Dit artikel staat in het ND/Katern van 22 januari 2010:
http://www.nd.nl/artikelen/2010/januari/22/het-nev-vroege-voorloper-van-de-christenunie
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Door Remco van Mulligen en Ewout Klei
Voor de politieke samenwerking in orthodox-protestantse kring is 22 januari een belangrijke datum. In het nieuws wordt veel aandacht gegeven aan de tiende verjaardag van de ChristenUnie die vandaag wordt gevierd, maar wat aan de meeste mensen voorbij zal gaan is dat precies vierenveertig jaar geleden het Nationaal Evangelisch Verband (NEV) werd opgericht.
Dit NEV was een vroege voorvader van de ChristenUnie en het werd op 22 januari 1966 opgericht met de bedoeling om het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) aan extra stemmen te helpen bij de Kamerverkiezingen van 1967.
Waar het GPV zichzelf exclusief op vrijgemaakt-gereformeerden richtte, was het NEV juist interkerkelijk van opzet. Het bond zich aan het GPV door het programma van 'nationaal gereformeerde politiek' van die partij onvoorwaardelijk te steunen. Groot werd het NEV nooit, maar wat opvalt is de kerkelijke diversiteit onder haar leden: gereformeerden en hervormden, maar ook baptisten, evangelischen en leden van de pinkstergemeenten. De beweging ontwikkelde zich na de verkiezingen van 1967 tot een nieuwe politieke partij die zowel de reformatorische als de evangelische tak van het protestantisme aan zich wilde binden. Het NEV was de belangrijkste voorvader van de in 1975 opgerichte Reformatorische Politieke Federatie.
Verbrughs volksbeweging
Architect van het NEV was GPV-ideoloog Bart Verbrugh. Het was hem een doorn in het oog dat het GPV een partij voor vrijgemaakten was. In de praktijk konden namelijk alleen leden van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) lid van de partij worden. Door zich alleen tot deze groep te beperken zou het GPV altijd klein blijven en veroordeelde de partij zich tot een plek in de marge. Verbrugh wilde dat het GPV politieke invloed zou uitoefenen. Omdat het in GPV-kringen echter onmogelijk was om te pleiten voor openstelling van de partij voor mensen van een andere kerk, maakte hij een onderscheid tussen samenwerking met 'broeders' van de eigen kerk en samenwerking met 'bondgenoten'. Broeders en bondgenoten vormden samen een 'volksbeweging' die het regeerkasteel moest veroveren. Als dat gebeurd was moest er een regering komen die de staat grondwettelijk hervormde in christelijke zin, zodat God publiekelijk werd geëerd.
Het achterliggende idee dat aan het NEV ten grondslag lag was dus heel ambitieus. Het GPV was echter veel te klein om te regeren, laat staan om het beleid te dicteren en verregaande hervormingen uit te voeren. De partij had van 1963 tot 1971 namelijk maar één zetel in het parlement. Degene die deze zetel bezette, journalist en kinderboekenschrijver Pieter Jongeling, beschikte echter over veel politiek talent en charisma waardoor hij ook buiten eigen kring populair werd.
De entree van Jongeling in de Kamer viel samen met een periode van onrust in de Anti-revolutionaire Partij (ARP), waar 'radicalen' steeds meer invloed kregen. Deze radicalen wilden af van het rechts-conservatieve imago van de christelijke politiek en zochten aansluiting bij de PvdA. In reactie hierop spraken steeds meer conservatieve protestanten hun verontrusting uit. Deze verontrusten herkenden in Jongeling een vertolker van het 'ware' anti-revolutionaire gedachtegoed.
Verbrugh wilde deze verontrusten achter het GPV krijgen en riep eind 1965 niet-vrijgemaakte GPV-sympathisanten op om een 'steunbeweging' op te richten die Jongeling aan extra stemmen moest helpen. Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte J.P.A. Mekkes en accountant P. Siebesma gaven hieraan gehoor. Zij kwamen beide uit antirevolutionaire kringen maar hadden uit onvrede inmiddels de ARP verlaten. In het oprichten van een nieuwe politieke partij zagen ze geen heil en dus bleef er in hun ogen maar één optie over: steun geven aan Jongeling. Onder toeziend oog van Verbrugh richtten zij op 22 januari 1966 het NEV op.
Al in 1966 wilde Verbrugh dat het NEV kandidaten zou leveren voor de GPV-lijst voor de verkiezingen van een jaar later. Daarna moest het NEV uitgroeien tot een volwaardige partij en trouwe bondgenoot van het GPV. Binnen het NEV kwam al snel een groep op die streefde naar volledige onafhankelijkheid van het GPV. De gereformeerde NEV-propagandist Kees Smits moest niet hebben van het vrijgemaakte exclusivisme en zocht namens zijn partij contact met veel prominenten in reformatorische en evangelische kring. Hierdoor kwam het NEV in een netwerk te staan, waardoor het minder afhankelijk werd van het GPV.
Op aandringen van het GPV ging het NEV begin 1970 over tot de vorming van eigen lokale afdelingen. De eerste afdeling was de kiesvereniging 'Groen van Prinsterer' uit Dronten. Deze bestond op het moment van haar toetreding al enkele jaren, werkte samen met de SGP en had een slechte relatie met het lokale GPV. Bovendien botste het tussen Verbrugh en A. Kadijk, die namens 'Groen van Prinsterer' in de Drontense gemeenteraad zat. Smits en Kadijk wilden dat het GPV het NEV als gelijkwaardige partner erkende. Ook waren zij hartstochtelijke pleitbezorgers van de vorming van een brede orthodox-protestantse coalitie, waarvan ook de SGP en verontrusten uit de ARP en de CHU deel moesten uitmaken.
