dinsdag, december 28, 2010

Tsunami van evangelicalisering

Door: Ewout Klei




Na de Tweede Wereldoorlog stroomden niet alleen hulpgoederen uit de Verenigde Staten ons land binnen, maar kwamen ook vele evangelisten naar West-Europa om het christendom van nieuw vuur te voorzien. Via massamanifestaties, radio, TV, muziek en lectuur kreeg het Amerikaanse evangelicalisme in Nederland vaste voet aan de grond.
In de bundel A spiritual invasion?, geredigeerd door de historici George Harinck en Hans Krabbeldam, worden de Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom, in bijzonder het orthodoxe protestantisme, onderzocht. Deze interessante episode uit de recente religiegeschiedenis wordt belicht vanuit verschillende invalshoeken.
Historicus George Harinck beschrijft de invloed van het Amerikaanse evangelicalisme op de verschillende protestantse kerken. Aanvankelijk was de reactie sterk afwijzend en werd het evangelicalisme op theologische gronden veroordeeld. Nadat de kerken als gevolg van de secularisatie leger werden, kreeg het evangelicalisme meer invloed. Het evangelicalisme combineerde traditionele geloofsopvattingen met moderne vormen en sprak daarom veel orthodoxe gelovigen aan. Niet alleen kwamen er steeds meer evangelicale kerken, maar ook werden de gevestigde protestantse kerken steeds evangelicaler. De invasie was niet meteen maar uiteindelijk dus zeer succesvol.
De Evangelische Omroep was volgens historicus Remco van Mulligen slechts gedeeltelijk een Amerikaanse kopie. De omroep was zeer geworteld in het calvinisme, zo’n 80% van de leden was afkomstig uit de gevestigde kerken. Mede hierom hechtten ‘televisiedominees’ als Willem Glashouwer en Jan Hendrik Velema zeer aan het woord en vonden ze, in tegenstelling tot hun Amerikaanse collega’s, dat de vorm hieraan ondergeschikt moest zijn. Niettemin nam de EO veel ideeën en vormen uit Amerika over, zoals de gedachte dat homoseksualiteit een te genezen ziekte zou zijn en het aanbieden van telefonische nazorg aan mensen die in ‘geestelijke nood’ waren.
Ook de Amerikaanse invloed op de Nederlandse gospelmuziek was groot. In haar boeiende bijdrage schrijft muziekwetenschapster Els Dijkerman over praise (lofprijzing) en worship (aanbidding). Praise-nummers zijn opgewekt en gaan gepaard met handengeklap, worship-nummers zijn intiem en hebben volgens Dijkerman niet zelden een erotische ondertoon, met teksten als:

I feel like I’m falling over and over in love with You
It’s not just a feeling, but I know that he is real,
I feel like I’m falling into the arms of a mighty God
It’s not just a feeling, but I know that he is real.

In het Nederlands wordt het woordje ‘You’, waarmee Jezus of de Heilige Geest wordt bedoeld, vaak vertaald met ‘Gij’, wat de seksuele ambiguïteit wat verdoezelt. Op de vaak egocentrische teksten van de gospelliederen is veel kritiek geleverd. Het project ‘Psalmen voor Nu’ heeft geprobeerd de evangelicale muziekcultuur met de gereformeerde te verenigen, en heeft de psalmen hertaalt en op moderne muziek gezet. Amerika inspireerde, maar werd niet in alles nagevolgd.
Bijzonder interessant is ten slotte de bijdrage van godsdienstfilosoof Taede Smedes over Intelligent Design, de theorie dat er achter de werkelijkheid een intelligent goddelijk ontwerp zit. Volgens wetenschappers is ID een pseudo-wetenschap, terwijl fundamentalistische christenen ID een slap alternatief vinden voor het creationisme, het geloof dat God de wereld in zes dagen van 24 uur geschapen heeft. Smedes toont aan dat het Amerikaanse ID geen wetenschap is maar een ideologie, net als het creationisme. Amerikaanse ID-aanhangers vechten de scheiding tussen geloof en wetenschap en kerk en staat aan, met als doel een theocratie te vestigen. Nederlandse ID-aanhangers zijn gematigder. Zij gebruiken ID vooral om een beetje te ontsnappen aan de rigide Bijbelopvatting van het creationisme. Niettemin is ID in christelijk Nederland nu alweer op z’n retour omdat zijn belangrijkste pleitbezorger, nanowetenschapper Cees Dekker, zichzelf sinds kort een theïstisch evolutionist noemt. Voor ID als middenweg tussen het fundamentalistische creationisme en de seculiere evolutietheorie is er blijkbaar geen ruimte. Het is alles of niets.
Van Mulligen, Dijkerman en Smedes laten alle drie zien dat het Amerikaanse evangelicale christendom niet altijd kritiekloos wordt gekopieerd, maar in de Nederlandse context dikwijls een andere invulling krijgt. Dat de spiritual invasion niettemin zo veel succes had, heeft alles te maken met de ontzuiling en secularisatie. Omdat het Nederlandse christendom vanwege de culturele revolutie ernstig verzwakte, konden de gevestigde kerken de evangelicalisering uiteindelijk niet meer tegenhouden. Het evangelicalisme kwam, zag en overwon.


N.a.v.: George Harinck en Hans Krabbedam red., A spiritual invasion? Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom ADChartasreeks 16 (Barneveld 2010).

vrijdag, december 24, 2010

De Januskop van de ChristenUnie

Onderstaande artikel staat vanaf 22 december 2010 op Joop.nl

Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_januskop_van_de_christenunie





De ChristenUnie heeft twee gezichten. Aan de ene kant is het een ietwat linksige christelijke partij. Aan de andere kant echter nog steeds een partij met uitgesproken conservatieve standpunten.

Hoewel de ChristenUnie als kleinste regeringspartij het in de peilingen lange tijd goed deed, verloor de partij op 9 juni 2010 een zetel en hield er vijf over. In het op 22 december verschenen evaluatierapport Met hart en ziel: terugblikken en vooruitzien wordt de nederlaag van 9 juni geanalyseerd en aanbevelingen voor de toekomst gedaan. Het is echter maar zeer de vraag of de ChristenUnie iets van de afgelopen nederlaag geleerd heeft.

Met harde cijfers toont het rapport aan dat de ChristenUnie haar vaste achterban heeft weten te behouden, maar veel nieuwe kiezers, die in 2006 voor het eerst op de partij stemden, heeft verloren. In plaatsen met relatief veel ChristenUnie-stemmers, zoals Zwolle, Ede en Apeldoorn, bleef het verlies beperkt, terwijl in progressieve gemeenten als Haarlem en Amsterdam dit verlies fors was.

De ChristenUnie verloor bovendien niet alleen aan het CDA en SGP, maar ook aan GroenLinks en PvdA. De opstellers van het evaluatierapport concluderen dan ook terecht dat christelijke kiezers steeds minder traditioneel stemmen. Hoewel een stem op een progressieve partij door het Nederlands Dagblad - de niet-officiële partijkrant van de ChristenUnie – hard wordt bestreden, vinden christenen dit steeds normaler. Dit geldt ook voor stemmen op rechtse partijen, ook de PVV van Geert Wilders, hoewel de ChristenUnie nauwelijks aan deze partijen verloren heeft.

Op grond van deze onderzoeksresultaten zou je verwachten dat de ChristenUnie zou kiezen voor een vooruitstrevende koers, met als doel linkse christelijke kiezers voor zich te winnen. Bij deze groep voor de ChristenUnie namelijk nog een wereld te winnen. André Rouvoet nam op 21 december in een vraaggesprek met NU.nl een voorschot op de onvermijdelijke discussie over de koers van zijn partij, en stelde dat de ChristenUnie zich moest richten op christelijke PvdA- en GroenLinks-kiezers. Rouvoet betreurde het dat christelijke kiezers die het CDA niet meer sociaal vonden op de progressieve partijen stemden, in plaats van op de ChristenUnie. "Dat trek ik mij aan, want die horen bij ons. Wij hebben huiswerk te doen."

Het evaluatierapport trekt echter een tegenovergestelde conclusie. De ChristenUnie moet zich volgens het rapport weer/meer profileren als een "uitgesproken christelijke partij" en zich weer/meer richten op de "eigen achterban". Ook heeft het rapport kritiek op het feit dat de ChristenUnie zich te veel zou presenteren als een bestuurlijke partij, waardoor de "passie" zou doven. Het rapport kiest dus voor een conservatieve/orthodoxe koers en is van mening dat de ChristenUnie zich in de eerste plaats moet richten op de traditionele ChristenUnie-stemmer, die sowieso wel ChristenUnie stemt. Als deze aanbeveling van de commissie navolging krijgt, beweegt de partij zich weer/meer naar de marge van de politiek, waar de ChristenUnie in de periode 2006-2010 een beetje van leek verlost.

De uitspraken van Rouvoet op NU.nl en de aanbevelingen het evaluatierapport die een dag later uitkwam matchen duidelijk niet met elkaar. De achterliggende reden van dit verschil is dat de ChristenUnie twee gezichten heeft. Aan de ene kant is de ChristenUnie een ietwat linksige christelijke partij, die oog heeft voor de zwakke in de samenleving, principiële kritiek levert op de PVV en met Rouvoet een leider heeft die veel eerlijker overkomt dan Maxime Verhagen en SGP’er Cees van der Staaij. Aan de andere kant is de ChristenUnie echter nog steeds een partij met enkele uitgesproken conservatieve standpunten, en die sterk geneigd is om terug te vallen op haar oude achterban.

Zolang de partij deze Januskop heeft, hebben linkse christenen eigenlijk niets bij de ChristenUnie te zoeken. Emeritushoogleraar politieke filosodie dr. H.E.S. Woldering, die aanleiding van de gedoogsteunconstructie met de PVV bedankte als lid van het CDA, denkt er om die reden niet over om op de ChristenUnie te stemmen. In het decembernummer van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek, zegt hij:


"Maar voor mij is de ChristenUnie geen alternatief. De partij heeft een programma dat mij aanspreekt op sociaal gebied, maar ik vind haar standpunten over homoseksualiteit, euthanasie en stamcelonderzoek volstrekt onaanvaardbaar. Op grond van een paar Bijbelteksten verdedigt de ChristenUnie een verouderd en onhoudbaar standpunt. En daardoor maakt zij zichzelf, ondanks haar modernistische trekken, althans voor mij onmogelijk."

dinsdag, december 07, 2010

GroenLinks was er klaar voor

GroenLinks was er klaar voor

Door: Ewout Klei





GroenLinks bestaat twintig jaar. Het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) greep deze gebeurtenis aan om een bundel over GroenLinks uit te brengen, waarin deze bijzondere partij van verschillende kanten wordt belicht. Het boek bestaat uit twee delen, een historisch en een politicologisch deel. Omdat het historische deel verreweg het interessantst is, zal dit deel de meeste aandacht krijgen.

Vier voorlopers
In de jaren tachtig ontstonden er in verschillende Europese landen ‘groene’ partijen. Deze partijen stonden aan de linkerkant van het politieke spectrum en waren zeer begaan met het mileu. GroenLinks behoort ook tot deze groene partijfamilie, maar kent een andere voorgeschiedenis. De meeste groene partijen waren ontstaan uit buitenparlementaire bewegingen. GroenLinks daarentegen was een fusie van vier partijen.
De voorlopers van GroenLinks waren de Communistische Partij Nederland (CPN), de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), de Politieke Partij Radicalen (PPR) en de Evangelische Volkspartij (EVP). Omdat CPN en EVP in 1986 uit de Kamer verdwenen en de PSP twee van haar drie zetels verloor, besloten de vier partijen in 1989 om samen onder de naam Groen Links (met spatie) de Tweede Kamerverkiezingen in te gaan. In 1990 werd de partij formeel opgericht en een jaar later was de fusie compleet, toen de vier oude partijen werden opgeheven.

Groen, links en rechtser
De identiteit van de nieuwe partij was groen en links. De groene component werd vooral belichaamd door de PPR, de linkse component door CPN en PSP. In de loop van de tijd kroop de partij steeds meer richting het centrum, met als gevolg dat het ‘groene’ het ‘linkse’ een beetje ging overvleugelen. Misschien zou de partij tegenwoordig beter GroenPaars kunnen heten, gezien de voorkeur voor Paars Plus van Femke Halsema afgelopen zomer.
De beweging van GroenLinks richting het centrum ging gepaard met een beweging van de straat naar staat: de partij ging het parlement steeds belangrijker vinden en nam afstand van haar actieverleden. In 2008 stapte Wijnand Duyvendak op als Kamerlid, omdat hij in de jaren tachtig betrokken was geweest bij een inbraak bij het Minsterie van Economische Zaken. Zeer recentelijk (daarom staat het helaas ook niet meer in de bundel) namen Halsema en coming man Tofik Dibi via Twitter afstand van de actievoerders Mohamed Rabbae en René Danen, die Geert Wilders via een rechtzaak proberen te bestrijden. GroenLinks wil invloed uitoefenen en aantrekkelijk worden gevonden als toekomstige regeringspartner, en moet noodgedwongen dus een beetje rechtser worden.

GroenLinks was er klaar voor
Van 1989 tot 1994 was GroenLinks in het parlement nog een echte linkse getuigenispartij. Onder het leiderschap van Paul Rosenmöller (1994-2002) ontwikkelde GroenLinks zich echter tot een constructieve oppositiepartij, die met alternatieven kwam. GroenLinks popelde om te regeren en als Pim Fortuyn niet was vermoord en het politieke klimaat niet zeer was verrechtst, dan was het in 2002 misschien ook gelukt. GroenLinks was er klaar voor. Nederland had in het eerste decennium van het nieuwe millennium echter helemaal geen behoefte aan een progressieve regering, en GroenLinks kwam als de multiculturele partij bij uitstek in het verdachtenbankje terecht.
Onder het leiderschap van Halsema (2002-) sloeg de partij (deels noodgedwongen) een vrijzinnigere koers in, die in 2003 en 2006 geen zetelwinst opleverde maar in 2010 wel. In 2006 en in 2010 kwam GroenLinks serieus in aanmerking om in de regering te komen, maar beide keren ging het feest niet door. In 2006 omdat GroenLinks een inschattingsfout maakte en verwachtte dat de PvdA het nooit eens zou worden met de conservatieve ChristenUnie, in 2010 omdat de VVD én de PvdA uiteindelijk niets zagen in Paars Plus. Weer was GroenLinks er klaar voor, maar weer bleef de partij in de oppositie.
De geschiedenis van GroenLinks is uiteindelijk dus best tragisch. Ondanks het feit dat de partij water bij de wijn heeft gedaan om maar te kunnen regeren, is GroenLinks telkens weer buiten de boot gevallen. Misschien heeft de partij in de toekomst meer geluk. Voor Halsema cum suis moet het echter een schrale troost zijn dat het DNPP een boeiende bundel heeft gemaakt, een must voor iedereen die zich voor de geschiedenis van progressieve politiek in het algemeen, en die van GroenLinks natuurlijk in het bijzonder, interesseert.

N.a.v.: P. Lucardie en G. Voerman, Van de straat naar de staat? GroenLinks 1990-2010 (Boom: Amsterdam 2010). ISBN 9789461053602

zaterdag, december 04, 2010

Een nieuwe Messias? Christenen en het fenomeen Geert Wilders

Onderstaande artikel verschijnt deze maand in Liberaal Réveil, het orgaan van het wetenschappelijk bureau van de VVD




Een nieuwe Messias? Christenen en het fenomeen Geert Wilders

EWOUT KLEI EN JEFFREY LEMM
De afgelopen Tweede Kamerverkiezingen hebben grote winst opgeleverd voor de PVV, terwijl het CDA qua zetels bijna gehalveerd is. Veel van de voormalige CDA-stemmers hebben op 9 juni op de partij van Wilders gestemd. Ewout Klei en Jeffrey Lemm stellen vast dat de PVV onder een deel van het christelijke electoraat zeer populair is, terwijl een ander deel van deze kiezers juist helemaal niets van de partij van Wilders moet hebben. De auteurs analyseren in hoeverre kan worden verklaard dat de PVV geliefd is
bij een zeker deel van de traditioneel christelijke achterban. Is er een verband met de nogal diverse samenstelling van deze groep kiezers?

Het Nederlandse politieke landschap is bij de parlementsverkiezingen van 9 juni gefragmenteerd in vele kavels, de polder is grondig verbouwd. De VVD werd voor het eerst de grootste partij, maar bleef met 31 zetels relatief klein. Deze fragmentatie is echter niet het enige dat deze verkiezingen bloot hebben gelegd; de pijnlijke worsteling van de Nederlandse christen-democraten met het fenomeen Geert Wilders heeft voor een nieuwe principiële
dynamiek gezorgd. Het CDA-congres over de samenwerking met VVD en PVV staat hier zonder twijfel het meest symbool voor. Binnen het CDA lijkt een tweedeling te zijn ontstaan tussen oud en nieuw: tegen samenwerking met Wilders of juist voor een minderheidskabinet met gedoogsteun van de PVV. ‘Oud’ lijkt symbool te staan voor een linkse partijelite, terwijl
‘nieuw’ lijkt te worden gerepresenteerd door het huidige CDA-kader. Een kader dat zekerheid zoekt in regeringsverantwoordelijkheid om van daaruit haar sterke positie te herwinnen. Bij dat laatste hoort vooral het terugwinnen van de verloren kiezers, die voor een groot deel zijn
overgestapt naar Wilders. Ondanks de principiële discussie die binnen het CDA wordt gevoerd, is Wilders juist bij een groot deel van het christelijk electoraat populair. Niet alleen heeft hij het CDA voor een deel ‘opgegeten’, ook is over het algemeen bekend dat hij kan
rekenen op sympathie binnen SGP-kringen. Binnen de ChristenUnie lijkt deze sympathie echter niet opvallend aanwezig te zijn. Hoe kan het nu dat Wilders bij een bepaald deel van het christelijke electoraat populair is? Weet hij een Bijbelse snaar te raken, vertegenwoordigt hij een bepaalde christelijke stroming of ligt het wat complexer?

EMANCIPATIE EN DOORBRAAK?
Het ontstaan van politieke partijen hangt over het algemeen samen met een reactie op en onvrede over een bepaalde bestaande situatie. De nieuwe partij kan zich niet herkennen in de heersende klasse en wil haar status quo doorbreken.
De eerste moderne politieke partij in Nederland was de ARP: zij werd in 1879 opgericht door Abraham Kuyper als protestante tegenreactie op de overheersende idealen uit de Franse Revolutie. Deze partij, die in 1980 zou opgaan in het CDA, verzette zich tegen vrijzinnige denkbeelden zoals de scheiding tussen geloof en politiek en streed voor christelijk
onderwijs. Dit laatste zou resulteren in de schoolstrijd, waarbij ook de katholieken zich zouden aansluiten. Kuyper introduceerde in het verlengde hiervan met succes de ‘antithese’, een politieke waterscheiding tussen confessionele en seculiere partijen. Naast deze religieuze
belangenbehartiging zag de ARP zichzelf nadrukkelijk als een instrument om de zogenoemde ‘kleine luyden’ te emanciperen.
Emancipatie was ook het doel van de socialisten, maar in Nederland hadden zowel protestantse als katholieke organisaties een belangrijke plek in de emancipatie van de arbeider. Het was een gedeelde markt, een reden waarom de socialistische revolutie in Nederland nooit echt van de grond is gekomen.1 De zogenaamde massapartij was een kunstgreep om via buitenparlementaire weg grote groepen uitgesloten kiezers uit de onder- en
middenklasse een stem te geven. Aan het einde van de negentiende eeuw had de Industriële Revolutie gezorgd voor een geografische geconcentreerde arbeidersklasse die zich politiek begon te engageren. Ook de middenklasse deed naast socialistische en religieuze groepen via massale organisaties steeds meer aan politieke pressie.2 Protestanten, katholieken en
socialisten waren almaar meer succesvol in het doorbreken van de liberale hegemonie uit de negentiende eeuw. De verzuiling tekende zich af en zou leidend zijn tot in de jaren zestig.
Kuyper accepteerde als democraat de pluralistische samenleving en vond dat katholieken en vrijzinnigen dezelfde rechten moesten hebben als orthodoxe protestanten. Dit was voor sommige protestanten echter vloeken in de kerk, omdat de ARP-voorman hiermee het monoculturele ideaal van Nederland als protestantse natie had opgegeven. In haar 101-jarige bestaan kreeg de ARP dan ook te maken met diverse rechtse afsplitsingen – de CHU (1908-
1980), de SGP (1918-nu), het GPV (1948-2000) en de RPF (1975-2000) – die dit ideaal (in meer of mindere mate) nastreefden en van mening waren dat de ARP capituleerde voor de tijdgeest.
Daarnaast bestonden er, ook in de tijd van de verzuiling, protestanten die christelijke partijvorming afwezen en het geen probleem vonden om lid te worden van een seculiere partij. In het interbellum vond je deze protestanten vooral op rechts. De bekendste nietverzuilde protestant in deze jaren was historicus en polemist F.C. Gerretson.3 De uit de CHU
afkomstige Gerretson was een pleitbezorger van de Groot-Nederlandse gedachte, wenste een autoritaire regering (Koninklijk kabinet of dictatuur?) en heeft zich voor het uitbreken van de oorlog zelfs een tijdje fascist genoemd, maar hier nam hij later afstand van. Na de oorlog
verzette Gerretson zich, vooral als columnist in De Telegraaf 4, fel tegen de dekolonisatie van Indonesië en was hij een prominent lid van het Comité Rijkseenheid. In 1958 overleed Gerretson. Voor orthodoxe protestanten – zoals de in 1964 geboren conservatieve polemist Bart Jan Spruyt – die zich niet wilden opsluiten in hun eigen zuil, maar actief de strijd wilden
aangaan tegen de progressieve politiek, was Gerretson een inspiratiebron.
Na de oorlog waren er ook protestanten die de tegenstelling tussen confessioneel en niet-confessioneel op links wilden doorbreken. De in 1946 opgerichte PvdA was een fusie van de socialistische SDAP, de linksliberale VDB en de christelijk-sociale CDU. In de jaren veertig en vijftig mislukte de Doorbraak5, maar in de jaren zestig zou de hegemonie van de drie grote christelijke partijen – KVP, ARP en CHU – worden doorbroken. KVP en CHU
bleven ook na de jaren zestig een rechtse politiek voeren, maar veel ARP’ers waren erg gevoelig voor de aantrekkingskracht van links. De ARP ging een progressieve ‘evangelische politiek’ voeren – wat niets met de conservatieve Evangelische Omroep te maken had –, keerde zich tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika en de Vietnamoorlog en zette zich in voor de Derde Wereldproblematiek.6 Het is geen toeval dat zes van de zeven CDAdissidenten (de zogenaamde loyalisten), die zich vanaf 1977 tegen de centrumrechtse CDAVVD-kabinetten keerden, afkomstig waren uit de ARP.7

NEERWAARTSE SPIRAAL
De democratiseringsgolf die vanaf de jaren zestig het land overspoelde in combinatie met de opkomst van nieuwe partijen als D66 en de doorbraak van de PvdA en de VVD in het katholieke zuiden, was een duidelijke uiting van de ontzuiling en secularisering van Nederland. Bij de verkiezingen van 1967 kregen de drie grote confessionele partijen, de KVP, ARP en CHU, samen voor het eerst minder dan de helft van het aantal Kamerzetels. Ook de
aanhang in leden kelderde. Ter illustratie: in 1960 had de KVP bijna 400.000 leden, terwijl dat er tien jaar later nog geen 100.000 waren.
Het leek lange tijd ondenkbaar, maar onder druk van maatschappelijke en electorale ontwikkelingen kwamen gesprekken en een meer open houding van de grote confessionele partijen ten opzichte van elkaar tot stand. Om als confessionelen een electorale vuist te kunnen blijven maken, fuseerden de katholieke KVP en de protestante ARP en CHU in 1980 tot het CDA. In 1994 verloor het CDA fors en kwam er voor het eerst een kabinet zonder confessionele inbreng: Paars.8

Sinds 2002 is sprake van een nieuwe doorbraak in de Nederlandse politiek die ten koste gaat van de drie grote traditionele stromingen, namelijk liberalisme, christen-democratie en sociaal-democratie. Fortuyn wist een nieuwe emancipatoire scheidslijn te creëren tussen het ‘volk’ enerzijds en het politieke establishment anderzijds. Dit establishment bestond uit de
grote politieke partijen die steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.9 Politicoloog Kircheimer heeft dit de ontwikkeling van catch-all partijen genoemd. Deze partijen hebben een sterk verminderde ideologische bagage en zij willen zo veel mogelijk verschillende soorten kiezers trekken. Hierdoor zoeken zij steeds meer het politieke midden op: een zoektocht waarbij ze steeds meer ideologische veren verliezen en kleurlozer eruit gaan zien.10 Fortuyn speelde in op de emancipatie van het gehele Nederlandse volk tegenover de elite.
De neerwaartse spiraal werd voor het CDA in 2002 onder leiding van Balkenende omgebogen in een achtjarige positie als grootste partij. Deze positie moest echter worden ingeleverd na de historische nederlaag van 9 juni 2010, waarbij slechts 21 zetels overbleven. Dit aantal wordt sindsdien ten nadele van de partij alweer betwist in de diverse opiniepeilingen.
Nu zit het CDA in haar maag met de vraag of ze moet samenwerken met de electorale opvolger van Fortuyn: de voormalige VVD’er Geert Wilders. Een deel van het kader en de achterban van het CDA vinden hun christelijk georiënteerde gedachtegoed onverenigbaar met dat van Wilders en zijn PVV. Toch stemde een meerderheid van de partijleden op het roemruchte partijcongres op 2 oktober voor deze samenwerking. Waarom ligt samenwerking
met Wilders zo gevoelig bij het CDA en christenen in het algemeen?

