Posts tonen met het label Turkije. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Turkije. Alle posts tonen

maandag, juli 23, 2012

400 jaar Turks-Nederlandse betrekkingen






400 jaar Turks-Nederlandse betrekkingen
april 14, 2012
Door: Ewout Klei

Aan de vooravond van zijn bezoek aan Nederland, haalde de Turkse president Abdullah Gül fel uit naar de omstreden Nederlandse politicus Geert Wilders. Volgens Gül is Wilders een islamofoob die met zijn extreme geluid radicalen voedt, en een klimaat schept van ‘wij tegen zij’. Wilders reageerde zoals te verwachten ondiplomatiek en twitterde: ”Turkse humor: christen-pester, koerden-mepper, hamas-vriend en islamist Gül klaagt over tolerantie”. De reden van Güls komst is dat Turkije en Nederland vieren dat zij dit jaar 400 diplomatieke betrekkingen met elkaar onderhouden. Zeker Wilders en de zijnen zouden zich eens echt moeten verdiepen, in de relatie tussen beide landen.

‘Liever Turks dan Paaps’

Sinds 1612 hebben Turkije (toen nog het Ottomaanse Rijk) en Nederland (de Republiek) officiële diplomatieke betrekkingen. De contacten waren echter al eerder gelegd, tijdens het begin van de Tachtigjarige Oorlog.

Willem van Oranje had contacten met Don Juan Miquez, een rijke joodse bankier uit Spanje die vanwege de inquisitie naar Constantinopel (het huidige Istanbul) was gevlucht. Willem van Oranje hoopte geld te kunnen lenen, om de Nederlandse Opstand tegen Spanje te kunnen blijven financieren. Via Miquez kwamen de Nederlandse opstandelingen met het Ottomaanse Rijk in contact. Ze hadden een gezamenlijk vijand: Spanje.

De Nederlandse opstandelingen wilden godsdienstvrijheid. Ze prefereerden het islamitische Ottomaanse Rijk boven het Rooms-katholieke Spanje. Toen de geuzen in 1574 de stad Leiden ontzetten, hadden hun boten Turkse vlaggen, en penningen in de vorm van een halve maan, met daarop de leus “Liever Turks dan Paaps”. De sultan liet christenen in zijn rijk extra belasting betalen, maar zette ze niet op de brandstapel.

De geuzen zongen veel liederen die ik als kind op mijn protestants-christelijke school uit mijn hoofd moest leren, zoals het ‘Wilhelmus’, het ‘Merck toch hoe sterck’ en ‘In naam van Oranje doe open de poort’. Ze hebben ook een liedje over de Turken gezongen:

Den Prince van Oraengien triumphant

Godt sal hem gheven wijsheyt en verstant,

Op dat Gods Woort tot desen stonden,

Mach gepreect worden aen elcken cant,

Liever Turcks dan paus bevonden.

Al is den Turk gheen Christen genaemt,

Hy en heeft niemant om tgeloove gebrant,

Als die papisten doen alle dage

In Zeeuws-Vlaanderen heet een klein dorpje Turkye. Prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje, noemde het dorpje zo, vanwege de Turkse steun aan de Nederlandse opstand. De Nederlandse schrijver Dirk Volkertsz. Coornhert prees ook de Turkse tolerantie en wees erop dat de Turken de godsdiensten van onderworpen volken respecteerden.

In 1612 ontstonden de eerste officiële diplomatieke betrekkingen, toen er Nederlandse gezant in Constantinopel kwam, Cornelis Haga. Waar vroeger de Nederlandse ambassade gevestigd was, zit nu het consulaat generaal, omdat sinds 1923 Ankara de hoofdstad is. Toen ik in de herfst van 2010 in Istanbul was, heb ik het gebouw nog eventjes gezien.

Ik had nog even nagegoogled, en uiteraard had Geert Wilders al eerder bezwaren aangetekend tegen de viering van het 400-jarige bestaan van de Nederlands-Turkse betrekkingen:

“Er is niets te vieren. Het islamitische regime van Gül en zijn partijgenoot, de Turkse premier Erdogan, is geen waarachtige vriend van het Westen en dus ook niet van Nederland. President Gül is niet welkom. (…) De islam is fundamenteel intolerant ten opzichte van jodendom, christendom en humanisme.”

Dat de Turks-Nederlandse betrekkingen tot stand kwamen door een Joodse handelaar uit Constantinopel en de Nederlandse opstandelingen de Turken zagen als lichtend voorbeeld van tolerantie, lijkt de politicus niet te weten.

Ook culturele overwegingen speelden een rol in de Nederlandse belangstelling voor het Ottomaanse Rijk. Zo vonden bijvoorbeeld zeldzame manuscripten hun weg naar Nederlandse bibliotheken. Eind zestiende eeuw kwam de tulp vanuit Turkije naar Europa, die in Nederland eerst tot een periode van tulpengekte leidde en zich langzamerhand tot nationaal symbool ontwikkelde. De handelsbetrekkingen bleven zich voorspoedig ontwikkelen. In de negentiende eeuw vestigden veel Nederlandse kooplieden zich in het Ottomaanse Rijk, waar zij kansen zagen op het gebied van handel en landbouw.

In de twintigste eeuw bleven de contacten goed. Toen de Turken hun onafhankelijkheidsoorlog voerden tegen de Grieken, die Anatolië via Izmir waren binnengevallen, waren de Nederlandse kranten het Algemeen Handelsblad en de Haagse Post twee van de weinige kranten in Europa, die positief over de Turkse kant van het verhaal schreven. Nederland was één van de waarnemers op de Lausanne-conferentie in 1923, toen de Turks-Griekse oorlog werd beëindigd en de grenzen van het moderne Turkije werden vastgesteld. Nederland maakte geen bezwaar tegen de beëindiging van capitulatiesysteem, waardoor de Nederlanders in Turkije hun geprivilegieerde juridische positie moesten opgeven.

De Groenteman en de Turk

In de jaren zestig van de twintigste eeuw worden de banden tussen Turkije en Nederland nog veel hechter, als gevolg van de komst van Turkse gastarbeiders naar Nederland. De Nederlandse economie groeit in de tijd heel snel, en Nederlandse bedrijven hebben behoefte aan goedkope werkkrachten die laaggeschoold werk verrichten. Als de Nederlandse economie in de jaren zeventig en tachtig in de crisis komt, en veel bedrijven automatiseren, raken veel gastarbeiders werkloos. Omdat ze niet terugkeren naar Turkije maar daarentegen hun gezinnen laten overkomen naar Nederland, ontstaat er een grote etnische en culturele minderheid in Nederland, die in sociaal-economisch opzicht gebied behoorlijk is achtergesteld.

Het politieke verzet tegen de multiculturele samenleving bleef aanvankelijk beperkt tot marginale partijen, aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Naast ‘extreem-rechtse’ partijen als de Nederlandse Volksunie en de Centrumpartij keerden ook de conservatief-socialistische partij DS’70 en de kleine orthodox-christelijke partijen GPV, RPF en SGP zich tegen de komst van gastarbeiders en hun gezinnen. Zo vond GPV-Kamerlid Bart Verbrugh dat “niet-assimileerbare etnische minderheden”, waarmee hij vooral doelde op moslims, de ontplooiing van Nederland remden en was hij van mening dat de islamitische bouwstijl niet paste bij de Nederlandse cultuur. Hij pleitte daarom voor het niet toekennen van passief kiesrecht aan mensen uit Turkije en Marokko, omdat zij een dubbele nationaliteit hadden en bovendien bezig zouden zijn met “islamitische groepsvorming”.

Onder grote politieke partijen, CDA, PvdA, VVD en D66, en de kleine linkse partijen bestond er daarentegen een multiculturele consensus. Andere culturen, ook de Turkse, vormden een verrijking voor de Nederlandse samenleving. Tot de komst van Fortuyn, werd kritiek op negatieve aspecten van de multiculturele samenleving door de politieke en culturele elite van Nederland meteen met racisme en discriminatie in verband gebracht.

Behalve voor discussies zorgde de komst van de Turken in Nederland ook voor humor. Het komische duo Van Kooten & De Bie dreef de spot met de omgang van autochtone Nederlanders met de Turkse gastarbeiders. Hilarisch is het filmpje van ‘De groenteman en de Turk’ uit 1984, waar groenteman Henk Blok ‘Turks’ en ‘Marokkaans’ heeft geleerd, om zijn allochtone klanten beter te kunnen helpen. Hij praat tegen ze in een soort van kleutertaaltje, met de impliciete boodschap dat Turken omdat ze nog niet zo goed Nederlands kunnen spreken eigenlijk heel dom zijn. Een zak aardappelen is een zak apies bijvoorbeeld. Aan het slot van de sketch wordt duidelijk, dat de Turkse klant helemaal niet dom is. Hij zegt dat het hem verbaast, dat Nederlanders steeds slechter hun moedertaal spreken.

De ontspannen manier, waarmee Van Kooten & De Bie aspecten van de multiculturele samenleving op de hak nemen, werkt mijns inziens verfrissend. Het progressieve multiculturele discours, dat met name nog gepropageerd wordt in PvdA- en GroenLinks-kringen, en het conservatieve monoculturele discours, dat behalve door de PVV ook door de VVD en de christelijke partijen wordt aangehangen, hebben met elkaar gemeen dat ze uiterst serieus en moralistisch zijn. Alles wordt heel zwart-wit gezien, in schema’s van goed en fout. Je krijgt dan van die boektitels als Het verraad van links (Carel Brendel) of Winnaars en verliezers (Leo en Jan Lucassen).

Het is erg opvallend, dat in het nieuwe millennium er eigenlijk nauwelijks over Turkse Nederlanders wordt gediscussieerd. Het gaat vooral over Marokkaanse Nederlanders. Uit wat cijfers blijkt, dat Turkse Nederlanders na hun aanvankelijke maatschappelijke achterstand aan het inhalen zijn. Na de Chinezen kennen de Turken als bevolkingsgroep de meeste zelfstandige ondernemers, zo’n 10%. Het geboortecijfer ligt ook erg laag, op 1,7, dat is veel lager dan het Marokkaanse geboortecijfer, en zelfs net iets lager dan het autochtone geboortecijfer. Het opleidingsniveau stijgt ook. Wel is de Turkse gemeenschap nogal erg op zichzelf gericht, in vergelijking met bijvoorbeeld de Marokkaanse gemeenschap en is de taalachterstand groter.

Hoewel iedereen dit voor zichzelf natuurlijk mag beslissen, denk ik dat Turkse Nederlanders hun Turkse en hun Nederlandse identiteit zouden moeten koesteren. Dit biedt denk ik ook veel economische en culturele kansen. Men is in beide talen en culturen thuis, wat een groot voordeel is voor handel en voor culturele uitwisseling. Turkije is één van de weinige landen waarvan de economie groeit in deze crisistijd. Ik zou proberen kansen te grijpen waar ze liggen.

Dit is een geactualiseerde bewerking van mijn bijdrage aan de Paneldiscussie van het Peritus Network, 16 februari 2012. Zie: http://www.peritusnetwork.nl/peritus-cafe-400-jaar-nederland-en-turkije/

donderdag, november 04, 2010

Turkish Delight

Onderstaande column is gepubliceerd op Joop.nl en Protestant.nl
Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/turkish_delight/
en http://www.protestant.nl/actueel/turkish-delight





De werkelijkheid is een stuk complexer dan de zwart-wit beelden die de conservatieve framers van het islam-debat ons steeds weer voorschotelen
Een week voor de gewraakte uitspraken van premier Mark Rutte over Nederlanders met een Turks paspoort was ik op vakantie in Istanbul. Ik had over "de poort naar de Oriënt" gelezen in De brug van Geert Mak en Istanbul van Orhan Pamuk, en het leek mij geweldig om deze stad eens in het echt te aanschouwen.

Istanbul heeft een rijke geschiedenis en staat vol met oude kerken en moskeeën. De stad heette van 330 tot 1453 Constantinopel en was hoofdstad van het christelijke Oost-Romeinse (later: Byzantijnse) Rijk, daarna was Istanbul tot 1923 hoofdstad van het islamitische Ottomaanse Rijk. Het toeristische hoogtepunt van Istanbul is de Aya Sophia, zo’n duizend jaar lang de grootste kerk ter wereld, totdat de Turken de stad veroverden en de basiliek ombouwden tot een moskee. Onder indruk van het Byzantijnse bouwwerk modelleerden de Turken hun nieuwe moskeeën naar de Aya Sophia, uiteraard met als doel om deze in schoonheid te overtreffen.

Resultaat hiervan waren de Süleymanmoskee en de Blauwe Moskee, die elk jaar ook door honderdduizenden toeristen worden bezocht. Prachtig zijn verder de Gouden Hoorn met de Galatabrug van Geert Mak, het Topkapipaleis van de sultans en last but not least de bazaars, waar je Turkish Delight kunt kopen (de snoepjes, niet de Engelse vertaling van het beroemde boek van Jan Wolkers).

Als zuinige calvinist ben ik niet zo van de souvenirs, dus ging ik naar een goede historische boekhandel in de buurt van de Blauwe Moskee om een blijvende herinnering aan te schaffen. Dit werd het boek Osman’s dream. The story of the Ottoman Empire 1300-1923 van Caroline Finkel, waarin ongenuanceerde historische beelden over de relatie tussen de islam en Europa worden bijgesteld. Ik was zo enthousiast over dit boek, dat ik heb besloten om hier maar een column over te schrijven.

In de huidige islam-discussie, die vaak op zeer ongenuanceerde wijze wordt gevoerd, doen islam-critici dikwijls een beroep op de geschiedenis. Dat de islam volgens hun een intolerante en gewelddadige godsdienst is die Europa bedreigt, 'bewijzen' de slag bij Poitiers van 732, de val van Constantinopel in 1453 en het mislukte beleg van Wenen in 1683.

Osman’s dream toont echter aan de conflicten tussen het Ottomaanse Rijk en de christelijke staten in Europa niet zozeer het gevolg waren van religieuze of ideologische tegenstellingen, maar in de eerste plaats te maken met machtspolitiek. In de nadagen van het Byzantijnse Rijk sloten keizers en troonpretendenten soms allianties met het opkomende Ottomaanse Rijk om binnenlandse vijanden het hoofd te kunnen bieden. De Italiaanse staatjes voelden zich in de vijftiende eeuw meer bedreigd door de Fransen dan door de Turken en Frans I van Frankrijk sloot begin zestiende eeuw met de Turken een bondgenootschap tegen Karel V van Habsburg.

Voor het Ottomaanse Rijk vormden de islamitische rijken van de Mamelukken in Egypte en de Safawiden in Perzië misschien nog wel een grotere bedreiging dan de verschillende christelijke staten in Europa. Het Mamelukkenrijk werd in 1517 zonder al te veel moeite door de Ottomanen veroverd, de Safawiden bleven lastig en probeerden zelfs een anti-Ottomaans bondgenootschap met de zeemacht Venetië te sluiten. De Habsburgers beschouwden hun oorlogen tegen de Turken als een strijd tussen christendom en islam en de Ottomaanse sultans beriepen zich dikwijls op de heilige oorlog om hun oorlogen tegen buurlanden te rechtvaardigen, maar de werkelijkheid was een stuk complexer.

Het Ottomaanse Rijk was lange tijd een stuk toleranter tegenover religieuze minderheden dan de Europese landen. Na de Reconquista werden de joden in Spanje hevig vervolgd, in het Ottomaanse Rijk vonden velen van hen een veilig heenkomen. Ook hadden de protestanten in het Ottomaanse deel van Hongarije het een stuk beter dan hun geloofsbroeders in het Habsburgse deel van het land. Ze waren "Liever Turks dan Paaps".

De Turkse tolerantie kwam in de negentiende eeuw onder druk te staan, maar dit was een gevolg van het nationalisme en het feit dat het Ottomaanse Rijk van alle kanten werd bedreigd. Intolerant was het Ottomaanse Rijk daarentegen wel tegen andersdenkende moslims. Rondreizende islamitische predikers met opvattingen die al te erg afweken van de soennitische orthodoxie belandden niet zelden op het schavot, vooral wanneer hun boodschap ook politieke consequenties had.

De werkelijkheid is nogmaals een stuk complexer dan de zwart-wit beelden die de conservatieve framers van het islam-debat ons steeds weer voorschotelen.
De reeds overtuigden overtuig je niet met een genuanceerd verhaal, dat de andere kant benadrukt. Voor degenen die wel open staan voor iets nieuws beveel ik het boek Caroline Finkel van harte aan. Maar nog beter is het om Istanbul zelf een keer te vereren met een bezoek, om daar onder de indruk te raken van deze mooie stad, dit jaar terecht één van de culturele hoofdsteden van Europa.

zaterdag, juli 23, 2005

Wettelijk verbod op ontkennen Armeense genocide onwenselijk

Wettelijk verbod op ontkennen Armeense genocide onwenselijk

Eind 2004 nam de Tweede Kamer een motie aan waarin de genocide op de Armeniërs door de Turken in 1915 werd erkend. In het Belgisch parlement wordt een wet behandeld die het ontkennen van deze genocide tot een misdaad maakt. In Nederland bereid de ChristenUnie een wetsvoorstel naar Belgisch model voor. In tegenstelling tot de Holocaust is de Armeense genocide echter omstreden. Werd er van overheidswege besloten om de Armeniërs uit te moorden? Hierover bestaat in de geschiedschrijving geen consensus. De gepolitiseerde controverse sleept zich al tientallen jaren voort.
Op 9 juni 2005 stond er in De Volkskrant een verslag van een college van de Amerikaanse historicus Justin McCarthy over dit onderwerp aan de Universiteit van Leiden. Volgens hem heeft er geen genocide plaatsgevonden. Mocht hij gelijk hebben, dan is een Nederlands verbod op de ontkenning van de Armeense genocide niet bepaald verstandig.

Armeense opstand
In de negentiende eeuw stond het Ottomaanse Rijk, ooit een machtig rijk in het Midden Oosten en op de Balkan met het huidige Turkije als machtscentrum, onder druk. Europese mogendheden bedreigden het Rijk van buitenaf, nationalistische bewegingen destabiliseerden het van binnenuit. In het Europese deel van het Rijk slaagden sommige volken erin om onafhankelijk te worden, in het Aziatische deel bleef de eenheid voorlopig bewaard.
In 1914 raakte het Ottomaanse Rijk in oorlog met Rusland. Veel Armeniërs hoopten op onafhankelijkheid en Armeense rebellen zochten contacten met het Russische leger. Zij werden van wapens voorzien waarmee ze aanslagen pleegden op moslimburgers en Ottomaanse politieposten. De Armeense opstand was zo omvangrijk dat het Rijk in zijn voortbestaan werd bedreigd. De deportatie van grote aantallen Armeniërs naar Syrië was volgens McCarthy daarom meer dan logisch. Op deze manier hoopten de Turken de opstand te breken. Natuurlijk kwamen hier - door moord, honger en ziekte - veel onschuldige Armeniërs bij om, maar er stierven in de oorlog ook veel onschuldige moslims. Het sterftecijfer was volgens McCarthy onder beide groepen even hoog, ongeveer 40%.
Daarom is het volgens McCarthy onjuist om de ene partij vrij te pleiten en de andere partij alle schuld in de schoenen te schuiven. Dat is wel het doel van de Armeense nationalisten, die in Europa en Amerika sterk aan het lobbyen zijn om de genocide erkend te zien, en een verbod op een alternatieve visie op de gebeurtenissen willen. McCarthy's pleidooi is dan ook dat historici moeten beslissen over de zogenaamde genocide.

Geen definitieve conclusies
McCarthy's betoog lijkt sympathiek en overtuigend. De archieven lijken ook zijn gelijk te bevestigen: in de Turkse archieven wijst niets op een bevel tot genocide. De documenten van Amerikaanse en Engelse ooggetuigen, die uitgebreid verhaalden over de Armeense genocide suggereerden, waren vooral bedoeld als anti-Turkse propaganda.
Daarentegen verhaalden Duitse militairen en diplomaten ook uitgebreid over de moorden. Ze waren bondgenoten van de Turken, maar beschuldigden de Ottomaanse machthebbers wel degelijk van genocide. Ook maakte de manier waarop de Armeniërs werden gedeporteerd hun dood wel heel waarschijnlijk. Ze moesten binnen één of twee dagen vertrekken, onderweg voor de meest elementaire levensbehoeften met goud betalen en in geforceerde marsen door de woestijn trekken, wat velen noodlottig werd. Er was bovendien geen enkele poging gedaan om op de eindbestemming te zorgen voor onderdak, voedsel en water voor de gedeporteerden.
Het is onduidelijk hoeveel Armeniërs er in 1915-1918 zijn omgekomen. De schattingen lopen uiteen van driehonderdduizend tot twee miljoen.
Sommige historici vermoeden dat niet de Ottomaanse overheid, maar een kerngroep van de Jong-Turken (een nationalistische partij die in 1908 de macht had gegrepen) achter de plannen in de richting van genocide zat. Deze kerngroep greep de opstand aan om de Armeense kwestie voorgoed op te lossen. Helaas zijn de archieven van de verschillende organisaties van de Jong-Turken verdwenen, en is het moeilijk om tot definitieve conclusies te komen. De Duitse rapporten en de verklaringen die na de oorlog zijn afgelegd voor het Ottomaanse tribunaal, dat de vervolgingen van de Armeniërs onderzocht, wijzen wel op een doelbewuste uitroeiingspolitiek.
Erkenning van de Armeense genocide is in moreel opzicht een goede zaak. Historische bronnen maken het aannemelijk dat er zo’n genocide heeft plaatsgevonden. Echter de bewijslast is niet waterdicht. Daarom zou het verkeerd zijn om mensen die vanuit wetenschappelijke overwegingen twijfelen aan het bestaan van deze genocide via een wettelijk verbod de mond te snoeren.

Ewout Klei en Remco van Mulligen

Literatuur
McCarthy, Justin, The Ottoman Peoples and the end of empire (Londen 2001).
Zürcher, Erik J., Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen 1995).

Links
http://armenie-genocide.pagina.nl/
http://www.tallarmeniantale.com/
http://www.mega.nu:8080/ampp/rummel/sod.chap5.htm

zaterdag, september 11, 2004

Mag Turkije lid worden van de EU?

Dit is de lange versie van het artikel dat op dinsdag 1 juni 2004 in het Nederlands Dagblad verscheen.

Mag Turkije lid worden van de EU?

Op zaterdag 24 april werd in Lunteren door de Eurofractie van de ChristenUnie/SGP een congres gehouden over de vraag of Turkije nu wel of geen lid van de EU mag worden. Het antwoord was nee. Turkije is een islamitisch land en mag daarom geen lid worden van de EU. Volgens Europarlementariër Bas Belder is de islam "een regelrechte aanval op onze hoogste profeet en leraar" en als Turkije lid wordt van de EU dan "moeten we ons indekken dat moslims de baas worden en christenen tweederangs burgers." ChristenUnie-lid A. Vente uit Reeuwijk zei dat hij geen gelijke rechten wilde toekennen aan moslims die hij "heidenen" noemde.

Klare taal. De uitkomst van dit congres stond dan ook in scherp contrast met de conclusie van J.W. Sap die in de 2e Groen van Prinster-lezing die hij een dag eerder had gehouden - misschien ietwat te sterk - zei dat het `onmenselijk` was wanneer het christelijke Europa zich zal afsluiten voor Turkije.

Is het onmenselijk wanneer het christelijke Europa zich afsluit voor het islamitische Turkije? Als het louter om deze rede te doen is natuurlijk wel. In het redactioneel van dinsdag 27 april in het ND zegt KVB dan ook terecht dat men zich verre dient te houden van "het vissen in de troebele wateren van het anti-moslimsentiment" maar we mogen wel "met enig recht sceptisch staan tegenover de toetreding van Turkije". Wat dat betreft lijkt er in de ChristenUnie geen eenstemmigheid te zijn. In een interview met Andre Rouvoet en Eimert van Middelkoop werd door hen duidelijk gesteld dat het ‘islam-argument’ te zwak was om toetreding af te wijzen. Zij stellen dat met de Balkanlanden de grenzen van de EU zijn bereikt.

Wat zijn de bezwaren tegen de Turkse toetreding? Turkije schendt nog steeds de mensenrechten, minderheden als de Koerden hebben het moeilijk. Op lokaal niveau wordt het kerken nogal eens moeilijk gemaakt, nog afgezien van instituten als ‘het presidium voor religieuze zaken’ dat in de praktijk de islam als ‘staatsgodsdienst’ bevestigd. Het leger heeft daarnaast nog veel politieke invloed, het noorden van Cyprus wordt sinds 1974 door het Turkse leger bezet, en dit blijft de Turkse politiek mede bepalen. Belangrijk is ook het argument dat de Turkse cultuur een ‘innerlijke ethiek’ (schuldbesef) schijnbaar ontbeert, Turkije wil de Ottomaanse genocide op 2 miljoen Armeniers niet erkennen zoals Duitsland zijn schuld wel heeft ingezien. Bovendien, wanneer we Turkije toelaten maar Bulgarije weigeren zou dit heel frappant zijn. Nog afgezien van discussies over Wit-Rusland en Oekraïne. Overigens ligt met de discussie over de toetreding van deze landen de vraag over de grenzen van de EU levensgroot op tafel. In dat kader is de opmerking van Rouvoet dat deze discussie te weinig gevoerd is blijkbaar terecht.

Toch zijn er ook wel degelijk een aantal argumenten te zien die de toetreding op termijn rechtvaardigen. Ten eerste is het natuurlijk de vraag of het geografisch Europa Turkije uitsluit. Landen als Armenië en Georgië worden vaak ‘Europees’ genoemd en vormen het grootste deel van de oostgrens van Turkije. De noordgrens is de europese Zwarte Zee en de westgrens is het Europese deel van het Oostelijk Middellandse Zee-bekken, waar ook Cyprus in ligt. Alleen de Zuid-Oostelijke grens is met echt aziatische landen. En daarmee zijn we in de eigenlijke discussie aangeland. Is een Turkse cultuur niet Europees?
De geschiedenis geeft geen eenduidig antwoord. De protestantse Hongaren en de Joden op de Balkan verbonden zich ooit met de Turken tegen de Habsburgers. Lang werd Turkije als ‘Europese’ gesprekspartner van de Europese grootmachten gezien in de negentiende en twintigste eeuw. Dat Turkije oorlog voerde in Europa is gezien bijv. de geschiedenis tussen Frankrijk en Duitsland in ieder geval geen argument om Turkije als ‘tegenstander van Europa’ te betitelen. Anderzijds is het duidelijk dat de Turkse heersers zich onverdraagzaam opstelden tegen het Europese Oosters Orthodoxe christendom en de bijbehorende culturen. Maar laten we reëel zijn, de Europese grootmachten vonden de bezetting van Griekenland en Bulgarije beslist geen reden om militair in te grijpen maar bleven diplomatieke banden houden met het Ottomaanse rijk.

Past de Turkse islam in Europa? De islam is nu al een realiteit in Europa en de Turkse cultuur kan niet 1 op 1 gelijkgesteld worden met de islam, de islam is veel breder. De vraag is eerder of de Turkse variant van de islam in Europa past. Opvallend is in ieder geval wel dat de Turkse islam in de huidige EU in ieder geval los lijkt te staan van alle discussies rondom radicale uitingen van die godsdienst en ook geen banden heeft met het opkomende antisemitisme. Er is in Turkije wel een scherpe formele scheiding tussen kerk en staat, die is bijvoorbeeld beter geregeld dan in landen als Griekenland. De angst voor de politieke islam is dus ook behoorlijk misplaatst en vooral gebaseerd op onderbuikgevoelens. Daarbij heeft zich alleen in Turkije een variant van de politieke islam ontwikkeld die vergelijkbaar is met de Europese christendemocratie.

Wat overblijft is dus de beoordeling van de huidige politieke en culturele situatie in Turkije en de vraag stellen of die in te passen is in de EU. Turkije is geen Arabisch land maar verschilt politiek en cultureel gezien enorm van de rest van het Midden-Oosten en er zijn de laatste dertig jaar veel toezeggingen aan Turkije gedaan. Turkije is lid van de NAVO en heeft goede diplomatieke betrekkingen met Amerika en Israël.

Turkije heeft ook de doodstraf afgeschaft en de nationale regering lijkt in ieder geval van veel zaken serieus werk te maken al zijn de vorderingen in de lokale realiteit soms lastig te zien. Toch is dit argument zwaarwegend. We hoeven namelijk niet te verwachten dat Turkije zich gaat hervormen wanneer er uiteindelijk toch geen perspectief is op toetreding. Het is zeer de vraag of een niet-politiek en zuiver economisch samenwerkingsverband de noodzakelijke politieke veranderingen brengt. Het lijkt niet waarschijnlijk als we in aanmerking nemen dat alle huidige veranderingen alleen er gekomen zijn door een politiek perspectief. Het simpele feit dat deze regering deze veranderingen serieus door wil voeren betekent dat de Turkse cultuur in ieder geval lang niet die kloof met de rest van Europa heeft als de Arabische wereld. Veranderingen lijken ook tot de mogelijkheden te horen, de Turkse steden en toeristische gebieden worden zwaar beïnvloed door de westerse cultuur en de Turken lijken er ook ontvankelijk voor te zijn.

Een ‘ja’ zonder dat de in aanvang genoemde bezwaren weggenomen zijn is niet goed voor de EU en niet goed voor Turkije. Een absoluut ‘nee’ tegen een politiek perspectief op de lange termijn lijkt geen recht te doen aan de feitelijke situatie, de mogelijkheden en de door de EU gewenste toekomstige richting van Turkije. Het is daarom belangrijk dat Turkije geen nul op het request krijgt.

Johannes de Jong en Ewout Klei