maandag, februari 28, 2011
vrijdag, februari 25, 2011
Preken op het pluche - Stellingen D66-debatavond 28/02/2011 te Kampen, ingeleid door Ewout Klei
Door: Ewout Klei
1. Religie vormt een verrijking voor de samenleving, dus ook voor de politiek.
2. Er is maar één waarheid, en die moet iedereen geloven.
3. het recht op de vrijheid van godsdienst mag niet misbruikt worden om bijvoorbeeld vrouwen of homo's te discrimineren.
4. Artikel 6 van de Nederlandse Grondwet, de vrijheid van godsdienst, is overbodig en kan worden afgeschaft. De inhoud wordt namelijk al ondervangen in artikel 7, de vrijheid van meningsuiting.
Dames en heren, bovenstaande stellingen, die ik zo ga inleiden en alvast een beetje verdedigen, zijn niet noodzakelijkerwijs ook mijn meningen. Soms sta ik er achter, soms niet. Het gaat er mij vooral om dat u geprikkeld wordt en er een leuke, spannende en het liefst ook inhoudelijke discussie ontstaat.
Voordat ik de stellingen introduceer, wil ik nog aan u vragen of u vandaag nog over de brug bent geweest, dé brug over de IJssel, die het station met het centrum verbindt. Deze brug kan namelijk open en dicht, en bij de hefbomen staat de tekst: “Bij bel signaal weg vrijmaken.” De spatie tussen ‘bij’ en ‘bel’ is heel kort. Ik vraag mij af of dit al dan niet bewust gedaan is, als heimelijke poging van de christelijke partijen om de scheiding tussen kerk en staat teniet te doen, en ik roep D66-raadslid Pascal Jacobs dan ook op om hier eens kritische vragen over te stellen aan het college, bij voorkeur op 1 april.
1.
Nederland is een divers land, met mensen met verschillende achtergronden. Mensen denken niet hetzelfde. De ene persoon houdt van klassieke muziek, de andere van jazz en weer een ander van popmuziek. Onze samenleving is erg verrijkt door al deze verschillende smaken. Dat geldt ook voor de verschillende religies. Het christendom heeft de cultuur verrijkt met katholieke kathedralen, de Matthäus Passion van Bach, de boeken van Dostovejski, buschauffeurs met een kruisje om de nek en boerderijdaken met daarop de tekst “Jezus Redt” (op een boot in Kampen staat “Geloof in de Here Jezus, en u zult gered worden.” Ik vraag mij dan toch af, helpen de mensen op deze boot dan geen drenkelingen die niet in de Here Jezus geloven?). De islam zorgde voor prachtige moskeeën, fleurige hoofddoekjes in alle kleuren van de regenboog en kalligrafiekunst. Het hindoeïsme ten slotte bezorgde ons de Kamasutra.
Omdat onze politiek een afspiegeling moet zijn van onze samenleving, is het niet meer dan logisch dat de religieuze verscheidenheid die zich in samenleving openbaart, ook in de politiek tot uitdrukking moet komen.
Daarom: Religie vormt een verrijking voor de samenleving, dus ook voor de politiek.
2.
Iedereen gelooft in een absolute waarheid die iedereen moet geloven.
Deze overtuiging leeft natuurlijk het sterkst onder christenen en moslims. Orthodoxe en fundamentalistische varianten van het christendom en de islam zijn exclusivistisch, namelijk dat zij de enige ware interpretatie van het geloof verkondigen, en dat dit dé absolute waarheid is.
Vaak (maar niet altijd) heeft deze overtuiging politieke consequenties. De Staatkundig-Gereformeerde Partij houdt bijvoorbeeld vast aan de oude tekst van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin staat “om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valsen godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen”. De SGP is om die reden ook tegen godsdienstvrijheid voor andersdenkenden (katholieken, vrijzinnigen en moslims bijvoorbeeld), omdat hierdoor het Rijk van Antichrist zou worden gebracht.
Fundamentalistische moslims hebben het in de regel ook niet zo op met de vrijheid van andersdenkenden. In Pakistan worden bijvoorbeeld sjiitische moslims en Ahmaddiya-moslims vervolgd en vermoord, omdat zij een valse variant van de islam zouden aanhangen.
Maar niet alleen religieuze gelovigen geloven in één absolute waarheid. In de twintigste eeuw waren miljoenen mensen er heilig van overtuigd dat het marxisme de enige ware weg was die de mensheid heil zou brengen, of de profeet nu Marx, Lenin, Stalin, Mao of Castro heette. Linkse intellectuelen die zich veel te slim vonden om in een God te geloven, waren totaal onkritisch als het ging om het communisme. De Franse filosoof Jean-Paul Sartre dweepte met de SovjetUnie en onze eigen onsterfelijke Harry Mulisch bleef tot zijn dood Fidel Castro bewieroken. Voor slachtoffers van het communisme hadden deze intellectuelen geen oog. Op rechts heb je de PVV, die gelooft dat als haar profeet Geert Wilders zijn vinger niet in Neêrlands dijk steekt, de tsunami van islamisering onze polder in een woestijn verandert.
Dat het geloof in een absolute waarheid leidt tot onderdrukking en vaak ook geweld, is de heilige overtuiging van GroenLinks-ideoloog Dick Pels. Hij vindt dat de absolute waarheid niet thuishoort in een politiek debat, en stelt dat het kunnen relativeren de kracht van de democratie is. Maar ook deze overtuiging gaat eigenlijk uit van een geloof in een absolute waarheid, namelijk de waarheid dat er geen absolute waarheid is en dat iedereen daarom een relativist moet zijn.
Ik denk daarom dus dat iedereen het eens zal zijn met de volgende stelling : Er is maar één waarheid, en die moet iedereen geloven.
3.
In Nederland hebben we godsdienstvrijheid. Vaak wordt met een beroep op deze vrijheid discriminatie van derden goedgepraat.
• De SGP weigert vrouwen op haar lijsten toe te laten (ik zeg haar want het woord partij is vrouwelijk).
• De ChristenUnie weert de facto homoseksuelen in bestuurlijke en vertegenwoordigende functies (een ex-ChristenUnielid zei ooit eens tegen mij, dat het makkelijker is voor een kameel om door het oog van de naald te kruipen, dan om als homoseksueel voor de ChristenUnie in de Tweede Kamer te komen).
• Homoseksuele docenten worden ontslagen op streng-christelijke scholen (vrijgemaakt-gereformeerd, evangelisch en reformatorisch).
• In sommige streng-christelijke gemeenten (zoals Rijssen) mogen ambtenaren van de burgerlijke stand homo’s weigeren te huwen.
• Youth for Christ Amsterdam wil alleen christenen als jongerenwerkers aannemen.
Bij strenge moslims in Nederland gaat het vaak om andere incidenten, bijvoorbeeld een docent op de hogeschool InHolland die weigert om vrouwen een hand te geven, nadat hij op vakantie in Saoedi-Arabië tot een dieper inzicht was gekomen.
Deze discriminatie is, om oud-minister Ronald Plasterk van Onderwijs en Feest te citeren, “van de ratten besnuffeld”.
Daarom luidt mijn stelling: Het recht op de vrijheid van godsdienst mag niet misbruikt worden om bijvoorbeeld vrouwen of homo's te discrimineren.
4.
Het geloof dat Jezus de zoon van God is of dat Mohammed Zijn laatste profeet was, is het fundament waarop veel christenen en moslims hun geloof bouwen en hun identiteit aan ontlenen. Au fond is deze overtuiging (de naam zegt het al) natuurlijk gewoon ook maar een mening, en dient daarom niet te worden bevoordeeld boven andere meningen. Oud-Kamerlid voor de Reformatorische Politieke Federatie Leen van Dijke werd uiteindelijk vrijgesproken voor zijn beruchte uitspraak in 1996 in de Nieuwe Revue “Waarom zou een homoseksueel beter zijn dan een dief?”, omdat hij deze uitspraak deed als een gelovige. Als hij als niet-gelovige diezelfde uitspraak had gedaan, was hij veroordeeld voor discriminatie. Het is een slechte zaak dat gelovigen en ongelovigen ongelijk worden behandeld, en gelovigen met beroep op de vrijheid van godsdienst zich blijkbaar meer kunnen en mogen veroorloven dan ongelovigen.
Daarom: Artikel 6 van de Nederlandse Grondwet, de vrijheid van godsdienst, is overbodig en kan worden afgeschaft. De inhoud wordt namelijk al ondervangen in artikel 7, de vrijheid van meningsuiting.
Zie ook: http://www.linkingbrain.nl/d66kampen/2011-02-14.html
woensdag, februari 16, 2011
Rutte als lachende derde
Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/rutte_als_lachende_derde/
Door: Ewout Klei
De komst van het kabinet-Rutte I leek op het eerste gezicht de progressieve samenwerking te versterken. Los van elkaar pleitten ik (op Joop.nl) en de Tilburgse PvdA-wethouder Jan Hamming voor een progressief schaduwkabinet (zie: http://www.artikel7.nu/?p=47464), en op zondag 16 januari 2011 organiseerde de PvdA met GroenLinks en de SP de manifestatie ‘Een nieuw jaar, een ander Nederland’, waaraan ook D66 deelnam. Samen zou men een vuist maken tegen het meest rechtse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis.
Op dit moment lijkt de progressieve verdeeldheid echter groter dan ooit. De oorzaak is natuurlijk Kunduz. D66 en GroenLinks, die begin 2010 zelf een politiemissie naar Afghanistan hadden voorgesteld, steunden het plan van de rechtse regering om een missie naar Kunduz doorgang te doen laten vinden, terwijl PvdA en SP daar mordicus tegen waren.
Dat D66 en GroenLinks voort het regeringsvoorstel stemden, had niet zozeer te maken met hun eigen standpunt ten opzichte van Afghanistan, maar vooral met machtspolitiek. Het huidige kabinet is een minderheidskabinet, en afhankelijk van de gedoogsteun van de PVV. Omdat de PVV deze gedoogsteun niet op alle onderwerpen wil geven, moet de regering bij tijd en wijle steun zoeken bij de oppositie. D66 en GroenLinks zijn bereid om met Rutte deals te sluiten. Dit doen ze niet alleen omdat ze hierdoor meer invloed kunnen uitoefenen, maar ook omdat het kabinet zich zo een beetje kan ontworstelen aan Wilders’ wurggreep. De samenwerking met Rutte heeft dus pragmatische en principiële kanten.
Tegenover D66 en GroenLinks presenteren de PvdA en vooral de SP zich als principiële progressieve partijen. Waar D66 en GroenLinks ten aanzien van Kunduz overduidelijk verkeerd kozen, houden PvdA en SP de rug recht, zo willen ze ons doen laten geloven. Deze houding lijkt heel principieel, maar is niet van opportunistische motieven verschoond. Volgens de peilingen van Maurice de Hond ondervindt vooral GroenLinks electorale schade aan het Kunduz-debat, en de PvdA en de SP hopen hiervan bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2 maart te kunnen profiteren. Omdat deze verkiezingen indirecte Eerste Kamerverkiezingen zijn, en het huidige kabinet graag een meerderheid in de senaat wil hebben, gaan de Statenverkiezingen erg over landelijke thema’s.
Het interview op NU.nl met Tiny Kox (zie: http://www.nu.nl/politiek/2447949/als-we-ergens-zijn-we-ergens-voor.html), nummer 1 op de SP-lijst voor de Eerste Kamerverkiezingen, over GroenLinks, gaat uitsluitend over de landelijke politiek. Kox valt GroenLinks hard aan. De partij zou met haar Afghanistan-standpunt niet alleen gezorgd hebben voor een “schisma” gezorgd. Dit is volgens Kox geen “breuk”, maar wel een “diep gat”. De missie naar Kunduz is geen politiemissie maar gewoon een militaire missie, en Kox vond het teleurstellend dat GroenLinks de problematiek wilde oplossen met “bommen en granaten”.
De opmerkelijke woordkeus van Kox, “schisma”, “diep gat” en “bommen en granaten”, verraden zijn achterliggende politieke bedoeling. Door GroenLinks zo zwart mogelijk af te schilderen en met rode SP-tomaten te bekogelen, hoopt Kox dat zijn eigen partij bij de kiezer het beste uit de verf komt. Kox mag dit natuurlijk doen - politiek is een spel en bij verkiezingen wil elke partij er op haar paasbest uitzien - maar zijn suggestie dat D66 en GroenLinks opportunistisch zijn, en SP en PvdA principieel, moet naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Terug naar de progressieve samenwerking. D66, GroenLinks, de PvdA en de SP hebben tegengestelde belangen. D66 en GroenLinks (de laatste partij overigens sinds kort) nemen in het politieke landschap een centrumpositie in, en willen graag weer regeren. Het feit dat in 2007 niet Femke Halsema maar André Rouvoet in de regering kwam, en dat Halsema in 2010 weer net achter het net viste, heeft GroenLinks een trauma een bezorgd. De partij wil straks niet voor een derde keer buitenspel staan. Voor D66 geldt iets soortgelijks. Begin 2006 viel het kabinet-Balkende II bijna toen de Democraten geen missie naar Afghanistan wilden. D66 kreeg hierdoor (en dankzij andere gebeurtenissen) het imago van een onbetrouwbare regeringspartner. Alexander Pechtold wil van dit stigma af, en doet zijn uiterste best om D66 weer Regierungsfähig te maken.
Bij de PvdA en de SP liggen de zaken echter duidelijk anders. Deze partijen zijn linkser en daarom meer tot oppositie geneigd. Omdat VVD en CDA in een andere electorale vijver vissen, richtten de PvdA en de SP hun pijlen liever op electorale concurrenten D66 en GroenLinks. Ondanks mooie woorden over progressieve samenwerking zijn de vier partijen dus allereerst bezig met het verdedigen van hun eigenbelang.
De progressieve verdeeldheid maakt Mark Rutte tot een lachende derde. (Correcter zou trouwens ‘lachende vijfde’ zijn, maar deze uitdrukking bestaat helaas niet.) Mijn vrees en vermoeden is dat het minderheidskabinet gewoon de rit uit blijft zitten en de verschillende partijen tegen elkaar blijft uitspelen, ook als VVD, CDA en PVV geen meerderheid in de senaat krijgen.
“Divide et impera”, “verdeel en heers”, was het motto van de Romeinse machtspolitiek. Hoewel hij zo’n tien jaar over zijn geschiedenisstudie heeft gedaan, lijkt Rutte deze les uit het verleden helaas niet te zijn vergeten.
maandag, januari 31, 2011
Vrijheid, gelijkheid en moslimbroederschap
Onderstaande artikel staat sinds 27 januari 2011 op Joop.nl. zie:
http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/vrijheid_gelijkheid_en_moslimbroederschap/
De Westerse obsessie met het moslimfundamentalisme, alsmede de steun aan autoritaire regimes maakt de situatie in het Midden-Oosten niet bepaald stabieler
Op 25 januari 2011 brak in Egypte de revolutie uit.Duizenden mensen gingen de straten op om te protesteren tegen het autoritaire regime van Hosni Mubarak, die al dertig jaar als een ware Farao het land regeert. De Egyptenaren zijn het zat, het gebrek aan vrijheid, de grote economische ongelijkheid en vooral de corruptie. De Egyptische regering heeft sociale media als Twitter en Facebook (een tijdlang) geblokkeerd, om Iraanse en Tunesische toestanden te voorkomen. Niettemin slaagt het regime er niet in om alles stil te houden, en beelden van burgers die slaags raken met de politie gaan de hele wereld over.
De gebeurtenissen in Egypte maken op mij diepe indruk. Het is vreemd dat je ondanks enkele duizenden kilometers afstand ooggetuige bent van een revolutie. Daarnaast worden door deze gebeurtenissen de rechtse vooroordelen over de Arabische wereld gelogenstraft, namelijk dat iedereen daar een al dan niet uit de kast gekomen moslimextremist is. Ook de Egyptenaren verlangen hartstochtelijk naar vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Waarom dan toch al dat wantrouwen? In Vrij Nederland stelt columniste Hassnae Bouazza dat het Westen de islamitische wereld zeer eenzijdig benadert, namelijk vanuit de veronderstelling dat het moslimfundamentalisme sterk om zich heen grijpt, en dat er daarom alles aan gedaan moet worden om dit gevaar tegen te houden. Dat het moslimfundamentalisme bij velen niet aanslaat en dat sociaal-economische problemen veel belangrijker zijn, daar gaan Westerlingen aan voorbij.
De geschiedenis lijkt zich bovendien te herhalen. Ten tijde van Koude Oorlog was het grote gevaar het communisme. Om het rode gevaar tegen te houden steunde het Westen autoritaire regimes die de mensenrechten keihard schonden, zoals Zuid-Korea, Zuid-Vietnam en Chili. Nu steunt het Westen autoritaire regimes in de islamitische wereld die hard tegen het moslimfundamentalisme optreden, denk aan Egypte, Jemen en Afghanistan. Mubarak werd jarenlang gesteund met miljarden, omdat anders de Moslimbroederschap (die overigens het geweld heeft afgezworen) de macht zou overnemen. In Afghanistan steunt de NAVO nu Hamid Karzai, wiens regering niet alleen door en door corrupt is, maar ook lak heeft aan eerlijke verkiezingen.
Het is veelzeggend dat de rechtse opiniemakers en twitteraars Arend Jan Boekestijn van de VVD en Gert Jan Segers van de ChristenUnie beiden een warm voorstander zijn van de nieuwe missie naar Afghanistan, maar meteen in een kramp schoten toen ze hoorden van de revolutie in Egypte. Ze geloven niet dat de Egyptenaren en Afghanen hun boontjes zelf kunnen doppen, maar dat bemoeienis van het Westen nodig is om het moslimfundamentalisme te bestrijden.
De revolutie in Egypte is een revolutie van de Egyptenaren zelf. Egyptenaren willen zelf meer vrijheid, in plaats van dat het Westen ze die vrijheid komt opleggen. Ik hoop en geloof dat de revolutie daarom succesvol kan zijn, in tegenstelling tot de opgelegde democratie in Irak en Afghanistan. Dat veel Egyptische twitteraars zo kritisch over Amerika zijn, komt niet omdat ze tegen democratie en mensenrechten zijn, maar omdat de Verenigde Staten decennialang het autoritaire regime van Mubarak hebben gesteund.
De Westerse obsessie met het moslimfundamentalisme, alsmede de steun aan autoritaire regimes maakt de situatie in het Midden-Oosten niet bepaald stabieler. Zodra het besef doorbreekt dat dit paternalisme contraproductief werkt, kan er in de islamitische wereld misschien vrijheid, gelijkheid en (moslim)broederschap ontstaan.
http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/vrijheid_gelijkheid_en_moslimbroederschap/
De Westerse obsessie met het moslimfundamentalisme, alsmede de steun aan autoritaire regimes maakt de situatie in het Midden-Oosten niet bepaald stabieler
Op 25 januari 2011 brak in Egypte de revolutie uit.Duizenden mensen gingen de straten op om te protesteren tegen het autoritaire regime van Hosni Mubarak, die al dertig jaar als een ware Farao het land regeert. De Egyptenaren zijn het zat, het gebrek aan vrijheid, de grote economische ongelijkheid en vooral de corruptie. De Egyptische regering heeft sociale media als Twitter en Facebook (een tijdlang) geblokkeerd, om Iraanse en Tunesische toestanden te voorkomen. Niettemin slaagt het regime er niet in om alles stil te houden, en beelden van burgers die slaags raken met de politie gaan de hele wereld over.
De gebeurtenissen in Egypte maken op mij diepe indruk. Het is vreemd dat je ondanks enkele duizenden kilometers afstand ooggetuige bent van een revolutie. Daarnaast worden door deze gebeurtenissen de rechtse vooroordelen over de Arabische wereld gelogenstraft, namelijk dat iedereen daar een al dan niet uit de kast gekomen moslimextremist is. Ook de Egyptenaren verlangen hartstochtelijk naar vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Waarom dan toch al dat wantrouwen? In Vrij Nederland stelt columniste Hassnae Bouazza dat het Westen de islamitische wereld zeer eenzijdig benadert, namelijk vanuit de veronderstelling dat het moslimfundamentalisme sterk om zich heen grijpt, en dat er daarom alles aan gedaan moet worden om dit gevaar tegen te houden. Dat het moslimfundamentalisme bij velen niet aanslaat en dat sociaal-economische problemen veel belangrijker zijn, daar gaan Westerlingen aan voorbij.
De geschiedenis lijkt zich bovendien te herhalen. Ten tijde van Koude Oorlog was het grote gevaar het communisme. Om het rode gevaar tegen te houden steunde het Westen autoritaire regimes die de mensenrechten keihard schonden, zoals Zuid-Korea, Zuid-Vietnam en Chili. Nu steunt het Westen autoritaire regimes in de islamitische wereld die hard tegen het moslimfundamentalisme optreden, denk aan Egypte, Jemen en Afghanistan. Mubarak werd jarenlang gesteund met miljarden, omdat anders de Moslimbroederschap (die overigens het geweld heeft afgezworen) de macht zou overnemen. In Afghanistan steunt de NAVO nu Hamid Karzai, wiens regering niet alleen door en door corrupt is, maar ook lak heeft aan eerlijke verkiezingen.
Het is veelzeggend dat de rechtse opiniemakers en twitteraars Arend Jan Boekestijn van de VVD en Gert Jan Segers van de ChristenUnie beiden een warm voorstander zijn van de nieuwe missie naar Afghanistan, maar meteen in een kramp schoten toen ze hoorden van de revolutie in Egypte. Ze geloven niet dat de Egyptenaren en Afghanen hun boontjes zelf kunnen doppen, maar dat bemoeienis van het Westen nodig is om het moslimfundamentalisme te bestrijden.
De revolutie in Egypte is een revolutie van de Egyptenaren zelf. Egyptenaren willen zelf meer vrijheid, in plaats van dat het Westen ze die vrijheid komt opleggen. Ik hoop en geloof dat de revolutie daarom succesvol kan zijn, in tegenstelling tot de opgelegde democratie in Irak en Afghanistan. Dat veel Egyptische twitteraars zo kritisch over Amerika zijn, komt niet omdat ze tegen democratie en mensenrechten zijn, maar omdat de Verenigde Staten decennialang het autoritaire regime van Mubarak hebben gesteund.
De Westerse obsessie met het moslimfundamentalisme, alsmede de steun aan autoritaire regimes maakt de situatie in het Midden-Oosten niet bepaald stabieler. Zodra het besef doorbreekt dat dit paternalisme contraproductief werkt, kan er in de islamitische wereld misschien vrijheid, gelijkheid en (moslim)broederschap ontstaan.
woensdag, januari 19, 2011
Confessionele politiek begint als emancipatie en eindigt conservatief
Onderstaande artikel is geschreven door Theo Brand, hoofdredacteur van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek. Het artikel is gepubliceerd op Joop.nl.
Het einde van confessionele politiek is geen ramp voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen en de opkomst van opportunisme en populisme
De Vereniging van Christen-Historici boog zich op vrijdag 14 januari over de vraag ‘Is er toekomst voor de confessionele politiek?’. Zo bijzonder de opkomst en bloei van de zogheten christelijke partijen was, zo spectaculair is hun ondergang.
Samen telden de confessionele partijen gedurende een groot deel van de twintigste eeuw een absolute meerderheid in de Tweede Kamer. In 1965 waren er tachtig confessionele zetels, in 1990 zestig. In 2011 zijn het er nog maar 28: meer dan een halvering in twintig jaar tijd.
Professor Gerrit Schutte (Vrije Universiteit) ging op 'kraambezoek'. Hij blikte terug op de opkomst van de confessionele partijen, waarna professor Roel Kuiper (senator ChristenUnie) een gloedvol betoog hield over de rol van bezieling in de politiek en het uitdagen van de elites. Daarna volgde een 'Parade der mannenbroeders' van zeven presentaties en workshops. Dat werd een lastige keuze voor mij. Ik koos voor de workshop van historicus dr. Herman Smit over zijn proefschrift ‘Gezag is gezag: de gereformeerden en de Indonesische kwestie’ en een workshop van historicus Ewout Klei getiteld ‘Liever dood dan rood’: de christelijke CLIC-winkel in Groningen’ (Klei zal binnenkort promoveren op een onderzoek naar de bewogen geschiedenis van het GPV).
Als forumlid (vanuit GroenLinks en De Linker Wang) ging ik aan het einde van de middag in debat met Fleur de Beaufort (VVD, Teldersstichting) en Roel Kuiper (ChristenUnie). Onder leiding van VCH-voorzitter dr. Beatrice de Graaf debatteerden we over de vraag of er nog toekomst is voor de confessionelen. Daarbij maakte de gezaghebbende oud-politicus Gert Schutte (GPV, thans ChristenUnie) een aantal inhoudelijke en relativerende opmerkingen.
Zoals ik tijdens het debat aangaf, denk ik dat het einde van confessionele politiek geen ramp is voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen (die uiteraard christelijk geinspireerd kunnen zijn) en de opkomst van opportunisme en populisme. We moeten het juist hebben van bezieling, principes en ideeën. Een ernstig gebrek daaraan leidt ertoe dat gezaghebbende personen als Joris Voorhoeve (VVD), Frank Ankersmit (VVD), Bert de Vries (CDA) en Henk Woldring (CDA) afscheid nemen van de politieke partijen waarmee zij zich diep verbonden voelden, terwijl met name deze partijen steeds gevoeliger worden voor de waan van de dag.
De opkomst van de confessionele politiek aan het einde van de negentiende eeuw, ging gepaard met emancipatie en sociale strijd. Voormannen als Kuyper en Schaepman leidden respectievelijk de'achterlijke' gereformeerden en katholieken naar een beter bestaan. Ze bouwden mee aan sociale wetgeving. De oude scheidslijn tussen conservatief en liberaal werd doorbroken. Iets van deze oorspronkelijke bezieling zie ik vandaag terug bij de ChristenUnie. Van het CDA - dat in Europees verband samenwerkt met de Britse Conservatieven – kun je je afvragen of dit een confessionele partij is. Deze partij is - zoals veel andere christen-democratische partijen in Europa – wellicht beter te bestempelen als liberaal-conservatief.
De workshops waaraan ik deelnam, bevestigden mijn beeld dat confessionele politiek vaak in de valkuil loopt van de zich altijd herhalende 'zondeval van het christendom', om met theoloog Gerrit Jan Heering (1879-1955) te spreken. Macht corrumpeert. De ARP was in de jaren veertig en vijftig idelogisch verblind in de Indonesiëkwestie, terwijl het GPV tot in de jaren tachtig - verblind door de polarisatie – sympathiseerde met de apartheid in Zuid-Afrika. Verklaart dit ook de blinde vlek die de ChristenUnie en het CDA vandaag hebben voor het lot van het Palestijnse volk?
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat bezieling, principes en ideeën onmisbaar zijn in de politiek. Ook de rode draad van Bijbel biedt mensen daartoe de nodige inspiratie. En hoewel er altijd een kleine onderstroom is geweest van links-confessionelen (Bond van Christen-Socialisten, 1905-1926), de Christen-Democratische Unie (1926-1940) en de Evangelische Volkspartij (1981-1991), is de mainstream van de confessionele politiek vaak toch uitgelopen op machtsbehoud en conservatisme. Het feit dat de drie genoemde links-confessionele bewegingen – die altijd marginaal bleven – zijn opgegaan in de doorbraakpartijen PvdA en GroenLinks, zegt mij persoonlijk genoeg.
Einde van de confessionele politiek in zicht
Onderstaande artikel, geschreven door Johan Snel en mijzelf (Ewout Klei dus), stond in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 13 januari 2011, en in het Friesch Dagblad van vrijdag 14 januari.
Het verlies van het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 was dramatisch. In het geheel van het politieke krachtenveld zal de invloed van de confessionele partijen in de toekomst marginaal zijn, stellen Ewout Klei en Johan Snel.
Vanaf de jaren zestig vormt de electorale ontwikkeling van de confessionelen een doorgaande neergaande lijn, met daartussen kortstondige oplevingen. In 1963 waren er nog tachtig confessionele zetels, een absolute meerderheid die ook in de decennia daarvoor steeds had bestaan. In 1972 waren het er nog maar 53. Als gevolg van een opleving van het CDA onder Lubbers waren dat er in 1989 weer zestig. Maar in 1998, na opnieuw een dramatisch verlies van het CDA, bleven er plotseling nog maar 37 confessionele zetels over.
Opnieuw volgde er een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels. Dat is dus bijna een derde van de Kamerleden. Sinds juni 2010 zijn er plotseling nog maar 28 confessionelen. Minder dan 20 procent van het electoraat stemde de afgelopen zomer op een confessionele partij, een absoluut historisch dieptepunt.
Confessionele partijen zijn niet alleen kleiner geworden, ze zijn bovendien eerder geneigd compromissen te sluiten over micro-ethische kwesties. Het CDA, dat het vaakst in de regering heeft gezeten, heeft hier de meeste ervaring mee. De abortuswet van 1981 is een CDA/VVD-compromis. En een CDA/PvdA-kabinet zorgde in 1993 voor een wettelijke euthanasieregeling, die voorafging aan de volledige legalisering van euthanasie onder paars.
De kleine christelijke partijen hebben zich tegen de compromisbereidheid van het CDA verzet. Dat kon ook gemakkelijk, omdat ze nooit regeringsverantwoordelijkheid droegen en geen ‘vuile handen’ hoefden te maken.
Toen de ChristenUnie begin 2007 in het kabinet-Balkenende IV stapte, wijzigde de partij haar voorheen uiterst principiële opstelling. Enkele kroonjuwelen van de ChristenUnie –het terugdraaien van abortus, euthanasie en homohuwelijk– werden in de ijskast gezet. Daarnaast slikte de partij een voor de achterban moeilijk te verteren compromis over embryoselectie.
De enige partij die tegen de regeling met betrekking tot embryoselectie stemde was uiteraard de SGP, die hiermee aangaf vanaf de zijlijn te willen blijven strijden tegen de seculiere tijdgeest.
Zonder de bemoeienis van het CDA was de seculiere ethische wetgeving er ook wel gekomen en waarschijnlijk ook in radicalere vorm, omdat er in de Tweede Kamer een seculiere meerderheid is die zich steeds uitdrukkelijker zo is gaan profileren. Tot het aantreden van het eerste paarse kabinet in 1994 hebben PvdA en VVD deze koers echter niet aangedurfd, en hielden ze rekening met de remmende invloed van het CDA op ethisch gebied.
Als de electorale trend doorzet –en peilingen suggereren dat dit gebeurt– dan wordt de confessionele politiek in de toekomst meer en meer marginaal. Niettemin zullen de confessionele partijen CDA en ChristenUnie vanwege hun relatieve centrumpositie in het politieke spectrum dikwijls nodig zijn als regeringspartner en kunnen zij ten aanzien van ethische kwesties een remmende invloed blijven uitoefenen.
De vraag is alleen of christenen nog wel zin hebben in deze marginale politiek. De vraag is ook of velen deze ethische kwesties nog wel zo belangrijk vinden. Er zijn aanwijzingen dat het antwoord op beide vragen niet zo vanzelfsprekend meer is en dat alleen de SGP nog kan rekenen op een achterban waarvoor dit wel de doorslaggevende punten zijn.
Het CDA heeft al lang niet meer zo’n vaste achterban, maar ook de ChristenUnie heeft steeds meer moeite een eigen aanhang vast te houden. De kans dat ook christenen strategisch stemmen, bijvoorbeeld in een afweging tussen VVD en PvdA, is aanzienlijk groter geworden.
Is er nog toekomst voor de confessionelen? Op een congres van de Vereniging van Christen Historici (VCH), morgen in Utrecht, buigen historici en ook politici zich over die vraag. Een eerste antwoord valt al wel te geven. Op de middellange termijn is er zeker nog toekomst en zelfs kans op reële politieke invloed. Confessionele partijen zullen regelmatig onmisbaar blijken in de vorming van parlementaire meerderheden, en op onderdelen soms zelfs nog onevenredig veel invloed uitoefenen.
Maar in het geheel van het politieke krachtenveld zal die tegelijk marginaal zijn. Vooralsnog tekent er zich een duidelijke seculiere meerderheid af die zich ook in toenemende mate bereid toont haar meerderheidspositie politiek te verzilveren. Juist een lange eeuw van confessionele machtsvorming inspireert extra tot een afrekening met zijn politieke erfenis.
De auteurs zijn historicus en betrokken bij de organisatie van het congres ”Het einde der confessionelen?” van de Vereniging van Christen Historici morgenmiddag in Utrecht.
Waaraan gaan de confessionelen ten onder?
Onderstaande artikel stond in het Nederlands Dagblad van donderdag 13 januari 2011.
Sinds de verkiezingen van juni telt de Tweede Kamer nog 28 confessionelen. Het CDA halveerde en ging van 41 naar 21 zetels. Tegelijk wisten ChristenUnie en SGP niet te profiteren. Beleven we het einde van anderhalve eeuw confessionele partijvorming?
Wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo mocht het vaak herhalen: in Nederland waren christelijke partijen net zo lang aan de macht als de communisten in Rusland. Hij vergat erbij te vertellen dat de confessionelen ook weinig anders restte dan regeren - als de democratische meerderheid die ze nu eenmaal waren. En hij vergat ook dat de coalitie van katholieken en protestanten (vaak elkaars tegenpolen) bepaald niet vanzelfsprekend was, maar min of meer werd afgedwongen door diezelfde democratie.
Zo waren er in 1966, toen Van Mierlo zijn kruistocht tegen de confessionele hegemonie begon, nog tachtig christelijke Kamerleden, een absolute meerderheid dus. Maar spoedig zou alles veranderen. In 1972 waren er nog maar 53 confessionele zetels. En na een opleving van het CDA onder Lubbers kende de partij opnieuw dramatische verliezen in 1994 en 1998. Paars, de droom van Van Mierlo, werd uit die nederlagen geboren.
Wel volgde een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels, bijna een derde van de Kamerleden dus. Maar in juni 2010 stemde minder dan twintig procent van de kiezers op een confessionele partij. Een absoluut historisch dieptepunt, in de huidige Kamer uitgedrukt in een schamele 28 zetels voor de drie christelijke partijen samen.
Op het eerste gezicht loopt de dalende lijn parallel aan de kerkverlating. Nergens anders in Europa verliep de kerkverlating zo abrupt en massaal als in Nederland, met een halvering van de kerkelijkheid tussen 1971 en 1986 en een doorgaande daling sindsdien. Zo bezien vormt de confessionele neergang weinig anders dan de logische weerspiegeling van de secularisatie.
Maar er is meer. Even opvallend als de plotselinge neergang was immers de eeuw van confessionele bloei en machtsvorming daarvoor. Nergens anders in Europa maakten confessionele partijen zich ook zo breed, om in de twintigste eeuw zelfs het politieke landschap te beheersen. In dat opzicht is die vergelijking van Van Mierlo met de Russische communisten zo gek nog niet, want beide stromingen hadden het na 1917 lang voor het zeggen.
Daaraan vooraf ging een uniek verhaal van confessionele partijvorming. Het was bovenal Abraham Kuyper - een revolutionair die zich antirevolutionair noemde - die het politieke landschap in de tweede helft van de negentiende eeuw op zijn kop zette. Voordat de gebruikelijke sociaal-economische tweedeling de partijvorming kon bepalen, zoals overals elders in Europa, spleet hij de politiek met een andere antithese: die tussen confessioneel en niet-confessioneel.
Terwijl overal in Europa de sociale tegenstelling tussen haves (conservatieven en liberalen) en havenots (socialisten) de moderne partijvorming bepaalde, voltrok zich in Nederland een ander patroon.
Niet alleen politieke partijen, maar ook de arbeidersbeweging en andere maatschappelijke organisaties, volgden in dat spoor. Waar overal elders socialisten de arbeidersbeweging beheersten, wisten in Nederland de katholieken hen aardig de wind uit de zeilen te houden. Waar overal elders de socialisten uitgroeiden tot de grootste politieke stroming, gebeurde dat in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog.
Maar ook toen bleven socialisten in Nederland een minderheid, zonder dat ze ooit een meerderheidspositie zouden bereiken. Alle huidige retoriek over de linkse elite ten spijt, heeft Nederland nooit een linkse parlementaire meerderheid gekend, laat staan een socialistische.
Aan de rechterkant van het politieke spectrum waren de gevolgen nog groter. In elk geval tot 2010 heeft in de Nederlandse politiek een conservatieve stroming geheel ontbroken. Die optie was blijkbaar volledig overvleugeld door de veelheid aan confessionele politieke partijen. En ook de liberalen, in Nederland rechtser dan elders, bleven lang een relatief kleine minderheid.
Een eeuw lang domineerden de Nederlandse christelijke politici de politiek. Ze waren onderling divers: dikwijls rechts, soms links maar vooral ook het midden. Een driestromenland, met de confessionelen in het centrum van de macht, onderscheidde het Nederlandse politieke landschap van de tweedeling die bijna overal elders in Europa de toon aangaf.
Dat alles veranderde pas op het moment dat rechtse Realpolitiker als Elco Brinkman en Maxime Verhagen de macht wisten over te nemen bij de christendemocraten. Het einde van de christendemocratie, eerst onder paars en opnieuw onder de huidige rechtse coalitie, markeert ook het einde van Nederland als driestromenland.
Zal dit ook het einde betekenen van de confessionele politiek?
Vrijdagmiddag houdt de Vereniging van Christen Historici in Utrecht een congres over 'Het Einde der Confessionelen?' Sprekers zijn onder meer professor Gerrit Schutte en een tiental andere historici en politici.
Ewout Klei en Johan Snel zijn historici
maandag, januari 10, 2011
Waar links- en rechts radicalen elkaar ontmoeten
Onderstaande artikel is op 10 januari 2011 op Joop.nl gepubliceerd.
In plaats van rechts of links de schuld te geven van de moordaanslag op Giffords, is het beter het tot in het waanzinnige gepolariseerde politieke klimaat eens kritisch tegen het licht te houden.
Meteen na de moordaanslag op Gabrielle Giffords wezen linkse websites met een beschuldigende vinger naar de reactionaire Tea Party, die met haar harde oorlogszuchtige taal een klimaat heeft geschapen dat deze aanslag heeft veroorzaakt. Berucht is vooral de kaart op de website van Sarah Palin, met daarop twintig Democratische afgevaardigden in voormalige Republikeinse districten, die worden aangeduid met het ‘cross hairs’ symbool van een vizier. Één van de targets is de nu neergeschoten Giffords. Het verband is dan al snel gelegd: met haar kaart heeft Palin impliciet opgeroepen tot moord, en de Tea Party is medeverantwoordelijk voor de aanslag. Nu er meer bekend is over de dader, Jared Lee Loughner, is duidelijk dat er van een direct verband geen sprake kan zijn. De aanslag kan echter niet los worden gezien van het politieke klimaat in de Verenigde Staten, waar velen heilig geloven in indianenverhalen en complottheorieën.
Een paar maand geleden kwam ik in de trein op weg naar Amsterdam in discussie met een anarchistische Amerikaan, die er hele radicale ideeën op na hield. Omdat ik een beetje links ben en vooral nieuwsgierig was naar zijn standpunten verliep dit gesprek erg goed, hoewel ik mij achteraf misschien duidelijker tegen zijn mening had moeten uitspreken. Waar ik vooral moeite mee had was de door hem vurig verdedigde samenzweringstheorie over 11 september, namelijk dat de Amerikaanse overheid verantwoordelijk was voor de aanslagen op het WTC. Daarnaast zou Barack Obama net als George W. Bush een marionet zijn van het kapitalisme en de joodse lobby, en waren Democraten en Republikeinen lood om oud ijzer. Ten slotte zou de wereld in 2012 vergaan en had de elite voor zichzelf bunkers gebouwd om de Apocalyps te overleven, terwijl het gewone volk zou creperen.
Wat ik bij mijn anarchistische vriend (we zijn nu ook vrienden op Facebook) vooral bespeurde, was een groot wantrouwen tegen de overheid. Hoewel hij zichzelf als links beschouwt, is ditzelfde wantrouwen een trademark van de Tea Party. Extreem links en extreem rechts raken elkaar: Les extrêmes se touchent. Daarnaast wantrouwen beide groepen extremisten de wetenschap. Het gaat allereerst om of je ergens in gelooft, dan pas worden de ‘bewijzen’ er bij de haren bijgesleept. Complotdenken schept orde in de chaos, verdeelt de wereld in goed en kwaad en geeft zin aan het bestaan. Volgens Eelco Kars van Aarsen, die in 2004 zijn doctoraalscriptie sociologie over complottheorieën schreef, laat het complotdenken een manier zien waarop sommige mensen omgaan met de onzekerheden van deze laat-moderne tijd. (zie: http://oaithesis.eur.nl/ir/repub/asset/3538/SOCscriptie018.pdf)
Hoewel Jared Lee Loughner enkele radicale conservatieve standpunten heeft (zo noemde hij abortus terrorisme, terugwilde naar de Articles of Confederation en wilde dat alles weer in goud zou worden betaald), is hij geen lid van de Tea Party. Toen daarna bekend werd dat Loughner Amerikaanse vlaggen in brand steekt, gelooft dat in 2012 de wereld vergaat en Das Kapital van Karl Marx één van zijn favoriete boeken was, werd hij van de weeromstuit door rechtse websites, de website van de Tea Party voorop (Zie http://teapartyorg.ning.com/profiles/blogs/jared-loughners-left-wing), als extreem-links betiteld. Loughner is echter noch extreem-rechts, noch extreem-links. (Zie: http://news.yahoo.com/s/ac/20110109/tr_ac/7569322_jared_lee_loughner_leftwing_rightwing_or_just_plain_nutcase ). Vreemd genoeg raken in zijn persoon beide extremen elkaar, en is hij zo de tragische belichaming van de huidige Amerikaanse politieke cultuur, waar weinig ruimte voor de rede is. In plaats van rechts of links de schuld te geven van moordaanslag, is het beter het tot in het waanzinnige gepolariseerde politieke klimaat eens kritisch tegen het licht te houden. Daarnaast de aanslag wellicht niet hebben plaatsgevonden, als het bezit van vuurwapens in de Verenigde Staten illegaal was.
Waar ik erg bang voor ben, is dat Loughner de doodstraf krijgt. Op verschillende websites, ook die van ‘onze’ Telegraaf, pleiten reaguurders hiervoor (zie: http://www.telegraaf.nl/buitenland/8690999/__Schutter_steeds_vreemder__.html ). De cultuur van geweld wordt niet door geweld opgelost.
Terug naar mijn anarchistische vriend: gelukkig is hij mordicus tegen het wapenbezit. Hij verlegde zijn grenzen liever door het proberen van verschillende soorten van softdrugs. Die zijn in de Verenigde Staten echter wel verboden.
In plaats van rechts of links de schuld te geven van de moordaanslag op Giffords, is het beter het tot in het waanzinnige gepolariseerde politieke klimaat eens kritisch tegen het licht te houden.
Meteen na de moordaanslag op Gabrielle Giffords wezen linkse websites met een beschuldigende vinger naar de reactionaire Tea Party, die met haar harde oorlogszuchtige taal een klimaat heeft geschapen dat deze aanslag heeft veroorzaakt. Berucht is vooral de kaart op de website van Sarah Palin, met daarop twintig Democratische afgevaardigden in voormalige Republikeinse districten, die worden aangeduid met het ‘cross hairs’ symbool van een vizier. Één van de targets is de nu neergeschoten Giffords. Het verband is dan al snel gelegd: met haar kaart heeft Palin impliciet opgeroepen tot moord, en de Tea Party is medeverantwoordelijk voor de aanslag. Nu er meer bekend is over de dader, Jared Lee Loughner, is duidelijk dat er van een direct verband geen sprake kan zijn. De aanslag kan echter niet los worden gezien van het politieke klimaat in de Verenigde Staten, waar velen heilig geloven in indianenverhalen en complottheorieën.
Een paar maand geleden kwam ik in de trein op weg naar Amsterdam in discussie met een anarchistische Amerikaan, die er hele radicale ideeën op na hield. Omdat ik een beetje links ben en vooral nieuwsgierig was naar zijn standpunten verliep dit gesprek erg goed, hoewel ik mij achteraf misschien duidelijker tegen zijn mening had moeten uitspreken. Waar ik vooral moeite mee had was de door hem vurig verdedigde samenzweringstheorie over 11 september, namelijk dat de Amerikaanse overheid verantwoordelijk was voor de aanslagen op het WTC. Daarnaast zou Barack Obama net als George W. Bush een marionet zijn van het kapitalisme en de joodse lobby, en waren Democraten en Republikeinen lood om oud ijzer. Ten slotte zou de wereld in 2012 vergaan en had de elite voor zichzelf bunkers gebouwd om de Apocalyps te overleven, terwijl het gewone volk zou creperen.
Wat ik bij mijn anarchistische vriend (we zijn nu ook vrienden op Facebook) vooral bespeurde, was een groot wantrouwen tegen de overheid. Hoewel hij zichzelf als links beschouwt, is ditzelfde wantrouwen een trademark van de Tea Party. Extreem links en extreem rechts raken elkaar: Les extrêmes se touchent. Daarnaast wantrouwen beide groepen extremisten de wetenschap. Het gaat allereerst om of je ergens in gelooft, dan pas worden de ‘bewijzen’ er bij de haren bijgesleept. Complotdenken schept orde in de chaos, verdeelt de wereld in goed en kwaad en geeft zin aan het bestaan. Volgens Eelco Kars van Aarsen, die in 2004 zijn doctoraalscriptie sociologie over complottheorieën schreef, laat het complotdenken een manier zien waarop sommige mensen omgaan met de onzekerheden van deze laat-moderne tijd. (zie: http://oaithesis.eur.nl/ir/repub/asset/3538/SOCscriptie018.pdf)
Hoewel Jared Lee Loughner enkele radicale conservatieve standpunten heeft (zo noemde hij abortus terrorisme, terugwilde naar de Articles of Confederation en wilde dat alles weer in goud zou worden betaald), is hij geen lid van de Tea Party. Toen daarna bekend werd dat Loughner Amerikaanse vlaggen in brand steekt, gelooft dat in 2012 de wereld vergaat en Das Kapital van Karl Marx één van zijn favoriete boeken was, werd hij van de weeromstuit door rechtse websites, de website van de Tea Party voorop (Zie http://teapartyorg.ning.com/profiles/blogs/jared-loughners-left-wing), als extreem-links betiteld. Loughner is echter noch extreem-rechts, noch extreem-links. (Zie: http://news.yahoo.com/s/ac/20110109/tr_ac/7569322_jared_lee_loughner_leftwing_rightwing_or_just_plain_nutcase ). Vreemd genoeg raken in zijn persoon beide extremen elkaar, en is hij zo de tragische belichaming van de huidige Amerikaanse politieke cultuur, waar weinig ruimte voor de rede is. In plaats van rechts of links de schuld te geven van moordaanslag, is het beter het tot in het waanzinnige gepolariseerde politieke klimaat eens kritisch tegen het licht te houden. Daarnaast de aanslag wellicht niet hebben plaatsgevonden, als het bezit van vuurwapens in de Verenigde Staten illegaal was.
Waar ik erg bang voor ben, is dat Loughner de doodstraf krijgt. Op verschillende websites, ook die van ‘onze’ Telegraaf, pleiten reaguurders hiervoor (zie: http://www.telegraaf.nl/buitenland/8690999/__Schutter_steeds_vreemder__.html ). De cultuur van geweld wordt niet door geweld opgelost.
Terug naar mijn anarchistische vriend: gelukkig is hij mordicus tegen het wapenbezit. Hij verlegde zijn grenzen liever door het proberen van verschillende soorten van softdrugs. Die zijn in de Verenigde Staten echter wel verboden.
zondag, januari 09, 2011
CU wil een ‘Bijbels clubje’ blijven
Onderstaande artikel stond in het Nederlands Dagblad van 8 januari 2011.
http://www.nd.nl/artikelen/2011/januari/08/cu-wil-een-bijbels-clubje-blijven
http://www.nd.nl/artikelen/2011/januari/08/cu-wil-een-bijbels-clubje-blijven
maandag, januari 03, 2011
woensdag, december 29, 2010
Liever dood dan rood
Onderstaande artikel verscheen in december 2009 in het Documentatieblad voor Nederlandse Kerkgeschiedenis. Op 14 januari 2011 zal ik hierover spreken op de VCH-netwerkdag. Het artikel heb ik al eerder op mijn weblog gepubliceerd, maar nu doe ik het met plaatjes.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken. Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid.
Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet. Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde. Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk.
Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan. De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel. Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant. Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie. Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.
CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest. Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.
De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land. Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden. Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen. Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum. In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.
De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty. De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.
Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor. Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden. De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”. CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit. Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open. Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel. Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.”
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht. In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid , op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram , op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld). Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.”
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde een zekere Amandla in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.”
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was. Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.” In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan. Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken. Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid.
Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet. Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde. Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk.
Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan. De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel. Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant. Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie. Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.
CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest. Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.
De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land. Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden. Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen. Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum. In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.
De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty. De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.
Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor. Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden. De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”. CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit. Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open. Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel. Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.”
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht. In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid , op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram , op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld). Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.”
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde een zekere Amandla in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.”
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was. Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.” In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan. Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
dinsdag, december 28, 2010
Tsunami van evangelicalisering
Door: Ewout Klei
Na de Tweede Wereldoorlog stroomden niet alleen hulpgoederen uit de Verenigde Staten ons land binnen, maar kwamen ook vele evangelisten naar West-Europa om het christendom van nieuw vuur te voorzien. Via massamanifestaties, radio, TV, muziek en lectuur kreeg het Amerikaanse evangelicalisme in Nederland vaste voet aan de grond.
In de bundel A spiritual invasion?, geredigeerd door de historici George Harinck en Hans Krabbeldam, worden de Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom, in bijzonder het orthodoxe protestantisme, onderzocht. Deze interessante episode uit de recente religiegeschiedenis wordt belicht vanuit verschillende invalshoeken.
Historicus George Harinck beschrijft de invloed van het Amerikaanse evangelicalisme op de verschillende protestantse kerken. Aanvankelijk was de reactie sterk afwijzend en werd het evangelicalisme op theologische gronden veroordeeld. Nadat de kerken als gevolg van de secularisatie leger werden, kreeg het evangelicalisme meer invloed. Het evangelicalisme combineerde traditionele geloofsopvattingen met moderne vormen en sprak daarom veel orthodoxe gelovigen aan. Niet alleen kwamen er steeds meer evangelicale kerken, maar ook werden de gevestigde protestantse kerken steeds evangelicaler. De invasie was niet meteen maar uiteindelijk dus zeer succesvol.
De Evangelische Omroep was volgens historicus Remco van Mulligen slechts gedeeltelijk een Amerikaanse kopie. De omroep was zeer geworteld in het calvinisme, zo’n 80% van de leden was afkomstig uit de gevestigde kerken. Mede hierom hechtten ‘televisiedominees’ als Willem Glashouwer en Jan Hendrik Velema zeer aan het woord en vonden ze, in tegenstelling tot hun Amerikaanse collega’s, dat de vorm hieraan ondergeschikt moest zijn. Niettemin nam de EO veel ideeën en vormen uit Amerika over, zoals de gedachte dat homoseksualiteit een te genezen ziekte zou zijn en het aanbieden van telefonische nazorg aan mensen die in ‘geestelijke nood’ waren.
Ook de Amerikaanse invloed op de Nederlandse gospelmuziek was groot. In haar boeiende bijdrage schrijft muziekwetenschapster Els Dijkerman over praise (lofprijzing) en worship (aanbidding). Praise-nummers zijn opgewekt en gaan gepaard met handengeklap, worship-nummers zijn intiem en hebben volgens Dijkerman niet zelden een erotische ondertoon, met teksten als:
I feel like I’m falling over and over in love with You
It’s not just a feeling, but I know that he is real,
I feel like I’m falling into the arms of a mighty God
It’s not just a feeling, but I know that he is real.
In het Nederlands wordt het woordje ‘You’, waarmee Jezus of de Heilige Geest wordt bedoeld, vaak vertaald met ‘Gij’, wat de seksuele ambiguïteit wat verdoezelt. Op de vaak egocentrische teksten van de gospelliederen is veel kritiek geleverd. Het project ‘Psalmen voor Nu’ heeft geprobeerd de evangelicale muziekcultuur met de gereformeerde te verenigen, en heeft de psalmen hertaalt en op moderne muziek gezet. Amerika inspireerde, maar werd niet in alles nagevolgd.
Bijzonder interessant is ten slotte de bijdrage van godsdienstfilosoof Taede Smedes over Intelligent Design, de theorie dat er achter de werkelijkheid een intelligent goddelijk ontwerp zit. Volgens wetenschappers is ID een pseudo-wetenschap, terwijl fundamentalistische christenen ID een slap alternatief vinden voor het creationisme, het geloof dat God de wereld in zes dagen van 24 uur geschapen heeft. Smedes toont aan dat het Amerikaanse ID geen wetenschap is maar een ideologie, net als het creationisme. Amerikaanse ID-aanhangers vechten de scheiding tussen geloof en wetenschap en kerk en staat aan, met als doel een theocratie te vestigen. Nederlandse ID-aanhangers zijn gematigder. Zij gebruiken ID vooral om een beetje te ontsnappen aan de rigide Bijbelopvatting van het creationisme. Niettemin is ID in christelijk Nederland nu alweer op z’n retour omdat zijn belangrijkste pleitbezorger, nanowetenschapper Cees Dekker, zichzelf sinds kort een theïstisch evolutionist noemt. Voor ID als middenweg tussen het fundamentalistische creationisme en de seculiere evolutietheorie is er blijkbaar geen ruimte. Het is alles of niets.
Van Mulligen, Dijkerman en Smedes laten alle drie zien dat het Amerikaanse evangelicale christendom niet altijd kritiekloos wordt gekopieerd, maar in de Nederlandse context dikwijls een andere invulling krijgt. Dat de spiritual invasion niettemin zo veel succes had, heeft alles te maken met de ontzuiling en secularisatie. Omdat het Nederlandse christendom vanwege de culturele revolutie ernstig verzwakte, konden de gevestigde kerken de evangelicalisering uiteindelijk niet meer tegenhouden. Het evangelicalisme kwam, zag en overwon.
N.a.v.: George Harinck en Hans Krabbedam red., A spiritual invasion? Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom ADChartasreeks 16 (Barneveld 2010).
Na de Tweede Wereldoorlog stroomden niet alleen hulpgoederen uit de Verenigde Staten ons land binnen, maar kwamen ook vele evangelisten naar West-Europa om het christendom van nieuw vuur te voorzien. Via massamanifestaties, radio, TV, muziek en lectuur kreeg het Amerikaanse evangelicalisme in Nederland vaste voet aan de grond.
In de bundel A spiritual invasion?, geredigeerd door de historici George Harinck en Hans Krabbeldam, worden de Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom, in bijzonder het orthodoxe protestantisme, onderzocht. Deze interessante episode uit de recente religiegeschiedenis wordt belicht vanuit verschillende invalshoeken.
Historicus George Harinck beschrijft de invloed van het Amerikaanse evangelicalisme op de verschillende protestantse kerken. Aanvankelijk was de reactie sterk afwijzend en werd het evangelicalisme op theologische gronden veroordeeld. Nadat de kerken als gevolg van de secularisatie leger werden, kreeg het evangelicalisme meer invloed. Het evangelicalisme combineerde traditionele geloofsopvattingen met moderne vormen en sprak daarom veel orthodoxe gelovigen aan. Niet alleen kwamen er steeds meer evangelicale kerken, maar ook werden de gevestigde protestantse kerken steeds evangelicaler. De invasie was niet meteen maar uiteindelijk dus zeer succesvol.
De Evangelische Omroep was volgens historicus Remco van Mulligen slechts gedeeltelijk een Amerikaanse kopie. De omroep was zeer geworteld in het calvinisme, zo’n 80% van de leden was afkomstig uit de gevestigde kerken. Mede hierom hechtten ‘televisiedominees’ als Willem Glashouwer en Jan Hendrik Velema zeer aan het woord en vonden ze, in tegenstelling tot hun Amerikaanse collega’s, dat de vorm hieraan ondergeschikt moest zijn. Niettemin nam de EO veel ideeën en vormen uit Amerika over, zoals de gedachte dat homoseksualiteit een te genezen ziekte zou zijn en het aanbieden van telefonische nazorg aan mensen die in ‘geestelijke nood’ waren.
Ook de Amerikaanse invloed op de Nederlandse gospelmuziek was groot. In haar boeiende bijdrage schrijft muziekwetenschapster Els Dijkerman over praise (lofprijzing) en worship (aanbidding). Praise-nummers zijn opgewekt en gaan gepaard met handengeklap, worship-nummers zijn intiem en hebben volgens Dijkerman niet zelden een erotische ondertoon, met teksten als:
I feel like I’m falling over and over in love with You
It’s not just a feeling, but I know that he is real,
I feel like I’m falling into the arms of a mighty God
It’s not just a feeling, but I know that he is real.
In het Nederlands wordt het woordje ‘You’, waarmee Jezus of de Heilige Geest wordt bedoeld, vaak vertaald met ‘Gij’, wat de seksuele ambiguïteit wat verdoezelt. Op de vaak egocentrische teksten van de gospelliederen is veel kritiek geleverd. Het project ‘Psalmen voor Nu’ heeft geprobeerd de evangelicale muziekcultuur met de gereformeerde te verenigen, en heeft de psalmen hertaalt en op moderne muziek gezet. Amerika inspireerde, maar werd niet in alles nagevolgd.
Bijzonder interessant is ten slotte de bijdrage van godsdienstfilosoof Taede Smedes over Intelligent Design, de theorie dat er achter de werkelijkheid een intelligent goddelijk ontwerp zit. Volgens wetenschappers is ID een pseudo-wetenschap, terwijl fundamentalistische christenen ID een slap alternatief vinden voor het creationisme, het geloof dat God de wereld in zes dagen van 24 uur geschapen heeft. Smedes toont aan dat het Amerikaanse ID geen wetenschap is maar een ideologie, net als het creationisme. Amerikaanse ID-aanhangers vechten de scheiding tussen geloof en wetenschap en kerk en staat aan, met als doel een theocratie te vestigen. Nederlandse ID-aanhangers zijn gematigder. Zij gebruiken ID vooral om een beetje te ontsnappen aan de rigide Bijbelopvatting van het creationisme. Niettemin is ID in christelijk Nederland nu alweer op z’n retour omdat zijn belangrijkste pleitbezorger, nanowetenschapper Cees Dekker, zichzelf sinds kort een theïstisch evolutionist noemt. Voor ID als middenweg tussen het fundamentalistische creationisme en de seculiere evolutietheorie is er blijkbaar geen ruimte. Het is alles of niets.
Van Mulligen, Dijkerman en Smedes laten alle drie zien dat het Amerikaanse evangelicale christendom niet altijd kritiekloos wordt gekopieerd, maar in de Nederlandse context dikwijls een andere invulling krijgt. Dat de spiritual invasion niettemin zo veel succes had, heeft alles te maken met de ontzuiling en secularisatie. Omdat het Nederlandse christendom vanwege de culturele revolutie ernstig verzwakte, konden de gevestigde kerken de evangelicalisering uiteindelijk niet meer tegenhouden. Het evangelicalisme kwam, zag en overwon.
N.a.v.: George Harinck en Hans Krabbedam red., A spiritual invasion? Amerikaanse invloeden op het Nederlandse christendom ADChartasreeks 16 (Barneveld 2010).
vrijdag, december 24, 2010
De Januskop van de ChristenUnie
Onderstaande artikel staat vanaf 22 december 2010 op Joop.nl
Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_januskop_van_de_christenunie
De ChristenUnie heeft twee gezichten. Aan de ene kant is het een ietwat linksige christelijke partij. Aan de andere kant echter nog steeds een partij met uitgesproken conservatieve standpunten.
Hoewel de ChristenUnie als kleinste regeringspartij het in de peilingen lange tijd goed deed, verloor de partij op 9 juni 2010 een zetel en hield er vijf over. In het op 22 december verschenen evaluatierapport Met hart en ziel: terugblikken en vooruitzien wordt de nederlaag van 9 juni geanalyseerd en aanbevelingen voor de toekomst gedaan. Het is echter maar zeer de vraag of de ChristenUnie iets van de afgelopen nederlaag geleerd heeft.
Met harde cijfers toont het rapport aan dat de ChristenUnie haar vaste achterban heeft weten te behouden, maar veel nieuwe kiezers, die in 2006 voor het eerst op de partij stemden, heeft verloren. In plaatsen met relatief veel ChristenUnie-stemmers, zoals Zwolle, Ede en Apeldoorn, bleef het verlies beperkt, terwijl in progressieve gemeenten als Haarlem en Amsterdam dit verlies fors was.
De ChristenUnie verloor bovendien niet alleen aan het CDA en SGP, maar ook aan GroenLinks en PvdA. De opstellers van het evaluatierapport concluderen dan ook terecht dat christelijke kiezers steeds minder traditioneel stemmen. Hoewel een stem op een progressieve partij door het Nederlands Dagblad - de niet-officiële partijkrant van de ChristenUnie – hard wordt bestreden, vinden christenen dit steeds normaler. Dit geldt ook voor stemmen op rechtse partijen, ook de PVV van Geert Wilders, hoewel de ChristenUnie nauwelijks aan deze partijen verloren heeft.
Op grond van deze onderzoeksresultaten zou je verwachten dat de ChristenUnie zou kiezen voor een vooruitstrevende koers, met als doel linkse christelijke kiezers voor zich te winnen. Bij deze groep voor de ChristenUnie namelijk nog een wereld te winnen. André Rouvoet nam op 21 december in een vraaggesprek met NU.nl een voorschot op de onvermijdelijke discussie over de koers van zijn partij, en stelde dat de ChristenUnie zich moest richten op christelijke PvdA- en GroenLinks-kiezers. Rouvoet betreurde het dat christelijke kiezers die het CDA niet meer sociaal vonden op de progressieve partijen stemden, in plaats van op de ChristenUnie. "Dat trek ik mij aan, want die horen bij ons. Wij hebben huiswerk te doen."
Het evaluatierapport trekt echter een tegenovergestelde conclusie. De ChristenUnie moet zich volgens het rapport weer/meer profileren als een "uitgesproken christelijke partij" en zich weer/meer richten op de "eigen achterban". Ook heeft het rapport kritiek op het feit dat de ChristenUnie zich te veel zou presenteren als een bestuurlijke partij, waardoor de "passie" zou doven. Het rapport kiest dus voor een conservatieve/orthodoxe koers en is van mening dat de ChristenUnie zich in de eerste plaats moet richten op de traditionele ChristenUnie-stemmer, die sowieso wel ChristenUnie stemt. Als deze aanbeveling van de commissie navolging krijgt, beweegt de partij zich weer/meer naar de marge van de politiek, waar de ChristenUnie in de periode 2006-2010 een beetje van leek verlost.
De uitspraken van Rouvoet op NU.nl en de aanbevelingen het evaluatierapport die een dag later uitkwam matchen duidelijk niet met elkaar. De achterliggende reden van dit verschil is dat de ChristenUnie twee gezichten heeft. Aan de ene kant is de ChristenUnie een ietwat linksige christelijke partij, die oog heeft voor de zwakke in de samenleving, principiële kritiek levert op de PVV en met Rouvoet een leider heeft die veel eerlijker overkomt dan Maxime Verhagen en SGP’er Cees van der Staaij. Aan de andere kant is de ChristenUnie echter nog steeds een partij met enkele uitgesproken conservatieve standpunten, en die sterk geneigd is om terug te vallen op haar oude achterban.
Zolang de partij deze Januskop heeft, hebben linkse christenen eigenlijk niets bij de ChristenUnie te zoeken. Emeritushoogleraar politieke filosodie dr. H.E.S. Woldering, die aanleiding van de gedoogsteunconstructie met de PVV bedankte als lid van het CDA, denkt er om die reden niet over om op de ChristenUnie te stemmen. In het decembernummer van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek, zegt hij:
"Maar voor mij is de ChristenUnie geen alternatief. De partij heeft een programma dat mij aanspreekt op sociaal gebied, maar ik vind haar standpunten over homoseksualiteit, euthanasie en stamcelonderzoek volstrekt onaanvaardbaar. Op grond van een paar Bijbelteksten verdedigt de ChristenUnie een verouderd en onhoudbaar standpunt. En daardoor maakt zij zichzelf, ondanks haar modernistische trekken, althans voor mij onmogelijk."
Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_januskop_van_de_christenunie
De ChristenUnie heeft twee gezichten. Aan de ene kant is het een ietwat linksige christelijke partij. Aan de andere kant echter nog steeds een partij met uitgesproken conservatieve standpunten.
Hoewel de ChristenUnie als kleinste regeringspartij het in de peilingen lange tijd goed deed, verloor de partij op 9 juni 2010 een zetel en hield er vijf over. In het op 22 december verschenen evaluatierapport Met hart en ziel: terugblikken en vooruitzien wordt de nederlaag van 9 juni geanalyseerd en aanbevelingen voor de toekomst gedaan. Het is echter maar zeer de vraag of de ChristenUnie iets van de afgelopen nederlaag geleerd heeft.
Met harde cijfers toont het rapport aan dat de ChristenUnie haar vaste achterban heeft weten te behouden, maar veel nieuwe kiezers, die in 2006 voor het eerst op de partij stemden, heeft verloren. In plaatsen met relatief veel ChristenUnie-stemmers, zoals Zwolle, Ede en Apeldoorn, bleef het verlies beperkt, terwijl in progressieve gemeenten als Haarlem en Amsterdam dit verlies fors was.
De ChristenUnie verloor bovendien niet alleen aan het CDA en SGP, maar ook aan GroenLinks en PvdA. De opstellers van het evaluatierapport concluderen dan ook terecht dat christelijke kiezers steeds minder traditioneel stemmen. Hoewel een stem op een progressieve partij door het Nederlands Dagblad - de niet-officiële partijkrant van de ChristenUnie – hard wordt bestreden, vinden christenen dit steeds normaler. Dit geldt ook voor stemmen op rechtse partijen, ook de PVV van Geert Wilders, hoewel de ChristenUnie nauwelijks aan deze partijen verloren heeft.
Op grond van deze onderzoeksresultaten zou je verwachten dat de ChristenUnie zou kiezen voor een vooruitstrevende koers, met als doel linkse christelijke kiezers voor zich te winnen. Bij deze groep voor de ChristenUnie namelijk nog een wereld te winnen. André Rouvoet nam op 21 december in een vraaggesprek met NU.nl een voorschot op de onvermijdelijke discussie over de koers van zijn partij, en stelde dat de ChristenUnie zich moest richten op christelijke PvdA- en GroenLinks-kiezers. Rouvoet betreurde het dat christelijke kiezers die het CDA niet meer sociaal vonden op de progressieve partijen stemden, in plaats van op de ChristenUnie. "Dat trek ik mij aan, want die horen bij ons. Wij hebben huiswerk te doen."
Het evaluatierapport trekt echter een tegenovergestelde conclusie. De ChristenUnie moet zich volgens het rapport weer/meer profileren als een "uitgesproken christelijke partij" en zich weer/meer richten op de "eigen achterban". Ook heeft het rapport kritiek op het feit dat de ChristenUnie zich te veel zou presenteren als een bestuurlijke partij, waardoor de "passie" zou doven. Het rapport kiest dus voor een conservatieve/orthodoxe koers en is van mening dat de ChristenUnie zich in de eerste plaats moet richten op de traditionele ChristenUnie-stemmer, die sowieso wel ChristenUnie stemt. Als deze aanbeveling van de commissie navolging krijgt, beweegt de partij zich weer/meer naar de marge van de politiek, waar de ChristenUnie in de periode 2006-2010 een beetje van leek verlost.
De uitspraken van Rouvoet op NU.nl en de aanbevelingen het evaluatierapport die een dag later uitkwam matchen duidelijk niet met elkaar. De achterliggende reden van dit verschil is dat de ChristenUnie twee gezichten heeft. Aan de ene kant is de ChristenUnie een ietwat linksige christelijke partij, die oog heeft voor de zwakke in de samenleving, principiële kritiek levert op de PVV en met Rouvoet een leider heeft die veel eerlijker overkomt dan Maxime Verhagen en SGP’er Cees van der Staaij. Aan de andere kant is de ChristenUnie echter nog steeds een partij met enkele uitgesproken conservatieve standpunten, en die sterk geneigd is om terug te vallen op haar oude achterban.
Zolang de partij deze Januskop heeft, hebben linkse christenen eigenlijk niets bij de ChristenUnie te zoeken. Emeritushoogleraar politieke filosodie dr. H.E.S. Woldering, die aanleiding van de gedoogsteunconstructie met de PVV bedankte als lid van het CDA, denkt er om die reden niet over om op de ChristenUnie te stemmen. In het decembernummer van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek, zegt hij:
"Maar voor mij is de ChristenUnie geen alternatief. De partij heeft een programma dat mij aanspreekt op sociaal gebied, maar ik vind haar standpunten over homoseksualiteit, euthanasie en stamcelonderzoek volstrekt onaanvaardbaar. Op grond van een paar Bijbelteksten verdedigt de ChristenUnie een verouderd en onhoudbaar standpunt. En daardoor maakt zij zichzelf, ondanks haar modernistische trekken, althans voor mij onmogelijk."
Abonneren op:
Posts (Atom)