http://www.protestant.nl/actueel/gereformeerd-vrijgemaakte-geschiedenis-en-de-distantie-van-de-historicus
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
Door: Ewout Klei
Historici kunnen goede columnisten zijn, maar dat heeft vaak meer te maken met hun scherpe pen dan dat ze zo objectief zijn. Toen ik in de Volkskrant van 11 januari j.l. Thomas von der Dunks artikel ‘De distantie van een historicus’ las, viel ik bijna van mijn stoel van het lachen. Von der Dunk is een gepromoveerd historicus, maar zijn polemische stukjes in de Volkskrant en Vrij Nederland zijn allesbehalve met distantie geschreven. Doctor Von der Dunk mag graag een beetje provoceren, dat is zijn goed recht en ik doe dat trouwens ook graag, maar hij moet niet denken dat de populaire politieke analyses in zijn columns van hetzelfde niveau zijn als wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap en opinie zijn twee heel verschillende zaken.
Drie dagen voordat Von der Dunk zijn column schreef was ik op een congres van de Vereniging van Christen-historici, een groep historici die zich bezighoudt met christendom en geschiedschrijving. De in 1990 opgerichte vereniging had aanvankelijk een conservatief imago. De oprichters waren nogal gecharmeerd van de partijkiezende geschiedvisie van G. Groen van Prinsterer, de negentiende-eeuwse historicus en politicus die van mening was dat God, Nederland en Oranje onlosmakelijk met elkaar waren verbonden en ons land daarom een protestantse natie diende te zijn. De vereniging heeft tegenwoordig een meer wetenschappelijke koers ingeslagen, waardoor er meer distantie ten opzichte van het verleden mogelijk is.
Op het congres spraken een aantal wetenschappers en belangstellende leken met elkaar over het onderwerp ‘neutraliteit’ in de geschiedenis. Hoewel er in deze postmoderne tijden nog maar weinig wetenschappers zijn die denken dat hun wetenschap absoluut objectief is, verschilde men wel met elkaar van mening in hoeverre een (christen-)historicus objectief kan zijn en mag zijn. Mijn referaat ging over de vraag hoe ik als onderzoeker met een vrijgemaakt-gereformeerde achtergrond mij het beste kan verhouden tot mijn onderzoeksobject, het vrijgemaakte Gereformeerd Politiek Verbond. Is bij een onderwerp dat in zekere zin zo dichtbij staat, wel wetenschappelijke objectiviteit mogelijk?
Aan mijn luisteraars legde ik uit dat er in de vrijgemaakte historiografie, net als in de historiografieën van veel andere groepen, drie fasen zijn te onderscheiden: 1) de hagiografische fase waarin de identiteit van de groep wordt bevestigd; 2) de kritische fase waarin de identiteit van de groep wordt aangevallen en 3) de ‘objectieve’ fase waarin er niet aan identiteitspolitiek wordt gedaan. De laatste fase is volgens mij echter nog niet bereikt, omdat de vrijgemaakte zuil pas sinds de jaren negentig niet meer bestaat en geschiedschrijving over de vrijgemaakten nog contemporaine geschiedschrijving is.
Journalist en historicus Herman Veenhof, die in 2009 een biografie over de vrijgemaakte voorman Jongeling schreef, pretendeert mijns inziens ten onrechte dat zijn verhaal wel objectief is en het verleden helemaal recht doet. Hoewel Veenhofs biografie zeer leesbaar is en hij enkele onjuiste interpretaties van de kritische vrijgemaakte historici corrigeert, wordt Zonder twijfel toch te veel gedomineerd door “hier en daar wat heimwee” en is het specifiek geschreven voor de vrijgemaakte achterban. Met een populaire biografie is niets mis en Veenhof heeft een monument van formaat geschreven, maar zijn historiografische claim is wel een beetje misplaatst. Eigenlijk is hij gewoon teruggekeerd naar fase 1.
Hoe doe ik het dan? Ben ik wel objectief? Hoewel ik als wetenschapper natuurlijk probeer om een zo objectief mogelijk boek te schrijven en voldoende distantie probeer in acht te nemen, weet ik mede dankzij de colleges van de grote geschiedfilosoof Frank Ankersmit dat volledige objectiviteit niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk is. Als historicus maak je keuzes en probeer je nieuwe historische inzichten aan de vrouw/man te brengen. De historicus staat boven de bronnen en brengt daarin samenhang aan. Dat is subjectief maar niet erg.
Wel is er een verschil tussen de geschiedschrijving (Darstellung) en bronnenonderzoek (Forschung). Je moet wel eerlijk zijn tegenover je bronnen, je vooroordelen altijd kritisch toetsen en bronnen die daarmee in strijd zijn mogen niet worden genegeerd. Ik heb vanwege mijn vrijgemaakte achtergrond een bepaalde band met het vrijgemaakte verleden en dus ook met het GPV. Misschien neig ik soms te veel naar fase 2. Door mijn vooroordelen echter altijd kritisch te toetsen, alleen stelling te nemen als ik dit goed kan onderbouwen, geen morele oordelen te geven en als historicus open te staan voor kritiek van anderen in plaats van mijzelf op een voetstuk te zetten, trap ik hopelijk niet in de vuilkuil waar opiniemakers en populaire biografen intrappen, namelijk mijn verhaal als het laatste woord te zien. Of ik hier fase 3 helemaal mee bereik weet ik niet. Dat is iets voor de lezer straks.
Ten slotte, voordat ik vergeet te zeggen, dit is trouwens ook maar een column.
Ewout Klei, voor protestant.nl
21 januari 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten