombastische optreden geeft moslimfundamentalisten nog meer excuus om westerlingen te haten en gewelddaden te plegen. Wilders op zijn beurt vindt de islamitische agressie geweldig, want dit bevestigt zijn vooroordeel dat alle moslims eigenlijk fundamentalisten zijn. Wilders en radicale moslims hebben elkaar nodig. Ze hebben de haat van de ander nodig om interessant te blijven. Ze willen gehaat worden. Net als het vuur van de liefde moet het vuur van de haat blijven branden, anders dooft ze uit.

Wilders en de moslimfundamentalisten proberen daarom altijd in het nieuws te komen. Wilders doet dit via provocerende uitspraken en een provocerend kapsel, moslimfundamentalisten doen dit via provocerende aanslagen op symbolische doelen en filmpjes op internet. Omdat er op het internet bijna complete vrijheid heerst kunnen de grootste gekken van alles beweren. Ze zoeken elkaar op en bevestigen elkaar in en haat voor de ander.

Dialoog
Mensen zijn niet altijd op zoek naar een dialoog. Mensen hebben soms de behoefte om te haten en gehaat te worden. In het martelaarschap worden immers het eigen gelijk, het eigen zelfbeeld en wereldbeeld bevestigd. In een wereld van haat is alles zwart-wit en is het gemakkelijk keuzes te maken en aan de 'goede' kant te staan. De hel, dat is de ander. De beruchte Deense cartoons, die uiteraard ook prominent op Wilders website stonden, gaven letterlijk een vertekend beeld van de islam. De islamitische woede, hoe goed georkestreerd misschien ook, was niet alleen woede over de belediging van de profeet maar ook een protest tegen het beeld dat het Westen zogenaamd heeft van moslims en de islam. Hoewel moslims aan de ene kant zeer verontwaardigd waren over de cartoons, hadden ze aan de andere kant behoefte om gehaat te worden. Wilders heeft dezelfde behoefte. Hij schreeuwt om negatieve aandacht.

In de islamitische wereld is een gelijkschakelingsproces aan de gang. Gelijkschakeling in nationaal-socialistische zin: Gleichschaltung . Radicale moslims zijn erop uit van alle moslims fundamentalisten te maken door ze een vijandbeeld te geven (de joden en het Westen) en door interne terreur (de meeste slachtoffers van islamitisch terrorisme zijn andere moslims). Ze zijn daarin behoorlijk succesvol, omdat iemand als George W. Bush door domme oorlogen te voeren veel moslims het idee geeft dat het Westen tegen de islam is. Kritische moslims moeten hun mond houden, omdat ze anders voor collaborateurs worden uitgemaakt.

Xenofoob
Ook Wilders hoopt de Nederlanders gelijk te schakelen. We zouden allemaal onze islamitische naasten moeten haten. Iedereen die het niet met Wilders eens is heeft slappe knieën. Dat er geen gematigde moslims bestaan in Wilders' optiek bewijst de kwestie van de dubbele paspoorten. Aboutaleb en Albayrak zijn beiden schoolvoorbeelden van goed geïntegreerde (lees niet: geassimileerde) moslims in de Nederlandse samenleving. Beiden zijn lid van een democratische partij, de Partij van de Arbeid.

Als Wilders zich alleen maar zorgen maakte over het moslimfundamentalisme had hij van de dubbele nationaliteit geen punt gemaakt. Maar uit deze kwestie blijkt dat Wilders gewoon een ordinaire xenofoob is, van het type Janmaat en Michiel Smit.

Ewout Klei is historicus.