VERBORGEN SCHEIDSLIJN
Het is geen toeval dat de tegenstanders van de samenwerking met de PVV vooral afkomstig zijn uit of zich verwant voelen aan de oude ARP. Oud-loyalisten Willem Aantjes en Sytse Faber, voormalig CNV-voorzitter Doekle Terpstra, Balkenende’s beste maatje Ab Klink, koppige Zeeuw Ad Koppejan, VU-historicus Wouter Beekers en het dagblad Trouw behoren tot de felste tegenstanders van Wilders. Het gaat hun om principes, niet om macht. Dat de
rooms-katholieke Dries van Agt zich ook in het kritische koor mengt heeft alles te maken met zijn principiële wending van de laatste jaren, toen de pragmatische oud-premier hartstochtelijk protesteerde tegen de apartheidspolitiek van Israël.11 Voorstanders van de samenwerking met de PVV zijn vooral afkomstig uit de KVP en CHU.
De KVP had haar wortels van oudsher in het katholieke zuiden: dankzij Brabant en Limburg was deze partij tot halverwege de jaren zestig de grootste. Daarna tekende zich de eerder in dit artikel geschetste periode af, waarin Wiegel van de VVD en Den Uyl van de PvdA grote overwinningen behaalden dankzij deze katholieke gebieden. Ook de SP vond haar geboorte in
het katholieke Brabant en het CDA bleef mede door het zuiden in 2006 de grootste partij. In 2010 hebben vooral VVD en PVV het katholieke zuiden veroverd.12 Publicist Jan Dirk Snel stelt dat het opvallend is dat vrijwel alle populisten katholiek waren of zijn en noemt Fortuyn, Wilders, Marijnissen en Roemer als voorbeeld. Ook verwijst hij naar het feit dat D66’er Hans van Mierlo een jezuïetenleerling was en dat de ouderenpartijen zich in het zuiden concentreerden rond Eindhoven. Deze laatste partijen duidt Snel als de eerste uiting van het nieuwe populisme.13 Binnen het CDA lijken vooral katholieke kaderleden zich positief uit te spreken over een samenwerking met Wilders. Zo leidde de katholieke Maxime Verhagen de
succesvolle onderhandelingen over deze samenwerking en liet de populaire ‘kroonprins’ Camiel Eurlings zich op het CDA-congres met verheven stem positief uit over samenwerking met de PVV. Van de protestantse prominenten lijken alleen Elco Brinkman en Piet Hein
Donner de samenwerking met de PVV aan te durven. Het op drift raken van de katholieke kiezer sinds de jaren zestig lijkt dus een impuls voor populistische impulsen en tendensen in de politiek. Benadrukt dient te worden dat ontzuiling niet een typisch katholiek verschijnsel is of dat protestanten meer religieus zijn, wel lijkt het stemgedrag in de meer katholieke regio’s flexibeler van aard.
De CHU was conservatiever dan de ARP en hield het theocratische ideaal van
Nederland als protestantse natie hoog in het vaandel. Oud-CHU’ers hebben daarom meer affiniteit met de monoculturalistische PVV dan de pluralistische oud-ARP’ers. Uit een enquête van het Nederlands Dagblad blijkt, dat slechts 37 procent van de CDA’ers die zich verwant voelt met de ARP een kabinet met de PVV steunt, terwijl dat bij CDA’ers die zich
met de CHU verwant voelen maar liefst 58 procent is.14
De discussie over de samenwerking met Wilders maakt een ideologisch verborgen scheidslijn binnen het CDA duidelijk. De ARP was van oudsher gevoelig voor links en presenteerde zich daarbij als progressief. De CHU is mede ontstaan omdat de ARP haar idee van een enkel protestantse Nederlandse natie liet vallen. Hierdoor zouden CDA’ers met deze achtergrond vatbaarder kunnen zijn voor de nationalistische en onoculturele koers van de PVV. Ook katholieken lijken sinds de jaren zestig vatbaar voor populistische trends, met name de kiezers in Noord-Brabant en Limburg lijken op drift. Waar deze drift vandaan komt
is niet eenzijdig vast te stellen, maar een snelle ontzuiling lijkt een oorzaak. Wellicht dat ook de historische tegenstelling tussen protestanten en katholieken en dan met name de onderdrukking van de laatste groep opspeelt. Gezien het grote kiezerspotentieel in het katholieke zuiden, lijken Brabant en Limburg een soort swing states te zijn geworden; de
winst of het verlies in deze provincies kan betekenend zijn voor de nationale verkiezingsuitslag. Dat de katholieke CDA’er en politiek strateeg Verhagen dit beseft is realistisch, maar kan ook een manoeuvre betekenen richting een verscheurd CDA. Volgens Snel is de populariteit van Wilders’ PVV een rechtstreeks gevolg van de katholieke ontzuiling. Hij ziet de verdeeldheid binnen het CDA als een tegenstelling tussen belijdende
protestanten en religieus minder actieve katholieken. Toch is de scheidslijn niet zo eenvoudig te trekken en moet het geheel binnen breder christelijk verband worden gezien. Waar het CDA moeite heeft een overtuigende christen-democratische boodschap te ventileren, doet de
PVV een indrukwekkend beroep op de eigen christelijke erfenis. Ondanks de ontkerkelijking van Nederland hebben veel mensen wel iets met religie en daaruit ontstane tradities. Daarbij komt de terugkoppeling met de nationale identiteit, zoals hierboven aangegeven. Na het humanisme lijkt het christendom in Nederland opnieuw haar eigen tegenkracht te hebben
gevonden, namelijk het populisme dat als grootste concurrent zich wederom beroept op onder andere het humanisme en het christendom zelf. Het CDA heeft deze twee levensovertuigingen te weinig weten te koppelen aan onze samenleving en daarin heeft ze verloren het van de PVV.15
De ChristenUnie-top is ondubbelzinnig anti-PVV. Na de verkiezingen van 9 juni sloot partijleider André Rouvoet samenwerking met Wilders uit, en in het Nederlands Dagblad van 18 september 2010 betoogden twee prominente CU’ers dat ze nog liever met het ‘libertijnse’ D66 in zee zouden gaan, dan met de ‘antirechtsstatelijke’ PVV. Een deel van de ChristenUnie-achterban is het hier niet mee eens. De website van het zeer op de ChristenUnie
georiënteerde Nederlands Dagblad staat vol met reacties van orthodox-christelijke islamcritici, die in Geert Wilders een soort van nieuwe Messias zien die het christelijk geloof moet beschermen tegen het kwaad van de islam. De beruchtste reaguurder is ongetwijfeld de ‘joods-christelijke’ pastor Ben Kok, die door zijn provocerende acties – zoals met een Israëlische vlag op een pro-Palestijnse demonstratie inlopen – landelijke bekendheid heeft gekregen. De boodschap van Kok – en indirect dus die van Wilders – lijkt vooral aan te slaan bij ‘evangelische’ christenen.16 Zij zijn, omdat zij in tegenstelling tot gereformeerde
christenen vooral emotioneel en minder rationeel geloven, gevoeliger voor complottheorieën en de aantrekkingskracht van sterke leiders. Ook zijn evangelischen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de vrijgemaakt-gereformeerden, zeer pro-Israël. Wilders’ onkritische steun aan
de politiek van dit land kan onder evangelischen op brede sympathie rekenen. Toch heeft de ChristenUnie op 9 juni nauwelijks stemmen aan de PVV verloren.
Sympathie voor Wilders vertaalt zich niet altijd in een stem op de PVV. De
theocratische en monoculturele SGP deelt veel van haar standpunten met de PVV, maar de bevindelijk-gereformeerde SGP-achterban blijft niettemin de eigen partij trouw. Om jongeren die erg gevoelig zijn voor Wilders en de conservatieve Spruyt17 echter voor de SGP te behouden, is partijleider Cees van der Staaij kritischer over de islam dan zijn voorganger Bas
van der Vlies. De SGP was natuurlijk al kritisch over de islam, maar is dat nu explicieter. Daarnaast heeft Van der Staaij meteen na de verkiezingsuitslag van 9 juni een VVD-PVVCDA-kabinet zijn gedoogsteun aangeboden.18 Niettemin houdt de SGP enige afstand tot de PVV. De introverte stijl van politiek bedrijven van de SGP staat ver van het rauw populisme van de PVV af.19

‘JOODS-CHRISTELIJK’
Dat Geert Wilders een politiek fenomeen is met electoraal groeiend succes is geen nieuws. Ook zijn haat-liefdeverhouding met christenen is met name in 2010 naar voren gekomen door de discussie binnen het CDA. Wilders is geboren in een katholiek middenklassegezin in het Limburgse Venlo. Er is veel gespeculeerd over de herkomst en historie van zijn politieke
ideeën. Zelf zegt Wilders daarover dat hij zich tussen zijn twintigste en vijfentwintigste ging interesseren voor de Nederlandse politiek. Dit kwam met name door de misstanden en bureaucratie die hij signaleerde tijdens zijn werk bij de Sociale Verzekeringsraad. Hij benadrukt dat zijn interesse voor internationale politiek al eerder was vanwege zijn verblijf als tiener in Israël, van waaruit hij door het Midden-Oosten reisde.20 Hij deed op deze reizen veel indrukken op en hij maakte de spanningen in het Midden-Oosten aan den lijve mee. Zo moest hij schuilen bij bombardementen, kende gastvrijheid en zag hij haat ten opzichte van Israël.21 Wilders’ liefde en steun voor Israël en het joodse volk komt steeds duidelijk naar voren, hoewel hij zelf nooit waarneembaar gelovig is geweest.
Sinds 2001 werd Wilders in zijn doen en denken steeds meer neoconservatief, de aanslagen van 9/11 hebben hier een belangrijke invloed op gehad. Net als Fortuyn hamerde hij steeds vaker op de scheidslijn tussen de linkse heersende elite en het gewone volk. De islam werd daarbij steeds meer de vijand van de joods-christelijk humanistische cultuur van
Nederland en Europa beschouwd. Volgens politicoloog Koen Vossen is Wilders in 2006 wederom politiek opgeschoven en wel naar het nationaal-populisme. Opvallend hierin was zijn stellingname dat Nederland zich terug moest trekken uit Afghanistan en dat andere landen maar hun bijdrage moesten leveren aan de War on terror. De joods-christelijke cultuur werd
steeds meer opgenomen in een nationale identiteit die onverenigbaar is met de islam.22
De eerdergenoemde feiten resumerende zien we een beeld dat net zo ingewikkeld is als hetgehele politieke landschap. Het is een gegeven dat Wilders steeds meer stemmen wegtrekt bij de christelijke politieke partijen, maar dit gebeurt niet met enige logica. Als we kijken naar
het ‘Wilderseffect’ op de christelijke partijen in het parlement, CDA, CU en SGP, zien we dat hij dezelfde scheiding aanbrengt als in het gehele politieke landschap. Hij wint kiezers bij links en rechts, bij katholiek en protestant. Het CDA heeft hier het meest onder te lijden, omdat zij van de christelijke partijen het minst verzuild is en dit geldt dan met name weer voor haar katholieke achterban. De evangelische achterban van de CU en de bevindelijkgereformeerden van de SGP voelen sympathie voor sommigen standpunten van Wilders, maar vertalen dit niet overwegend in actief stemgedrag. Concluderend kun je met het christendom zowel linksom als rechtsom en zijn christenen niet per definitie meer pro of contra Wilders;
ook binnen deze gemeenschap wordt verdeeld op hem gereageerd. Om deze scheidslijn vast te leggen op de grens katholiek of protestant is eenzijdig en doet geen recht aan de complexe werkelijkheid. Wel is er veel sympathie onder katholieken, maar die is er ook vanuit een aanzienlijk deel van de protestanten. De van oudsher christelijke partijen hebben, evenals veel andere traditionele partijen, hun vanzelfsprekende legitimiteit ten opzichte van hun achterban verloren: dit verschijnsel is echter niet puur christelijk.


Drs. E. Klei is politiek historicus en heeft gewerkt aan een dissertatie over het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), die in het voorjaar van 2011 zal verschijnen bij uitgeverij Bert Bakker. J. Lemm BA is bestuurskundige en algemeen bestuurslid van de VVD Kamercentrale Brabant.


NOTEN:
1) R. Koole, Politieke partijen in Nederland: ontstaan en ontwikkeling van partijen en partijstelsel, Utrecht, 1995, pp.17-25.
2) F. Becker et al. (red.), Politieke partijen op drift, Amsterdam, 2003, pp.74-75.
3) M. van Dijk, Frederik Carel Gerretson (1884-1958). Tussen vrijheid en gezag, een studie naar de maatschappijkritiek van prof.dr. F.C. Gerretson, Utrechtse Historische Cahiers 20,
Utrecht, 1999.
4) M. Wolf, Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant, Amsterdam, 2010, pp.351-352.
5) A. Bleich, Een partij in de tijd. Veertig jaar Partij van de Arbeid, Amsterdam, 1986, pp.15-45.
6) R. Bouwman, De val van een bergredenaar. Het politieke leven van Willem Aantjes, Amsterdam, 2002.
7) E.H. Klei, ‘CDA-loyalisten: loyaal aan principes, niet aan de partij’, www.Joop.nl
8) R. Koole, Politieke partijen in Nederland, pp.95-200.
9) D.L. Pels, De geest van Pim: het gedachtegoed van een politieke dandy, Amsterdam, 2003, pp.13-37.
10) R. Koole, Politieke partijen in Nederland, pp.345-363.
11) J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force, Amsterdam, 2008, pp. 491-498.
12) F. van Deijl, ‘Leve de KVP’, HPdeTijd.nl, 8 september 2010.
13) J.D. Snel, ‘Alle populisten waren katholiek’, NRC Handelsblad Opinie & Debat, 11 en 12 september 2010.
14) ‘CDA-kiezer ziet liefst rechts kabinet’, Nederlands Dagblad, 27 augustus 2010.
15) J.D. Snel, ‘Alle populisten waren katholiek’.
16) D. Gillisen en W. Houtman, ‘PVV-aanhang in kerken blijft beperkt’, Nederlands Dagblad, 26 februari 2010; Redactie kerk, ‘Steun voorgangers aan coalitie met PVV’, Nederlands Dagblad, 19 augustus 2010.
17) J.M. ten Hove, ‘Refojongeren en de adoratie voor Wilders’, Reformatorisch Dagblad, 11 juli 2009.
18) ‘SGP bereid tot gedoogsteun voor rechtse coalitie’, Elsevier, 11 juni 2010.
19) J. Hoekman en A. de Jong, ‘Reformatorische opinieleiders over samenwerken met PVV’,
Reformatorisch Dagblad, 21 augustus 2010.
20) G. Wilders, Kies voor vrijheid: een eerlijk antwoord, 2005, pp.13-19.
21) A. Blok en J. van Melle, Veel gekker kan het niet worden, Hilversum, 2008, pp.53-58.
22) K.P.S.S. Vossen, ‘Van Bolkestein via Bush naar Bat Ye’or. De ideologische ontwikkeling van Geert Wilders’, http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jbdnpp/
jb08/KoenVossenartikelJB2008.pdf

Het CDA is niet conservatief

Onderstaande artikel werd op 29 november 2010 geplaatst op Joop.nl




Het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA is een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet


In de Volkskrant van zaterdag 27 november stelde Hans Hillen dat het CDA een conservatieve partij is. De defensieminister, die vroeger een tijdje lid was van de Edmund Burke Stichting van conservatief polemist Bart Jan Spruyt en tegenwoordig een warm pleitbezorger is van de gedoogconstructie met de PVV, vergeleek zijn partij met de Duitse CDU/CSU.

"In bijna alle landen waar ze bestaan, behoren christen-democratische partijen tot de conservatieve partijen. Logisch, want christelijke waarden zijn gebaseerd op een boek dat minstens 2.000 jaar oud is. Wij komen als CDA nu uit waar de CDU/CSU in Duitsland al jaren zit en daar horen wij ook. Als wij dit eerder hadden gedaan, hadden wij veel minder malheur gehad."

Hillen heeft ongelijk. Hoewel veel christelijke partijen een conservatieve koers hebben gevoerd of nog steeds voeren, leidt het christelijk geloof natuurlijk niet automatisch tot een conservatieve stellingname. Zoals je met het christendom rechtsom óf linksom kunt, zo kun je er ook conservatieve óf progressieve conclusies uit trekken. Het hangt heel erg van je eigen interpretatie af. Je hebt aan de ene kant de SGP die een overduidelijke conservatieve politiek voert, en aan de andere kant GroenLinks die niet weinig progressieve christelijke leden kent en onder andere is voortgekomen uit de christelijke EVP en de van oorsprong christelijke PPR.

Ook ten aanzien van het CDA klopt het beeld van Hillen niet. Het in 1980 opgerichte CDA is een fusie van ARP, CHU en KVP. De laatste twee partijen waren conservatief, maar de ARP was in de jaren zestig progressief geworden, steunde de dekolonisatie van Nieuw Guinea en verzette zich tegen de apartheid in Zuid-Afrika en de oorlog in Vietnam. Hoewel het CDA vanaf zijn oprichting een voorkeur heeft voor centrumrechtse kabinetten, onder de kabinetten-Balkenende verder is verrechtst en nu zelfs aan een regering deelneemt die gedoogsteun krijgt van de PVV, doet Hillen de geschiedenis van het CDA onrecht als hij zegt dat zijn partij een conservatieve partij is. De progressieve ARP-stroming in het CDA heeft oude papieren en oefende van tijd tot tijd invloed uit op de partij, vooral de (bijna allemaal uit de ARP afkomstige) loyalisten ten tijde van de kabinetten-Van Agt en Lubbers-I.

Hillen miskent ten slotte ook het heden. Tegenwoordig bestaat de progressieve ARP-stroming in het CDA namelijk nog steeds. Denk maar aan al die principiële PVV-critici als Willem Aantjes, Sytse Faber, Doekle Terpstra, Ad Koppejan en Wouter Beekers. Daarnaast zijn er ook progressief geworden katholieke CDA'ers zoals Dries van Agt. Een derde van het CDA-congres stemde in oktober tegen de gedoogsteugsteuncontructie met de PVV.

Natuurlijk is het CDA geen progressieve partij, tegenwoordig verre van dat zelfs. Progressieve christenen stemmen meestal niet op het CDA maar op GroenLinks of een andere niet-confessionele partij. Zelfs de conservatieve (maar in sociaal-economisch opzicht linkse) ChristenUnie is tegenwoordig progressiever dan het CDA en kreeg op 9 juni de stem van Aantjes. Niettemin is het uitwissen van de progressieve stroming in het CDA een vorm van geschiedvervalsing en partijzuivering, die een beetje communistisch aandoet. Onbedoeld is Hillen dus eigenlijk minder conservatief dan hij zich voordoet. Echte conservatieven (in de niet negatieve zin van het woord) houden immers rekening met het historisch gegroeide en vinden het streven naar gelijkschakeling revolutionair.

woensdag, november 24, 2010

Beelden Van der Capellen eindelijk naar Zwolle?

http://www.geschiedenisbeleven.nl/Artikelen/Geschiedenis/Beelden_Van_der_Capellen_eindelijk_naar_Zwolle/

Progressieve politicus van het jaar

Onderstaande artikel werd op 16 november 2010 geplaatst op Joop.nl




Lang geleden, toen de politieke pers nog progressief was, organiseerde het weekblad De Tijd onder parlementaire journalisten de verkiezing voor de politicus van het jaar.
De grote lieveling van de pers was PvdA-leider Joop en Uyl. Hij werd van 1973 tot 1977 en in 1980 en 1982 politicus van het jaar, in 1978, 1981, 1983 en 1985 tweede, en in 1979 derde. Alleen in 1984 en 1986 kwam hij niet in de top-3 terecht.

De verkiezing voor de politicus van het jaar werd in 1986 voor het laatst door De Tijd georganiseerd. Het blad HP de Tijd en RTL hebben daarna de organisatie van de verkiezing even overgenomen, en vanaf 2003 wordt de verkiezing jaarlijks georganiseerd door de NOS. In 2007 was het ook mogelijk voor de burgers om via internet op hun favoriete politicus te stemmen. D66-voorman Alexander Pechtold was volgens de parlementaire pers de beste politicus, maar Bas van der Vlies won dankzij een voorkeurscampagne van SGP-jongeren de publieksverkiezingen. Gevolg was dat Geert Wilders, die door pers en publiek als tweede was verkozen, de winnaar werd. In 2008 werd de verkiezing daarom weer alleen onder parlementaire journalisten gehouden. Burgers die op hun politicus van het jaar willen stemmen, kunnen dat doen (na het invullen van een heleboel privévragen) op de website van EénVandaag.

Omdat de pers in onze tijd lang niet meer zo progressief is - Geert Wilders’ opiniestukken worden in de Volkskrant geplaatst en PVV-Kamerlid Martin Bosma wordt nu zelfs columnist voor het NRC Handelsblad - zou het moderne progressieve medium Joop.nl de ‘verkiezing voor de progressieve politicus van het jaar’ kunnen organiseren. Allereerst natuurlijk omdat dit leuk is, maar daarnaast ook een beetje om een statement te maken tegen het huidige conservatieve klimaat. Welke politicus heeft zich in 2010 van haar/zijn beste progressieve kant laten zien? Hieronder mijn top-5:

1. Ad Koppejan (CDA). Hoewel hij helaas en waarschijnlijk onder enorme druk uiteindelijk toch akkoord is gegaan met het rechtse kabinet, fungeerde deze progressieve christendemocraat een tijdlang als het morele geweten van Nederland. Mede dankzij zijn protest zijn de marges van het huidige kabinet smal. Het had allemaal nog veel erger kunnen zijn.

2. Mariëtte Hamer (PvdA). We zijn het door alle belangrijke politieke gebeurtenissen van het afgelopen jaar bijna weer vergeten, maar dankzij het moedige optreden van Hamer in Kamer in januari, werd het vernietigende Irak-rapport niet zomaar even aan de kant gelegd. Hamer liet zien dat principes soms belangrijker zijn dan ordinaire machtspolitiek.

3. Femke Halsema (GroenLinks). De beste allround politica, die de afgelopen jaren erg gegroeid is in haar rol, en dé oppositieleider is geworden. Dankzij Halsema is GroenLinks een redelijk alternatief. De partij heeft haar radicale veren afgeschud en is Regierungsfähig geworden, ondanks het mislukken van paars plus.

4. Emile Roemer (SP). Met zijn humor zorgde hij er hoogstpersoonlijk voor dat de SP uit het electorale dal omhooggekomen is.

5. André Rouvoet (ChristenUnie). Rouvoet is beslist geen progressief politicus, maar zijn principiële protest tegen samenwerking met de PVV dwingt respect af. Daar kunnen de christelijke politici bij het CDA en vooral bij de SGP iets van leren.

Behalve de verkiezing voor de beste politicus van het jaar, organiseerde De Tijd (alleen in 1986) ook de verkiezing voor de slechtste politicus van het jaar. Welke politicus heeft zich in 2010 van haar/zijn slechtste kant laten zien? Daarom hieronder ook mijn andere top-5:

1. Maxime Verhagen (CDA). Als de Italiaanse filosoof Nicòllo Machiavelli een actuele versie van zijn boek Il principe (De heerser) zou schrijven, fungeert Maxime Verhagen daarin als de nieuwe Cesare Borgia, een politicus die over lijken gaat. Waarom? Verhagens dubieuze rol tijdens de discussie over de verlenging van de Nederlandse missie in Afghanistan, en zijn aanvankelijke ‘principiële’ bezwaren tegen samenwerking met de PVV.

2. Cees van der Staaij (SGP). Omdat Van der Staaij meteen na de verkiezingen van 9 juni aangaf een VVD-PVV-CDA-kabinet te willen, en bereid was om dit kabinet van gedoogsteun te voorzien.

3. Martin Bosma (PVV). Omdat hij het voor elkaar heeft gekregen dat het NRC Handelsblad hem nu als ‘intellectueel’ beschouwd, vanwege zijn waanzinnige complottheorieënboekje.


4. Job Cohen (PvdA). Niet omdat Cohen zelf zo slecht is, maar omdat hij het allemaal liet gebeuren en door zijn onwrikbare opstelling het huidige rechtse kabinet mede mogelijk heeft gemaakt. Hopelijk maakt hij in 2011 een boel goed.

5. Marcial Hernandez & Eric Lucassen (PVV). PVV-tuig van de richel.

Uiteraard is er op mijn keuze het een en ander af te dingen. Zie het vooral als een voorzetje. Ik ben daarom ook erg nieuwsgierig naar de discussie.

donderdag, november 04, 2010

Turkish Delight

Onderstaande column is gepubliceerd op Joop.nl en Protestant.nl
Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/turkish_delight/
en http://www.protestant.nl/actueel/turkish-delight





De werkelijkheid is een stuk complexer dan de zwart-wit beelden die de conservatieve framers van het islam-debat ons steeds weer voorschotelen
Een week voor de gewraakte uitspraken van premier Mark Rutte over Nederlanders met een Turks paspoort was ik op vakantie in Istanbul. Ik had over "de poort naar de Oriënt" gelezen in De brug van Geert Mak en Istanbul van Orhan Pamuk, en het leek mij geweldig om deze stad eens in het echt te aanschouwen.

Istanbul heeft een rijke geschiedenis en staat vol met oude kerken en moskeeën. De stad heette van 330 tot 1453 Constantinopel en was hoofdstad van het christelijke Oost-Romeinse (later: Byzantijnse) Rijk, daarna was Istanbul tot 1923 hoofdstad van het islamitische Ottomaanse Rijk. Het toeristische hoogtepunt van Istanbul is de Aya Sophia, zo’n duizend jaar lang de grootste kerk ter wereld, totdat de Turken de stad veroverden en de basiliek ombouwden tot een moskee. Onder indruk van het Byzantijnse bouwwerk modelleerden de Turken hun nieuwe moskeeën naar de Aya Sophia, uiteraard met als doel om deze in schoonheid te overtreffen.

Resultaat hiervan waren de Süleymanmoskee en de Blauwe Moskee, die elk jaar ook door honderdduizenden toeristen worden bezocht. Prachtig zijn verder de Gouden Hoorn met de Galatabrug van Geert Mak, het Topkapipaleis van de sultans en last but not least de bazaars, waar je Turkish Delight kunt kopen (de snoepjes, niet de Engelse vertaling van het beroemde boek van Jan Wolkers).

Als zuinige calvinist ben ik niet zo van de souvenirs, dus ging ik naar een goede historische boekhandel in de buurt van de Blauwe Moskee om een blijvende herinnering aan te schaffen. Dit werd het boek Osman’s dream. The story of the Ottoman Empire 1300-1923 van Caroline Finkel, waarin ongenuanceerde historische beelden over de relatie tussen de islam en Europa worden bijgesteld. Ik was zo enthousiast over dit boek, dat ik heb besloten om hier maar een column over te schrijven.

In de huidige islam-discussie, die vaak op zeer ongenuanceerde wijze wordt gevoerd, doen islam-critici dikwijls een beroep op de geschiedenis. Dat de islam volgens hun een intolerante en gewelddadige godsdienst is die Europa bedreigt, 'bewijzen' de slag bij Poitiers van 732, de val van Constantinopel in 1453 en het mislukte beleg van Wenen in 1683.

Osman’s dream toont echter aan de conflicten tussen het Ottomaanse Rijk en de christelijke staten in Europa niet zozeer het gevolg waren van religieuze of ideologische tegenstellingen, maar in de eerste plaats te maken met machtspolitiek. In de nadagen van het Byzantijnse Rijk sloten keizers en troonpretendenten soms allianties met het opkomende Ottomaanse Rijk om binnenlandse vijanden het hoofd te kunnen bieden. De Italiaanse staatjes voelden zich in de vijftiende eeuw meer bedreigd door de Fransen dan door de Turken en Frans I van Frankrijk sloot begin zestiende eeuw met de Turken een bondgenootschap tegen Karel V van Habsburg.

Voor het Ottomaanse Rijk vormden de islamitische rijken van de Mamelukken in Egypte en de Safawiden in Perzië misschien nog wel een grotere bedreiging dan de verschillende christelijke staten in Europa. Het Mamelukkenrijk werd in 1517 zonder al te veel moeite door de Ottomanen veroverd, de Safawiden bleven lastig en probeerden zelfs een anti-Ottomaans bondgenootschap met de zeemacht Venetië te sluiten. De Habsburgers beschouwden hun oorlogen tegen de Turken als een strijd tussen christendom en islam en de Ottomaanse sultans beriepen zich dikwijls op de heilige oorlog om hun oorlogen tegen buurlanden te rechtvaardigen, maar de werkelijkheid was een stuk complexer.

Het Ottomaanse Rijk was lange tijd een stuk toleranter tegenover religieuze minderheden dan de Europese landen. Na de Reconquista werden de joden in Spanje hevig vervolgd, in het Ottomaanse Rijk vonden velen van hen een veilig heenkomen. Ook hadden de protestanten in het Ottomaanse deel van Hongarije het een stuk beter dan hun geloofsbroeders in het Habsburgse deel van het land. Ze waren "Liever Turks dan Paaps".

De Turkse tolerantie kwam in de negentiende eeuw onder druk te staan, maar dit was een gevolg van het nationalisme en het feit dat het Ottomaanse Rijk van alle kanten werd bedreigd. Intolerant was het Ottomaanse Rijk daarentegen wel tegen andersdenkende moslims. Rondreizende islamitische predikers met opvattingen die al te erg afweken van de soennitische orthodoxie belandden niet zelden op het schavot, vooral wanneer hun boodschap ook politieke consequenties had.

De werkelijkheid is nogmaals een stuk complexer dan de zwart-wit beelden die de conservatieve framers van het islam-debat ons steeds weer voorschotelen.
De reeds overtuigden overtuig je niet met een genuanceerd verhaal, dat de andere kant benadrukt. Voor degenen die wel open staan voor iets nieuws beveel ik het boek Caroline Finkel van harte aan. Maar nog beter is het om Istanbul zelf een keer te vereren met een bezoek, om daar onder de indruk te raken van deze mooie stad, dit jaar terecht één van de culturele hoofdsteden van Europa.

donderdag, augustus 26, 2010

CDA-loyalisten: Loyaal aan principes, niet aan de partij

Onderstaande artikel staat sinds dinsdag 24 augustus 2010 op Joop.nl





Het dagblad Trouw meldde vrijdag 20 augustus dat er in de CDA-fractie tenminste één Kamerlid is die een principieel voorbehoud heeft gemaakt tegen een regeerakkoord met gedoogsteun van de PVV van Geert Wilders. Een dag later schreef de krant dat er twee CDA-parlementariërs waren die weigerden om met Wilders samen te werken. CDA-leider Maxime Verhagen verwijst deze geruchten naar de prullenmand: "De hele fractie heeft unaniem, alle leden, ingestemd met het voeren van deze onderhandelingen. Tegelijkertijd geldt voor de hele fractie ook dat het eindresultaat beoordeeld wordt op de inhoud."

Los van wie er nu gelijk heeft, Trouw of Verhagen, doet deze situatie mij denken aan die van zo’n dertig jaar eerder, toen het kersverse CDA veel te stellen had met de zogenaamde loyalisten. Over hen gaat deze column. Wie waren de loyalisten, wat wilden zij, hoe groot was hun invloed en in hoeverre lijkt de situatie toen op die van thans?

Het verhaal van de loyalisten begint in 1977: In Nederland is het kabinet-Den Uyl aan de macht, het meest linkse kabinet dat ons land ooit gekend heeft. Twee voorlopers van het CDA, de protestantse ARP en de katholieke KVP, leveren ministers voor dit kabinet. De AR-ministers voelen zich in dit kabinet als een vis in het water, maar KVP-minister Van Agt daarentegen botst regelmatig met zijn progressieve collega’s. Dankzij Van Agt komt het kabinet-Den Uyl begin 1977 dan ook ten val. ARP en KVP doen samen met de conservatief-christelijke CHU als CDA aan de parlementsverkiezingen mee. Van Agt is lijsttrekker. Het CDA wordt met 49 zetels de tweede partij van het land.

Het ligt voor de hand dat het CDA met de grote winnaar van de verkiezingen, de 53 zetels tellende PvdA, gaat regeren. Het loopt echter anders. Nadat de formatiepogingen tussen PvdA, CDA en D66 telkens weer zijn stukgelopen besluit Van Agt om met Hans Wiegel van de VVD aan tafel te zitten. CDA en VVD vormen met 77 zetels samen een krappe meerderheid in het parlement. In restaurant Le Bistroquet wordt eind 1977 het rechtse kabinet-Van Agt-Wiegel informeel geformeerd. De meeste CDA-Kamerleden, moe van al het geformeer, zien dit kabinet wel zitten. Zeven (voornamelijk uit de ARP afkomstige) parlementariërs waren echter liever met Den Uyl in zee gegaan. De zeven dissidenten zijn: Willem Aantjes (ARP), fractievoorzitter van het CDA tot zijn val in 1978, Bouke Beumer (ARP), Hans de Boer (ARP), Stef Dijkman (KVP), Sytze Faber (ARP), Jan van Houwelingen (ARP) en Jan Nico Scholten (ARP).

De zeven willen hun steun aan het rechtse kabinet niet voluit toezeggen. Uiteindelijk gaan ze wel akkoord, maar onder voorwaarden. Dankzij de CDA-loyalisten kan het kabinet geen wezenlijk ander beleid voeren dan in de voorafgaande jaren. De overheidstekorten, enorm gestegen tijdens het kabinet-Den Uyl, worden nog groter. Van Agt en Wiegel komen niet toe aan het ‘puinruimen’, wat Wiegel ons later wil doen laten geloven. Het bezuinigingsplan Bestek ’81 is heel bescheiden.

In 1980 komt het kabinet-Van Agt/Wiegel dankzij de loyalisten bijna ten val. Onderwerp van de controverse is niet de bezuinigingspolitiek maar de houding van het kabinet tegenover het blanke apartheidsregime in Zuid-Afrika. CDA en VVD zijn beslist geen voorstanders van de rassenscheiding in dat land en de stelselmatige discriminatie van de zwarte bevolking, maar ze vinden de apartheid geen voldoende reden om Zuid-Afrika economisch te boycotten. De progressieve partijen vinden van wel. Oppositieleider Den Uyl dient een motie in om tegen Zuid-Afrika een olieboycot in te stellen. De motie wordt aangenomen maar het kabinet besluit deze naast zich neer te leggen. Vervolgens dient Den Uyl een motie van wantrouwen in, die op het nippertje door de Kamer wordt verworpen: 72 parlementariërs stemmen voor, 74 tegen. De CDA-loyalisten hebben voor de motie gestemd. Het kabinet-Van Agt/Wiegel heeft de motie van wantrouwen overleefd alleen omdat de kleine rechtse partijen besluiten om tegen te stemmen. Belangwekkend is dat kabinetsformateur Wim van der Grinten een situatie zoals die zich in 1980 zou voordoen drie jaar eerder heeft voorzien, en in 1977 met de SGP, het GPV, de Boerenpartij en DS’70 een gedoogovereenkomst heeft afgesproken. Dankzij de gedoogsteun van drie rechtse partijen die dubieus staan tegenover de rechtsstaat (SGP, GPV en de BP steunen de apartheid door dik en dun) kan het kabinet dus in het zadel blijven.

In 1981 wordt het rechtse kabinet-Van Agt/Wiegel opgevolgd door het centrumlinkse kabinet-Van Agt/Den Uyl/Terlouw, dat na een klein jaar ruziën ten val komt. Na het interimkabinet-Van Agt/Terlouw treed in 1982 het rechtse kabinet-Lubbers aan. In tegenstelling tot Van Agt komt Lubbers wel aan bezuinigen toe en doet dit zo voortvarend, dat de Nederlandse economie er (ondanks pijnlijke maatregelen) weer bovenop wordt geholpen. De loyalisten, inmiddels kleiner in aantal, voeren nu een achterhoedegevecht. Omdat CDA en VVD met samen 81 zetels over een stevige meerderheid in het parlement beschikken zijn de overgebleven loyalisten politiek gezien ook niet zo relevant meer. Alleen tijdens het debat over de vraag of er op Nederlandse bodem Amerikaanse atoomwapens mogen worden geplaatst doen de linkse loyalisten lastig, maar dankzij de steun van klein rechts (nu SGP, GPV en RPF) trekken de CDA-dissidenten weer aan het kortste eind.

Dat de loyalisten steeds minder invloed krijgen komt ook door de toenemende fractiediscipline bij het CDA. Fractievoorzitter Bert de Vries ontneemt in 1983 de gedreven maar kritische Scholten het fractiewoordvoerderschap, waarop Scholten uit de CDA-fractie stapt. Scholten vormt hierna samen met Dijkman de fractie Scholten/Dijkman en blijft tot 1986 Kamerlid. In 1984 richt Scholten de Parlementariërs tegen Apartheid op, een internationale groepering die het wereldwijde anti-apartheidsprotest kracht wil bijzetten. Saillant detail: Scholten wordt in Washington opgepakt als hij daar tegen apartheid demonstreert. In 1986 besluit Scholten om lid te worden van de PvdA en voor deze partij belandt hij later nog in de senaat. Een progressieve partij als de PvdA bood meer ruimte aan kritische geesten dan het vaak zo conservatieve en conformistische CDA.

Tussen toen en thans zijn er interessante verschillen en overeenkomsten. Het grootste verschil is de grootte van de linkse loyalisten en rechtse gedogers. De loyalisten van nu zijn (volgens Trouw) met z’n tweeën in Kamer, in 1977 waren het er zeven. De rechtse gedogers daarentegen waren in 1977 slechts goed voor 6 zetels (3 SGP, GPV, Boerenpartij en DS’70 elk 1) terwijl PVV en SGP nu samen 26 zetels hebben (24 PVV, 2 SGP). De ChristenUnie (de opvolger van GPV en RPF) kan bovendien niet langer zonder meer tot rechts gerekend worden: partijleider André Rouvoet en vooral senator Egbert Schuurman hebben nu publiekelijk afstand genomen van de PVV en willen een rechts kabinet geen gedoogsteun geven.

De grote overeenkomst met vroeger is dat de keuze om CDA-dissident te worden nog steeds wordt ingegeven door moraal. De loyalisten zijn niet trouw aan de partijleiding, maar aan hun eigen principes. Het is dan ook geen wonder dat de loyalisten toen en thans voor het leeuwendeel protestanten zijn. Katholieken zijn hiërarchischer ingesteld en hebben de neiging hun instituut Kerk (met hoofdletter) altijd de hand boven het hoofd houden, ook al gebeuren daar dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Protestanten, en ik bedoel hiermee geen SGP’ers maar protestanten van het progressieve soort, gaan uit van het individuele geweten. Zij doen hun mond open als er ergens in de wereld onrecht plaatsvindt. Ik wens de CDA-loyalisten in de Kamer en daarbuiten (ik denk aan Wouter Beekers, Sytse Faber, Willem Aantjes, Doekle Terpstra maar ook aan Bert de Vries en Dries van Agt) veel succes in hun strijd voor de morele geloofwaardigheid van hun partij.

woensdag, augustus 04, 2010

Prominenten doen oproep om afstand van PVV te nemen

http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1406270.ece/Prominenten_doen_oproep_om_afstand_van_PVV_te_nemen

Oproep aan Kamerleden: neem afstand van PVV

Oproep aan Kamerleden: neem afstand van PVV

http://www.nd.nl/artikelen/2010/augustus/04/oproep-aan-kamerleden-neem-afstand-van-pvv

Nederlands Dagblad, 5 augustus 2010

van onze redactie binnenland

AMSTERDAM - Tweede Kamerleden van de VVD en het CDA moeten afstand nemen van de plannen van hun partijen om een gedoogakkoord te sluiten met de PVV.


14 reacties


Die oproep doet het nieuwe Comité voor de rechtsstaat in een brief die het aan de Kamerleden van de VVD en het CDA heeft gestuurd. Het comité is opgericht door de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans. De brief is mede ondertekend door zeventig Nederlanders, waaronder bekende theologen, historici, filosofen en opiniemakers. Zo staan er de namen onder van hoogleraar theologie Erik Borgman, emeritus hoogleraar economie en voormalig ARP-Kamerlid Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar geschiedenis Maarten van Rossem, hoogleraar filosofie Paul van Tongeren, politiek historicus Ewout Klei, historicus Johan Snel en adjunct-directeur van De Groene Amsterdammer Tiers Bakker.

De brief is gebaseerd op een stuk van Jan Dirk Snel, dat eerder als opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad verscheen. Volgens de opstellers moeten de Kamerleden van CDA en VVD uitspreken dat ze elke aanval op de rechtsstaat afkeuren en dat ze het niet zullen accepteren, als de gedoogpartner van de coalitie zich daar toch schuldig aan maakt. ,,De werkelijkheid is niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen'', stelt de brief. Volgens de opstellers tasten de uitspraken van Wilders de beginselen van de rechtsstaat aan en vraagt dat om een ondubbelzinnige, publieke afwijzing.

Partijpolitieke aard
Mark Rutte (VVD), Maxime Verhagen (CDA) en Geert Wilders (PVV) hebben juist afgesproken dat die laatste mag blijven zeggen wat hij wil. De opstellers van de brief doen geen uitspraak over welk kabinet wél gewenst is. Hun schrijven is ,,niet van partijpolitieke aard''.

CDA-leider Verhagen benadrukte woensdag in een interview dat het zou gaan om een CDA-VVD-kabinet. En in het gedoogakkoord met de PVV worden zaken als de bezuinigingen vastgelegd, maar niet de anti-islamagenda van Wilders. Emeritus-hoogleraar filosofie Sander Griffioen, die de brief ook ondertekende, vindt dat te makkelijk gesteld. ,,Zo onschuldig is het niet. Ik heb niets tegen het aangaan van tijdelijke bondgenootschappen. Maar je kijkt nu naar het aantal zetels dat de PVV vertegenwoordigt en vraagt om structurele hulp. Op zo'n moment moet je andersom ook eisen stellen aan de PVV en het optreden van die partij.''

Fout
In de optiek van Griffioen maakte het CDA ook al een fout toen de partij tijdens het eerste kabinet-Balkenende in zee ging met de Fortuynisten. ,,Dat heeft de staat serieus in gevaar gebracht. Maar het CDA wil altijd regeringsverantwoordelijkheid dragen. Dat zit ze in het bloed.''

Een andere ondertekenaar van de brief, Herman Oevermans, directeur van de Academie Mens en Organisatie aan de Christelijke Hogeschool Ede, vindt ook dat Verhagen zich er te gemakkelijk van af maakt. ,,Lubbers heeft al gesteld dat dit geen echt minderheidskabinet is, maar een bijzonder meerderheidskabinet. De PVV is nodig op onderdelen.''

SGP
Hij verbaast zich er daarnaast over dat een groep reformatorische christenen en een partij als de SGP geen afstand nemen van deze kabinetsvariant. ,,Als orthodox-christelijke minderheid sta je pal voor de rechten van minderheden. Daar zit ook een zeker eigenbelang bij. Maar Wilders gunt die rechten niet aan de islamitische minderheid. Daarom is het wat mij betreft een doodlopend spoor om met de PVV zaken te doen. Rechten die je claimt voor jezelf moet je anderen niet ontnemen.''

dinsdag, augustus 03, 2010

Rechts kabinet, dan een progressief schaduwkabinet

http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/een_rechts_kabinet_dan_een_progressief_schaduwkabinet/




Mijn eerste column op Joop.nl, de progressieve opiniesite van de VARA. Mijn column is zaterdag 31 juli geplaatst.

Een rechts kabinet? Dan een progressief schaduwkabinet
EWOUT KLEI Oud-minister Van Thijn schreef het boek 'De formatie'. Wat kunnen we daar nu uit leren?
In verschillende media is de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen geïnterpreteerd als een grote overwinning van rechts. In feite hield de verkiezingsuitslag echter een verdere versplintering van het politieke landschap in, omdat het vormen van solide meerderheidskabinet nu een haast onmogelijke opgave is geworden.

Dat de formatie lastig zou gaan verlopen was vier weken voor de verkiezingen voorspeld door Ed van Thijn. In zijn op 11 mei verschenen rode boekje, met de weinig originele maar wel duidelijke titel De formatie, betoogt de PvdA-coryfee dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een stabiele regering te vormen, behalve als er snel een ingrijpende hervormingsagenda ter tafel komt. De analyse en aanbevelingen die Van Thijn in zijn boek geeft verdienen nadere bestudering, omdat onze democratie zich als gevolg van de polarisatie (vooral van rechts) in een crisis bevindt, die om een oplossing vraagt.

Volgens Van Thijn kunnen burgers wel stemmen maar niet kiezen. We stemmen op een partij en niet op een kabinet. In 1977 ging de PvdA de verkiezingen in onder de leus ‘Kies de minister-president’ maar bleef na de formatie buiten de regering. In 2006 werden de Tweede Kamerverkiezingen gepresenteerd als een tweestrijd tussen Balkenende en Bos, maar het resultaat van deze verkiezingen was dat beide kemphanen tot elkaar waren veroordeeld in het kabinet-Balkenende IV. In de tijd van de verzuiling (1918-1966) leverde ons kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging nog stabiele regeringen op, omdat de verzuilde partijen hun achterbannen strak onder de duim hielden en de zuilelites beseften dat ze compromissen moesten sluiten. Nu politieke partijen niet meer over een vaste achterban beschikken zetten ze zich, uit electorale overwegingen, af tegen gelijkgezinde partijen én nemen ze om diezelfde reden stilletjes ideeën van de tegenpartij over.

Van Thijn denkt dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een werkbare coalitie te vormen en vreest voor machteloze middenkabinetten, met als gevolg dat radicale partijen op de vleugels (de PVV op rechts en in mindere mate de SP op links) zullen groeien. Hij vergelijkt de Nederlandse situatie met die van Duitsland ten tijde van de Weimarrepubliek (1919-1933) en de Franse Vierde Republiek (1946-1958), waar instabiele kabinetten elkaar opvolgden, en met Denemarken en Israël, waar radicale partijen grote invloed uitoefenen op het regeringsbeleid (dankzij de gedoogsteun die de populistische Dansk Folkeparti aan de Deense minderheidsregering geeft kent Denemarken het strengste asielbeleid van West-Europa en in Israël is de extreemrechtse Lieberman zelfs minister van Buitenlandse Zaken).

De instabiele situatie wordt volgens Van Thijn alleen opgelost als het politieke stelsel grondig wordt hervormd. Hij wil geen districtenstelsel zoals in Groot-Brittannië, waar de Tories en Labour de dienst uit maken en de progressieve Liberal Democrats veel te klein zijn (Nick Clegg wil aan dit stelsel een einde maken). Wat Van Thijn wil is een gemengd stelsel, een beetje districtenstelsel en een beetje evenredig stelsel dus. Daarnaast moeten politieke partijen van te voren duidelijk maken met welke partijen ze een regering willen vormen en met welke niet. De PvdA’er lijkt hiermee terug te willen naar de jaren zeventig, toen de progressieve partijen PvdA, D’66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) samen het programma Keerpunt ’72 schreven en een schaduwkabinet vormden. De kiezer heeft dan wel iets te kiezen.

De formatie bestaat uit drie delen, een dagboek, een theoretisch/essayistisch deel en een fictief verhaal. Het dagboek is nogal saai. Waar Van Thijn in Dagboek van een onderhandelaar (1978) als één van de onderhandelaars over een tweede kabinet-Den Uyl als insider een tipje van de sluier van de achterkamertjespolitiek oplichtte, is dit dagboek van een buitenstaander weinig onthullend. Het fictieve formatieverhaal aan het slot daarentegen is wel aardig. Van Thijn zit er een beetje naast met zijn voorspelling (zo krijgen van hem de PVV en de PvdA elk 28 zetels, de VVD 24 en D66 18), maar dat er na de verkiezingen moeilijk een kabinet te vormen valt heeft hij goed ingezien. Dat Van Thijn er behoorlijk naast zat met zijn verkiezingsuitslag zegt ook iets over de betrekkelijkheid van opiniepeilingen en de vluchtigheid van de actualiteit. Het middendeel, waarin Van Thijn zijn theorie over de instabiliteit van ons politieke systeem uitwerkt, is zonder meer het interessantst. Eigenlijk zou hij dit nog een keer moeten omwerken tot een wetenschappelijke publicatie. De these van Van Thijn, dat een evenredig kiesstelsel zorgt voor een instabiel politiek systeem, zou als hypothese moeten worden getest in een groot vergelijkend (historisch) onderzoek.

Dankzij Van Thijn staat het onderwerp bestuurlijke vernieuwingen anno 2010 opnieuw weer op de politieke kaart, waar D66 zich altijd sterk voor heeft gemaakt. Het is geen toeval dat Van Thijn zijn boek heeft opgedragen aan niemand minder dan wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo, een “visionair democraat”. Het is aardig om te zien dat juist D66 de adviezen van Van Thijn in de laatste verkiezingscampagne lijkt te hebben opgevolgd, want Pechtold pleitte voor paars plus en nog geen week voor de verkiezingen veranderde het partijlogo van kleur. Helaas voor D66 is paars nu (voorlopig?) van de baan en lijkt te worden aangestuurd op een rechts kabinet. Als de formatie van paars plus was gelukt had D66 misschien weer een ministerie voor Bestuurlijke Vernieuwing kunnen claimen, die van dit thema echt werk zou moeten maken en met goede hervormingsvoorstellen zou moeten komen. Met een rechts kabinet in het verschiet zouden D66, GroenLinks en de PvdA de progressieve samenwerking van de jaren zeventig weer nieuw leven in kunnen blazen.

Of de PVV nu in de regering komt of alleen gedoogsteun geeft, een rechts kabinet is niet mijn kabinet. Begin jaren zeventig vormden oppositieleiders Joop den Uyl en Hans van Mierlo een schaduwkabinet dat klaar stond om te regeren. Als er daadwerkelijk een rechts kabinet aantreedt dan moeten Job Cohen, Alexander Pechtold en Femke Halsema de handen ineen slaan en een nieuw schaduwkabinet vormen, dat het roer van het schip van staat overneemt als Mark Rutte de macht over dit stuur verliest. Zo’n schaduwkabinet - dat helemaal in de geest van Van Thijn is en het publicitair weer ongelooflijk goed gaat doen - wordt dan bovendien een vast baken en een signaal van hoop in een verwilderde en stormachtige tijd, waar donkere wolken zich samenpakken.

Persbericht - Oprichting Comité voor de Rechtsstaat - Oproep aan Kamerleden van VVD en CDA

Onderstaande open brief heb ik ook ondertekend.

PERSBERICHT

OPRICHTING COMITÉ VOOR DE RECHTSSTAAT
BRIEF AAN KAMERLEDEN VVD EN CDA

Het op vrijdag 31 juli jongstleden genomen besluit van VVD, CDA en PVV om te streven naar een minderheidskabinet van VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV, heeft veel kritsche reacties opgeroepen. Wat echter tot nog toe sterk onderbelicht is gebleven, is dat VVD en CDA met dit besluit een principiële grens hebben overschreden.
In hun streven samen te gaan regeren willen VVD en CDA een gedoogakkoord sluiten met een partij die zich een vijand van onze rechtsstaat betoont, waarbij er volgens de vrijdag afgelegde verlaring sprake is van ‘acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht’.
De PVV keert zich tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet, terwijl zij tevens wil tornen aan de onafhankelijkheid van de rechtsspraak. Het staat een ieder vrij deze ideeën uit te dragen, maar van partijen als de VVD en het CDA, die zeggen onze rechtsstaat te verdedigen, mag verwacht worden dat zij zich van dergelijke opvattingen distantiëren, en dat zij zich niet politiek afhankelijk maken van een ondemocratisch georganiseerde partij die deze antirechtsstatelijke ideeën propageert.

Deze uiterst zorgelijke ontwikkeling is voor een aantal burgers aanleiding een Comité voor de Rechtsstaat op te richten. De initiatiefnemers, de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans, hebben een brief geschreven aan alle leden van de Tweede Kamer van VVD en CDA, die mede is ondertekend door ruim zeventig bezorgde burgers, waaronder de theoloog Erik Borgman, de historicus Maarten van Rossem, de ethicus Gerrit Manenschijn, de econoom Bob Goudzwaard, de oud-ambassadeur Edy Korthals Altes, de islamoloog Pieter Sjoerd van Koningsveld en de filosofen Sander Griffioen en Paul van Tongeren. Hierin wordt de Kamerleden van beide partijen gevraagd ondubbelzinnig afstand van te nemen van de verklaring van jongstleden vrijdag en uit te spreken dat zij elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeuren en het ook niet acceptabel achten als gedoogpartners van een door hen gesteund kabinet dat wel doen. (Zie bijgaande brief)
De initiatiefnemers en ondertekenaars zullen, afhankelijk van de ontwikkelingen, zich beraden over verdere stappen.

Namens het comité,
Jan Dirk Snel
Rob Hartmans
(Initiatiefnemers van het Comité voor de Rechtstaat)


Noot voor de redactie
Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06-46437538 (Rob Hartmans)
j.d.snel@chello.nl
robhartmans@gmail.com








Officiële tekst in de bijlage


Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06 46437538 (Rob Hartmans)


Aan:
de leden van de Tweede Kamerfracties van VVD en CDA
Ter kennisneming aan:
de overige leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal
- Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
-Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Postbus 20017
2500 EA Den Haag

Amsterdam/Assendelft, 3 augustus 2010



Geacht Kamerlid,

Vrijdag 30 juli 2010 is de dag waarop uw fractie een principiële grens heeft overschreden. Op de avond van deze vrijdag deelden de fractievoorzitters van VVD en CDA, Mark Rutte en Maxime Verhagen, in een verklaring die ze samen met de fractievoorzitter van de PVV, Geert Wilders, aflegden, mee dat ze zouden gaan onderhandelen over een regeerakkoord tussen VVD en CDA, dat door middel van een gedoogakkoord door de PVV gesteund zou worden.

Rutte en Verhagen verklaarden samen met Wilders dat de partijen "elkaars verschil van inzicht" over de vraag of de islam te karakteriseren valt "als óf religie óf (politieke) ideologie", "accepteren". En iets verderop herhaalden ze dat nog eens door te reppen van "acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht".

Wat dit betekende, konden we heel snel zien. PVV-leider Wilders legde aan de verzamelde pers uit dat hij voortaan door zou kunnen gaan met zijn bekende uitspraken over de islam. De werkelijkheid is dus niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen.

Wie het partijprogramma van de PVV raadpleegt, zal constateren dat deze partij onder meer de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet op de islam wil betrekken, een heilig boek wil verbieden, hoofddoekjes wil belasten en de “strijd tegen de islam” tot “het kernpunt van ons buitenlandbeleid” wil maken. De PVV keert zich hiermee in ieder geval tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet. Ook dat is binnen ons rechtsbestel toegestaan, maar wel moet geconstateerd worden dat een partij die zich uitspreekt tegen deze fundamentele grondrechten, zich een vijand van onze rechtsstaat betoont.

Onze vrijheden zijn ongedeeld: ze gelden voor alle burgers zonder uitzondering gelijkelijk. Wie dat niet aanvaardt, verwerpt de vrijheden die van ons allen zijn. Niet wat wij van de islam vinden, is het kernpunt, maar of we de rechtsstaat de moeite van het verdedigen waard achten.

Door middel van hun verklaring hebben Mark Rutte en Maxime Verhagen aangegeven dat ze pleidooien tegen onze rechtsorde accepteren als een legitieme uiting van een gedoogpartner, ook al is het duidelijk dat ze die zelf geenszins onderschrijven. Vanuit hun verantwoordelijkheid hadden ze zover nooit mogen gegaan. Van coalitiegenoot of gedoogpartner mag men bij twijfel een meer hartelijke omhelzing van de beginselen van de rechtsstaat verwachten.

U bent lid van een fractie die met de gedoogverklaring heeft ingestemd. Wij vragen u alsnog daar in een publieke verklaring ondubbelzinnig afstand van te nemen en uit te spreken dat u elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeurt en het ook niet acceptabel acht als gedoogpartners van een door u gesteund kabinet dat wel doen.

Over de vraag welke coalitie al dan niet gewenst is, spreken wij ons in dit schrijven niet uit, ook niet als het gaat over een eventuele coalitie met de PVV of gedoogsteun door die partij. Dit schrijven is niet van partijpolitieke aard. Het gaat de ondertekenaren om de handhaving van een fundamentele en principiële norm.

Voor de tekst van deze brief zijn de eerste twee ondertekenaren volledig verantwoordelijk. De medeondertekenaren ondersteunen de hoofdstrekking van dit betoog, maar zullen op onderdelen uiteraard hun eigen uiteenlopende opvattingen koesteren. Deze brief is voortgekomen uit een schrijven dat de eerste ondertekenaar op 31 juli 2010 opstelde en verzond en dat onder meer te vinden is op zijn weblog en op verzoek op de site joop.nl; dat stuk was uiteraard alleen voor zijn verantwoordelijkheid.

Wij hopen dat u gevolg geeft aan de oproep in deze brief en wensen u het allerbeste bij uw werkzaamheden ten dienste van het gehele Nederlandse volk.


Hoogachtend,


Jan Dirk Snel, historicus, Amsterdam


Rob Hartmans, historicus, Assendelft



Medeondertekenaren:

* Tiers Bakker, adjunct-directeur De Groene Amsterdammer, Amsterdam

* H.Bart, emeritus hoogleraar wiskunde Erasmus Universiteit Rotterdam, Bleiswijk

* M.M.L. Beek, psycholoog, voorheen universitair docent huisartsgeneeskunde Radboud Universiteit, Nijmegen

* Klaas van Berkel, hoogleraar geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen, Zuidhorn

* Jan de Boer, oud-directeur sociale dienst Leeuwarden, schrijver-dichter in de Franse taal, St.Laurent de la Cabrerisse, Frankrijk

* Marlies ter Borg, auteur Bijbel en Koran in Verhalen, Aerdenhout

* M.B. ter Borg, hoogleraar godsdienstsociologie en niet-institutionele religie Universiteit Leiden, Aerdenhout

* Erik Borgman, hoogleraar theologie van de religie in het bijzonder het christendom Universiteit van Tilburg, Utrecht

* J.Breman, emeritus hoogleraar Universiteit van Amsterdam, Heemstede

* Maureen Butter, coördinator Platform Gezondheid en Milieu, Leens

* M. Clotscher, HRM consultant, Den Haag

* René Danen, voorzitter Nederland Bekent Kleur, Amsterdam

* M. Doef, huisvrouw, Bleiswijk

* Fons Elders, emeritus hoogleraar Theory of World Views, Warder

* Elizabeth Fisher-Spanjer, literair agent voormalige Alexander Herzen Stichting, Amsterdam

* Willem Frijhoff, emeritus hoogleraar geschiedenis Vrije Universiteit, Rotterdam

* Jaap van Gelderen, kerkhistoricus, Kampen

* Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar economie Vrije Universiteit en oud-lid van de Tweede Kamer (ARP)

* Sander Griffioen, emeritus hoogleraar wijsbegeerte Vrije Universiteit, Loenen aan de Vecht

* Anton van Hooff, klassiek historicus, Nijmegen

* Leon Heuts, journalist, Eindhoven

* J.E. Hamburger, stafmedewerker Uitvoeringsorganisatie Sociale Zekerheid, Broek in Waterland

* Willem Harland, gepensioneerd leraar, Delfzijl

* J.Z. Herrenberg, schrijver, Delft

* Maarten Jan Hijmans, journalist, Amsterdam

* Han van der Horst, hstoricus, Schiedam

* Jacqueline van IJken, manager ggz, Assendelft

* Esther van IJken, Amsterdam, logopedist

* Michele Jacobs, journalist, Amsterdam

* Cees van der Jagt, aow-er en als vrijwilliger bij diverse activiteiten betrokken, Ede

* Bert de Jong, oud-parlementair redacteur en chef-redacteur dagblad Trouw, Almere

* Jaap de Jong, docent, Utrecht

* T.P. de Jong, predikant, Stadskanaal

* Ewout Klei, politiek historicus, Kampen

* Dolph Kohnstamm. oud-hoogleraar psychologie, Amsterdam

* Jan H. Kompagnie, historicus, Gouda

* Pieter Sjoerd van Koningsveld, emeritus hoogleraar islamologie, Oegstgeest.

* Cor en Anne Koole, Zeist

* Peter Koop, office-manager, Bloemendaal

* Edy Korthals Altes, oud-ambassadeur, Den Haag

* Bas Kromhout, historicus, Voorburg

* Bert Laeyendecker, emeritus hoogleraar sociologie, Doorn

* Solange Leibovici, literatuurwetenschapster, Amsterdam

* Gerrit Manenschijn, emeritus hoogleraar ethiek, Alphen aan den Rijn

* Bauke Marinus, historicus, Amsterdam

* Monica Meijsing, filosoof, Nijmegen

* Herman Oevermans. directeur Academie Mens en Organisatie, Christelijke Hogeschool Ede, Bennekom

* Rob de Ridder, antropoloog, Harich

* S.M. Rodenhuis, Almere

* Maarten van Rossem, emeritus hoogleraar geschiedenis, Utrecht

* T.Schroders, psychriatisch verpleegkundige,Terschelling.

* Arend Smilde, freelance vertaler en redacteur, Utrecht

* Frans Smits, hoofdredacteur Historisch Nieuwsblad en Maarten!, Amsterdam

* Alice Snel–ten Dolle, gepensioneerd (jeugd)bibliothecaris en hbo-docent, Deventer

* Johan Snel, historicus, Ede

* Frans J.J. Thuijs, historicus, Amsterdam

* Gérard van Tillo, emeritus hoogleraar godsdienstsociologie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam

* Jans Tinbergen, filosofe, Rotterdam

* Paul J.M. van Tongeren, hoogleraar filosofie Radboud Universiteit, Nijmegen.

* Jouke Turpijn, historicus, Amsterdam

* Erna Vahrmeijer, Zwolle

* Alida van der Veen, Amsterdam

* J.A. van der Ven, hoogleraar religiewetenschappen Radboud Universiteit, Nijmegen

* L. Vermij, gepensioneerd, voorheen werkzaam in industrie research en development, Doesburg

* Rienk Vermij, historicus, Norman, Oklahoma, Verenigde Staten
* Karuna Waaijer, psychologe-psychotherapeute, Leiden

* Koo van der Wal, emeritus hoogleraar wijsbegeerte, Maarssen

* Gerard Wiegers, hoogleraar religiestudies Universiteit van Amsterdam, Leiden

* Diederik Wienen, theoloog, Utrecht

* Bèr Wilbers, journalist, Eindhoven

* F. Willems, huisvrouw, Feinsum

* Theo W.A. de Wit, universitair docent en bijzonder hoogleraar Universiteit van Tilburg, Utrecht

* Kees van Zijverden, Enkhuizen

* Evert van der Zweerde, hoogleraar politieke filosofie, Nijmegen

donderdag, juli 29, 2010

Staphorster of Venlose variant: het kan verkeren in de politiek

Dit artikel stond op 25 juni op www.protestant.nl




http://www.protestant.nl/actueel/staphorster-venlose-variant-het-kan-verkeren-de-politiek

Een week lang was informateur Uri Rosenthal bezig met het kijken naar de mogelijkheid van een kabinet van VVD, PVV en CDA – het nachtmerriescenario voor iedereen die maar een beetje links en progressief is. In de jaren tachtig was de slechtst denkbare coalitie volgens progressief Nederland de Staphorster variant, een kabinet met CDA en VVD dat (gedoog)steun kreeg van de kleine orthodox-protestantse partijen, in de pers steevast met de term ‘klein rechts’ aangeduid. Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) en vooral de Staatkundig-Gereformeerde Partij (SGP) zouden ‘theocratische partijtjes’ zijn met ‘a-democratische trekken’.

De naam 'Staphorster variant' is in 1981 bedacht door Volkskrant-journalist Jan Joost Lindner. Regeringspartijen CDA en VVD hadden bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 26 mei hun krappe meerderheid in het parlement verloren en omdat de coalitieonderhandelingen tussen CDA en PvdA zeer moeizaam verliepen, vreesden progressieve opiniemakers dat het CDA de kleine orthodox-protestantse partijen om steun zou vragen. Lindner bracht de door progressieven zo gevreesde coalitiemogelijkheid in verband met Staphorst, het conservatieve boerendorp in Overijssel en SGP-bolwerk.

De Staphorster variant kwam er niet. CDA, PvdA en D’66 besloten een coalitie te vormen, die het echter nog geen jaar uithield. In 1982 kregen CDA en VVD weer een parlementaire meerderheid, zodat steun van GPV, RPF en SGP niet nodig was. In de aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen van 1986 kwam de Staphorster variant weer in beeld omdat de VVD volgens de peilingen veel zetels zou verliezen. GPV-leider Gert Schutte, die zich als parlementariër positief probeerde te onderscheiden van de zeer op het getuigenis gerichte politici van RPF en SGP, had grote moeite met de term ‘Staphorst’. Op een verkiezingsbijeenkomst in Groningen (waar relatief gezien veel GPV-stemmers woonden) pleitte hij daarom voor de ‘Groninger variant’. Deze variant stond niet voor christelijke bekrompenheid, maar had volgens Schutte juist heel positieve programmapunten, zoals het bestrijden van de werkloosheid. Ook de Groninger variant kwam er niet, omdat CDA en VVD dankzij een grote verkiezingsoverwinning van het CDA hun meerderheid in het parlement behielden.

In 1989 en 1994 is er alleen in de orthodox-protestantse pers (het opnieblad Koers en het Nederlands Dagblad) heel even sprake geweest van de Staphorster variant als serieuze coalitiemogelijkheid, maar daarbuiten niet. Pas in 2006 kwam de ChristenUnie (de opvolger van GPV en RPF) in de regering. Deze regering was echter centrumlinks en de ChristenUnie moest haar belangrijkste standpunten (het terugdraaien van abortus, euthanasie en het homohuwelijk) in de ijskast zetten. De ChristenUnie was linkser en progressiever geworden. In tegenstelling tot de SGP voelde de ChristenUnie in 2010 daarom ook weinig voor gedoogsteun aan de ‘Venlose variant’ van VVD, PVV en CDA. De tijden zijn dus behoorlijk veranderd.

Ewout Klei, voor Protestant.nl
25 juni 2010

Bij regering van VVD, PVV en CDA ga ik naar het Malieveld

Dit artikel stond op 17 juni 2010 op www.protestant.nl


http://www.protestant.nl/actueel/bij-regering-van-vvd-pvv-en-cda-ga-ik-naar-het-malieveld

Op 9 juni was ik jarig. Het mooiste cadeau waren de Tweede Kamerverkiezingen. ’s Avonds wachtte ik vol spanning af te welke partij de grootste zou worden: PvdA of VVD. Toen ik naar bed ging dacht ik dat Cohen premier zou worden, toen ik de volgende ochtend wakker werd bleek Rutte op het nippertje toch te hebben gewonnen. Het is nu aan hem om een stabiele coalitie te formeren, die in tegenstelling tot die van Balkenende de eindstreep wel haalt.

De verkiezingsuitslag was voor de confessionele partijen een drama. Het CDA heeft net als in 1994 weer twintig zetels verloren: toen gingen de christendemocraten van 54 naar 34, nu zijn ze van 41 naar 21 gegaan. Ook de ChristenUnie heeft verloren, hoewel maar één zetel. Mijn vermoeden is dat dit komt omdat een aantal CU-kiezers op het laatste moment dacht: ‘Stem strategisch, stem CDA’ en het verlies van de christendemocraten hiermee hoopte te beperken.

Komen de confessionele partijen weer in de regering? In 1994 was het CDA zo instabiel vanwege de ruzie tussen Ruud Lubbers en Elco Brinkman, dat winnaar Wim Kok er niet over dacht om met deze partij in zee te gaan. Als het CDA nu kans wil maken om in de regering te komen, moeten ze snel met een nieuwe, door iedereen erkende leider te komen. Anders kunnen ze weer voor acht jaar de oppositie in. Sowieso speelt het CDA in een regering de derde viool, omdat de partij nu kleiner is dan de PvdA én de PVV.

De ChristenUnie kan het helemaal vergeten. De partij is te links voor de Venlose variant (VVD, PVV en CDA) en te conservatief voor paars plus (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks). De SGP daarentegen bevindt zich wel in een riante positie. De staatkundig-gereformeerden staan ideologisch gezien het dichtst bij de grote winnaar van de verkiezingen, de PVV, en zijn onder leiding van haar nieuwe fractievoorzitter Kees van der Staaij uitgesproken anti-islam geworden. Bovendien is de steun van de SGP straks misschien nodig om de Venlose variant overeind te houden. VVD, PVV en CDA beschikken over 76 van de 150 zetels in het parlement. Als het dwarse Kamerlid Hero Brinkman wegloopt blijft de coalitie dankzij de steun van de SGP haar meerderheid in het parlement behouden.

Voor mij is een rechts kabinet van VVD, PVV en CDA, al dan niet steunend op gedoogsteun van de SGP een nachtmerriescenario. Als we een regering krijgen die openlijk mensen discrimineert ga ik naar het Malieveld. Voor de vorm zal Rutte in de eerste instantie kijken of een kabinet met de PVV tot de mogelijkheden behoort, maar ik hoop en verwacht dat hij voldoende liberaal is om in te zien dat de weg naar Venlo doodloopt. Een VVD-PvdA-CDA-kabinet is vlees-nog-vis, dus die komt er denk ik ook niet.

Wat rest is paars plus. Ik denk dat er van deze coalitie veel elan kan uitgaan, net als toentertijd bij paars I. Kok zei toen het eerste paarse kabinet was gevormd dat dit geen antireligieus kabinet was. Paars III wordt dat ook niet. In tegenstelling tot de PVV zijn VVD, PvdA, D66 en GroenLinks democratische partijen waar iedereen lid van kan worden. Het hoeft ook geen betoog dat voor elk van deze vier partijen moslims en christenen actief zijn. Ze zijn wellicht niet zo conservatief als de gelovigen die van mening zijn dat je alleen met mensen van je eigen ware geloof in één partij mag zitten, maar zullen wel rekening houden met orthodoxe gevoeligheden. De PVV doet dat niet. Ik verwacht daarom dat het paars plus wordt.

Pas dan is mijn verjaardag echt geslaagd.

Ewout Klei voor Protestant.nl

Ewout Klei is historicus en schrijft een proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond.