E.H. Klei, 'Liever dood dan rood. Het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig', Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 22 (december 2009) 1-15.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt1 maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken.2 Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid. Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet.3 Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde.4 Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.5 Op hun beurt beschouwde links actievoerend Nederland orthodoxe christenen als extreem-rechts.6
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek op de verlinksing. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk. Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.7
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan.8 De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel.9 Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.10
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.11
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant.12 Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie.13 Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.14 CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest.15 Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.16 De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.17
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”18
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land.19 Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden.20 Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen.21 Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.22
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum.23 In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.24 De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.25
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty.26 De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.27 Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.28
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor.29 Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.30
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden.31 De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”.32 CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit.33 Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open.34 Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel.35 Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.36
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.37
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.” 38
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht.39 In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid40, op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram41, op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.42
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”43
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld).44 Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.” 45
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam46 stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.47
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde iemand uit het linkse actiewezen in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.” 48
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was.49 Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.”50 In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan.51 Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.52
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.53
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
1. A. Bleich, Joop den Uyl 1919-1987, dromer en doordouwer (Amsterdam 2008); J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008).
2. W. Duyvendak, Klimaatactivist in de politiek (Amsterdam 2008).
3. P.H. de Jong, ‘‘Links duldde in de jaren tachtig geen tegenspraak’’, Nederlands Dagblad, 22 augustus 2008.
4. A. Verbeij, Tien rode jaren. Links radicalisme in Nederland 1970-1980 (Amsterdam 2005) passim.
5. R. Valkenburg, ‘Piet Langeler: N.E.V.’er. Nederlandse maatschappij naar de afgrond door fanatiek “omturnen”’, Koers (9 mei 1975) 29-31.
6. Antifascistisch kollektief, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983) 13. Het Antifascistisch Kollektief onderscheidde extreem-rechts in drie stromingen, namelijk de rechts-christelijke, de autoritair-rechtse en de fascistische richting.
7. ‘Verenigingsnieuws’, Ons Burgerschap/Jeugd & Politiek 31 (15 april 1978) 78-79.
8. B. de Vries, ‘Politiek en bestuur in een stroomversnelling’, in: M. Duijvendak en B. de Vries red., Stad van het Noorden. Groningen in de twintigste eeuw Groninger Historische Reeks, nr. 25 (Assen 2004) 399-448.
9. CLIC. Statuten. Regeling adviseurschap. Archief en Documentatiecentrum Kampen. Archief CLIC, AD, nr. 303. Doos 1.
10. K. Nanninga, Verslag van een jaar CLIC aktiviteiren. (1977-1978). Archief CLIC, doos 1.
11. Verkoop van produkten uit Zuid-Afrika (apart instructiestencil). Archief CLIC, doos 1; H. van der Velde, ‘NZAW en CLIC in ’t geweer tegen Outspan Boycotactie’, Zuid-Afrika nú (september 1977) 1. Archief CLIC, doos 11.
12. G.J. ten Heuw aan H. Dijk, 22 mei 2007. Archief CLIC, doos 22.
13. De South West Africa People’s Organisation streed tegen de bezetting van Zuid-West Afrika door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Tegenwoordig is SWAPO de regeringspartij van Namibië.
14. CLIC nieuwsbrief 1. Clemens Kapuoo vermoord. CLIC nieuwsbrief 2. Links-extremisme. Archief CLIC, doos 20.
15. http://www.moria.importantia.com/index.html
16. Jaarverslag 1984-1985. Archief CLIC, doos 1; zie ook: J.L. van Baaren (83) overleden’, Nederlands Dagblad, 20 maart 1998.
17. Wat is CLIC? November 1980. Archief CLIC, doos 3; H. van der Velde aan J.G. Reuchlin, 10 november 1978. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
Toen in 1977 Verbrugh de nieuwe lijsttrekker van het GPV werd wilde hij graag dat op het Nationaal Appèl, de grote verkiezingsbijeenkomst van de partij tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen, in de pauzes militaire marsmuziek werd gedraaid. Zie: Notulen CVR 18 februari 1977. Notulen CVR 19 januari 1977 – 7 december 1978. ADC Kampen. Archief GPV, nr. 5.
18. P.J.G.A. Ego aan CLIC, 10 november 1979; H. Dijk aan P.J.G.A. Ego, 16 november 1979. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
19. Notulen vereniging CLIC, 9-12-’81; Notulen ALV vereniging CLIC, 4-3-’82. Archief CLIC, doos 1.
20. ‘Uitspraak in kort geding voor Groninger rechtbank: J.G. van der Land mag niet meer optreden als secretaris VOCO’, Nederlands Dagblad, 30 maart 1983.
In 1986 werd Van der Land bovendien ontslagen als docent maatschappijleer, omdat hij een homoseksuele leerling een “vuile aids-verspreider” had genoemd. Zie: ‘De Nieuwe Partij’, Nomen Nescio, 14 oktober 1993.
21. Notulen ALV CLIC, 16-1-’80. Archief CLIC, doos 1.
22. J.G. van der Land, ‘De geest en achtergronden van Amnesty International’, Opbouw 22 (9 juni 1978) 182-183.
23. Actiekrant vrijheid voor de zeven van Moskou. Special van ‘Zon der gerechtigheid’, tweemaandelijks contactblad van de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden 4e jaargang, nr. 1 (januari/februari 1983). Archief CLIC, doos 11.
24. Anno domini 1986. Bijlage voor Christenen voor Israël / Zon der Gerechtigheid / Schreeuw om Leven. Archief CLIC, doos 12.
25. Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden aan de minister van Justitie, z.d. 1981. archief CLIC, doos 18.
26. Persbericht Jubilee Campaign Nederland. Gezamenlijke actie voor vrijlating van christenen in Vietnam, februari 1999. Archief CLIC, doos 22.
27. Meine [Jansma], Gedachten over de verhouding tussen mens en schepping, 24-5-80. Archief CLIC, doos 1.
28. Verslag van de CLIC-activiteiten van 1 mei 1980 t/m 30 april 1981; Jaarverslag 1981-1982. Archief CLIC, doos 1.
29. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79. Archief CLIC, doos 1.
30. P. Vangert, ‘CLIC voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers, 28 september 1984.
31. Notulen bestuur GPV Groningen, 16 februari 1977. Archief GPV, nr. 270. Notulenboek Gereformeerde Kiesvereniging “Schrift en Belijdenis” Groningen. Maart 1975 – maart 1989.
32. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 4 augustus 1977. Archief CLIC, doos 5.
33. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79 en Bestuursmededelingen 20-8-’79 en 4-9-‘79. Archief CLIC, doos 1.
34. Jaarverslag 1981 Vereniging Informatiecentrum De Bron. Archief CLIC, doos 3; Notulen ALV CLIC, 16-4-’82. Archief CLIC, doos 1.
35. ‘Christelijk tegengewicht aan linkse propaganda. Alternatieve wereldwinkel CLIC in Groningen’, Reformatorisch Dagblad, RD-plus, 6 juli 1979; P. Vanger, ‘Clic voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers 28 september 1984.
36. Notulen CLIC, 22-4-’83. Archief CLIC, doos 1. C. Rijke aan geachte lezer, oktober 1983. Archief CLIC, doos 3.
37. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 17 september 1977. Archief CLIC, doos 5.
38. R. Wiskerke aan het bestuur van CLIC, 20 augustus 1985. Archief CLIC, doos 4.
39. ‘Ruit CLIC-winkel in Groningen besmeurd’, Nederlands Dagblad 15 juni 1978.
40. Gemeentepolitie Groningen, aangifte van vernieling, 12 mei 1983. Archief CLIC, doos 1.
41. Gemeentepolitie Groningen, aangifte terzake van vernieling, 21 januari 1984. Archief CLIC, doos 1.
42. Jaarverslag CLIC 1985-1986. Archief CLIC, doos 1.
43. ‘Anti-apartheidsaxie’, Bluf!, 12 september 1985.
44. H. Dijk aan Centrumpartij, 25 april 1981. Kopie. Archief CLIC, doos 3. Zie verder: Middenweg 81:3. Niet rechts, niet links. Verkiezingsnummer II. Orgaan van de Centrumpartij. Archief CLIC, doos 20.
45. S. Wijsman, ‘CLIC een Wereldwinkel?’, De Lawine, 1 oktober 1985.
46. Zie: ‘Krakers en autonomen dreigen met nieuw geweld: “Hoe lang kunnen we hiermee nog ongestraft doorgaan?”’, Nederlands Dagblad, 27 september 1985.
47. E. van Middelkoop aan H. Dijk, 7 november 1985. Archief CLIC, doos 15.
48. Dreigbrief. Archief CLIC, doos 15. De brief is niet gedateerd maar is volgens een proces verbaal op 18 juni 1987 of eerder binnengekomen. Amandla is een woord uit het Xhosa en Zulu en betekent "kracht/macht". Het woord werd veel gebruikt als strijdkreet in het verzet tegen de Apartheid onder andere door het ANC.
49. Notulen ALV CLIC, 27-6-1986. Archief CLIC, doos 1.
50. Notulen ALV CLIC, 21-11-1986. Archief CLIC, doos 1.
51. Jaarverslag vereniging CLIC 1986-1987. Archief CLIC, doos 1.
52. Groningen, 24 mei 2007. Archief CLIC, doos 23.
53. P. Sneep, ‘‘De saamhorigheid is verdwenen’’, Nederlands Dagblad, 23 mei 2007.
dinsdag, januari 12, 2010
dinsdag, januari 05, 2010
Zwartboek demonisering Geert Wilders, de PVV en haar achterban
Af en toe google ik wel eens voor de grap op mijn naam, om te kijken wat er over mij allemaal op internet staat. Ik vond het wel aardig dat ik door een Wilders-site op nummer 51 ben gezet van een top-69 (inmiddels een top-85) van Wilders-demoniseerders. Ik sta op een hogere plaats dan Jan Marijnissen, Joop.nl, Dries van Agt en Peter Breedveld (niet te verwarren met Willem Breedveld die niet Peters oom was), maar dat komt omdat de lijst chronologisch is en er steeds weer nieuwe namen bij komen. U mag mij niettemin feliciteren.
Hieronder geef ik de lijst weer:
http://www.forum-voor-de-vrijheid.nl/showthread.php?t=18676
01:Amnesty International
02:Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)
03:VNO-NCW
04:Herman van Veen
05:Almere College
06:Eberhard van der Laan
07:Jaap van Donselaar, Hans Moors en Bob de Graaff
08:Extreemlinks
09:Judas Balkenende
10:Rob Riemen
11:Doekle Terpstra
12:Lizzy van Leeuwen
13:Haagse kunstacademie
14:Zaplog.nl
15:Britse regering
16:Ella Vogelaar
17:Paul de Leeuw
18:Karla Peijs
19:Hans van Baalen
20:Anton Zijderveld
21:Haroon Raza
22:Alexander Pechtold
23:Directie stadion de Kuip
24:Thomas von der Dunk
25:Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden
26:Tjibbe Joustra
27:Gijs de Vries
28:Joop van Riessen
29:Wio Joustra
30:BNR Nieuwsradio
31:Historisch Nieuwsblad
32:Fatima Elatik
33:Geert Mak
34:Bram Grandia
35:Astrid Essed
36:Ed van Thijn
37:Anja Meulenbelt
38:Marianne Besselink
39:Harry de Winter
40:Tofik Dibi
41:Karen Armstrong
42:Marcel Möring
43:Evelien Tonkens
44:Stichting Dag van het Respect
45:Rotterdamse Buurtkrant
46:Burak Özügergin
47:Nilgün Yerli
48:Thomas von der Dunk
49:Trouw
50:Ikon
51:Ewout Klei
52:Fokko Oldenhuis
53:Jan Struijs
54:Frans Schulte
55:Peter R de Vries
56:Jean Mentens
57:Mohamed Rabbae
58:Paul Frissen
59:Jan Marijnissen
60:Agnes Kant
61:Vara via joop.nl
62:Frits Huis
63:Maxime Verhagen
64:Jeroen van Inkel
65:Hassnae Bouazza
66:Kees Driehuis
67:Hannie van Leeuwen
68:Bas Kromhout
69:Dries von Agt
70:Jan Dirk Snel
71:Elsbeth Etty
72:Arie Oostlander
73:Gerda Dijksman
74:VPRO
75:Geke van Velzen
76:Anil Ramdas
77:Hans Goslinga
78:Rob Riemen
79:Jack Biskop
80:Peter Breedveld
81:Adriaan Soeterbroek
82:Frits Bolkenstein
83:Marcel Hulspas
84:Michael Blok
85:Karel Kanits
Hieronder geef ik de lijst weer:
http://www.forum-voor-de-vrijheid.nl/showthread.php?t=18676
01:Amnesty International
02:Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)
03:VNO-NCW
04:Herman van Veen
05:Almere College
06:Eberhard van der Laan
07:Jaap van Donselaar, Hans Moors en Bob de Graaff
08:Extreemlinks
09:Judas Balkenende
10:Rob Riemen
11:Doekle Terpstra
12:Lizzy van Leeuwen
13:Haagse kunstacademie
14:Zaplog.nl
15:Britse regering
16:Ella Vogelaar
17:Paul de Leeuw
18:Karla Peijs
19:Hans van Baalen
20:Anton Zijderveld
21:Haroon Raza
22:Alexander Pechtold
23:Directie stadion de Kuip
24:Thomas von der Dunk
25:Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden
26:Tjibbe Joustra
27:Gijs de Vries
28:Joop van Riessen
29:Wio Joustra
30:BNR Nieuwsradio
31:Historisch Nieuwsblad
32:Fatima Elatik
33:Geert Mak
34:Bram Grandia
35:Astrid Essed
36:Ed van Thijn
37:Anja Meulenbelt
38:Marianne Besselink
39:Harry de Winter
40:Tofik Dibi
41:Karen Armstrong
42:Marcel Möring
43:Evelien Tonkens
44:Stichting Dag van het Respect
45:Rotterdamse Buurtkrant
46:Burak Özügergin
47:Nilgün Yerli
48:Thomas von der Dunk
49:Trouw
50:Ikon
51:Ewout Klei
52:Fokko Oldenhuis
53:Jan Struijs
54:Frans Schulte
55:Peter R de Vries
56:Jean Mentens
57:Mohamed Rabbae
58:Paul Frissen
59:Jan Marijnissen
60:Agnes Kant
61:Vara via joop.nl
62:Frits Huis
63:Maxime Verhagen
64:Jeroen van Inkel
65:Hassnae Bouazza
66:Kees Driehuis
67:Hannie van Leeuwen
68:Bas Kromhout
69:Dries von Agt
70:Jan Dirk Snel
71:Elsbeth Etty
72:Arie Oostlander
73:Gerda Dijksman
74:VPRO
75:Geke van Velzen
76:Anil Ramdas
77:Hans Goslinga
78:Rob Riemen
79:Jack Biskop
80:Peter Breedveld
81:Adriaan Soeterbroek
82:Frits Bolkenstein
83:Marcel Hulspas
84:Michael Blok
85:Karel Kanits
woensdag, november 11, 2009
Is de ChristenUnie een beetje republikeins geworden?
http://www.protestant.nl/actueel/de-christenunie-een-beetje-republikeins-geworden
Door: Ewout Klei
Het viel mij op dat de ChristenUnie in het onlangs gehouden debat over het vakantiehuis in Mozambique van Willem Alexander en Máxima zo omzichtig was en niet frontaal voor het koningshuis ging staan. Ik moest daarbij onwillekeurig denken aan Arie Slob, voorzitter van de ChristenUnie-fractie in de Tweede Kamer, die in mei van dit jaar voorstelde om de vier beelden van het monument in Rome voor de achttiende-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol alsnog naar Nederland te halen. Hoewel Slob, als Zwollenaar en historicus, natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van een van de beroemdste politici van zijn stad, brak hij toen als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij. Van der Capellen was immers inspirator van de Patriottenbeweging die te hoop liep tegen het stadhoudershuis van Oranje.
De ChristenUnie is als orthodox-protestantse partij zeer Oranjegezind, evenals haar voorgangers: het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). De kleur van het GPV was oranje, op verbondsvergaderingen werd altijd staande het Wilhelmus gezongen en ook Valerius Gedenck Clanck was populair. GPV-leider Piet Jongeling schreef onder het pseudoniem Piet Prins spannende kinderboeken over de Tachtigjarige Oorlog. Daarin liet hij duidelijk uitkomen dat God, Nederland en Oranje het onverbrekelijke vaderlandse driesnoer vormde.
Toen in 1966 provo met rookbommen en D’66 met voorstellen voor democratische vernieuwing de monarchie bedreigden, vergeleek Jongeling deze aanvallen met die van de patriotten in de achttiende eeuw. Die hadden de Oranjes in pamfletten en periodieken immers ook belachelijk gemaakt. Volgens Jongeling was het allerminst toeval dat Van der Capellens uit 1781 stammende, anoniem verschenen pamflet Aan het volk van Nederland in 1966 werd heruitgegeven. Zoals de patriotten erg op de hand van Frankrijk waren en volgens Jongeling wegbereiders waren van de Franse bezetting van 1795, zo zouden progressieve krachten Nederland overleveren aan de Sovjetunie. “O Nederland, let op u saeck!”
De visie van Jongeling was van grote invloed op de standpuntbepaling van zowel het GPV als de RPF. Toen de provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het tweehonderdjarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken, protesteerden beide partijen fel. De patriottenleider heette een landverrader en een revolutionair te zijn, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind en pleitte voor volkssoevereiniteit.
Ook GPV-kamerlid Bart Verbrugh, die in 1977 Jongeling was opgevolgd als fractieleider, moest niets van Van der Capellen hebben. Toen de regering zich begin 1981 kantte tegen een verzoek van een aantal CDA-parlementariërs om Van der Capellens standbeelden naar Nederland te laten overkomen, kreeg ze een complimentje van Verbrugh. De regering had zich volgens Verbrugh laten leiden door het oordeel van Groen van Prinsterer die Van der Capellen had betiteld als ‘een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was.’ M. Beinema, een van de vier CDA-kamerleden, wees dit als inlegkunde van de hand en verweet Verbrugh andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte te gunnen. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen, met zijn ongezouten kritiek op het Oranjehuis, ook niet de meest verdraagzame figuur was geweest.
Is de ChristenUnie nu een beetje republikeins geworden? Het lijkt mij van niet. Hooguit kan gezegd worden dat de partij minder waarde is gaan hechten aan de calvinistisch-orangistische visie op de geschiedenis, die in het verleden door vooral het GPV zo vurig was gepropageerd. Het gereformeerd geheugen, zo blijkt uit het gelijknamige boek dat onlangs werd gepresenteerd, neemt in rap tempo af. Gelukkig beweegt zich op dit terrein nog een aantal kritische historici dat de geschiedenis van mythen wil ontdoen. In dit verband zou het zijn toe te juichen dat, dankzij de steun van Slob, het feest voor Van der Capellen nu wél doorgaat en diens beelden na 225 jaar eindelijk naar Zwolle teruggaan. Waar ze thuishoren.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
11 november 2009
Dit is een bewerking van het artikel ‘Zwolse helden’ dat in mei 2009 in het Nederlands Dagblad verscheen.
Ewout Klei is historicus, schrijft een proefschrift over het GPV en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
Door: Ewout Klei
Het viel mij op dat de ChristenUnie in het onlangs gehouden debat over het vakantiehuis in Mozambique van Willem Alexander en Máxima zo omzichtig was en niet frontaal voor het koningshuis ging staan. Ik moest daarbij onwillekeurig denken aan Arie Slob, voorzitter van de ChristenUnie-fractie in de Tweede Kamer, die in mei van dit jaar voorstelde om de vier beelden van het monument in Rome voor de achttiende-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol alsnog naar Nederland te halen. Hoewel Slob, als Zwollenaar en historicus, natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van een van de beroemdste politici van zijn stad, brak hij toen als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij. Van der Capellen was immers inspirator van de Patriottenbeweging die te hoop liep tegen het stadhoudershuis van Oranje.
De ChristenUnie is als orthodox-protestantse partij zeer Oranjegezind, evenals haar voorgangers: het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). De kleur van het GPV was oranje, op verbondsvergaderingen werd altijd staande het Wilhelmus gezongen en ook Valerius Gedenck Clanck was populair. GPV-leider Piet Jongeling schreef onder het pseudoniem Piet Prins spannende kinderboeken over de Tachtigjarige Oorlog. Daarin liet hij duidelijk uitkomen dat God, Nederland en Oranje het onverbrekelijke vaderlandse driesnoer vormde.
Toen in 1966 provo met rookbommen en D’66 met voorstellen voor democratische vernieuwing de monarchie bedreigden, vergeleek Jongeling deze aanvallen met die van de patriotten in de achttiende eeuw. Die hadden de Oranjes in pamfletten en periodieken immers ook belachelijk gemaakt. Volgens Jongeling was het allerminst toeval dat Van der Capellens uit 1781 stammende, anoniem verschenen pamflet Aan het volk van Nederland in 1966 werd heruitgegeven. Zoals de patriotten erg op de hand van Frankrijk waren en volgens Jongeling wegbereiders waren van de Franse bezetting van 1795, zo zouden progressieve krachten Nederland overleveren aan de Sovjetunie. “O Nederland, let op u saeck!”
De visie van Jongeling was van grote invloed op de standpuntbepaling van zowel het GPV als de RPF. Toen de provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het tweehonderdjarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken, protesteerden beide partijen fel. De patriottenleider heette een landverrader en een revolutionair te zijn, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind en pleitte voor volkssoevereiniteit.
Ook GPV-kamerlid Bart Verbrugh, die in 1977 Jongeling was opgevolgd als fractieleider, moest niets van Van der Capellen hebben. Toen de regering zich begin 1981 kantte tegen een verzoek van een aantal CDA-parlementariërs om Van der Capellens standbeelden naar Nederland te laten overkomen, kreeg ze een complimentje van Verbrugh. De regering had zich volgens Verbrugh laten leiden door het oordeel van Groen van Prinsterer die Van der Capellen had betiteld als ‘een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was.’ M. Beinema, een van de vier CDA-kamerleden, wees dit als inlegkunde van de hand en verweet Verbrugh andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte te gunnen. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen, met zijn ongezouten kritiek op het Oranjehuis, ook niet de meest verdraagzame figuur was geweest.
Is de ChristenUnie nu een beetje republikeins geworden? Het lijkt mij van niet. Hooguit kan gezegd worden dat de partij minder waarde is gaan hechten aan de calvinistisch-orangistische visie op de geschiedenis, die in het verleden door vooral het GPV zo vurig was gepropageerd. Het gereformeerd geheugen, zo blijkt uit het gelijknamige boek dat onlangs werd gepresenteerd, neemt in rap tempo af. Gelukkig beweegt zich op dit terrein nog een aantal kritische historici dat de geschiedenis van mythen wil ontdoen. In dit verband zou het zijn toe te juichen dat, dankzij de steun van Slob, het feest voor Van der Capellen nu wél doorgaat en diens beelden na 225 jaar eindelijk naar Zwolle teruggaan. Waar ze thuishoren.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
11 november 2009
Dit is een bewerking van het artikel ‘Zwolse helden’ dat in mei 2009 in het Nederlands Dagblad verscheen.
Ewout Klei is historicus, schrijft een proefschrift over het GPV en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
woensdag, september 02, 2009
De synodalen achterna?
De synodalen achterna?
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/de-synodalen-achterna
Gaan de vrijgemaakt-gereformeerden dan toch de synodalen achterna, op de immer zo verfoeide weg van de secularisatie? Dreigt wat voormalig voorman Piet Jongeling bijna een halve eeuw geleden, kijkend naar de synodaal-gereformeerde kerk, 'het stille sterven' noemde? Deze prangende vragen stelt historicus Ewout Klei naar aanleiding van de aanstaande Kamper Schooldag die wordt geplaagd door gestaag teruglopende bezoekersaantallen.
Dit jaar wordt de Kamper Schooldag verplaatst van de woensdag naar de vrijdag. Ook het programma verandert. De reden is dat het aantal bezoekers de afgelopen tien jaar enorm is teruggelopen, van ruim tienduizend mensen in de jaren negentig naar nog geen drieduizend vorig jaar. De vrijgemaakt-gereformeerde Theologische Universiteit aan de Kamper Broederweg, die de schooldag organiseert, probeert er nog wat van te maken. Maar iedereen voelt dat het een aflopende zaak is. Wat eens de toogdag was voor alle vrijgemaakt-gereformeerden is nu een onderonsje van zestigplussers geworden. Sommigen zullen misschien met heimwee terugdenken aan die goeie oude tijd toen het GPV nog bestond en de kerken ook op zondagmiddag nog propvol zaten; de jeugd kon de vragen en antwoorden van de Heidelbergse catechismus nog opdreunen en hield zich verre van wereldgelijkvormige frivoliteiten als de EO-jongerendag. Maar tegenwoordig? Waar gaat het heen met onze wereld? vraagt menig vrijgemaakt-gereformeerde op leeftijd zich af. Gaan we dan toch de synodalen achterna?
De synodalen achterna – dit was jarenlang het spookbeeld dat verontrusten gebruikten om elke poging tot vernieuwing in de kiem te smoren. Ze beschouwden hun eigen kerk als de ware kerk. Na de Vrijmaking van 1944 kon het met de synodalen alleen maar fout gaan. In 1962 stelde Jongeling in een brochure het secularisatieproces onder de synodalen aan de kaak. Hoewel er in de jaren vijftig ogenschijnlijk weinig in de synodale wereld was veranderd, hadden intellectualisme en rationalisme sluipenderwijs terrein gewonnen. Jongeling noemde dit proces ‘het stille sterven’ en vergeleek dit met het lot van de bewoners van een eilandje in het radioactieve Nyassameer in Afrika. Die hadden niet door dat ze aan dodelijke straling blootstonden.
Jongeling kreeg gelijk. In de jaren zestig en zeventig verlinkste de gereformeerde wereld openlijk. De ARP werd ‘evangelisch radicaal’, de VU gaf Martin Luther King en C.F. Beyers Naudé een eredoctoraat; synodaal-gereformeerden als Mient Jan Faber speelden een belangrijke rol in de vredesbeweging, en tegen vrijzinnige theologen als Harry Kuitert en Herman Wiersinga bleven tuchtmaatregelen uit.
Terwijl de synodalen seculariseerden bleven de vrijgemaakten de tijdgeest trotseren. Het geheim van dit succes was de strakke organisatorische band met de kerk. In feite konden alleen vrijgemaakten lid worden van vrijgemaakte organisaties waardoor men voor ‘infiltranten’ werd behoed. In de jaren negentig kwam een einde aan dit isolement. De vrijgemaakten stapten van hun ware-kerk-denken af. Ging men na dertig jaar alsnog de synodalen achterna? Neen. De vrijgemaakte zuil is niet verdwenen, maar opgegaan in de ‘evangelisch-reformatorische zuil’ rondom EO en ChristenUnie. Het motief om zich bij deze zuil aan te sluiten was defensief. Om met het inmiddels opgeheven blad Bij de Tijd te spreken: een ‘warmere’ en ‘leukere’ kerk moest de vrijgemaakte jeugd weg houden van intellectualisme en rationalisme. Hoewel het blad zich afzette tegen het vrijgemaakte verleden waarschuwde het onbedoeld voor precies dezelfde gevaren als Jongeling destijds. Maar Bij de tijd stond een andere remedie voor.
De remedie had succes want de vrijgemaakte kerken zijn de synodalen nog niet achterna gegaan. Aan geloofswaarheden mag niet hardop worden getwijfeld. Toch zijn er aanwijzingen dat de secularisatie toeslaat, onder meer in de vorm van de tanende belangstelling voor de schooldag. Een godsdienstsociologisch onderzoek naar de opvattingen en gedragingen van vrijgemaakten (en ex-vrijgemaakten), waarin de invloed van secularisering, ontzuiling en evangelicalisering met elkaar worden vergeleken, kan meer inzicht in dit proces geven. Is het ‘stille sterven’, de synodalen achterna, dan toch onvermijdelijk?
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
2 september 2009
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/de-synodalen-achterna
Gaan de vrijgemaakt-gereformeerden dan toch de synodalen achterna, op de immer zo verfoeide weg van de secularisatie? Dreigt wat voormalig voorman Piet Jongeling bijna een halve eeuw geleden, kijkend naar de synodaal-gereformeerde kerk, 'het stille sterven' noemde? Deze prangende vragen stelt historicus Ewout Klei naar aanleiding van de aanstaande Kamper Schooldag die wordt geplaagd door gestaag teruglopende bezoekersaantallen.
Dit jaar wordt de Kamper Schooldag verplaatst van de woensdag naar de vrijdag. Ook het programma verandert. De reden is dat het aantal bezoekers de afgelopen tien jaar enorm is teruggelopen, van ruim tienduizend mensen in de jaren negentig naar nog geen drieduizend vorig jaar. De vrijgemaakt-gereformeerde Theologische Universiteit aan de Kamper Broederweg, die de schooldag organiseert, probeert er nog wat van te maken. Maar iedereen voelt dat het een aflopende zaak is. Wat eens de toogdag was voor alle vrijgemaakt-gereformeerden is nu een onderonsje van zestigplussers geworden. Sommigen zullen misschien met heimwee terugdenken aan die goeie oude tijd toen het GPV nog bestond en de kerken ook op zondagmiddag nog propvol zaten; de jeugd kon de vragen en antwoorden van de Heidelbergse catechismus nog opdreunen en hield zich verre van wereldgelijkvormige frivoliteiten als de EO-jongerendag. Maar tegenwoordig? Waar gaat het heen met onze wereld? vraagt menig vrijgemaakt-gereformeerde op leeftijd zich af. Gaan we dan toch de synodalen achterna?
De synodalen achterna – dit was jarenlang het spookbeeld dat verontrusten gebruikten om elke poging tot vernieuwing in de kiem te smoren. Ze beschouwden hun eigen kerk als de ware kerk. Na de Vrijmaking van 1944 kon het met de synodalen alleen maar fout gaan. In 1962 stelde Jongeling in een brochure het secularisatieproces onder de synodalen aan de kaak. Hoewel er in de jaren vijftig ogenschijnlijk weinig in de synodale wereld was veranderd, hadden intellectualisme en rationalisme sluipenderwijs terrein gewonnen. Jongeling noemde dit proces ‘het stille sterven’ en vergeleek dit met het lot van de bewoners van een eilandje in het radioactieve Nyassameer in Afrika. Die hadden niet door dat ze aan dodelijke straling blootstonden.
Jongeling kreeg gelijk. In de jaren zestig en zeventig verlinkste de gereformeerde wereld openlijk. De ARP werd ‘evangelisch radicaal’, de VU gaf Martin Luther King en C.F. Beyers Naudé een eredoctoraat; synodaal-gereformeerden als Mient Jan Faber speelden een belangrijke rol in de vredesbeweging, en tegen vrijzinnige theologen als Harry Kuitert en Herman Wiersinga bleven tuchtmaatregelen uit.
Terwijl de synodalen seculariseerden bleven de vrijgemaakten de tijdgeest trotseren. Het geheim van dit succes was de strakke organisatorische band met de kerk. In feite konden alleen vrijgemaakten lid worden van vrijgemaakte organisaties waardoor men voor ‘infiltranten’ werd behoed. In de jaren negentig kwam een einde aan dit isolement. De vrijgemaakten stapten van hun ware-kerk-denken af. Ging men na dertig jaar alsnog de synodalen achterna? Neen. De vrijgemaakte zuil is niet verdwenen, maar opgegaan in de ‘evangelisch-reformatorische zuil’ rondom EO en ChristenUnie. Het motief om zich bij deze zuil aan te sluiten was defensief. Om met het inmiddels opgeheven blad Bij de Tijd te spreken: een ‘warmere’ en ‘leukere’ kerk moest de vrijgemaakte jeugd weg houden van intellectualisme en rationalisme. Hoewel het blad zich afzette tegen het vrijgemaakte verleden waarschuwde het onbedoeld voor precies dezelfde gevaren als Jongeling destijds. Maar Bij de tijd stond een andere remedie voor.
De remedie had succes want de vrijgemaakte kerken zijn de synodalen nog niet achterna gegaan. Aan geloofswaarheden mag niet hardop worden getwijfeld. Toch zijn er aanwijzingen dat de secularisatie toeslaat, onder meer in de vorm van de tanende belangstelling voor de schooldag. Een godsdienstsociologisch onderzoek naar de opvattingen en gedragingen van vrijgemaakten (en ex-vrijgemaakten), waarin de invloed van secularisering, ontzuiling en evangelicalisering met elkaar worden vergeleken, kan meer inzicht in dit proces geven. Is het ‘stille sterven’, de synodalen achterna, dan toch onvermijdelijk?
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
2 september 2009
maandag, juli 13, 2009
Liever dood dan rood
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/liever-rood-dan-dood
Historicus Ewout Klei over het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie, een rechts actiecentrum in de linkse jaren zeventig en tachtig.
In de zomer van 2008 werd in de Nederlandse pers heftig gediscussieerd over het linkse actiewezen van de jaren tachtig. Aanleiding was de autobiografie Klimaatactivist in de politiek van Wijnand Duyvendak. De GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het ministerie van economische zaken. Toen vervolgens bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! medeverantwoordelijk was geweest voor het terroriseren van enkele ambtenaren was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als kamerlid.
Het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat van de jaren zeventig bracht echter niet alleen links-activisme voort. Rechts Nederland zat ook het nodige dwars: het sociaal-economische beleid van het kabinet-Den Uyl, de selectieve verontwaardiging van PPR en PSP (wel protesteren tegen de apartheid maar zwijgen over communistische wandaden), overheidssubsidies voor linkse actie- en solidariteitscomités die zich inzetten voor zaken als ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld.Tegen deze achtergrond werd in 1977 het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) opgericht, een in Groningen gevestigde vrijgemaakt-gereformeerde wereldwinkel en actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
CLIC gaf tegenvoorlichting. Meteen in het jaar van oprichting bond het centrum de strijd aan tegen de Boycot Outspan Aktie. De gewraakte Zuid-Afrikaanse sinaasappelen lagen bij CLIC pontificaal in de winkel. Begin jaren tachtig keerde CLIC zich tegen de vredesbeweging en verspreidde het brochures van het ICTO, de rechtse tegenhanger van het IKV. Ook bracht het centrum stickers en posters van het ultrarechtse Oud-Strijders Legioen aan de man, zoals ‘Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!’ en ‘”Liever rood dan dood,” zei de kreeft voordat hij werd gekookt’. Voorts richtte CLIC de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden op, een orthodox-protestants alternatief voor Amnesty International dat zich vooral inzette voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. Een dochterorganisatie van de stichting was Dorkas International, tegenwoordig bekend als zelfstandige hulporganisatie.
Het ‘reactionaire broeinest’ CLIC, zoals de voorzitter het centrum eens betitelde, was een provocatie aan het adres van linkse actievoerders in Groningen. Op hun beurt bekladden zij de winkel met linkse leuzen (‘CLIC = fascisme’), schreven dreigbrieven en gooiden de winkelruit een paar keer met een baksteen in. Het blad Bluf! deed uitgebreid verslag van deze ‘aanslagen’, zoals op 12 september 1985:
In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. [...] Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL, en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben!
Naar aanleiding van deze artikelen stelde GPV-Kamerlid Gert Schutte in november 1985 kamervragen over Bluf! Justitieminister Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen te delen. Het blad maakte zich soms schuldig aan strafbare uitlatingen, reden voor het openbaar ministerie Bluf! in de gaten te houden. Maar de polarisatie zette niet door. Idealisme en ideologische gedrevenheid vervlogen in de tweede helft van de jaren tachtig. CLIC vergrijsde. Er resteerde een ‘klein getal der vromen’ dat het bestaan van het centrum tot 2007 wist te rekken.
Tijd om de balans op te maken. In het debat over de jaren tachtig, dat in 2008 woedde, leek het te gaan om een afrekening met links. Vooral De Telegraaf vond het nodig Duyvendak en de zijnen aan de schandpaal te nagelen. Voor een historisch-wetenschappelijke evaluatie van deze periode dient echter ook naar de polarisatie van rechts te worden gekeken. Het was actie en reactie; polarisatie werd door beide kampen versterkt. De taak van de historicus moet dan ook niet zijn voor links of rechts partij te kiezen, maar de politieke cultuur goed in kaart te brengen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
8 juli 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
Historicus Ewout Klei over het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie, een rechts actiecentrum in de linkse jaren zeventig en tachtig.
In de zomer van 2008 werd in de Nederlandse pers heftig gediscussieerd over het linkse actiewezen van de jaren tachtig. Aanleiding was de autobiografie Klimaatactivist in de politiek van Wijnand Duyvendak. De GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het ministerie van economische zaken. Toen vervolgens bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! medeverantwoordelijk was geweest voor het terroriseren van enkele ambtenaren was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als kamerlid.
Het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat van de jaren zeventig bracht echter niet alleen links-activisme voort. Rechts Nederland zat ook het nodige dwars: het sociaal-economische beleid van het kabinet-Den Uyl, de selectieve verontwaardiging van PPR en PSP (wel protesteren tegen de apartheid maar zwijgen over communistische wandaden), overheidssubsidies voor linkse actie- en solidariteitscomités die zich inzetten voor zaken als ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld.Tegen deze achtergrond werd in 1977 het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) opgericht, een in Groningen gevestigde vrijgemaakt-gereformeerde wereldwinkel en actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
CLIC gaf tegenvoorlichting. Meteen in het jaar van oprichting bond het centrum de strijd aan tegen de Boycot Outspan Aktie. De gewraakte Zuid-Afrikaanse sinaasappelen lagen bij CLIC pontificaal in de winkel. Begin jaren tachtig keerde CLIC zich tegen de vredesbeweging en verspreidde het brochures van het ICTO, de rechtse tegenhanger van het IKV. Ook bracht het centrum stickers en posters van het ultrarechtse Oud-Strijders Legioen aan de man, zoals ‘Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!’ en ‘”Liever rood dan dood,” zei de kreeft voordat hij werd gekookt’. Voorts richtte CLIC de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden op, een orthodox-protestants alternatief voor Amnesty International dat zich vooral inzette voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. Een dochterorganisatie van de stichting was Dorkas International, tegenwoordig bekend als zelfstandige hulporganisatie.
Het ‘reactionaire broeinest’ CLIC, zoals de voorzitter het centrum eens betitelde, was een provocatie aan het adres van linkse actievoerders in Groningen. Op hun beurt bekladden zij de winkel met linkse leuzen (‘CLIC = fascisme’), schreven dreigbrieven en gooiden de winkelruit een paar keer met een baksteen in. Het blad Bluf! deed uitgebreid verslag van deze ‘aanslagen’, zoals op 12 september 1985:
In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. [...] Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL, en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben!
Naar aanleiding van deze artikelen stelde GPV-Kamerlid Gert Schutte in november 1985 kamervragen over Bluf! Justitieminister Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen te delen. Het blad maakte zich soms schuldig aan strafbare uitlatingen, reden voor het openbaar ministerie Bluf! in de gaten te houden. Maar de polarisatie zette niet door. Idealisme en ideologische gedrevenheid vervlogen in de tweede helft van de jaren tachtig. CLIC vergrijsde. Er resteerde een ‘klein getal der vromen’ dat het bestaan van het centrum tot 2007 wist te rekken.
Tijd om de balans op te maken. In het debat over de jaren tachtig, dat in 2008 woedde, leek het te gaan om een afrekening met links. Vooral De Telegraaf vond het nodig Duyvendak en de zijnen aan de schandpaal te nagelen. Voor een historisch-wetenschappelijke evaluatie van deze periode dient echter ook naar de polarisatie van rechts te worden gekeken. Het was actie en reactie; polarisatie werd door beide kampen versterkt. De taak van de historicus moet dan ook niet zijn voor links of rechts partij te kiezen, maar de politieke cultuur goed in kaart te brengen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
8 juli 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
Winnaar prijsvraag Pieter Jongeling bekend
Winnaar prijsvraag Pieter Jongeling bekend
van onze redactie internet
Op 13 april lanceerde de website van het Nederlands Dagblad een prijsvraag over Pieter Jongeling (1909-1985), naar aanleiding van de publicatie van het boek Zonder twijfel, de biografie van de toen honderd jaar geleden geboren GPV-politicus.
http://www.nd.nl/artikelen/2009/juni/27/winnaar-prijsvraag-pieter-jongeling-bekend
van onze redactie internet
Op 13 april lanceerde de website van het Nederlands Dagblad een prijsvraag over Pieter Jongeling (1909-1985), naar aanleiding van de publicatie van het boek Zonder twijfel, de biografie van de toen honderd jaar geleden geboren GPV-politicus.
http://www.nd.nl/artikelen/2009/juni/27/winnaar-prijsvraag-pieter-jongeling-bekend
maandag, mei 25, 2009
Zwolse helden
Zwolse helden
Door: Ewout Klei
Afgelopen zaterdag las ik in het Nederlands Dagblad dat ChristenUnie-Kamerlid Arie Slob Kamervragen had gesteld om de vier beelden in Rome voor het monument voor de 18-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) alsnog naar Nederland te halen. Hierover ben ik lichtelijk verbaasd. Hoewel Slob als Zwollenaar en historicus natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van één van de beroemdste politici van zijn stad breekt hij als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij.
Toen de Provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het 200-jarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken protesteerden de voorgangers van de ChristenUnie – het Gereformeerd Politiek Verbond en de Reformatorische Politieke Federatie – hier fel tegen. De patriottenleider Van der Capellen zou, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind van de prinsen van Oranje en pleitte voor volkssoevereiniteit, een landverrader en een revolutionair zijn. Met 37 stemmen voor en 25 tegen besloten de Staten echter om de herdenking wel te laten doorgaan.
Ook GPV-Kamerlid Bart Verbrugh moest niets van Van der Capellen hebben. Op 22 oktober 1980 hadden vier CDA-parlementariërs Kamervragen gesteld over de vier standbeelden en de regering verzocht om ze alsnog naar Nederland te laten overkomen. De regering voelde hier (wellicht om financiële redenen) echter weinig voor en kreeg op 28 januari 1981 daarom een complimentje van Verbrugh. De regering liet zich volgens hem leiden door het oordeel van de christen-historicus G. Groen van Prinsterer, die Van der Capellen betitelde als “een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was”. M. Beinema, mede-indiener van de Kamervragen over de standbeelden in Rome, protesteerde tegen deze uitleg. Verbrugh schreef de minister motieven toe die hij niet had en zou verder aan andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte willen geven. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen ontzettend op het Oranjehuis had gescholden en dus zelf ook niet de meest verdraagzame figuur was.
Dat uitgerekend een ChristenUnie-Kamerlid zich nu dus voor de standbeelden inzet is opmerkelijk. Door Kamervragen te stellen breekt Slob immers een beetje met de orangistische visie op de Nederlandse geschiedenis die in het verleden door vooral het GPV zo vurig is uitgedragen. Hopelijk gaat het feest nu wel door en komen de beelden na 225 jaar eindelijk in Zwolle aan, waar ze thuishoren.
Ewout Klei is historicus en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
Door: Ewout Klei
Afgelopen zaterdag las ik in het Nederlands Dagblad dat ChristenUnie-Kamerlid Arie Slob Kamervragen had gesteld om de vier beelden in Rome voor het monument voor de 18-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) alsnog naar Nederland te halen. Hierover ben ik lichtelijk verbaasd. Hoewel Slob als Zwollenaar en historicus natuurlijk betrokken is bij de geschiedenis van één van de beroemdste politici van zijn stad breekt hij als ChristenUnie-politicus wel een beetje met het verleden van zijn partij.
Toen de Provincie Overijssel voornemens was om in 1984 het 200-jarige sterfjaar van Van der Capellen te herdenken protesteerden de voorgangers van de ChristenUnie – het Gereformeerd Politiek Verbond en de Reformatorische Politieke Federatie – hier fel tegen. De patriottenleider Van der Capellen zou, omdat hij kritiek had op het stadhouderlijke bewind van de prinsen van Oranje en pleitte voor volkssoevereiniteit, een landverrader en een revolutionair zijn. Met 37 stemmen voor en 25 tegen besloten de Staten echter om de herdenking wel te laten doorgaan.
Ook GPV-Kamerlid Bart Verbrugh moest niets van Van der Capellen hebben. Op 22 oktober 1980 hadden vier CDA-parlementariërs Kamervragen gesteld over de vier standbeelden en de regering verzocht om ze alsnog naar Nederland te laten overkomen. De regering voelde hier (wellicht om financiële redenen) echter weinig voor en kreeg op 28 januari 1981 daarom een complimentje van Verbrugh. De regering liet zich volgens hem leiden door het oordeel van de christen-historicus G. Groen van Prinsterer, die Van der Capellen betitelde als “een heftige verkondiger der revolutie, die noch verdraagzaam, noch schroomvallig was”. M. Beinema, mede-indiener van de Kamervragen over de standbeelden in Rome, protesteerde tegen deze uitleg. Verbrugh schreef de minister motieven toe die hij niet had en zou verder aan andersdenkenden in de Nederlandse geschiedenis geen ruimte willen geven. Het GPV-Kamerlid antwoordde dat Van der Capellen ontzettend op het Oranjehuis had gescholden en dus zelf ook niet de meest verdraagzame figuur was.
Dat uitgerekend een ChristenUnie-Kamerlid zich nu dus voor de standbeelden inzet is opmerkelijk. Door Kamervragen te stellen breekt Slob immers een beetje met de orangistische visie op de Nederlandse geschiedenis die in het verleden door vooral het GPV zo vurig is uitgedragen. Hopelijk gaat het feest nu wel door en komen de beelden na 225 jaar eindelijk in Zwolle aan, waar ze thuishoren.
Ewout Klei is historicus en studeerde in 2004 af op Joan Derk van der Capellen
zondag, mei 10, 2009
Eenheid en verdeeldheid van de orthodoxie in de negentiende eeuw
http://www.protestant.nl/geschiedenis/actueel-verleden/eenheid-en-verdeeldheid-van-de-orthodoxie-de-negentiende-eeuw
Historicus Ewout Klei bespreekt A. Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900). Wereldbibliotheek Amsterdam 2009 ISBN 9789028422803 344 pagina’s 19,90 euro
In haar proefschrift Christelijke vaderlanders betoogt historica Annemarie Houkes dat het moderne maatschappelijke leven in Nederland eerder geworteld is in religie dan in politiek. Na de scheiding van kerk en staat in 1848 zorgde religie voor de betrokkenheid van burgers bij politieke en maatschappelijke vraagstukken en voor de integratie van nieuwe groepen burgers in het publieke domein. De orthodox-protestanten staan in haar onderzoek centraal. Ze werden in de loop van de negentiende eeuw een maatschappelijke gemeenschap met een duidelijk wij-gevoel die via verschillende activiteiten een stempel op de samenleving probeerde te drukken. Aanvankelijk organiseerden de orthodox-protestanten zich alleen in de kerk en maatschappelijke organisaties. Pas later kwam de politiek in beeld.
Vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw werden allerlei orthodox-protestantse verenigingen opgericht die zich bezighielden met filantropie, evangelisatie en zending. Het ging niet zozeer om het verbeteren van de materiële levensstandaard maar om morele opvoeding en bekering tot het orthodoxe geloof, dat het ware geloof zou zijn. Orthodox-protestanten begonnen een gemeenschap van gelijkgezinden te vormen. De orthodox-protestantse gemeenschap werd het duidelijkst verbeeld in zendingsfeesten die manifestaties van macht en orthodoxe zelfbevestiging waren. De orthodoxen zagen zichzelf enerzijds als een groep die in Nederland werd onderdrukt: ze hadden geen zitting in het door liberalen gedomineerde bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar aan de andere kant beschouwden de kleine luyden zich als het ware volk van God, het nieuwe Israël.
Dat de liberale pers zo negatief was over deze zendingsfeesten had volgens Houkes te maken met de angst voor de potentiële macht van de orthodoxen. Hiermee kregen de liberalen in 1867 voor het eerst te maken toen in de hervormde kerk het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. De orthodoxen wonnen de verkiezingen en kregen zelfs de grote steden in handen. Politisering en polarisatie waren het gevolg. Kerkelijke kiesverenigingen werden opgericht en Abraham Kuyper en zijn aanhangers begonnen hun strijd tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk.
Door zijn ramkoers kwam Kuyper in conflict met de vrijzinnigen, maar ook met orthodoxen die het niet eens waren met zijn agressieve stijl van optreden. Nadat Kuyper en zijn ‘gereformeerden’ de hervormde kerk in 1886 hadden verlaten ontwikkelden enkele hervormde theologen het concept van de ‘volkskerk’ waarin zowel orthodoxen als vrijzinnigen hun plek hadden. Politiek leidde de doleantie ook tot andere keuzen. Gereformeerden stemden op de strijdbare Antirevolutionaire Partij, hervormden op de gemoedelijke Christelijk-Historische Unie. Hervormden hadden niet zoveel op met politieke strijd en vonden inwendige zending en maatschappelijk hulpbetoon belangrijker. Dankzij de inzet van hervormden werd in 1911 een wet ter bestrijding van de zedeloosheid aangenomen waarin onder andere het bordeelverbod was opgenomen.
De dissertatie van Houkes is origineel en laat zien dat politieke - en religiegeschiedenis elkaar soms behoorlijk kunnen overlappen. Religie was in de tweede helft van de negentiende eeuw een belangrijke factor in politiek en maatschappij – niet louter conservatief, omdat de hervormde kerk met de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1867 de Nederlandse staat precies vijftig jaar vooruit was. Houkes laat zien dat religie ook een belangrijke rol speelde bij de vorming van de natiestaat. Naast het individualistische liberale burgerschap ontstond ook een christelijk burgerschap, met een andere visie op hoe men een goede vaderlander kon zijn. Hoewel ondergetekende vanwege het exclusieve karakter van het christelijk burgerschap (goede Nederlandse burgers zijn christelijke burgers) meer sympathie heeft voor de inclusieve liberale visie, is de grote verdienste van de christelijke visie dat een nieuwe groep mensen politiek en maatschappelijk integreerde. Toch zorgde de grote nadruk van sommige orthodoxen op zuiverheid, vooral gepredikt door Kuyper, voor een nieuwe scheidslijn in de maatschappij. Nederland werd een verzuild land waarin elke religieuze en ideologische groep een eigen minisamenleving creëerde. Pas in de jaren zestig zou dit veranderen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
6 mei 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
Historicus Ewout Klei bespreekt A. Houkes, Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900). Wereldbibliotheek Amsterdam 2009 ISBN 9789028422803 344 pagina’s 19,90 euro
In haar proefschrift Christelijke vaderlanders betoogt historica Annemarie Houkes dat het moderne maatschappelijke leven in Nederland eerder geworteld is in religie dan in politiek. Na de scheiding van kerk en staat in 1848 zorgde religie voor de betrokkenheid van burgers bij politieke en maatschappelijke vraagstukken en voor de integratie van nieuwe groepen burgers in het publieke domein. De orthodox-protestanten staan in haar onderzoek centraal. Ze werden in de loop van de negentiende eeuw een maatschappelijke gemeenschap met een duidelijk wij-gevoel die via verschillende activiteiten een stempel op de samenleving probeerde te drukken. Aanvankelijk organiseerden de orthodox-protestanten zich alleen in de kerk en maatschappelijke organisaties. Pas later kwam de politiek in beeld.
Vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw werden allerlei orthodox-protestantse verenigingen opgericht die zich bezighielden met filantropie, evangelisatie en zending. Het ging niet zozeer om het verbeteren van de materiële levensstandaard maar om morele opvoeding en bekering tot het orthodoxe geloof, dat het ware geloof zou zijn. Orthodox-protestanten begonnen een gemeenschap van gelijkgezinden te vormen. De orthodox-protestantse gemeenschap werd het duidelijkst verbeeld in zendingsfeesten die manifestaties van macht en orthodoxe zelfbevestiging waren. De orthodoxen zagen zichzelf enerzijds als een groep die in Nederland werd onderdrukt: ze hadden geen zitting in het door liberalen gedomineerde bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk. Maar aan de andere kant beschouwden de kleine luyden zich als het ware volk van God, het nieuwe Israël.
Dat de liberale pers zo negatief was over deze zendingsfeesten had volgens Houkes te maken met de angst voor de potentiële macht van de orthodoxen. Hiermee kregen de liberalen in 1867 voor het eerst te maken toen in de hervormde kerk het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. De orthodoxen wonnen de verkiezingen en kregen zelfs de grote steden in handen. Politisering en polarisatie waren het gevolg. Kerkelijke kiesverenigingen werden opgericht en Abraham Kuyper en zijn aanhangers begonnen hun strijd tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk.
Door zijn ramkoers kwam Kuyper in conflict met de vrijzinnigen, maar ook met orthodoxen die het niet eens waren met zijn agressieve stijl van optreden. Nadat Kuyper en zijn ‘gereformeerden’ de hervormde kerk in 1886 hadden verlaten ontwikkelden enkele hervormde theologen het concept van de ‘volkskerk’ waarin zowel orthodoxen als vrijzinnigen hun plek hadden. Politiek leidde de doleantie ook tot andere keuzen. Gereformeerden stemden op de strijdbare Antirevolutionaire Partij, hervormden op de gemoedelijke Christelijk-Historische Unie. Hervormden hadden niet zoveel op met politieke strijd en vonden inwendige zending en maatschappelijk hulpbetoon belangrijker. Dankzij de inzet van hervormden werd in 1911 een wet ter bestrijding van de zedeloosheid aangenomen waarin onder andere het bordeelverbod was opgenomen.
De dissertatie van Houkes is origineel en laat zien dat politieke - en religiegeschiedenis elkaar soms behoorlijk kunnen overlappen. Religie was in de tweede helft van de negentiende eeuw een belangrijke factor in politiek en maatschappij – niet louter conservatief, omdat de hervormde kerk met de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1867 de Nederlandse staat precies vijftig jaar vooruit was. Houkes laat zien dat religie ook een belangrijke rol speelde bij de vorming van de natiestaat. Naast het individualistische liberale burgerschap ontstond ook een christelijk burgerschap, met een andere visie op hoe men een goede vaderlander kon zijn. Hoewel ondergetekende vanwege het exclusieve karakter van het christelijk burgerschap (goede Nederlandse burgers zijn christelijke burgers) meer sympathie heeft voor de inclusieve liberale visie, is de grote verdienste van de christelijke visie dat een nieuwe groep mensen politiek en maatschappelijk integreerde. Toch zorgde de grote nadruk van sommige orthodoxen op zuiverheid, vooral gepredikt door Kuyper, voor een nieuwe scheidslijn in de maatschappij. Nederland werd een verzuild land waarin elke religieuze en ideologische groep een eigen minisamenleving creëerde. Pas in de jaren zestig zou dit veranderen.
Auteur
Ewout Klei, voor Protestant.nl
6 mei 2009
Ewout Klei is verbonden aan het Archief- en Documentatiecentrum te Kampen en werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (persoonlijke weblog).
zondag, april 12, 2009
Pieter Jongeling, boegbeeld van het vrijgemaakte leven
donderdag, april 09, 2009
110% anti-Wilders
http://www.conservatismeweb.nl/node/490 en http://www.conservatismeweb.nl/node/490
Auteur: onbekend
Dat de intellectuele en politieke elite van Nederland zich nog altijd geen raad weet met Wilders en zijn achterban werd ook deze week weer pijnlijk duidelijk (+3 zetels in de peilingen voor de PVV deze week?).
Ditmaal was het de beurt aan het CDA om het cordon sanitair rond Wilders verder vorm te geven. Voorzitter Van Heeswijk had, zoals de CDA traditie voorschrijft, gesteld dat het CDA geen enkele coalitie uitsluit. Hij heeft het geweten. Hij heeft zijn uitspraken onder druk van de lieve vrede moeten terugnemen. Het CDA heeft namelijk nogal wat moslims en politiek correcten in de fractie. Zij wijzen een coalitie op voorhand principieel af. Dit soort anti-democratische terreur dient het CDA in mijn ogen principieel af te wijzen. Uberhaupt hebben moslims niks te zoeken bij een christelijke partij, laat ze hun eigen partij oprichten. “Kamerleden zouden uit de fractie stappen en leden de partij verlaten.” Prima, aan dat soort 50-ers en moslims heb je toch niets. Die kunnen dan fijn samen de PVWN oprichten, partij voor wegkijken en negeren. Probleem opgelost.
Dan was er ook nog minister Verhagen die vindt dat Wilders verdeeldheid zaait. Tja, so what? Had een punt toen hij zei: ,,Alsof we bang moeten zijn voor iemand, alsof we een ander moeten bestrijden, enkel en alleen vanwege zijn geloof'' Dat is ook waar Wilders uit de bocht vliegt. Verder niet zoveel mis met het optreden van de minister, hij bestrijdt Wilders op een redelijke manier.
Dit waren niet de enige incidenten. Ephimenco heeft er een briljant stukje over geschreven in Trouw met de toepasselijke naam Adolf Wilders. Pechtold zou bij een kabinet Wilders in plaats van oppositie bieden juist gaan emigreren. Wat een laffe tak! Ook hier weer het dedain tegenover het (pvv) electoraat. En historicus Ewout Klei kon het gister in Trouw niet laten om weer even de opkomst van Wilders met de opkomst van Hitler te vergelijken. Een regelrecht gotspe. Ephimenco: “Mijn advies aan Pechtold en Klei: koop gewoon wat advertentieruimte. De tekst? ‘Zoek nette idealist al dan niet met liefde voor dieren voor urgent karwei. Sollicitatiegesprekken na 18 uur op parking Mediapark.’”
Touché!
Auteur: onbekend
Dat de intellectuele en politieke elite van Nederland zich nog altijd geen raad weet met Wilders en zijn achterban werd ook deze week weer pijnlijk duidelijk (+3 zetels in de peilingen voor de PVV deze week?).
Ditmaal was het de beurt aan het CDA om het cordon sanitair rond Wilders verder vorm te geven. Voorzitter Van Heeswijk had, zoals de CDA traditie voorschrijft, gesteld dat het CDA geen enkele coalitie uitsluit. Hij heeft het geweten. Hij heeft zijn uitspraken onder druk van de lieve vrede moeten terugnemen. Het CDA heeft namelijk nogal wat moslims en politiek correcten in de fractie. Zij wijzen een coalitie op voorhand principieel af. Dit soort anti-democratische terreur dient het CDA in mijn ogen principieel af te wijzen. Uberhaupt hebben moslims niks te zoeken bij een christelijke partij, laat ze hun eigen partij oprichten. “Kamerleden zouden uit de fractie stappen en leden de partij verlaten.” Prima, aan dat soort 50-ers en moslims heb je toch niets. Die kunnen dan fijn samen de PVWN oprichten, partij voor wegkijken en negeren. Probleem opgelost.
Dan was er ook nog minister Verhagen die vindt dat Wilders verdeeldheid zaait. Tja, so what? Had een punt toen hij zei: ,,Alsof we bang moeten zijn voor iemand, alsof we een ander moeten bestrijden, enkel en alleen vanwege zijn geloof'' Dat is ook waar Wilders uit de bocht vliegt. Verder niet zoveel mis met het optreden van de minister, hij bestrijdt Wilders op een redelijke manier.
Dit waren niet de enige incidenten. Ephimenco heeft er een briljant stukje over geschreven in Trouw met de toepasselijke naam Adolf Wilders. Pechtold zou bij een kabinet Wilders in plaats van oppositie bieden juist gaan emigreren. Wat een laffe tak! Ook hier weer het dedain tegenover het (pvv) electoraat. En historicus Ewout Klei kon het gister in Trouw niet laten om weer even de opkomst van Wilders met de opkomst van Hitler te vergelijken. Een regelrecht gotspe. Ephimenco: “Mijn advies aan Pechtold en Klei: koop gewoon wat advertentieruimte. De tekst? ‘Zoek nette idealist al dan niet met liefde voor dieren voor urgent karwei. Sollicitatiegesprekken na 18 uur op parking Mediapark.’”
Touché!
woensdag, april 08, 2009
Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Trouw, Podium, 8 april 2008. http://www.trouw.nl/opinie/podium/article2377918.ece/Wilders_accepteert_niemand__ook_geen_CDA_.html
Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Ewout Klei, historicus, schrijft proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond
De PVV mag dan in de peilingen de grootste zijn, maar om te regeren moet je compromissen sluiten. Dat dreigt te falen, want Wilders bedrijft antipolitiek.
De instabiliteit van ons huidige politieke bestel komt misschien wel het duidelijkst tot uitdrukking in de wekelijkse opiniepeilingen van Maurice de Hond, die meent te weten wat het volk van Nederland wil.
Met name de VVD lijkt door de opiniepeilingen haar zelfvertrouwen te zijn kwijtgeraakt. Mark Rutte probeert met populistische proefballonnetjes die de liberale principes verloochenen het ’volk’ te paaien, dat echter liever gaat voor het rechtse origineel: de PVV van Geert Wilders die in de peilingen van De Hond de grootste partij is geworden met 32 zetels. In Trouw schreef columnist Hans Goslinga dat een kabinet van CDA en PVV geen hersenschim meer is. Voor het CDA zou nog steeds de uit 1925 stammende Nolens-doctrine gelden, namelijk dat er alleen in uiterste noodzaak wordt geregeerd met de sociaal-democraten en dat de christen-democraten liever met anderen in zee gaan. Maar kan er met de PVV, ondanks de peilingen, dan wél een partij worden geregeerd? En is er een redelijk alternatief voor de ’Venlose Variant’ van CDA en PVV?
Om te regeren moet een partij compromissen sluiten. Nederland heeft sinds 1918 een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Geen enkele partij heeft ooit de helft + 1 zetel gehaald. De PvdA trachtte dit in de jaren zeventig te doorbreken door van te voren met D66 en PPR een schaduwkabinet te vormen dat het program Keerpunt ’72 moest uitvoeren. Het in 1973 aan de macht gekomen kabinet-Den Uyl moest het echter ook doen met de gedoogsteun van KVP en ARP, waardoor revolutionaire veranderingen uitbleven.
Ook Geert Wilders moet, behalve als zijn partij 76 zetels haalt, compromissen sluiten met andere partijen als hij aan de regeringstafel wil aanschuiven. Zo werkt dat. De Wilderianen zeggen wel dat het ’volk’ spreekt en Wilders als premier wil, maar de meerderheid van de kiezers, 118 zetels, ziet dat nog steeds niet zitten. Bovendien is de gedachte dat de grootste partij de minister-president levert geen absolute regel. In de jaren vijftig was de KVP de grootste partij maar leverde de PvdA de premier. In 1966 was Jelle Zijlstra van de kleine ARP premier, van 1971 tot 1973 Barend Biesheuvel van diezelfde ARP en in 1977 en 1982 werd de PvdA de grootste, maar kwam de partij, door de onredelijke opstelling van Den Uyl, niet in de regering.
Zal Wilders water bij de wijn doen? Het lijkt mij van niet. Het succes van de PVV steunt op de antipolitiek, het verzet tegen het establishment, het weglopen van discussies en het doen van onredelijke voorstellen die in strijd zijn met onze democratische rechtsstaat. Met de film Fitna, de vergelijking van de Koran met Mein Kampf en de oproep om Marokkaanse reljongeren door hun kniebanden te schieten plaatst Wilders zich buiten de parlementaire orde. Wilderianen zullen dit wellicht opvatten als een poging om Wilders te demoniseren, maar in 1933 ging het in Duitsland behoorlijk fout toen de gematigd rechtse partijen besloten om met de grote winnaar van de verkiezingen, de antiparlementaire NSDAP van Hitler, samen te werken.
Is er een alternatief straks? Het is allereerst maar de vraag of de peilingen werkelijkheid worden. Van de twintig virtuele zetels van Trots op Nederland is er nu nog maar één over en dat kan de PVV ook overkomen. Aan de verkiezingen gaan debatten vooraf. Wilders kan niet discussiëren, en zal dus door de mand vallen. Of hij moet straks alle verkiezingsdebatten boycotten. Maar zal zijn ’volk’ daar intrappen?
Verder zijn er ook andere opiniepeilingen, zoals bijvoorbeeld de Politieke Barometer: www.politiekebarometer.nl. Uit de laatste peilingen blijkt dat het CDA nog steeds groter is dan de PVV – 35 zetels tegenover 24 – en nog veel interessanter, dat CDA, PvdA en D66 samen een parlementaire meerderheid hebben, namelijk 35 + 28 + 13 zetels = 76 zetels. Misschien kan GroenLinks dit nog aanvullen, hoewel een kabinet van vier partijen nu niet bepaald stabiel is.
Omdat de VVD op dit moment erg met zichzelf bezig is en nog steeds te veel luistert naar de populisten, is een nieuw paars kabinet onmogelijk. Vanwege het stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijven de christen-democraten voorlopig in het centrum van de macht. Hoewel het CDA niet van harte met de PvdA regeert is er nu geen redelijk alternatief. Zeker met de Venlose Variant als nachtmerriescenario blijft de uiterste noodzaak wellicht de enige mogelijkheid.
Wilders accepteert niemand, ook geen CDA
Ewout Klei, historicus, schrijft proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond
De PVV mag dan in de peilingen de grootste zijn, maar om te regeren moet je compromissen sluiten. Dat dreigt te falen, want Wilders bedrijft antipolitiek.
De instabiliteit van ons huidige politieke bestel komt misschien wel het duidelijkst tot uitdrukking in de wekelijkse opiniepeilingen van Maurice de Hond, die meent te weten wat het volk van Nederland wil.
Met name de VVD lijkt door de opiniepeilingen haar zelfvertrouwen te zijn kwijtgeraakt. Mark Rutte probeert met populistische proefballonnetjes die de liberale principes verloochenen het ’volk’ te paaien, dat echter liever gaat voor het rechtse origineel: de PVV van Geert Wilders die in de peilingen van De Hond de grootste partij is geworden met 32 zetels. In Trouw schreef columnist Hans Goslinga dat een kabinet van CDA en PVV geen hersenschim meer is. Voor het CDA zou nog steeds de uit 1925 stammende Nolens-doctrine gelden, namelijk dat er alleen in uiterste noodzaak wordt geregeerd met de sociaal-democraten en dat de christen-democraten liever met anderen in zee gaan. Maar kan er met de PVV, ondanks de peilingen, dan wél een partij worden geregeerd? En is er een redelijk alternatief voor de ’Venlose Variant’ van CDA en PVV?
Om te regeren moet een partij compromissen sluiten. Nederland heeft sinds 1918 een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Geen enkele partij heeft ooit de helft + 1 zetel gehaald. De PvdA trachtte dit in de jaren zeventig te doorbreken door van te voren met D66 en PPR een schaduwkabinet te vormen dat het program Keerpunt ’72 moest uitvoeren. Het in 1973 aan de macht gekomen kabinet-Den Uyl moest het echter ook doen met de gedoogsteun van KVP en ARP, waardoor revolutionaire veranderingen uitbleven.
Ook Geert Wilders moet, behalve als zijn partij 76 zetels haalt, compromissen sluiten met andere partijen als hij aan de regeringstafel wil aanschuiven. Zo werkt dat. De Wilderianen zeggen wel dat het ’volk’ spreekt en Wilders als premier wil, maar de meerderheid van de kiezers, 118 zetels, ziet dat nog steeds niet zitten. Bovendien is de gedachte dat de grootste partij de minister-president levert geen absolute regel. In de jaren vijftig was de KVP de grootste partij maar leverde de PvdA de premier. In 1966 was Jelle Zijlstra van de kleine ARP premier, van 1971 tot 1973 Barend Biesheuvel van diezelfde ARP en in 1977 en 1982 werd de PvdA de grootste, maar kwam de partij, door de onredelijke opstelling van Den Uyl, niet in de regering.
Zal Wilders water bij de wijn doen? Het lijkt mij van niet. Het succes van de PVV steunt op de antipolitiek, het verzet tegen het establishment, het weglopen van discussies en het doen van onredelijke voorstellen die in strijd zijn met onze democratische rechtsstaat. Met de film Fitna, de vergelijking van de Koran met Mein Kampf en de oproep om Marokkaanse reljongeren door hun kniebanden te schieten plaatst Wilders zich buiten de parlementaire orde. Wilderianen zullen dit wellicht opvatten als een poging om Wilders te demoniseren, maar in 1933 ging het in Duitsland behoorlijk fout toen de gematigd rechtse partijen besloten om met de grote winnaar van de verkiezingen, de antiparlementaire NSDAP van Hitler, samen te werken.
Is er een alternatief straks? Het is allereerst maar de vraag of de peilingen werkelijkheid worden. Van de twintig virtuele zetels van Trots op Nederland is er nu nog maar één over en dat kan de PVV ook overkomen. Aan de verkiezingen gaan debatten vooraf. Wilders kan niet discussiëren, en zal dus door de mand vallen. Of hij moet straks alle verkiezingsdebatten boycotten. Maar zal zijn ’volk’ daar intrappen?
Verder zijn er ook andere opiniepeilingen, zoals bijvoorbeeld de Politieke Barometer: www.politiekebarometer.nl. Uit de laatste peilingen blijkt dat het CDA nog steeds groter is dan de PVV – 35 zetels tegenover 24 – en nog veel interessanter, dat CDA, PvdA en D66 samen een parlementaire meerderheid hebben, namelijk 35 + 28 + 13 zetels = 76 zetels. Misschien kan GroenLinks dit nog aanvullen, hoewel een kabinet van vier partijen nu niet bepaald stabiel is.
Omdat de VVD op dit moment erg met zichzelf bezig is en nog steeds te veel luistert naar de populisten, is een nieuw paars kabinet onmogelijk. Vanwege het stelsel van evenredige vertegenwoordiging blijven de christen-democraten voorlopig in het centrum van de macht. Hoewel het CDA niet van harte met de PvdA regeert is er nu geen redelijk alternatief. Zeker met de Venlose Variant als nachtmerriescenario blijft de uiterste noodzaak wellicht de enige mogelijkheid.
vrijdag, april 03, 2009
Biografie van Pieter Jongeling gepresenteerd
Dit artikel stond in het Friesch Dagblad van 3 april 2009.
http://www.frieschdagblad.nl/index.asp?artID=44023#reacties
Biografie van Pieter Jongeling gepresenteerd
Dicht bij de achterban, man met universele roeping
Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Pieter Jongeling (1909-1985) werd in Kampen afgelopen week een congres gehouden. Van alle kanten werd de markante journalist, schrijver en politicus belicht. Ook werd de Jongeling-biografie van Nederlands Dagblad-journalist Herman Veenhof gepresenteerd.
Door Jan Willem Tamminga.
Het Kamper congres werd woensdag een ouderwets feestje van gereformeerde herkenning. Minister Van Middelkoop, terug van ‘Afghanistan’, beet het spits af. Hij werd in 1973 medewerker van Jongeling, en haalde herinneringen op aan diens optreden en werkwijze. Toen Jongeling in 1963 in het parlement kwam was hij al 54 jaar.
Hij was grotendeels autodidact maar had in de gereformeerde wereld grote journalistieke autoriteit. Van Middelkoop typeerde Jongeling als geestelijk volwassen, verstandig, sterk verankerd in levensbeschouwing en historie, evenwichtig en kritisch. Hij droeg daarbij de stille herinnering aan de doorleefde jaren van de Tweede Wereldoorlog met zich mee. Gelovend in de kracht van het principiële woord en wars van kretologie. Levend in en van ideeën en niet van rekenmodellen. En een ambachtelijk parlementariër, aanzienlijk minder voor prikkels van de waan van de dag. Het type Jongeling is op het Binnenhof schaars geworden, zo niet verdwenen, constateerde Van Middelkoop met enige weemoed.
Universele roeping
Maar de navolging van Christus was voor Jongeling niet slechts een persoonlijke en morele categorie, maar een universele roeping die zich normatief uitstrekt in tijd en ruimte. Jongelings stellingnames waren deducties vanuit een algemene, confessionele of historische redenering, vanuit een levensbeschouwelijke verankering. De integratie van dit alles zorgde voor dwingende en zelfs universele politieke conclusies.
Daarnaast was hij een klassieke volksvertegenwoordiger. Hij stond dicht bij zijn achterban, was slechts in Den Haag wanneer zijn werk dat vereiste en verbleef, buiten het parlementaire werk om, zo veel mogelijk op zijn vertrouwde gereformeerde thuisbasis. Met het Haagse leven bemoeide hij zich weinig. Door naar Jongeling te kijken valt volgens Van Middelkoop op hoe ongezond ver de verzelfstandiging van het parlementaire ambt is voortgeschreden.
Drs. Ewout Klei, die een proefschrift over de geschiedenis van het GPV voorbereidt, liet zien hoe het GPV mede ‘de andere jaren zestig’ vormgaf. Het waren niet alleen D’66, de seksuele revolutie, provo’s en antirookmagiërs die het beeld van die tijd bepaalden, maar ook een rechtse splintergroepering als van boer Koekoek en de massale beweging van het GPV.
Het GPV noemde zich een ‘nationaal-gereformeerde’ partij. Het stond een conservatieve politiek voor, met een sterk leger, behoud van de Nederlandse kolonie, voor de monarchie en tegen Europese eenwording. Ook de Zuid-Afrikaanse Apartheid werd door het GPV niet afgekeurd. De verkiezingsleus in 1967 was ‘Voor vorstenhuis en vaderland’. Jongeling was erg geschrokken van de rookbom die in 1966 richting prinses Beatrix was gegooid.
Het gebruik van de term ‘beweging’, alsmede het vertoon van nationalisme door vlagvertoon en het zingen van strijdliederen op de massabijeenkomsten maakte dat kranten als Het Parool en NRC parallellen trokken met vroegere fascistische groeperingen. Helemaal toen de tweede man van het GPV, Verbrugh, met de tekst De schuilkelder uit! De uniform aan! Laat zien wie u is! Sluit u aan bij het leger, dat wil opmarcheren voor vorstenhuis en vaderland, voor onze vrijheid en onafhankelijkheid, voor de roeping van ons volk in de wereld! Ere zij God en leve het Vaderland! golven van enthousiasme oogste.
Een verrassing was het opduiken van de verloren gewaande documentaire die Roelof Kiers in 1965 maakte over Jongeling. Jongeling met zijn schare kinderen aan tafel, Jongeling die in fraaie volzinnen een praktisch lege Tweede Kamer toespreekt. Hij stal de harten van Nederland met de altijd verse bloem op zijn revers. Op de vraag hoe hij de bloem een hele dag zo mooi hield, liet hij zien hoe die in een achter de revers genaaid minuscuul waterflesje stak. ‘Door mijn vrouw bedacht’, aldus Jongeling.
Confetti
Volgens George Harinck, directeur van het organiserende Archief- en Documentatiecentrum, had Jongeling zijn verleden in kamp Sachsenhausen nooit goed verwerkt maar alleen weggedrukt. Als een deur die wel wordt dichtgeduwd maar die niet op slot kan.
Het leidde tot een diep besef van goed en kwaad. Jongeling was overtuigd dat het kwaad in de mens zit, en dat dit kwaad ten verderve leidt. Oorlog en vrede, vrijheid en onvrijheid waren in dat licht slechts gradueel. Het bestrijden van het geestelijk nihilisme dat over Europa neerdaalde was volgens hem belangrijker dan de strijd tegen gevaarlijke ideologieën van de jaren zestig. Europa zonk weg ‘in de nacht van ontkerstening en wegvloeiende christelijk beschaving’.
Maar ook de vrijgemaakten die hun bevrijding vierden zaten hem dwars. ,,De talloze verwijzingen naar het werk des Heren daalde als confetti op de feestgangers neer. Arm? Berooid? Afgaande op teksten van toen was op dit feest der vrijgemaakten elk in liefde dronken”, aldus Harinck.
‘Het gevaar’, aldus Jongeling, ‘komt van overal maar vooral uit ons eigen hart’. Dat had consequenties. Vrijheid en vrijmaking vielen samen. Grijstinten, schemergebieden, twijfel of aarzeling en kwamen niet meer aan de orde. De weg ten hemel liep via de juiste kerkkeuze en de deur der duisternis moest en zou dicht blijven. Wie dit schema betwistte vormde een bedreiging. De wereld leidt ten verderve, maar de kerk overwint.
iZonder twijfel. Biografie van Pieter Jongeling. Door Herman Veenhof. Uitgeverij De Vuurbaak. 431 pagina’s. Prijs: 24,90 euro
iOp www.adckampen.nl is een digitale tentoonstelling te zien over Jongeling en zijn werk
http://www.frieschdagblad.nl/index.asp?artID=44023#reacties
Biografie van Pieter Jongeling gepresenteerd
Dicht bij de achterban, man met universele roeping
Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Pieter Jongeling (1909-1985) werd in Kampen afgelopen week een congres gehouden. Van alle kanten werd de markante journalist, schrijver en politicus belicht. Ook werd de Jongeling-biografie van Nederlands Dagblad-journalist Herman Veenhof gepresenteerd.
Door Jan Willem Tamminga.
Het Kamper congres werd woensdag een ouderwets feestje van gereformeerde herkenning. Minister Van Middelkoop, terug van ‘Afghanistan’, beet het spits af. Hij werd in 1973 medewerker van Jongeling, en haalde herinneringen op aan diens optreden en werkwijze. Toen Jongeling in 1963 in het parlement kwam was hij al 54 jaar.
Hij was grotendeels autodidact maar had in de gereformeerde wereld grote journalistieke autoriteit. Van Middelkoop typeerde Jongeling als geestelijk volwassen, verstandig, sterk verankerd in levensbeschouwing en historie, evenwichtig en kritisch. Hij droeg daarbij de stille herinnering aan de doorleefde jaren van de Tweede Wereldoorlog met zich mee. Gelovend in de kracht van het principiële woord en wars van kretologie. Levend in en van ideeën en niet van rekenmodellen. En een ambachtelijk parlementariër, aanzienlijk minder voor prikkels van de waan van de dag. Het type Jongeling is op het Binnenhof schaars geworden, zo niet verdwenen, constateerde Van Middelkoop met enige weemoed.
Universele roeping
Maar de navolging van Christus was voor Jongeling niet slechts een persoonlijke en morele categorie, maar een universele roeping die zich normatief uitstrekt in tijd en ruimte. Jongelings stellingnames waren deducties vanuit een algemene, confessionele of historische redenering, vanuit een levensbeschouwelijke verankering. De integratie van dit alles zorgde voor dwingende en zelfs universele politieke conclusies.
Daarnaast was hij een klassieke volksvertegenwoordiger. Hij stond dicht bij zijn achterban, was slechts in Den Haag wanneer zijn werk dat vereiste en verbleef, buiten het parlementaire werk om, zo veel mogelijk op zijn vertrouwde gereformeerde thuisbasis. Met het Haagse leven bemoeide hij zich weinig. Door naar Jongeling te kijken valt volgens Van Middelkoop op hoe ongezond ver de verzelfstandiging van het parlementaire ambt is voortgeschreden.
Drs. Ewout Klei, die een proefschrift over de geschiedenis van het GPV voorbereidt, liet zien hoe het GPV mede ‘de andere jaren zestig’ vormgaf. Het waren niet alleen D’66, de seksuele revolutie, provo’s en antirookmagiërs die het beeld van die tijd bepaalden, maar ook een rechtse splintergroepering als van boer Koekoek en de massale beweging van het GPV.
Het GPV noemde zich een ‘nationaal-gereformeerde’ partij. Het stond een conservatieve politiek voor, met een sterk leger, behoud van de Nederlandse kolonie, voor de monarchie en tegen Europese eenwording. Ook de Zuid-Afrikaanse Apartheid werd door het GPV niet afgekeurd. De verkiezingsleus in 1967 was ‘Voor vorstenhuis en vaderland’. Jongeling was erg geschrokken van de rookbom die in 1966 richting prinses Beatrix was gegooid.
Het gebruik van de term ‘beweging’, alsmede het vertoon van nationalisme door vlagvertoon en het zingen van strijdliederen op de massabijeenkomsten maakte dat kranten als Het Parool en NRC parallellen trokken met vroegere fascistische groeperingen. Helemaal toen de tweede man van het GPV, Verbrugh, met de tekst De schuilkelder uit! De uniform aan! Laat zien wie u is! Sluit u aan bij het leger, dat wil opmarcheren voor vorstenhuis en vaderland, voor onze vrijheid en onafhankelijkheid, voor de roeping van ons volk in de wereld! Ere zij God en leve het Vaderland! golven van enthousiasme oogste.
Een verrassing was het opduiken van de verloren gewaande documentaire die Roelof Kiers in 1965 maakte over Jongeling. Jongeling met zijn schare kinderen aan tafel, Jongeling die in fraaie volzinnen een praktisch lege Tweede Kamer toespreekt. Hij stal de harten van Nederland met de altijd verse bloem op zijn revers. Op de vraag hoe hij de bloem een hele dag zo mooi hield, liet hij zien hoe die in een achter de revers genaaid minuscuul waterflesje stak. ‘Door mijn vrouw bedacht’, aldus Jongeling.
Confetti
Volgens George Harinck, directeur van het organiserende Archief- en Documentatiecentrum, had Jongeling zijn verleden in kamp Sachsenhausen nooit goed verwerkt maar alleen weggedrukt. Als een deur die wel wordt dichtgeduwd maar die niet op slot kan.
Het leidde tot een diep besef van goed en kwaad. Jongeling was overtuigd dat het kwaad in de mens zit, en dat dit kwaad ten verderve leidt. Oorlog en vrede, vrijheid en onvrijheid waren in dat licht slechts gradueel. Het bestrijden van het geestelijk nihilisme dat over Europa neerdaalde was volgens hem belangrijker dan de strijd tegen gevaarlijke ideologieën van de jaren zestig. Europa zonk weg ‘in de nacht van ontkerstening en wegvloeiende christelijk beschaving’.
Maar ook de vrijgemaakten die hun bevrijding vierden zaten hem dwars. ,,De talloze verwijzingen naar het werk des Heren daalde als confetti op de feestgangers neer. Arm? Berooid? Afgaande op teksten van toen was op dit feest der vrijgemaakten elk in liefde dronken”, aldus Harinck.
‘Het gevaar’, aldus Jongeling, ‘komt van overal maar vooral uit ons eigen hart’. Dat had consequenties. Vrijheid en vrijmaking vielen samen. Grijstinten, schemergebieden, twijfel of aarzeling en kwamen niet meer aan de orde. De weg ten hemel liep via de juiste kerkkeuze en de deur der duisternis moest en zou dicht blijven. Wie dit schema betwistte vormde een bedreiging. De wereld leidt ten verderve, maar de kerk overwint.
iZonder twijfel. Biografie van Pieter Jongeling. Door Herman Veenhof. Uitgeverij De Vuurbaak. 431 pagina’s. Prijs: 24,90 euro
iOp www.adckampen.nl is een digitale tentoonstelling te zien over Jongeling en zijn werk
De SDAP en de massapolitiek
Recensie
– Ewout Klei –
Transparant 19.4 (december 2008) 30-31
N.a.v. Bernard Rulof, Een leger van priesters voor een heilige zaak. SDAP, politieke manifestaties en massapolitiek 1918-1940 (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2007), 400 pag., €34,90.
[30] Aan het einde van de negentiende eeuw veranderde in West-Europa het karakter van politiek. In plaats van het debat van de heren van stand kwam de massapolitiek van ideologische partijen die werden aangevoerd door charismatische leiders. Doel van deze ideologische partijen was het steun verkrijgen van groepen uit de samenleving en deze aan de partij te binden om zo een gedisciplineerde massabeweging te vormen. Na de Eerste Wereld-oorlog, toen in de meeste West-Europese landen het algemeen kiesrecht was ingevoerd, ging men door met deze pogingen, hoewel de partijen nu waren gevormd. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) die in 1946 op zou gaan in de Partij van de Arbeid, was bij uitstek een partij die gebruik maakte van massamanifestaties om de eigen aanhang blijvend aan de partij te binden en een appel te doen uitgaan op de rest van de kiezers. Historicus Bernard Rulof beschrijft in zijn boek Een leger van priesters voor een heilige zaak hoe de SDAP manifestaties gebruikte en hoe dit middel in de loop van het interbellum van functie veranderde.
In 1918 was de revolutiepoging van Troelstra mislukt en stond de SDAP jarenlang politiek buitenspel. Pas in 1939 kon de partij als coalitiepartner aanschuiven in het tweede kabinet-De Geer. Dit gebeurde niet zomaar. De SDAP transformeerde in het interbellum van een revolutionaire arbeiderspartij naar een vaderlandslievende volkspartij. De partij had hiervoor tot op zekere hoogte haar ideologische veren moeten afschudden: men was niet meer uit op de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme. In 1935 werd daarom het Plan van Arbeid gelanceerd, dat een realistisch antwoord moest zijn op de economische crisis van de jaren dertig, en in 1937 een nieuwe gematigd beginselprogramma aangenomen.
De manifestaties van de SDAP werden in het interbellum minder revolutionair. Voorzitter Koos Vorrink, en propagandachef Meyer Sluyser wilden laten zien dat de sociaal-democraten fatsoenlijke mensen waren. Manifestaties moesten daarom ordelijk verlopen. Omdat ook in de jaren dertig de marge van de democratische politiek smal was onderhandelde de SDAP altijd netjes met de autoriteiten of men een optocht mocht organiseren en aan welke regels men zich moest houden. Bovendien werden de manifestaties steeds strakker geregisseerd. SDAP’ers mochten niet over straat slenteren maar in rijen van vier marcheren, strak in het gelid. Rulof beschrijft verder hoe de functie van de toespraak veranderde, er ruimte kwam voor leuke dingen voor linkse mensen als rode ballonnen, liederen, amateur-toneel en gymnastiek, en hoe de SDAP door de Belgische en Duitse sociaal-democra-tische voorbeelden werd beïnvloed. Het Plan van Arbeid was ook in België uitgeprobeerd en net als de Duitse sociaal-democraten wilde de SDAP zich teweer stellen tegen het nationaal-socialisme en communisme.
De SDAP was niet langer de leidster van het proletariaat dat in strijd was met het kapitaal, maar de verdedigster van het vaderland dat bedreigd werd door nazi-Duitsland. De partij was nationaal, in tegenstelling tot de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en de Gommunistische Partij Holland (GPH), die respectievelijk Berlijn en Moskou achterna liepen. De massamanifestaties van de SDAP moesten in principe ook appelleren op de Nederlanders die niet van de partij waren en de democratische solidariteit versterken. Op 16 september 1934 organiseerde het Bureau voor Actie en Propaganda (Buracprop) – dat door de SDAP en de vakbond NVV was opgericht om weestand te bieden tegen het nationaal-socialisme en communisme – in Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Arnhem demonstraties voor ‘Socia-lisme en Democratie’. In Groningen maakte een toneelspel over de verschrikkingen van oor-log diepe indruk op de toeschouwers terwijl in Arnhem het vlagvertoon voor een vrolijke sfeer zorgde.
Niet iedereen in de SDAP vond de massamanifestatie een geschikt politiek middel. De kritische partijideoloog Jacques de Kadt vond dat de emotionele planactie voor het rationele Plan van Arbeid ‘in plaats van het plan te populariseren, veeleer de popularisatie planiseert; of om het duidelijker te zeggen, dat men alles wat er aan goedkope massa-effecten mogelijk is, bijeenraapt, zonder na te gaan of al die vaandel- en eedafleggings- en lichtwerper-flauwekul, wel organisatorisch verenigbaar is met de emst en de vastberadenheid en het doorzettings-vermogen, die voor een plan-beweging en in ’t algemeen voor een socialistische beweging in deze periode nodig zijn’. De planactie paste qua vorm beter ‘bij het mensentype, dat gewon-nen zal worden die deze methoden óók en beter gebruiken, de Mussertianen en Stalinisten’. De overtuiging van de organisatoren dat de planactie ook mensen van buiten zou aantrekken was volgens De Kadt zelfbedrog. Het was preken voor eigen parochie.
Na de Tweede Wereldoorlog verdween de massamanifestatie als politieke uitingsvorm snel naar de achtergrond. Politieke partijen maakten er weinig [31] gebruik van. Het wij-gevoel met de zuil werd minder sterk en politici kon je ook zien op televisie. Alleen het Gereformeerd Politiek Verbond, de politieke arm van de in 1944 ontstane vrijgemaakte zuil, organiseerde in de jaren zestig drukbezochte ‘Nationale Appels’ die sterk deden denken aan de manifestaties uit de jaren dertig. De massamanifestatie kwam pas echt terug in de jaren zeventig en tachtig, maar dan in andere vorm. Niet politieke partijen maar single-issue-bewegingen als de anti-abortusbeweging en de anti-kernwapenbeweging zouden duizenden mensen op de been brengen.
Het boek van Rulof geeft een mooi beeld van de jaren dertig en laat op overtuigende wijze zien dat de SDAP zich liet inspireren door voorbeelden uit het buitenland. Jammer is wel dat het bij een bespreking van de SDAP is gebleven. De ARP en de NSB, die net als de SDAP van mening waren dat het met dit land zoveel beter en anders kon, maakten gebruik van dit politieke middel. Een vergelijking had wellicht extra perspectieven opgeleverd.
– Ewout Klei –
Transparant 19.4 (december 2008) 30-31
N.a.v. Bernard Rulof, Een leger van priesters voor een heilige zaak. SDAP, politieke manifestaties en massapolitiek 1918-1940 (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2007), 400 pag., €34,90.
[30] Aan het einde van de negentiende eeuw veranderde in West-Europa het karakter van politiek. In plaats van het debat van de heren van stand kwam de massapolitiek van ideologische partijen die werden aangevoerd door charismatische leiders. Doel van deze ideologische partijen was het steun verkrijgen van groepen uit de samenleving en deze aan de partij te binden om zo een gedisciplineerde massabeweging te vormen. Na de Eerste Wereld-oorlog, toen in de meeste West-Europese landen het algemeen kiesrecht was ingevoerd, ging men door met deze pogingen, hoewel de partijen nu waren gevormd. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) die in 1946 op zou gaan in de Partij van de Arbeid, was bij uitstek een partij die gebruik maakte van massamanifestaties om de eigen aanhang blijvend aan de partij te binden en een appel te doen uitgaan op de rest van de kiezers. Historicus Bernard Rulof beschrijft in zijn boek Een leger van priesters voor een heilige zaak hoe de SDAP manifestaties gebruikte en hoe dit middel in de loop van het interbellum van functie veranderde.
In 1918 was de revolutiepoging van Troelstra mislukt en stond de SDAP jarenlang politiek buitenspel. Pas in 1939 kon de partij als coalitiepartner aanschuiven in het tweede kabinet-De Geer. Dit gebeurde niet zomaar. De SDAP transformeerde in het interbellum van een revolutionaire arbeiderspartij naar een vaderlandslievende volkspartij. De partij had hiervoor tot op zekere hoogte haar ideologische veren moeten afschudden: men was niet meer uit op de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme. In 1935 werd daarom het Plan van Arbeid gelanceerd, dat een realistisch antwoord moest zijn op de economische crisis van de jaren dertig, en in 1937 een nieuwe gematigd beginselprogramma aangenomen.
De manifestaties van de SDAP werden in het interbellum minder revolutionair. Voorzitter Koos Vorrink, en propagandachef Meyer Sluyser wilden laten zien dat de sociaal-democraten fatsoenlijke mensen waren. Manifestaties moesten daarom ordelijk verlopen. Omdat ook in de jaren dertig de marge van de democratische politiek smal was onderhandelde de SDAP altijd netjes met de autoriteiten of men een optocht mocht organiseren en aan welke regels men zich moest houden. Bovendien werden de manifestaties steeds strakker geregisseerd. SDAP’ers mochten niet over straat slenteren maar in rijen van vier marcheren, strak in het gelid. Rulof beschrijft verder hoe de functie van de toespraak veranderde, er ruimte kwam voor leuke dingen voor linkse mensen als rode ballonnen, liederen, amateur-toneel en gymnastiek, en hoe de SDAP door de Belgische en Duitse sociaal-democra-tische voorbeelden werd beïnvloed. Het Plan van Arbeid was ook in België uitgeprobeerd en net als de Duitse sociaal-democraten wilde de SDAP zich teweer stellen tegen het nationaal-socialisme en communisme.
De SDAP was niet langer de leidster van het proletariaat dat in strijd was met het kapitaal, maar de verdedigster van het vaderland dat bedreigd werd door nazi-Duitsland. De partij was nationaal, in tegenstelling tot de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en de Gommunistische Partij Holland (GPH), die respectievelijk Berlijn en Moskou achterna liepen. De massamanifestaties van de SDAP moesten in principe ook appelleren op de Nederlanders die niet van de partij waren en de democratische solidariteit versterken. Op 16 september 1934 organiseerde het Bureau voor Actie en Propaganda (Buracprop) – dat door de SDAP en de vakbond NVV was opgericht om weestand te bieden tegen het nationaal-socialisme en communisme – in Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Arnhem demonstraties voor ‘Socia-lisme en Democratie’. In Groningen maakte een toneelspel over de verschrikkingen van oor-log diepe indruk op de toeschouwers terwijl in Arnhem het vlagvertoon voor een vrolijke sfeer zorgde.
Niet iedereen in de SDAP vond de massamanifestatie een geschikt politiek middel. De kritische partijideoloog Jacques de Kadt vond dat de emotionele planactie voor het rationele Plan van Arbeid ‘in plaats van het plan te populariseren, veeleer de popularisatie planiseert; of om het duidelijker te zeggen, dat men alles wat er aan goedkope massa-effecten mogelijk is, bijeenraapt, zonder na te gaan of al die vaandel- en eedafleggings- en lichtwerper-flauwekul, wel organisatorisch verenigbaar is met de emst en de vastberadenheid en het doorzettings-vermogen, die voor een plan-beweging en in ’t algemeen voor een socialistische beweging in deze periode nodig zijn’. De planactie paste qua vorm beter ‘bij het mensentype, dat gewon-nen zal worden die deze methoden óók en beter gebruiken, de Mussertianen en Stalinisten’. De overtuiging van de organisatoren dat de planactie ook mensen van buiten zou aantrekken was volgens De Kadt zelfbedrog. Het was preken voor eigen parochie.
Na de Tweede Wereldoorlog verdween de massamanifestatie als politieke uitingsvorm snel naar de achtergrond. Politieke partijen maakten er weinig [31] gebruik van. Het wij-gevoel met de zuil werd minder sterk en politici kon je ook zien op televisie. Alleen het Gereformeerd Politiek Verbond, de politieke arm van de in 1944 ontstane vrijgemaakte zuil, organiseerde in de jaren zestig drukbezochte ‘Nationale Appels’ die sterk deden denken aan de manifestaties uit de jaren dertig. De massamanifestatie kwam pas echt terug in de jaren zeventig en tachtig, maar dan in andere vorm. Niet politieke partijen maar single-issue-bewegingen als de anti-abortusbeweging en de anti-kernwapenbeweging zouden duizenden mensen op de been brengen.
Het boek van Rulof geeft een mooi beeld van de jaren dertig en laat op overtuigende wijze zien dat de SDAP zich liet inspireren door voorbeelden uit het buitenland. Jammer is wel dat het bij een bespreking van de SDAP is gebleven. De ARP en de NSB, die net als de SDAP van mening waren dat het met dit land zoveel beter en anders kon, maakten gebruik van dit politieke middel. Een vergelijking had wellicht extra perspectieven opgeleverd.
Vreedzaam portret van P. Jongeling
Vreedzaam portret van P. Jongeling
http://www.nd.nl/artikelen/2009/april/03/vreedzaam-portret-van-p.-jongeling
Dit artikel komt voor in dossier: Jongeling
Nederlands Dagblad, 3 april 2009.
door James C. Kennedy
Pieter Jongeling gefotografeerd in 1982. |foto Nederlands Dagblad
--------------------------------------------------------------------------------
Piet Jongeling was ,,vrijgemaakt gereformeerd, maar niet star. Een beamer in de kerk? Hij zou het beamen.'' Dit zijn de slotzinnen van Herman Veenhofs biografie over Jongeling, die is verschenen rond de honderdjarige herdenking van zijn geboorte op 31 maart 1909.
Zonder twijfel Pieter Jongeling (1909-1985). Journalist, politicus en Prins
Herman Veenhof. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 2009. 431 blz. € 24,90
--------------------------------------------------------------------------------
Het boek is dan ook een viering van Jongelings leven. Hoewel vrijgemaakten zich in het recente verleden tamelijk kritisch hebben uitgelaten over hun verleden, kan Veenhof hier weinig sympathie voor opbrengen. Zonder twijfel is het meeslepende verhaal van een man die in zijn eigen tijd door zijn geloofsgenoten op een voetstuk werd geplaatst en ook buiten de kerk bewondering en respect afdwong. Veenhof heeft deze gewaardeerde politicus aan de vergetelheid onttrokken door zijn inspirerende levensverhaal te plaatsen in de context van zijn tijd en te analyseren voor de lezers van vandaag.
Kun je wel een objectieve geschiedschrijving verwachten van een vrijgemaakte journalist die zijn bewondering uitspreekt voor deze gerespecteerde - zelfs legendarische - geloofsgenoot? Toch is Veenhof daar wel redelijk in geslaagd. Het boek is niet vrij van kritische oordelen en de auteur laat ruimte voor kritiek op de GPV-leider. Hij tracht Jongeling te begrijpen als mens en als christen; hij wil zijn diepste motivaties en gevoelens navorsen. In het laatste hoofdstuk van het boek, met de titel 'What would Jongeling do', probeert hij na te gaan wat Jongelings opvattingen zouden zijn geweest over de huidige staat van de vrijgemaakte kerk en de wereld.
Het is geen gemakkelijke taak; Jongeling kon eerlijk zijn over zijn gevoelens en zijn worstelingen, maar hij hield bepaalde grenzen in acht en wilde - of kon - zichzelf niet geheel blootgeven. Zijn persoon bleef iets ongrijpbaars houden. Dit sfinxachtige karakter komt ook naar voren in zijn voorkeur voor het gebruik van pseudoniemen: 'Elout', 'A. Mos' en natuurlijk zijn naam als kinderboekenauteur 'Piet Prins'.
Lichtend voorbeeld
Veenhof behandelt Jongelings leven in chronologische volgorde. Zo leren we dat hij zich op jonge leeftijd liet inspireren door de historische verhalen van de protestantse journalist Louwrens Penning, die voor hem een lichtend voorbeeld bleef. Ook wordt verhaald van Jongelings tweede kindje, een jongetje dat gehandicapt werd geboren in de winter van 1942 en enkele maanden later overleed, toen zijn vader reeds was opgepakt en gevangengezet wegens zijn activiteiten in het Groningse verzet. Veenhof schenkt veel aandacht aan de hechte band tussen Piet Jongeling en zijn vrouw Klazina en het geïsoleerde gezinsleven. De negen kinderen speelden vooral met elkaar en uit de interviews die Veenhof met hen hield, bleek dat dit door elk van de kinderen anders werd ervaren. Ook neemt Veenhof Jongelings werk als auteur onder de loep, vooral door te kijken naar de kritische ontvangst van zijn boeken, die door de seculiere pers vaak werden weggewimpeld als ,,te braaf, te christelijk en niet eens seks''. De christelijke pers reageerde veel enthousiaster, hoewel zeker één bevindelijk-gereformeerde recensent kritisch schreef over de ,,automatische verbondsopvatting'' in Jongelings werk. En sommige opvoeders maakten zich zorgen dat Jongelings boeken te spannend waren en voor jonge kinderen te intens.
Onder tucht
Het boek bevat verrassende informatie uit Jongelings eigen archieven, in familiebezit behouden. Zo blijkt dat deze vrijgemaakte voorman midden jaren vijftig onder tucht werd geplaatst door zijn eigen kerkenraad. In de gecompliceerde 'zaak-Holwerda', die de atmosfeer in de vrijgemaakte kerk nog jarenlang zou verzuren, werd Jongeling ervan beschuldigd dat hij zich onchristelijk had gedragen tegenover een geloofsgenoot, Taekle Holwerda. Jongeling had deze jongere broer van de bekende theoloog Benne Holwerda al bijna aangenomen bij het Gereformeerd Gezinsblad , toen een vervelende briefwisseling tussen Jongeling en Holwerda over de te volgen procedures een einde maakte aan de benoeming. Toen Holwerda later opklom binnen de Friese afdeling van het GPV, zorgde Jongeling ervoor dat deze afdeling kennis kreeg van de correspondentie, zodat Holwerda's opmars werd geblokkeerd.
Wat Jongeling precies deed om Holwerda tegen te houden is - en was - onderwerp van debat. Veenhof is - in tegenstelling tot historici als Chris Sol en Gerrit Schutte - niet geneigd de meest belastende beschuldigingen te geloven, ook omdat die afkomstig waren van Jongelings naaste medewerker Ger Vink, die door zijn buitenechtelijke relatie en geldverduistering bij het Gereformeerd Gezinsblad niet langer op goede voet stond met Jongeling. Hoe dan ook, Holwerda had wel medestanders in de kerk en omdat Jongeling weigerde spijt te betuigen, werd hij van het heilig avondmaal afgehouden. Jongelings verhuizing van Apeldoorn naar Groningen - waar de kerkenraad de tuchtmaatregelen ophief - maakte een einde aan deze pijnlijke situatie.
Concentratiekamp
In deze biografie staan twee perioden uit Jongelings leven centraal: zijn verblijf in concentratiekamp Sachsenhausen van juli 1942 tot april 1945 en zijn tijd als parlementariër. De meeste gevangenen in Sachsenhausen lieten binnen negen maanden het leven. Maar Jongeling kon veel langer overleven, deels door de omvangrijke briefwisseling (meer dan tweehonderd brieven tussen de echtelieden zijn bewaard gebleven) en deels doordat hij geregeld voedselpakketten ontving van het thuisfront. Hij kon zich zo niet alleen beter voeden, maar versterkte ook zijn positie in het kamp door beter te kunnen onderhandelen met de medegevangenen die waren aangesteld als bewakers en door anderen te helpen. Bovendien hield zijn ingetogen geloof hem op de been. Aan de ene kant gaf het hem hoop voor de toekomst, maar aan de andere kant presenteerde hij zich niet als martelaar. Hij was wel bereid om een-op-een-gesprekken te voeren over het geloof, maar getuigde niet zo openlijk van zijn geloof dat hij erdoor in de problemen kwam.
Aan het einde van april 1945 werd Jongeling gedwongen de dodenmars te lopen, waarin binnen het tijdsbestek van twee weken duizenden gevangenen crepeerden. Meteen na het einde van de oorlog schreef Jongeling een verslag van deze aangrijpende ervaring, waaruit in dit boek uitgebreid wordt geciteerd. Veenhof stelt de vraag of Jongeling zich staande heeft weten te houden en een oorlogstrauma kon vermijden door eerst zijn ervaringen van zich af te schrijven en vervolgens weer hard aan het werk te gaan.
Deze combinatie van een krachtig innerlijk geloof en pragmatisch politiek realisme komt terug in een geheel andere periode: Jongelings tijd in de Tweede Kamer (1963-1977). Het duurde niet lang na zijn aanstelling dat hij het respect van vriend en vijand won door zijn scherpe analyse, zijn principiële standpunten en zijn oog voor de politieke realiteit, samengebracht met zijn beroemde gevoel voor humor. Jongelings christelijke standpunten waren - in Veenhofs woorden - gedoseerd. De getuigenispolitiek van de SGP was niet zijn stijl en andere parlementariërs waardeerden de homo politicus in Jongeling; hij wist wanneer te spreken en te handelen en wanneer te zwijgen. In zijn boek beschouwt Veenhof Jongelings politieke standpunten: zijn sympathie voor apartheid (waarop Veenhof de nodige kritiek heeft), zijn militante verdediging van de Papoea's, zijn verzet tegen abortus, 'bloot en blasfemie' en zijn aarzelingen rond de 'Drie van Breda', de Duitse oorlogsmisdadigers die begin jaren zeventig vrijgelaten zouden worden en veel publieke emoties losmaakten.
Gereformeerd Gezinsblad
Het is enigszins raadselachtig dat Veenhof slechts één hoofdstuk besteedt aan de rol van Jongeling als hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad (later het Nederlands Dagblad ); een positie die hij 26 jaar innam. Jongeling beschouwde zijn hoofdredacteurschap als zijn belangrijkste functie, maar dat blijkt niet uit dit boek. Ook zijn relatie met het kerkvolk, door welk hij op handen werd gedragen, krijgt weinig aandacht, evenals zijn bescheiden rol in de kerkelijke conflicten van de jaren zestig. En toch is zijn vermogen om de vrijgemaakt-gereformeerden aan elkaar te binden een van Jongelings grootste prestaties. Maar het is waarschijnlijk dat een nadruk op Jongeling als hoofdredacteur een wat ander beeld zou hebben gecreëerd: minder irenisch en meer strijdbaar dan in Veenhofs typering.
Daarnaast bevat dit 431 pagina's tellende boek dat Veenhof in een halfjaar tijd heeft geschreven (de historicus Ewout Klei hielp hem met enkele hoofdstukken) nog te veel herhalingen en onafgemaakte gedachten. En soms wordt de harmonieuze toon van het boek verstoord door een plotseling oordeel of door te gemakkelijke typeringen. Zo karakteriseert hij de beide partijen van Jongeling en de PSP'er Lankhorst - die het op het persoonlijke vlak beter met elkaar konden vinden dan op het politieke vlak - als volgt: ,,Het GPV stond voor de vermanende wijsvinger, de PSP voor de opgestoken middelvinger tegen het gezag'', terwijl de PSP op haar eigen manier vooral bekendstond om haar morele en vermanende standpunten.
Desondanks heeft Veenhof met deze biografie een prestatie neergezet; een sympathiek en geloofwaardig historisch portret van deze vrijgemaakte voorman. Maar het boek is meer dan een levensverhaal. Het is door zijn analyse ook een voorbeeld voor christenen in het openbare leven. Godfried Bomans' veel geciteerde televisie-interview met Jongeling in 1971 illustreert voor Veenhof dit publieke getuigenis; Jongeling laat zich hier kennen als de belichaming van de christelijke tegencultuur, maar weet tegelijkertijd respect en bewondering af te dwingen voor zijn standpunten. Zo kan Piet Jongeling, lijkt Veenhof te zeggen, een bron van inspiratie blijven voor hedendaagse christenen met een publieke roeping.
Dr. J.C. Kennedy is hoogleraar in de geschiedenis van Nederland aan de Universiteit van Amsterdam.
http://www.nd.nl/artikelen/2009/april/03/vreedzaam-portret-van-p.-jongeling
Dit artikel komt voor in dossier: Jongeling
Nederlands Dagblad, 3 april 2009.
door James C. Kennedy
Pieter Jongeling gefotografeerd in 1982. |foto Nederlands Dagblad
--------------------------------------------------------------------------------
Piet Jongeling was ,,vrijgemaakt gereformeerd, maar niet star. Een beamer in de kerk? Hij zou het beamen.'' Dit zijn de slotzinnen van Herman Veenhofs biografie over Jongeling, die is verschenen rond de honderdjarige herdenking van zijn geboorte op 31 maart 1909.
Zonder twijfel Pieter Jongeling (1909-1985). Journalist, politicus en Prins
Herman Veenhof. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 2009. 431 blz. € 24,90
--------------------------------------------------------------------------------
Het boek is dan ook een viering van Jongelings leven. Hoewel vrijgemaakten zich in het recente verleden tamelijk kritisch hebben uitgelaten over hun verleden, kan Veenhof hier weinig sympathie voor opbrengen. Zonder twijfel is het meeslepende verhaal van een man die in zijn eigen tijd door zijn geloofsgenoten op een voetstuk werd geplaatst en ook buiten de kerk bewondering en respect afdwong. Veenhof heeft deze gewaardeerde politicus aan de vergetelheid onttrokken door zijn inspirerende levensverhaal te plaatsen in de context van zijn tijd en te analyseren voor de lezers van vandaag.
Kun je wel een objectieve geschiedschrijving verwachten van een vrijgemaakte journalist die zijn bewondering uitspreekt voor deze gerespecteerde - zelfs legendarische - geloofsgenoot? Toch is Veenhof daar wel redelijk in geslaagd. Het boek is niet vrij van kritische oordelen en de auteur laat ruimte voor kritiek op de GPV-leider. Hij tracht Jongeling te begrijpen als mens en als christen; hij wil zijn diepste motivaties en gevoelens navorsen. In het laatste hoofdstuk van het boek, met de titel 'What would Jongeling do', probeert hij na te gaan wat Jongelings opvattingen zouden zijn geweest over de huidige staat van de vrijgemaakte kerk en de wereld.
Het is geen gemakkelijke taak; Jongeling kon eerlijk zijn over zijn gevoelens en zijn worstelingen, maar hij hield bepaalde grenzen in acht en wilde - of kon - zichzelf niet geheel blootgeven. Zijn persoon bleef iets ongrijpbaars houden. Dit sfinxachtige karakter komt ook naar voren in zijn voorkeur voor het gebruik van pseudoniemen: 'Elout', 'A. Mos' en natuurlijk zijn naam als kinderboekenauteur 'Piet Prins'.
Lichtend voorbeeld
Veenhof behandelt Jongelings leven in chronologische volgorde. Zo leren we dat hij zich op jonge leeftijd liet inspireren door de historische verhalen van de protestantse journalist Louwrens Penning, die voor hem een lichtend voorbeeld bleef. Ook wordt verhaald van Jongelings tweede kindje, een jongetje dat gehandicapt werd geboren in de winter van 1942 en enkele maanden later overleed, toen zijn vader reeds was opgepakt en gevangengezet wegens zijn activiteiten in het Groningse verzet. Veenhof schenkt veel aandacht aan de hechte band tussen Piet Jongeling en zijn vrouw Klazina en het geïsoleerde gezinsleven. De negen kinderen speelden vooral met elkaar en uit de interviews die Veenhof met hen hield, bleek dat dit door elk van de kinderen anders werd ervaren. Ook neemt Veenhof Jongelings werk als auteur onder de loep, vooral door te kijken naar de kritische ontvangst van zijn boeken, die door de seculiere pers vaak werden weggewimpeld als ,,te braaf, te christelijk en niet eens seks''. De christelijke pers reageerde veel enthousiaster, hoewel zeker één bevindelijk-gereformeerde recensent kritisch schreef over de ,,automatische verbondsopvatting'' in Jongelings werk. En sommige opvoeders maakten zich zorgen dat Jongelings boeken te spannend waren en voor jonge kinderen te intens.
Onder tucht
Het boek bevat verrassende informatie uit Jongelings eigen archieven, in familiebezit behouden. Zo blijkt dat deze vrijgemaakte voorman midden jaren vijftig onder tucht werd geplaatst door zijn eigen kerkenraad. In de gecompliceerde 'zaak-Holwerda', die de atmosfeer in de vrijgemaakte kerk nog jarenlang zou verzuren, werd Jongeling ervan beschuldigd dat hij zich onchristelijk had gedragen tegenover een geloofsgenoot, Taekle Holwerda. Jongeling had deze jongere broer van de bekende theoloog Benne Holwerda al bijna aangenomen bij het Gereformeerd Gezinsblad , toen een vervelende briefwisseling tussen Jongeling en Holwerda over de te volgen procedures een einde maakte aan de benoeming. Toen Holwerda later opklom binnen de Friese afdeling van het GPV, zorgde Jongeling ervoor dat deze afdeling kennis kreeg van de correspondentie, zodat Holwerda's opmars werd geblokkeerd.
Wat Jongeling precies deed om Holwerda tegen te houden is - en was - onderwerp van debat. Veenhof is - in tegenstelling tot historici als Chris Sol en Gerrit Schutte - niet geneigd de meest belastende beschuldigingen te geloven, ook omdat die afkomstig waren van Jongelings naaste medewerker Ger Vink, die door zijn buitenechtelijke relatie en geldverduistering bij het Gereformeerd Gezinsblad niet langer op goede voet stond met Jongeling. Hoe dan ook, Holwerda had wel medestanders in de kerk en omdat Jongeling weigerde spijt te betuigen, werd hij van het heilig avondmaal afgehouden. Jongelings verhuizing van Apeldoorn naar Groningen - waar de kerkenraad de tuchtmaatregelen ophief - maakte een einde aan deze pijnlijke situatie.
Concentratiekamp
In deze biografie staan twee perioden uit Jongelings leven centraal: zijn verblijf in concentratiekamp Sachsenhausen van juli 1942 tot april 1945 en zijn tijd als parlementariër. De meeste gevangenen in Sachsenhausen lieten binnen negen maanden het leven. Maar Jongeling kon veel langer overleven, deels door de omvangrijke briefwisseling (meer dan tweehonderd brieven tussen de echtelieden zijn bewaard gebleven) en deels doordat hij geregeld voedselpakketten ontving van het thuisfront. Hij kon zich zo niet alleen beter voeden, maar versterkte ook zijn positie in het kamp door beter te kunnen onderhandelen met de medegevangenen die waren aangesteld als bewakers en door anderen te helpen. Bovendien hield zijn ingetogen geloof hem op de been. Aan de ene kant gaf het hem hoop voor de toekomst, maar aan de andere kant presenteerde hij zich niet als martelaar. Hij was wel bereid om een-op-een-gesprekken te voeren over het geloof, maar getuigde niet zo openlijk van zijn geloof dat hij erdoor in de problemen kwam.
Aan het einde van april 1945 werd Jongeling gedwongen de dodenmars te lopen, waarin binnen het tijdsbestek van twee weken duizenden gevangenen crepeerden. Meteen na het einde van de oorlog schreef Jongeling een verslag van deze aangrijpende ervaring, waaruit in dit boek uitgebreid wordt geciteerd. Veenhof stelt de vraag of Jongeling zich staande heeft weten te houden en een oorlogstrauma kon vermijden door eerst zijn ervaringen van zich af te schrijven en vervolgens weer hard aan het werk te gaan.
Deze combinatie van een krachtig innerlijk geloof en pragmatisch politiek realisme komt terug in een geheel andere periode: Jongelings tijd in de Tweede Kamer (1963-1977). Het duurde niet lang na zijn aanstelling dat hij het respect van vriend en vijand won door zijn scherpe analyse, zijn principiële standpunten en zijn oog voor de politieke realiteit, samengebracht met zijn beroemde gevoel voor humor. Jongelings christelijke standpunten waren - in Veenhofs woorden - gedoseerd. De getuigenispolitiek van de SGP was niet zijn stijl en andere parlementariërs waardeerden de homo politicus in Jongeling; hij wist wanneer te spreken en te handelen en wanneer te zwijgen. In zijn boek beschouwt Veenhof Jongelings politieke standpunten: zijn sympathie voor apartheid (waarop Veenhof de nodige kritiek heeft), zijn militante verdediging van de Papoea's, zijn verzet tegen abortus, 'bloot en blasfemie' en zijn aarzelingen rond de 'Drie van Breda', de Duitse oorlogsmisdadigers die begin jaren zeventig vrijgelaten zouden worden en veel publieke emoties losmaakten.
Gereformeerd Gezinsblad
Het is enigszins raadselachtig dat Veenhof slechts één hoofdstuk besteedt aan de rol van Jongeling als hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad (later het Nederlands Dagblad ); een positie die hij 26 jaar innam. Jongeling beschouwde zijn hoofdredacteurschap als zijn belangrijkste functie, maar dat blijkt niet uit dit boek. Ook zijn relatie met het kerkvolk, door welk hij op handen werd gedragen, krijgt weinig aandacht, evenals zijn bescheiden rol in de kerkelijke conflicten van de jaren zestig. En toch is zijn vermogen om de vrijgemaakt-gereformeerden aan elkaar te binden een van Jongelings grootste prestaties. Maar het is waarschijnlijk dat een nadruk op Jongeling als hoofdredacteur een wat ander beeld zou hebben gecreëerd: minder irenisch en meer strijdbaar dan in Veenhofs typering.
Daarnaast bevat dit 431 pagina's tellende boek dat Veenhof in een halfjaar tijd heeft geschreven (de historicus Ewout Klei hielp hem met enkele hoofdstukken) nog te veel herhalingen en onafgemaakte gedachten. En soms wordt de harmonieuze toon van het boek verstoord door een plotseling oordeel of door te gemakkelijke typeringen. Zo karakteriseert hij de beide partijen van Jongeling en de PSP'er Lankhorst - die het op het persoonlijke vlak beter met elkaar konden vinden dan op het politieke vlak - als volgt: ,,Het GPV stond voor de vermanende wijsvinger, de PSP voor de opgestoken middelvinger tegen het gezag'', terwijl de PSP op haar eigen manier vooral bekendstond om haar morele en vermanende standpunten.
Desondanks heeft Veenhof met deze biografie een prestatie neergezet; een sympathiek en geloofwaardig historisch portret van deze vrijgemaakte voorman. Maar het boek is meer dan een levensverhaal. Het is door zijn analyse ook een voorbeeld voor christenen in het openbare leven. Godfried Bomans' veel geciteerde televisie-interview met Jongeling in 1971 illustreert voor Veenhof dit publieke getuigenis; Jongeling laat zich hier kennen als de belichaming van de christelijke tegencultuur, maar weet tegelijkertijd respect en bewondering af te dwingen voor zijn standpunten. Zo kan Piet Jongeling, lijkt Veenhof te zeggen, een bron van inspiratie blijven voor hedendaagse christenen met een publieke roeping.
Dr. J.C. Kennedy is hoogleraar in de geschiedenis van Nederland aan de Universiteit van Amsterdam.
donderdag, april 02, 2009
Gereformeerde helden en progressieve verdachtmakingen
Zie: http://www.conservatismeweb.nl/node/440 en http://vantongeren.blogspot.com/2009/04/gereformeerde-helden-en-progressieve.html
Door: Jonathan van Tongeren
Gisteren vond er in Kampen een congres plaats over Piet Jongeling. Piet Jongeling was een voorman van het gereformeerd vrijgemaakte volksdeel, onder andere als hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad (voorloper van het Nederlands Dagblad) en politicus voor het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij is ook bekend van de - recentelijk verfilmde - kinderboekenreeks Snuf de Hond die hij onder het pseudoniem Piet Prins schreef. Tijdens de oorlog verbleef hij in concentratiekamp Sachsenhausen.
Hoewel hij eerder een loyaal lid was geweest van de ARP en in het antirevolutionaire verzet zat tijdens de oorlog, zag hij zich na het ontstaan van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 1944, uiteindelijk in '48 ook genoodzaakt zich in te zetten voor een vrijgemaakt dagblad en een vrijgemaakte partij. Als politicus voor het GPV deed hij het erg goed, zelfs zo goed dat er werd gesproken van het 'Jongeling-effect', hij trok ook niet-vrijgemaakte stemmen en op enig moment werd er zelfs gezegd dat hij ministeriabel was.
Op het congres over Jongeling presteerde de progressieve protestant Ewout Klei, die onderzoek doet naar het GPV - en er tegelijkertijd een sport van heeft gemaakt om die partij belachelijk te maken - het om te spreken van een "bruin vlekje op het oranje blazoen" van het GPV, omdat hij bij die partij ten tijde van Jongeling "conservatief nationalistische trekjes" waarneemt.
Het gemak waarmee iemand als Klei hier het woord conservatief als een pejoratief gebruikt maakt maar weer eens duidelijk hoe tiranniek de progressieve mode is. De vermeende 'nationalistische' trekjes betreffen de vaderlandsliefde, terughoudendheid ten opzichte van Europese integratie en liefde voor de vaderlandse geschiedenis en de verbondenheid met het Oranjehuis. Wat daar 'bruin' aan is, mag Klei nog eens uitleggen, maar de verdachtmaking is doorgaans al genoeg. Het is een gotspe dat de vrijzinnige vrijgemaakte historicus een congres dat Jongeling zou moeten vieren - Jongeling die nota bene vanwege verzetspraktijken door de nazi's is afgevoerd - gebruikt om zijn verdachtmakingen te debiteren.
De titel van het artikel in het ND Herkenning en vervreemding op Jongeling-congres geeft wel aan dat ook de gereformeerd vrijgemaakten zich niet hebben weten te onttrekken aan de progressieve mode, de hedendaagse politieke correctheid, en dat is bijzonder spijtig.
Weblog: Katechon Origineel artikel
Door: Jonathan van Tongeren
Gisteren vond er in Kampen een congres plaats over Piet Jongeling. Piet Jongeling was een voorman van het gereformeerd vrijgemaakte volksdeel, onder andere als hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad (voorloper van het Nederlands Dagblad) en politicus voor het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij is ook bekend van de - recentelijk verfilmde - kinderboekenreeks Snuf de Hond die hij onder het pseudoniem Piet Prins schreef. Tijdens de oorlog verbleef hij in concentratiekamp Sachsenhausen.
Hoewel hij eerder een loyaal lid was geweest van de ARP en in het antirevolutionaire verzet zat tijdens de oorlog, zag hij zich na het ontstaan van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 1944, uiteindelijk in '48 ook genoodzaakt zich in te zetten voor een vrijgemaakt dagblad en een vrijgemaakte partij. Als politicus voor het GPV deed hij het erg goed, zelfs zo goed dat er werd gesproken van het 'Jongeling-effect', hij trok ook niet-vrijgemaakte stemmen en op enig moment werd er zelfs gezegd dat hij ministeriabel was.
Op het congres over Jongeling presteerde de progressieve protestant Ewout Klei, die onderzoek doet naar het GPV - en er tegelijkertijd een sport van heeft gemaakt om die partij belachelijk te maken - het om te spreken van een "bruin vlekje op het oranje blazoen" van het GPV, omdat hij bij die partij ten tijde van Jongeling "conservatief nationalistische trekjes" waarneemt.
Het gemak waarmee iemand als Klei hier het woord conservatief als een pejoratief gebruikt maakt maar weer eens duidelijk hoe tiranniek de progressieve mode is. De vermeende 'nationalistische' trekjes betreffen de vaderlandsliefde, terughoudendheid ten opzichte van Europese integratie en liefde voor de vaderlandse geschiedenis en de verbondenheid met het Oranjehuis. Wat daar 'bruin' aan is, mag Klei nog eens uitleggen, maar de verdachtmaking is doorgaans al genoeg. Het is een gotspe dat de vrijzinnige vrijgemaakte historicus een congres dat Jongeling zou moeten vieren - Jongeling die nota bene vanwege verzetspraktijken door de nazi's is afgevoerd - gebruikt om zijn verdachtmakingen te debiteren.
De titel van het artikel in het ND Herkenning en vervreemding op Jongeling-congres geeft wel aan dat ook de gereformeerd vrijgemaakten zich niet hebben weten te onttrekken aan de progressieve mode, de hedendaagse politieke correctheid, en dat is bijzonder spijtig.
Weblog: Katechon Origineel artikel
„Stinkende pudding eet je niet”
Reformatorisch Dagblad, 2 april 2009
„Stinkende pudding eet je niet”
Verloren gewaande tv-reportage hoogtepunt Jongelingcongres
Gerard Vroegindeweij
KAMPEN – Gereformeerd vrijgemaakt Nederland vierde woensdag de honderdste geboortedag van oud-GPV-Kamerlid Jongeling –alias kinderboekenschrijver Piet Prins– met een congres in de theologische universiteit aan de Broederweg te Kampen.
Hoogtepunt van de dag zouden de sprekers moeten zijn, die allen iets met Jongeling hadden, maar uiteindelijk was de topper een uitgebreide tv-reportage van de AVRO over Jongeling uit 1965.
De verloren gewaande reportage, gemaakt door Roelof Kiers, is onlangs opgedoken en nu in het bezit van prof. dr. G. Harinck, directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme vanaf 1800.
De persoonlijke herinneringen van minister Van Middelkoop van Defensie aan Jongeling zijn boeiend. De bewindsman maakt als jonge fractiemedewerker in 1973 Jongeling in zijn laatste periode als Kamerlid mee. Hij heeft geen heimwee naar Jongeling en zijn tijd: „In nostalgie kun je niet wonen.”
De biograaf van Jongeling, Herman Veenhof, belicht Jongeling in de tijd dat deze nog ‘gewoon’ gereformeerd was en lid van de ARP. Buitengewoon leerzaam.
Dr. Jacques Dane, directeur van het Onderwijsmuseum te Rotterdam, verhaalt over Jongeling als schrijver van talrijke jeugdboeken. „Zijn geloofsovertuiging was de motor van zijn schrijverschap.” En: „De hoofdpersonen waren welopgevoede jongens die het vangen van boeven op zondag uitstelden om die dag twee keer naar de kerk te kunnen.” De aanwezigen genieten zichtbaar.
De vrijgemaakten kunnen niet uit de voeten met het betoog van drs. E. Klei, die een proefschrift over het GPV voorbereidt. Hij stelt dat het GPV in de jaren zestig nationalistisch getint was. „Een bruine vlek op een oranje burcht”, aldus Klei.
Dat valt niet in goede aarde. Klei krijgt vervolgens een klein lesje GPV-geschiedenis: „Nationaal gereformeerd is heel iets anders dan nationalistisch.” Prof. Harinck analyseert dat het zwart-witwereldbeeld van Jongeling alles te maken had met de Tweede Wereldoorlog. De GPV-politicus had deze niet verwerkt. Hij duwde „de deur naar de herinnering” met alle macht dicht.
Zijn verblijf in kamp Sachsenhausen vormde zijn wereldbeeld: „Het duister leidt ten verderve, en het goede overwint.” Dat klinkt ook door in zijn boeken.
Ook zijn kerkelijk denken is ermee behept: „De weg ten hemel liep via de juiste kerkkeuze.” Het aanbrengen van enige nuance in dit kerkelijk denken zou volgens Harinck in de visie van Jongeling gelijk staan met „het open laten zwaaien van de deur der duisternis. Dat nooit.”
De kwaliteit van alle lezingen ten spijt kwam Jongeling pas echt tot leven in de vertoning van de tv-reportage uit 1965. Een grote verrassing voor de aanwezigen. Ze hadden gerekend op enkele gedeelten uit een recente verfilming van ”Snuf de hond”.
Op de ruim veertig jaar oude beelden komt Jongeling naar voren als een vastberaden en zelfverzekerde man die in alle vraagstukken zijn gereformeerd vrijgemaakte visie paraat had, goed uit zijn woorden kon komen en zelfs niet schroomde zijn idealen theocratisch te noemen.
Enige trots op zijn uitgebreide boekenkast kon hem niet worden ontzegd. Maar het lezen van moderne literatuur, zoals Jan Wolkers, daar begon hij niet aan. Hij beperkte zich tot een enkele passage: „Als je een stukje van de pudding hebt genomen en deze niet smaakt, hoef je toch niet die hele stinkende pudding te eten?”
„Stinkende pudding eet je niet”
Verloren gewaande tv-reportage hoogtepunt Jongelingcongres
Gerard Vroegindeweij
KAMPEN – Gereformeerd vrijgemaakt Nederland vierde woensdag de honderdste geboortedag van oud-GPV-Kamerlid Jongeling –alias kinderboekenschrijver Piet Prins– met een congres in de theologische universiteit aan de Broederweg te Kampen.
Hoogtepunt van de dag zouden de sprekers moeten zijn, die allen iets met Jongeling hadden, maar uiteindelijk was de topper een uitgebreide tv-reportage van de AVRO over Jongeling uit 1965.
De verloren gewaande reportage, gemaakt door Roelof Kiers, is onlangs opgedoken en nu in het bezit van prof. dr. G. Harinck, directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme vanaf 1800.
De persoonlijke herinneringen van minister Van Middelkoop van Defensie aan Jongeling zijn boeiend. De bewindsman maakt als jonge fractiemedewerker in 1973 Jongeling in zijn laatste periode als Kamerlid mee. Hij heeft geen heimwee naar Jongeling en zijn tijd: „In nostalgie kun je niet wonen.”
De biograaf van Jongeling, Herman Veenhof, belicht Jongeling in de tijd dat deze nog ‘gewoon’ gereformeerd was en lid van de ARP. Buitengewoon leerzaam.
Dr. Jacques Dane, directeur van het Onderwijsmuseum te Rotterdam, verhaalt over Jongeling als schrijver van talrijke jeugdboeken. „Zijn geloofsovertuiging was de motor van zijn schrijverschap.” En: „De hoofdpersonen waren welopgevoede jongens die het vangen van boeven op zondag uitstelden om die dag twee keer naar de kerk te kunnen.” De aanwezigen genieten zichtbaar.
De vrijgemaakten kunnen niet uit de voeten met het betoog van drs. E. Klei, die een proefschrift over het GPV voorbereidt. Hij stelt dat het GPV in de jaren zestig nationalistisch getint was. „Een bruine vlek op een oranje burcht”, aldus Klei.
Dat valt niet in goede aarde. Klei krijgt vervolgens een klein lesje GPV-geschiedenis: „Nationaal gereformeerd is heel iets anders dan nationalistisch.” Prof. Harinck analyseert dat het zwart-witwereldbeeld van Jongeling alles te maken had met de Tweede Wereldoorlog. De GPV-politicus had deze niet verwerkt. Hij duwde „de deur naar de herinnering” met alle macht dicht.
Zijn verblijf in kamp Sachsenhausen vormde zijn wereldbeeld: „Het duister leidt ten verderve, en het goede overwint.” Dat klinkt ook door in zijn boeken.
Ook zijn kerkelijk denken is ermee behept: „De weg ten hemel liep via de juiste kerkkeuze.” Het aanbrengen van enige nuance in dit kerkelijk denken zou volgens Harinck in de visie van Jongeling gelijk staan met „het open laten zwaaien van de deur der duisternis. Dat nooit.”
De kwaliteit van alle lezingen ten spijt kwam Jongeling pas echt tot leven in de vertoning van de tv-reportage uit 1965. Een grote verrassing voor de aanwezigen. Ze hadden gerekend op enkele gedeelten uit een recente verfilming van ”Snuf de hond”.
Op de ruim veertig jaar oude beelden komt Jongeling naar voren als een vastberaden en zelfverzekerde man die in alle vraagstukken zijn gereformeerd vrijgemaakte visie paraat had, goed uit zijn woorden kon komen en zelfs niet schroomde zijn idealen theocratisch te noemen.
Enige trots op zijn uitgebreide boekenkast kon hem niet worden ontzegd. Maar het lezen van moderne literatuur, zoals Jan Wolkers, daar begon hij niet aan. Hij beperkte zich tot een enkele passage: „Als je een stukje van de pudding hebt genomen en deze niet smaakt, hoef je toch niet die hele stinkende pudding te eten?”
Van Middelkoop: Crisisoverleg grondwettelijk aanvechtbaar
Reformatorisch Dagblad, 2 april 2009.
01-04-2009 22:20 | Redactie politiek
Minister Van Middelkoop van Defensie.
KAMPEN – Minister Van Middelkoop van Defensie vindt dat er grondwettelijke bezwaren mogelijk zijn tegen het crisisoverleg dat de premier en de beide vicepremiers in de afgelopen weken voerden met de fractievoorzitters van CDA, PvdA en ChristenUnie.
„De afgelopen weken voelde ik me constitutioneel ongemakkelijk”, zo zei de bewindsman woensdagavond in Kampen. Hij sprak daar een congres toe van mensen die de honderdste geboortedag van oud-GPV-Kamerlid Jongeling herdachten. Tevens werd de biografie van Jongeling -ook bekend als kinderboekenschrijver Piet Prins- gepresenteerd. Van Middelkoop werkte in het begin van de jaren zeventig als fractiemedewerker korte tijd samen met Jongeling en haalde enkele persoonlijke herinneringen uit die tijd op.
Volgens Van Middelkoop zou Jongeling flink kritiek hebben gehad op de werkwijze van de coalitie in de achterliggende weken. „Een deel van de kritiek zou wel eens gerechtvaardigd kunnen zijn”, aldus de bewindsman.
Volgens het (ongeschreven) staatsrecht is er een duale verhouding tussen kabinet en Kamer, waarbij de eerste regeert en de tweede controleert. Door het overleg dat de top van het kabinet, bestaande uit premier Balkenende (CDA) en de vicepremiers Bos (PvdA) en Rouvoet (ChristenUnie), voerde met de fractievoorzitters van de coalitiefracties uit de Tweede Kamer, Van Geel (CDA), Kamer (PvdA) en Slob (ChristenUnie), kwam er van dit dualisme niet veel terecht. Eerder was er volgens critici sprake van monisme, waarbij de coalitiefracties en het kabinet zich gezamenlijk verantwoordelijk weten voor het bestuur van het land en waarbij er niet langer sprake is van kritische afstand tussen kabinet en Kamer. De coalitie verdedigde het besloten overleg door te stellen dat er vanwege de economische crisis feitelijk sprake was van de vorming van een nieuw regeerakkoord.
Het oud-GPV-Kamerlid verzette zich in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw al tegen dichtgetimmerde regeerakkoorden van coalitiefracties waaraan de oppositie in de Kamer niets meer kon veranderen.
01-04-2009 22:20 | Redactie politiek
Minister Van Middelkoop van Defensie.
KAMPEN – Minister Van Middelkoop van Defensie vindt dat er grondwettelijke bezwaren mogelijk zijn tegen het crisisoverleg dat de premier en de beide vicepremiers in de afgelopen weken voerden met de fractievoorzitters van CDA, PvdA en ChristenUnie.
„De afgelopen weken voelde ik me constitutioneel ongemakkelijk”, zo zei de bewindsman woensdagavond in Kampen. Hij sprak daar een congres toe van mensen die de honderdste geboortedag van oud-GPV-Kamerlid Jongeling herdachten. Tevens werd de biografie van Jongeling -ook bekend als kinderboekenschrijver Piet Prins- gepresenteerd. Van Middelkoop werkte in het begin van de jaren zeventig als fractiemedewerker korte tijd samen met Jongeling en haalde enkele persoonlijke herinneringen uit die tijd op.
Volgens Van Middelkoop zou Jongeling flink kritiek hebben gehad op de werkwijze van de coalitie in de achterliggende weken. „Een deel van de kritiek zou wel eens gerechtvaardigd kunnen zijn”, aldus de bewindsman.
Volgens het (ongeschreven) staatsrecht is er een duale verhouding tussen kabinet en Kamer, waarbij de eerste regeert en de tweede controleert. Door het overleg dat de top van het kabinet, bestaande uit premier Balkenende (CDA) en de vicepremiers Bos (PvdA) en Rouvoet (ChristenUnie), voerde met de fractievoorzitters van de coalitiefracties uit de Tweede Kamer, Van Geel (CDA), Kamer (PvdA) en Slob (ChristenUnie), kwam er van dit dualisme niet veel terecht. Eerder was er volgens critici sprake van monisme, waarbij de coalitiefracties en het kabinet zich gezamenlijk verantwoordelijk weten voor het bestuur van het land en waarbij er niet langer sprake is van kritische afstand tussen kabinet en Kamer. De coalitie verdedigde het besloten overleg door te stellen dat er vanwege de economische crisis feitelijk sprake was van de vorming van een nieuw regeerakkoord.
Het oud-GPV-Kamerlid verzette zich in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw al tegen dichtgetimmerde regeerakkoorden van coalitiefracties waaraan de oppositie in de Kamer niets meer kon veranderen.
Herkenning en vervreemding op Jongeling-congresDit artikel komt voor in dossier: Jongeling
Nederlands Dagblad, 2 april 2009
door onze redacteur Piet H. de Jong
KAMPEN - Naast wat ongemakkelijke stiltes en lastige vragen werd er ook veel gelachen op het aan Pieter Jongeling (1909-1985) gewijde congres. Voor een uitverkochte aula laafden de deelnemers zich aan een gevarieerd programma waarin een verloren gewaand tv-document, dat Roelof Kiers in 1965 maakte van Jongeling, veel herkenning gaf, maar ook vervreemding opriep.
Een gevoel van vervreemding en zelfs protest trad ook op toen spreker Ewout Klei, bezig met en proefschrift over het GPV, de partij betichtte van ,,conservatief nationalistische trekjes’’. Hij doelde daarmee op de militante toon die de partij van Jongeling aansloeg op toogdagen zoals de diverse nationale appèls en de herdenking van de slag bij Heiligerlee in 1968. Het GPV hanteerde vlaggen en vaandels en liet vaderlandse liederen zingen. Klei verklaarde dat optreden van het GPV als een tegenbeweging tegen de links getinte culturele revolutie uit die periode. Hij constateerde dat het GPV een ,,bruin vlekje op het Oranjeblazoen’’ had met deze ietwat reactionaire opstelling.
Vanuit de zaal werd de analyse van Klei bestreden. Oud-GPV-Kamerlid Gert Schutte hield de promovendus voor dat het GPV altijd het nationale heeft verbonden aan het gereformeerde denken en zich daarmee wapende tegen ,,afgodisch nationalisme’’, zoals Jongeling het eens verwoordde. Herman Jongeling, oudste zoon van de man wiens biografie gisteren werd gepresenteerd, wees Klei op de parallel met de vooroorlogse ARP. Ook toen werden er vaderlandse liederen gezongen en burchten en vaandels gehanteerd. ,,Het is bij het GPV eerder retro dan nieuw’’, zei deze Jongeling.
Emeritus hoogleraar sociologie Dick Kuiper riep Klei meer te reflecteren op belaste termen, die ook nog eens in de tijd veranderen van betekenis. ,,Je hebt een punt, maar je moet het wel zorgvuldig maken’’, luidde zijn advies.
Henk Woldring, oud-hoogleraar aan de VU en net als Kuiper oud-CDA-senator, verhaalde van zijn contacten met Pieter Jongeling in de jaren zestig toen hij in Groningen studeerde. Hoewel hij als jong mens veel van hem opstak kreeg hj gaandeweg aarzelingen, die bij verder doordenken uitgroeiden tot serieuze bezwaren. Woldring had moeite met het fulmineren van het GPV tegen het Europees federalisme. ,,Ik vond dat prietpraat’’.
door onze redacteur Piet H. de Jong
KAMPEN - Naast wat ongemakkelijke stiltes en lastige vragen werd er ook veel gelachen op het aan Pieter Jongeling (1909-1985) gewijde congres. Voor een uitverkochte aula laafden de deelnemers zich aan een gevarieerd programma waarin een verloren gewaand tv-document, dat Roelof Kiers in 1965 maakte van Jongeling, veel herkenning gaf, maar ook vervreemding opriep.
Een gevoel van vervreemding en zelfs protest trad ook op toen spreker Ewout Klei, bezig met en proefschrift over het GPV, de partij betichtte van ,,conservatief nationalistische trekjes’’. Hij doelde daarmee op de militante toon die de partij van Jongeling aansloeg op toogdagen zoals de diverse nationale appèls en de herdenking van de slag bij Heiligerlee in 1968. Het GPV hanteerde vlaggen en vaandels en liet vaderlandse liederen zingen. Klei verklaarde dat optreden van het GPV als een tegenbeweging tegen de links getinte culturele revolutie uit die periode. Hij constateerde dat het GPV een ,,bruin vlekje op het Oranjeblazoen’’ had met deze ietwat reactionaire opstelling.
Vanuit de zaal werd de analyse van Klei bestreden. Oud-GPV-Kamerlid Gert Schutte hield de promovendus voor dat het GPV altijd het nationale heeft verbonden aan het gereformeerde denken en zich daarmee wapende tegen ,,afgodisch nationalisme’’, zoals Jongeling het eens verwoordde. Herman Jongeling, oudste zoon van de man wiens biografie gisteren werd gepresenteerd, wees Klei op de parallel met de vooroorlogse ARP. Ook toen werden er vaderlandse liederen gezongen en burchten en vaandels gehanteerd. ,,Het is bij het GPV eerder retro dan nieuw’’, zei deze Jongeling.
Emeritus hoogleraar sociologie Dick Kuiper riep Klei meer te reflecteren op belaste termen, die ook nog eens in de tijd veranderen van betekenis. ,,Je hebt een punt, maar je moet het wel zorgvuldig maken’’, luidde zijn advies.
Henk Woldring, oud-hoogleraar aan de VU en net als Kuiper oud-CDA-senator, verhaalde van zijn contacten met Pieter Jongeling in de jaren zestig toen hij in Groningen studeerde. Hoewel hij als jong mens veel van hem opstak kreeg hj gaandeweg aarzelingen, die bij verder doordenken uitgroeiden tot serieuze bezwaren. Woldring had moeite met het fulmineren van het GPV tegen het Europees federalisme. ,,Ik vond dat prietpraat’’.
Van Middelkoop: 'constitutioneel ongemak'
Nederlands Dagblad, 2 april 2009.
http://www.nd.nl/artikelen/2009/april/01/van-middelkoop-voelde-veel-ongemak-
http://www.nd.nl/artikelen/2009/april/01/van-middelkoop-voelde-veel-ongemak-
Abonneren op:
Posts (Atom)