Nee tegen het NEV
In vrijgemaakte kring waren er vanaf het begin af aan veel bezwaren tegen het NEV. Door samenwerking te zoeken met het NEV zou het GPV uit zijn op de macht van het getal en niet meer op de kracht van het zuivere getuigenis. Met name de predikanten Joh. Francke en P. van Gurp verzetten zich fel tegen de 'supportersorganisatie'. Het partijbestuur wilde de samenwerking met het NEV voortzetten, maar vreesde dat als aan de bezwaren niet voldoende zou worden tegemoet gekomen de verontrusten het GPV de rug zouden toekeren. Om deze reden wees het bestuur lijstineenschuiving met het NEV bij de Tweede Kamerverkiezingen af. De algemene vergadering van het GPV van 4 maart 1972 besloot evenzo.
De compromiskoers van het GPV werd door voor- en tegenstanders van het NEV niet op prijs gesteld. Francke en Van Gurp vonden het verkeerd dat het GPV de samenwerking voortzette en zegden daarom hun lidmaatschap op. De groep NEV'ers die naar bundeling zocht voelde zich daarentegen in de steek gelaten. De ledenvergadering van het NEV van 29 april 1972 besloot een motie van de afdeling Dronten aan te nemen, waarin werd uitgesproken dat er niet alleen met het GPV, maar ook met de SGP en 'rechts ARP/ CHU' contact moest worden gelegd. Voor het GPV vormde dit besluit de aanleiding om de samenwerking met het NEV op te zeggen. De supportersorganisatie had namelijk haar exclusieve steun aan de GPV-politiek opgegeven voor een veel breder streven naar orthodox-protestantse samenwerking.
Op zaterdag 19 augustus 1972 vergaderde het NEV over hoe men nu verder moest. Tweederde van de aanwezigen wilde als onafhankelijke organisatie doorgaan, de rest (waaronder Mekkes en Siebesma) wilde het NEV opheffen en een nieuwe steunorganisatie voor het GPV oprichten. In overleg met Verbrugh richtte die laatste groep de Nationaal-Christelijke Werkgemeenschap op, die ongeveer 25 leden telde en later werd omgedoopt in de Stichting voor Nationale Christelijke Politiek (NCP).
Het NEV had nu de handen vrij en kon zich volledig toeleggen op het creëren van een orthodox-protestants politiek en maatschappelijk netwerk. Dit leidde reeds in 1975 tot een samengaan van het NEV en enkele groepen van verontrusten uit de ARP in de RPF. Aanvankelijk was het niet de bedoeling om een nieuwe rechts-reformatorische splinterpartij te lanceren. De RPF wilde liever streven naar samenwerking met SGP en GPV om vervolgens als 'beweging' de samenleving te wijzen op de dwaalwegen die zij was ingeslagen. Dat idee van een maatschappelijke beweging verdween al snel naar de achtergrond en in 1977 nam de partij voor het eerst zelfstandig deel aan de verkiezingen. Ze zette zich vooral af tegen het nieuwgevormde CDA, maar vormde nooit een serieuze bedreiging voor die partij.
De erfenis van het NEV
GPV en RPF traden, ondanks het feit dat beide partijen bijna dezelfde politiek voorstonden, apart van elkaar op. In de jaren tachtig kwamen beide partijen niettemin nader tot elkaar en werkte het GPV lokaal en provinciaal dikwijls met de RPF (en de Staatkundig Gereformeerde Partij) samen. In de jaren negentig kwam organisatorische samenwerking weer in beeld nadat het GPV met de 'openstelling' van 1993 zijn exclusief-vrijgemaakte identiteit had opgegeven. Samensprekingen tussen GPV en RPF leidden in 2000 tot de ChristenUnie, een confederatie waarin beide partijen voorlopig apart bleven voortbestaan. Pas op 1 januari 2004 fuseerden beide partijen. Hiermee werd het doel van een orthodox-protestantse krachtenbundeling eindelijk bereikt.
Hoe klein het NEV ook was, het was een cruciale schakel in de voorgeschiedenis van de ChristenUnie. Deze steunbeweging dankt haar bestaan aan het ideaal van Verbrugh om ook buiten vrijgemaakte kring steun te genereren voor het GPV. Maar had het NEV zich gehouden aan de eisen die het GPV stelde dan was zij net zo geëindigd als de NCP: met 25 aanhangers ergens in een voetnoot van de politieke geschiedenis. Juist door zijn ambitie, tegendraadsheid en bundelingsideaal kon het NEV boven zichzelf uitstijgen. Het droeg zijn idealen over aan de RPF, die op haar beurt een zwaar stempel drukte op de grondslag en doelstelling van de ChristenUnie. De kandidatenlijst met GPV-ers en NEV-ers broederlijk naast elkaar, waar Verbrugh al in 1966 naar streefde, was toen de ChristenUnie in mei 2002 aan de verkiezingen deelnam eindelijk een feit.
Ewout Klei en Remco van Mulligen doen een promotieonderzoek naar respectievelijk het GPV en het netwerk rondom de EO en de RPF. Ze hebben allebei meegeschreven aan de bundel 'Van de marge naar de macht: de ChristenUnie 2000-2010' die op 30 januari verschijnt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten