Oproep aan Kamerleden: neem afstand van PVV
http://www.nd.nl/artikelen/2010/augustus/04/oproep-aan-kamerleden-neem-afstand-van-pvv
Nederlands Dagblad, 5 augustus 2010
van onze redactie binnenland
AMSTERDAM - Tweede Kamerleden van de VVD en het CDA moeten afstand nemen van de plannen van hun partijen om een gedoogakkoord te sluiten met de PVV.
14 reacties
Die oproep doet het nieuwe Comité voor de rechtsstaat in een brief die het aan de Kamerleden van de VVD en het CDA heeft gestuurd. Het comité is opgericht door de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans. De brief is mede ondertekend door zeventig Nederlanders, waaronder bekende theologen, historici, filosofen en opiniemakers. Zo staan er de namen onder van hoogleraar theologie Erik Borgman, emeritus hoogleraar economie en voormalig ARP-Kamerlid Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar geschiedenis Maarten van Rossem, hoogleraar filosofie Paul van Tongeren, politiek historicus Ewout Klei, historicus Johan Snel en adjunct-directeur van De Groene Amsterdammer Tiers Bakker.
De brief is gebaseerd op een stuk van Jan Dirk Snel, dat eerder als opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad verscheen. Volgens de opstellers moeten de Kamerleden van CDA en VVD uitspreken dat ze elke aanval op de rechtsstaat afkeuren en dat ze het niet zullen accepteren, als de gedoogpartner van de coalitie zich daar toch schuldig aan maakt. ,,De werkelijkheid is niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen'', stelt de brief. Volgens de opstellers tasten de uitspraken van Wilders de beginselen van de rechtsstaat aan en vraagt dat om een ondubbelzinnige, publieke afwijzing.
Partijpolitieke aard
Mark Rutte (VVD), Maxime Verhagen (CDA) en Geert Wilders (PVV) hebben juist afgesproken dat die laatste mag blijven zeggen wat hij wil. De opstellers van de brief doen geen uitspraak over welk kabinet wél gewenst is. Hun schrijven is ,,niet van partijpolitieke aard''.
CDA-leider Verhagen benadrukte woensdag in een interview dat het zou gaan om een CDA-VVD-kabinet. En in het gedoogakkoord met de PVV worden zaken als de bezuinigingen vastgelegd, maar niet de anti-islamagenda van Wilders. Emeritus-hoogleraar filosofie Sander Griffioen, die de brief ook ondertekende, vindt dat te makkelijk gesteld. ,,Zo onschuldig is het niet. Ik heb niets tegen het aangaan van tijdelijke bondgenootschappen. Maar je kijkt nu naar het aantal zetels dat de PVV vertegenwoordigt en vraagt om structurele hulp. Op zo'n moment moet je andersom ook eisen stellen aan de PVV en het optreden van die partij.''
Fout
In de optiek van Griffioen maakte het CDA ook al een fout toen de partij tijdens het eerste kabinet-Balkenende in zee ging met de Fortuynisten. ,,Dat heeft de staat serieus in gevaar gebracht. Maar het CDA wil altijd regeringsverantwoordelijkheid dragen. Dat zit ze in het bloed.''
Een andere ondertekenaar van de brief, Herman Oevermans, directeur van de Academie Mens en Organisatie aan de Christelijke Hogeschool Ede, vindt ook dat Verhagen zich er te gemakkelijk van af maakt. ,,Lubbers heeft al gesteld dat dit geen echt minderheidskabinet is, maar een bijzonder meerderheidskabinet. De PVV is nodig op onderdelen.''
SGP
Hij verbaast zich er daarnaast over dat een groep reformatorische christenen en een partij als de SGP geen afstand nemen van deze kabinetsvariant. ,,Als orthodox-christelijke minderheid sta je pal voor de rechten van minderheden. Daar zit ook een zeker eigenbelang bij. Maar Wilders gunt die rechten niet aan de islamitische minderheid. Daarom is het wat mij betreft een doodlopend spoor om met de PVV zaken te doen. Rechten die je claimt voor jezelf moet je anderen niet ontnemen.''
woensdag, augustus 04, 2010
dinsdag, augustus 03, 2010
Rechts kabinet, dan een progressief schaduwkabinet
http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/een_rechts_kabinet_dan_een_progressief_schaduwkabinet/
Mijn eerste column op Joop.nl, de progressieve opiniesite van de VARA. Mijn column is zaterdag 31 juli geplaatst.
Een rechts kabinet? Dan een progressief schaduwkabinet
EWOUT KLEI Oud-minister Van Thijn schreef het boek 'De formatie'. Wat kunnen we daar nu uit leren?
In verschillende media is de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen geïnterpreteerd als een grote overwinning van rechts. In feite hield de verkiezingsuitslag echter een verdere versplintering van het politieke landschap in, omdat het vormen van solide meerderheidskabinet nu een haast onmogelijke opgave is geworden.
Dat de formatie lastig zou gaan verlopen was vier weken voor de verkiezingen voorspeld door Ed van Thijn. In zijn op 11 mei verschenen rode boekje, met de weinig originele maar wel duidelijke titel De formatie, betoogt de PvdA-coryfee dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een stabiele regering te vormen, behalve als er snel een ingrijpende hervormingsagenda ter tafel komt. De analyse en aanbevelingen die Van Thijn in zijn boek geeft verdienen nadere bestudering, omdat onze democratie zich als gevolg van de polarisatie (vooral van rechts) in een crisis bevindt, die om een oplossing vraagt.
Volgens Van Thijn kunnen burgers wel stemmen maar niet kiezen. We stemmen op een partij en niet op een kabinet. In 1977 ging de PvdA de verkiezingen in onder de leus ‘Kies de minister-president’ maar bleef na de formatie buiten de regering. In 2006 werden de Tweede Kamerverkiezingen gepresenteerd als een tweestrijd tussen Balkenende en Bos, maar het resultaat van deze verkiezingen was dat beide kemphanen tot elkaar waren veroordeeld in het kabinet-Balkenende IV. In de tijd van de verzuiling (1918-1966) leverde ons kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging nog stabiele regeringen op, omdat de verzuilde partijen hun achterbannen strak onder de duim hielden en de zuilelites beseften dat ze compromissen moesten sluiten. Nu politieke partijen niet meer over een vaste achterban beschikken zetten ze zich, uit electorale overwegingen, af tegen gelijkgezinde partijen én nemen ze om diezelfde reden stilletjes ideeën van de tegenpartij over.
Van Thijn denkt dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een werkbare coalitie te vormen en vreest voor machteloze middenkabinetten, met als gevolg dat radicale partijen op de vleugels (de PVV op rechts en in mindere mate de SP op links) zullen groeien. Hij vergelijkt de Nederlandse situatie met die van Duitsland ten tijde van de Weimarrepubliek (1919-1933) en de Franse Vierde Republiek (1946-1958), waar instabiele kabinetten elkaar opvolgden, en met Denemarken en Israël, waar radicale partijen grote invloed uitoefenen op het regeringsbeleid (dankzij de gedoogsteun die de populistische Dansk Folkeparti aan de Deense minderheidsregering geeft kent Denemarken het strengste asielbeleid van West-Europa en in Israël is de extreemrechtse Lieberman zelfs minister van Buitenlandse Zaken).
De instabiele situatie wordt volgens Van Thijn alleen opgelost als het politieke stelsel grondig wordt hervormd. Hij wil geen districtenstelsel zoals in Groot-Brittannië, waar de Tories en Labour de dienst uit maken en de progressieve Liberal Democrats veel te klein zijn (Nick Clegg wil aan dit stelsel een einde maken). Wat Van Thijn wil is een gemengd stelsel, een beetje districtenstelsel en een beetje evenredig stelsel dus. Daarnaast moeten politieke partijen van te voren duidelijk maken met welke partijen ze een regering willen vormen en met welke niet. De PvdA’er lijkt hiermee terug te willen naar de jaren zeventig, toen de progressieve partijen PvdA, D’66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) samen het programma Keerpunt ’72 schreven en een schaduwkabinet vormden. De kiezer heeft dan wel iets te kiezen.
De formatie bestaat uit drie delen, een dagboek, een theoretisch/essayistisch deel en een fictief verhaal. Het dagboek is nogal saai. Waar Van Thijn in Dagboek van een onderhandelaar (1978) als één van de onderhandelaars over een tweede kabinet-Den Uyl als insider een tipje van de sluier van de achterkamertjespolitiek oplichtte, is dit dagboek van een buitenstaander weinig onthullend. Het fictieve formatieverhaal aan het slot daarentegen is wel aardig. Van Thijn zit er een beetje naast met zijn voorspelling (zo krijgen van hem de PVV en de PvdA elk 28 zetels, de VVD 24 en D66 18), maar dat er na de verkiezingen moeilijk een kabinet te vormen valt heeft hij goed ingezien. Dat Van Thijn er behoorlijk naast zat met zijn verkiezingsuitslag zegt ook iets over de betrekkelijkheid van opiniepeilingen en de vluchtigheid van de actualiteit. Het middendeel, waarin Van Thijn zijn theorie over de instabiliteit van ons politieke systeem uitwerkt, is zonder meer het interessantst. Eigenlijk zou hij dit nog een keer moeten omwerken tot een wetenschappelijke publicatie. De these van Van Thijn, dat een evenredig kiesstelsel zorgt voor een instabiel politiek systeem, zou als hypothese moeten worden getest in een groot vergelijkend (historisch) onderzoek.
Dankzij Van Thijn staat het onderwerp bestuurlijke vernieuwingen anno 2010 opnieuw weer op de politieke kaart, waar D66 zich altijd sterk voor heeft gemaakt. Het is geen toeval dat Van Thijn zijn boek heeft opgedragen aan niemand minder dan wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo, een “visionair democraat”. Het is aardig om te zien dat juist D66 de adviezen van Van Thijn in de laatste verkiezingscampagne lijkt te hebben opgevolgd, want Pechtold pleitte voor paars plus en nog geen week voor de verkiezingen veranderde het partijlogo van kleur. Helaas voor D66 is paars nu (voorlopig?) van de baan en lijkt te worden aangestuurd op een rechts kabinet. Als de formatie van paars plus was gelukt had D66 misschien weer een ministerie voor Bestuurlijke Vernieuwing kunnen claimen, die van dit thema echt werk zou moeten maken en met goede hervormingsvoorstellen zou moeten komen. Met een rechts kabinet in het verschiet zouden D66, GroenLinks en de PvdA de progressieve samenwerking van de jaren zeventig weer nieuw leven in kunnen blazen.
Of de PVV nu in de regering komt of alleen gedoogsteun geeft, een rechts kabinet is niet mijn kabinet. Begin jaren zeventig vormden oppositieleiders Joop den Uyl en Hans van Mierlo een schaduwkabinet dat klaar stond om te regeren. Als er daadwerkelijk een rechts kabinet aantreedt dan moeten Job Cohen, Alexander Pechtold en Femke Halsema de handen ineen slaan en een nieuw schaduwkabinet vormen, dat het roer van het schip van staat overneemt als Mark Rutte de macht over dit stuur verliest. Zo’n schaduwkabinet - dat helemaal in de geest van Van Thijn is en het publicitair weer ongelooflijk goed gaat doen - wordt dan bovendien een vast baken en een signaal van hoop in een verwilderde en stormachtige tijd, waar donkere wolken zich samenpakken.
Mijn eerste column op Joop.nl, de progressieve opiniesite van de VARA. Mijn column is zaterdag 31 juli geplaatst.
Een rechts kabinet? Dan een progressief schaduwkabinet
EWOUT KLEI Oud-minister Van Thijn schreef het boek 'De formatie'. Wat kunnen we daar nu uit leren?
In verschillende media is de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen geïnterpreteerd als een grote overwinning van rechts. In feite hield de verkiezingsuitslag echter een verdere versplintering van het politieke landschap in, omdat het vormen van solide meerderheidskabinet nu een haast onmogelijke opgave is geworden.
Dat de formatie lastig zou gaan verlopen was vier weken voor de verkiezingen voorspeld door Ed van Thijn. In zijn op 11 mei verschenen rode boekje, met de weinig originele maar wel duidelijke titel De formatie, betoogt de PvdA-coryfee dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een stabiele regering te vormen, behalve als er snel een ingrijpende hervormingsagenda ter tafel komt. De analyse en aanbevelingen die Van Thijn in zijn boek geeft verdienen nadere bestudering, omdat onze democratie zich als gevolg van de polarisatie (vooral van rechts) in een crisis bevindt, die om een oplossing vraagt.
Volgens Van Thijn kunnen burgers wel stemmen maar niet kiezen. We stemmen op een partij en niet op een kabinet. In 1977 ging de PvdA de verkiezingen in onder de leus ‘Kies de minister-president’ maar bleef na de formatie buiten de regering. In 2006 werden de Tweede Kamerverkiezingen gepresenteerd als een tweestrijd tussen Balkenende en Bos, maar het resultaat van deze verkiezingen was dat beide kemphanen tot elkaar waren veroordeeld in het kabinet-Balkenende IV. In de tijd van de verzuiling (1918-1966) leverde ons kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging nog stabiele regeringen op, omdat de verzuilde partijen hun achterbannen strak onder de duim hielden en de zuilelites beseften dat ze compromissen moesten sluiten. Nu politieke partijen niet meer over een vaste achterban beschikken zetten ze zich, uit electorale overwegingen, af tegen gelijkgezinde partijen én nemen ze om diezelfde reden stilletjes ideeën van de tegenpartij over.
Van Thijn denkt dat het in de toekomst steeds moeilijker wordt om een werkbare coalitie te vormen en vreest voor machteloze middenkabinetten, met als gevolg dat radicale partijen op de vleugels (de PVV op rechts en in mindere mate de SP op links) zullen groeien. Hij vergelijkt de Nederlandse situatie met die van Duitsland ten tijde van de Weimarrepubliek (1919-1933) en de Franse Vierde Republiek (1946-1958), waar instabiele kabinetten elkaar opvolgden, en met Denemarken en Israël, waar radicale partijen grote invloed uitoefenen op het regeringsbeleid (dankzij de gedoogsteun die de populistische Dansk Folkeparti aan de Deense minderheidsregering geeft kent Denemarken het strengste asielbeleid van West-Europa en in Israël is de extreemrechtse Lieberman zelfs minister van Buitenlandse Zaken).
De instabiele situatie wordt volgens Van Thijn alleen opgelost als het politieke stelsel grondig wordt hervormd. Hij wil geen districtenstelsel zoals in Groot-Brittannië, waar de Tories en Labour de dienst uit maken en de progressieve Liberal Democrats veel te klein zijn (Nick Clegg wil aan dit stelsel een einde maken). Wat Van Thijn wil is een gemengd stelsel, een beetje districtenstelsel en een beetje evenredig stelsel dus. Daarnaast moeten politieke partijen van te voren duidelijk maken met welke partijen ze een regering willen vormen en met welke niet. De PvdA’er lijkt hiermee terug te willen naar de jaren zeventig, toen de progressieve partijen PvdA, D’66 en PPR (een voorloper van GroenLinks) samen het programma Keerpunt ’72 schreven en een schaduwkabinet vormden. De kiezer heeft dan wel iets te kiezen.
De formatie bestaat uit drie delen, een dagboek, een theoretisch/essayistisch deel en een fictief verhaal. Het dagboek is nogal saai. Waar Van Thijn in Dagboek van een onderhandelaar (1978) als één van de onderhandelaars over een tweede kabinet-Den Uyl als insider een tipje van de sluier van de achterkamertjespolitiek oplichtte, is dit dagboek van een buitenstaander weinig onthullend. Het fictieve formatieverhaal aan het slot daarentegen is wel aardig. Van Thijn zit er een beetje naast met zijn voorspelling (zo krijgen van hem de PVV en de PvdA elk 28 zetels, de VVD 24 en D66 18), maar dat er na de verkiezingen moeilijk een kabinet te vormen valt heeft hij goed ingezien. Dat Van Thijn er behoorlijk naast zat met zijn verkiezingsuitslag zegt ook iets over de betrekkelijkheid van opiniepeilingen en de vluchtigheid van de actualiteit. Het middendeel, waarin Van Thijn zijn theorie over de instabiliteit van ons politieke systeem uitwerkt, is zonder meer het interessantst. Eigenlijk zou hij dit nog een keer moeten omwerken tot een wetenschappelijke publicatie. De these van Van Thijn, dat een evenredig kiesstelsel zorgt voor een instabiel politiek systeem, zou als hypothese moeten worden getest in een groot vergelijkend (historisch) onderzoek.
Dankzij Van Thijn staat het onderwerp bestuurlijke vernieuwingen anno 2010 opnieuw weer op de politieke kaart, waar D66 zich altijd sterk voor heeft gemaakt. Het is geen toeval dat Van Thijn zijn boek heeft opgedragen aan niemand minder dan wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo, een “visionair democraat”. Het is aardig om te zien dat juist D66 de adviezen van Van Thijn in de laatste verkiezingscampagne lijkt te hebben opgevolgd, want Pechtold pleitte voor paars plus en nog geen week voor de verkiezingen veranderde het partijlogo van kleur. Helaas voor D66 is paars nu (voorlopig?) van de baan en lijkt te worden aangestuurd op een rechts kabinet. Als de formatie van paars plus was gelukt had D66 misschien weer een ministerie voor Bestuurlijke Vernieuwing kunnen claimen, die van dit thema echt werk zou moeten maken en met goede hervormingsvoorstellen zou moeten komen. Met een rechts kabinet in het verschiet zouden D66, GroenLinks en de PvdA de progressieve samenwerking van de jaren zeventig weer nieuw leven in kunnen blazen.
Of de PVV nu in de regering komt of alleen gedoogsteun geeft, een rechts kabinet is niet mijn kabinet. Begin jaren zeventig vormden oppositieleiders Joop den Uyl en Hans van Mierlo een schaduwkabinet dat klaar stond om te regeren. Als er daadwerkelijk een rechts kabinet aantreedt dan moeten Job Cohen, Alexander Pechtold en Femke Halsema de handen ineen slaan en een nieuw schaduwkabinet vormen, dat het roer van het schip van staat overneemt als Mark Rutte de macht over dit stuur verliest. Zo’n schaduwkabinet - dat helemaal in de geest van Van Thijn is en het publicitair weer ongelooflijk goed gaat doen - wordt dan bovendien een vast baken en een signaal van hoop in een verwilderde en stormachtige tijd, waar donkere wolken zich samenpakken.
Persbericht - Oprichting Comité voor de Rechtsstaat - Oproep aan Kamerleden van VVD en CDA
Onderstaande open brief heb ik ook ondertekend.
PERSBERICHT
OPRICHTING COMITÉ VOOR DE RECHTSSTAAT
BRIEF AAN KAMERLEDEN VVD EN CDA
Het op vrijdag 31 juli jongstleden genomen besluit van VVD, CDA en PVV om te streven naar een minderheidskabinet van VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV, heeft veel kritsche reacties opgeroepen. Wat echter tot nog toe sterk onderbelicht is gebleven, is dat VVD en CDA met dit besluit een principiële grens hebben overschreden.
In hun streven samen te gaan regeren willen VVD en CDA een gedoogakkoord sluiten met een partij die zich een vijand van onze rechtsstaat betoont, waarbij er volgens de vrijdag afgelegde verlaring sprake is van ‘acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht’.
De PVV keert zich tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet, terwijl zij tevens wil tornen aan de onafhankelijkheid van de rechtsspraak. Het staat een ieder vrij deze ideeën uit te dragen, maar van partijen als de VVD en het CDA, die zeggen onze rechtsstaat te verdedigen, mag verwacht worden dat zij zich van dergelijke opvattingen distantiëren, en dat zij zich niet politiek afhankelijk maken van een ondemocratisch georganiseerde partij die deze antirechtsstatelijke ideeën propageert.
Deze uiterst zorgelijke ontwikkeling is voor een aantal burgers aanleiding een Comité voor de Rechtsstaat op te richten. De initiatiefnemers, de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans, hebben een brief geschreven aan alle leden van de Tweede Kamer van VVD en CDA, die mede is ondertekend door ruim zeventig bezorgde burgers, waaronder de theoloog Erik Borgman, de historicus Maarten van Rossem, de ethicus Gerrit Manenschijn, de econoom Bob Goudzwaard, de oud-ambassadeur Edy Korthals Altes, de islamoloog Pieter Sjoerd van Koningsveld en de filosofen Sander Griffioen en Paul van Tongeren. Hierin wordt de Kamerleden van beide partijen gevraagd ondubbelzinnig afstand van te nemen van de verklaring van jongstleden vrijdag en uit te spreken dat zij elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeuren en het ook niet acceptabel achten als gedoogpartners van een door hen gesteund kabinet dat wel doen. (Zie bijgaande brief)
De initiatiefnemers en ondertekenaars zullen, afhankelijk van de ontwikkelingen, zich beraden over verdere stappen.
Namens het comité,
Jan Dirk Snel
Rob Hartmans
(Initiatiefnemers van het Comité voor de Rechtstaat)
Noot voor de redactie
Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06-46437538 (Rob Hartmans)
j.d.snel@chello.nl
robhartmans@gmail.com
Officiële tekst in de bijlage
Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06 46437538 (Rob Hartmans)
Aan:
de leden van de Tweede Kamerfracties van VVD en CDA
Ter kennisneming aan:
de overige leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal
- Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
-Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Postbus 20017
2500 EA Den Haag
Amsterdam/Assendelft, 3 augustus 2010
Geacht Kamerlid,
Vrijdag 30 juli 2010 is de dag waarop uw fractie een principiële grens heeft overschreden. Op de avond van deze vrijdag deelden de fractievoorzitters van VVD en CDA, Mark Rutte en Maxime Verhagen, in een verklaring die ze samen met de fractievoorzitter van de PVV, Geert Wilders, aflegden, mee dat ze zouden gaan onderhandelen over een regeerakkoord tussen VVD en CDA, dat door middel van een gedoogakkoord door de PVV gesteund zou worden.
Rutte en Verhagen verklaarden samen met Wilders dat de partijen "elkaars verschil van inzicht" over de vraag of de islam te karakteriseren valt "als óf religie óf (politieke) ideologie", "accepteren". En iets verderop herhaalden ze dat nog eens door te reppen van "acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht".
Wat dit betekende, konden we heel snel zien. PVV-leider Wilders legde aan de verzamelde pers uit dat hij voortaan door zou kunnen gaan met zijn bekende uitspraken over de islam. De werkelijkheid is dus niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen.
Wie het partijprogramma van de PVV raadpleegt, zal constateren dat deze partij onder meer de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet op de islam wil betrekken, een heilig boek wil verbieden, hoofddoekjes wil belasten en de “strijd tegen de islam” tot “het kernpunt van ons buitenlandbeleid” wil maken. De PVV keert zich hiermee in ieder geval tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet. Ook dat is binnen ons rechtsbestel toegestaan, maar wel moet geconstateerd worden dat een partij die zich uitspreekt tegen deze fundamentele grondrechten, zich een vijand van onze rechtsstaat betoont.
Onze vrijheden zijn ongedeeld: ze gelden voor alle burgers zonder uitzondering gelijkelijk. Wie dat niet aanvaardt, verwerpt de vrijheden die van ons allen zijn. Niet wat wij van de islam vinden, is het kernpunt, maar of we de rechtsstaat de moeite van het verdedigen waard achten.
Door middel van hun verklaring hebben Mark Rutte en Maxime Verhagen aangegeven dat ze pleidooien tegen onze rechtsorde accepteren als een legitieme uiting van een gedoogpartner, ook al is het duidelijk dat ze die zelf geenszins onderschrijven. Vanuit hun verantwoordelijkheid hadden ze zover nooit mogen gegaan. Van coalitiegenoot of gedoogpartner mag men bij twijfel een meer hartelijke omhelzing van de beginselen van de rechtsstaat verwachten.
U bent lid van een fractie die met de gedoogverklaring heeft ingestemd. Wij vragen u alsnog daar in een publieke verklaring ondubbelzinnig afstand van te nemen en uit te spreken dat u elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeurt en het ook niet acceptabel acht als gedoogpartners van een door u gesteund kabinet dat wel doen.
Over de vraag welke coalitie al dan niet gewenst is, spreken wij ons in dit schrijven niet uit, ook niet als het gaat over een eventuele coalitie met de PVV of gedoogsteun door die partij. Dit schrijven is niet van partijpolitieke aard. Het gaat de ondertekenaren om de handhaving van een fundamentele en principiële norm.
Voor de tekst van deze brief zijn de eerste twee ondertekenaren volledig verantwoordelijk. De medeondertekenaren ondersteunen de hoofdstrekking van dit betoog, maar zullen op onderdelen uiteraard hun eigen uiteenlopende opvattingen koesteren. Deze brief is voortgekomen uit een schrijven dat de eerste ondertekenaar op 31 juli 2010 opstelde en verzond en dat onder meer te vinden is op zijn weblog en op verzoek op de site joop.nl; dat stuk was uiteraard alleen voor zijn verantwoordelijkheid.
Wij hopen dat u gevolg geeft aan de oproep in deze brief en wensen u het allerbeste bij uw werkzaamheden ten dienste van het gehele Nederlandse volk.
Hoogachtend,
Jan Dirk Snel, historicus, Amsterdam
Rob Hartmans, historicus, Assendelft
Medeondertekenaren:
* Tiers Bakker, adjunct-directeur De Groene Amsterdammer, Amsterdam
* H.Bart, emeritus hoogleraar wiskunde Erasmus Universiteit Rotterdam, Bleiswijk
* M.M.L. Beek, psycholoog, voorheen universitair docent huisartsgeneeskunde Radboud Universiteit, Nijmegen
* Klaas van Berkel, hoogleraar geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen, Zuidhorn
* Jan de Boer, oud-directeur sociale dienst Leeuwarden, schrijver-dichter in de Franse taal, St.Laurent de la Cabrerisse, Frankrijk
* Marlies ter Borg, auteur Bijbel en Koran in Verhalen, Aerdenhout
* M.B. ter Borg, hoogleraar godsdienstsociologie en niet-institutionele religie Universiteit Leiden, Aerdenhout
* Erik Borgman, hoogleraar theologie van de religie in het bijzonder het christendom Universiteit van Tilburg, Utrecht
* J.Breman, emeritus hoogleraar Universiteit van Amsterdam, Heemstede
* Maureen Butter, coördinator Platform Gezondheid en Milieu, Leens
* M. Clotscher, HRM consultant, Den Haag
* René Danen, voorzitter Nederland Bekent Kleur, Amsterdam
* M. Doef, huisvrouw, Bleiswijk
* Fons Elders, emeritus hoogleraar Theory of World Views, Warder
* Elizabeth Fisher-Spanjer, literair agent voormalige Alexander Herzen Stichting, Amsterdam
* Willem Frijhoff, emeritus hoogleraar geschiedenis Vrije Universiteit, Rotterdam
* Jaap van Gelderen, kerkhistoricus, Kampen
* Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar economie Vrije Universiteit en oud-lid van de Tweede Kamer (ARP)
* Sander Griffioen, emeritus hoogleraar wijsbegeerte Vrije Universiteit, Loenen aan de Vecht
* Anton van Hooff, klassiek historicus, Nijmegen
* Leon Heuts, journalist, Eindhoven
* J.E. Hamburger, stafmedewerker Uitvoeringsorganisatie Sociale Zekerheid, Broek in Waterland
* Willem Harland, gepensioneerd leraar, Delfzijl
* J.Z. Herrenberg, schrijver, Delft
* Maarten Jan Hijmans, journalist, Amsterdam
* Han van der Horst, hstoricus, Schiedam
* Jacqueline van IJken, manager ggz, Assendelft
* Esther van IJken, Amsterdam, logopedist
* Michele Jacobs, journalist, Amsterdam
* Cees van der Jagt, aow-er en als vrijwilliger bij diverse activiteiten betrokken, Ede
* Bert de Jong, oud-parlementair redacteur en chef-redacteur dagblad Trouw, Almere
* Jaap de Jong, docent, Utrecht
* T.P. de Jong, predikant, Stadskanaal
* Ewout Klei, politiek historicus, Kampen
* Dolph Kohnstamm. oud-hoogleraar psychologie, Amsterdam
* Jan H. Kompagnie, historicus, Gouda
* Pieter Sjoerd van Koningsveld, emeritus hoogleraar islamologie, Oegstgeest.
* Cor en Anne Koole, Zeist
* Peter Koop, office-manager, Bloemendaal
* Edy Korthals Altes, oud-ambassadeur, Den Haag
* Bas Kromhout, historicus, Voorburg
* Bert Laeyendecker, emeritus hoogleraar sociologie, Doorn
* Solange Leibovici, literatuurwetenschapster, Amsterdam
* Gerrit Manenschijn, emeritus hoogleraar ethiek, Alphen aan den Rijn
* Bauke Marinus, historicus, Amsterdam
* Monica Meijsing, filosoof, Nijmegen
* Herman Oevermans. directeur Academie Mens en Organisatie, Christelijke Hogeschool Ede, Bennekom
* Rob de Ridder, antropoloog, Harich
* S.M. Rodenhuis, Almere
* Maarten van Rossem, emeritus hoogleraar geschiedenis, Utrecht
* T.Schroders, psychriatisch verpleegkundige,Terschelling.
* Arend Smilde, freelance vertaler en redacteur, Utrecht
* Frans Smits, hoofdredacteur Historisch Nieuwsblad en Maarten!, Amsterdam
* Alice Snel–ten Dolle, gepensioneerd (jeugd)bibliothecaris en hbo-docent, Deventer
* Johan Snel, historicus, Ede
* Frans J.J. Thuijs, historicus, Amsterdam
* Gérard van Tillo, emeritus hoogleraar godsdienstsociologie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
* Jans Tinbergen, filosofe, Rotterdam
* Paul J.M. van Tongeren, hoogleraar filosofie Radboud Universiteit, Nijmegen.
* Jouke Turpijn, historicus, Amsterdam
* Erna Vahrmeijer, Zwolle
* Alida van der Veen, Amsterdam
* J.A. van der Ven, hoogleraar religiewetenschappen Radboud Universiteit, Nijmegen
* L. Vermij, gepensioneerd, voorheen werkzaam in industrie research en development, Doesburg
* Rienk Vermij, historicus, Norman, Oklahoma, Verenigde Staten
* Karuna Waaijer, psychologe-psychotherapeute, Leiden
* Koo van der Wal, emeritus hoogleraar wijsbegeerte, Maarssen
* Gerard Wiegers, hoogleraar religiestudies Universiteit van Amsterdam, Leiden
* Diederik Wienen, theoloog, Utrecht
* Bèr Wilbers, journalist, Eindhoven
* F. Willems, huisvrouw, Feinsum
* Theo W.A. de Wit, universitair docent en bijzonder hoogleraar Universiteit van Tilburg, Utrecht
* Kees van Zijverden, Enkhuizen
* Evert van der Zweerde, hoogleraar politieke filosofie, Nijmegen
PERSBERICHT
OPRICHTING COMITÉ VOOR DE RECHTSSTAAT
BRIEF AAN KAMERLEDEN VVD EN CDA
Het op vrijdag 31 juli jongstleden genomen besluit van VVD, CDA en PVV om te streven naar een minderheidskabinet van VVD en CDA, met gedoogsteun van de PVV, heeft veel kritsche reacties opgeroepen. Wat echter tot nog toe sterk onderbelicht is gebleven, is dat VVD en CDA met dit besluit een principiële grens hebben overschreden.
In hun streven samen te gaan regeren willen VVD en CDA een gedoogakkoord sluiten met een partij die zich een vijand van onze rechtsstaat betoont, waarbij er volgens de vrijdag afgelegde verlaring sprake is van ‘acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht’.
De PVV keert zich tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet, terwijl zij tevens wil tornen aan de onafhankelijkheid van de rechtsspraak. Het staat een ieder vrij deze ideeën uit te dragen, maar van partijen als de VVD en het CDA, die zeggen onze rechtsstaat te verdedigen, mag verwacht worden dat zij zich van dergelijke opvattingen distantiëren, en dat zij zich niet politiek afhankelijk maken van een ondemocratisch georganiseerde partij die deze antirechtsstatelijke ideeën propageert.
Deze uiterst zorgelijke ontwikkeling is voor een aantal burgers aanleiding een Comité voor de Rechtsstaat op te richten. De initiatiefnemers, de historici Jan Dirk Snel en Rob Hartmans, hebben een brief geschreven aan alle leden van de Tweede Kamer van VVD en CDA, die mede is ondertekend door ruim zeventig bezorgde burgers, waaronder de theoloog Erik Borgman, de historicus Maarten van Rossem, de ethicus Gerrit Manenschijn, de econoom Bob Goudzwaard, de oud-ambassadeur Edy Korthals Altes, de islamoloog Pieter Sjoerd van Koningsveld en de filosofen Sander Griffioen en Paul van Tongeren. Hierin wordt de Kamerleden van beide partijen gevraagd ondubbelzinnig afstand van te nemen van de verklaring van jongstleden vrijdag en uit te spreken dat zij elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeuren en het ook niet acceptabel achten als gedoogpartners van een door hen gesteund kabinet dat wel doen. (Zie bijgaande brief)
De initiatiefnemers en ondertekenaars zullen, afhankelijk van de ontwikkelingen, zich beraden over verdere stappen.
Namens het comité,
Jan Dirk Snel
Rob Hartmans
(Initiatiefnemers van het Comité voor de Rechtstaat)
Noot voor de redactie
Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06-46437538 (Rob Hartmans)
j.d.snel@chello.nl
robhartmans@gmail.com
Officiële tekst in de bijlage
Comité voor de Rechtsstaat
Eerste Oosterparkstraat 168D
1091 HJ Amsterdam
020 693 64 24 (Jan Dirk Snel)
06 46437538 (Rob Hartmans)
Aan:
de leden van de Tweede Kamerfracties van VVD en CDA
Ter kennisneming aan:
de overige leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal
- Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
-Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Postbus 20017
2500 EA Den Haag
Amsterdam/Assendelft, 3 augustus 2010
Geacht Kamerlid,
Vrijdag 30 juli 2010 is de dag waarop uw fractie een principiële grens heeft overschreden. Op de avond van deze vrijdag deelden de fractievoorzitters van VVD en CDA, Mark Rutte en Maxime Verhagen, in een verklaring die ze samen met de fractievoorzitter van de PVV, Geert Wilders, aflegden, mee dat ze zouden gaan onderhandelen over een regeerakkoord tussen VVD en CDA, dat door middel van een gedoogakkoord door de PVV gesteund zou worden.
Rutte en Verhagen verklaarden samen met Wilders dat de partijen "elkaars verschil van inzicht" over de vraag of de islam te karakteriseren valt "als óf religie óf (politieke) ideologie", "accepteren". En iets verderop herhaalden ze dat nog eens door te reppen van "acceptatie van elkaars verschillen van mening en het volledig aan elkaar gunnen van de vrijheid van meningsuiting over bestaande verschillen van inzicht".
Wat dit betekende, konden we heel snel zien. PVV-leider Wilders legde aan de verzamelde pers uit dat hij voortaan door zou kunnen gaan met zijn bekende uitspraken over de islam. De werkelijkheid is dus niet zozeer dat de PVV zich bereid toonde een minderheidskabinet te gedogen, maar dat VVD en CDA de rabiate uitspraken van Wilders voortaan officieel gedogen.
Wie het partijprogramma van de PVV raadpleegt, zal constateren dat deze partij onder meer de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet op de islam wil betrekken, een heilig boek wil verbieden, hoofddoekjes wil belasten en de “strijd tegen de islam” tot “het kernpunt van ons buitenlandbeleid” wil maken. De PVV keert zich hiermee in ieder geval tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet. Ook dat is binnen ons rechtsbestel toegestaan, maar wel moet geconstateerd worden dat een partij die zich uitspreekt tegen deze fundamentele grondrechten, zich een vijand van onze rechtsstaat betoont.
Onze vrijheden zijn ongedeeld: ze gelden voor alle burgers zonder uitzondering gelijkelijk. Wie dat niet aanvaardt, verwerpt de vrijheden die van ons allen zijn. Niet wat wij van de islam vinden, is het kernpunt, maar of we de rechtsstaat de moeite van het verdedigen waard achten.
Door middel van hun verklaring hebben Mark Rutte en Maxime Verhagen aangegeven dat ze pleidooien tegen onze rechtsorde accepteren als een legitieme uiting van een gedoogpartner, ook al is het duidelijk dat ze die zelf geenszins onderschrijven. Vanuit hun verantwoordelijkheid hadden ze zover nooit mogen gegaan. Van coalitiegenoot of gedoogpartner mag men bij twijfel een meer hartelijke omhelzing van de beginselen van de rechtsstaat verwachten.
U bent lid van een fractie die met de gedoogverklaring heeft ingestemd. Wij vragen u alsnog daar in een publieke verklaring ondubbelzinnig afstand van te nemen en uit te spreken dat u elke aanslag op de grondslagen van onze liberale rechtsstaat afkeurt en het ook niet acceptabel acht als gedoogpartners van een door u gesteund kabinet dat wel doen.
Over de vraag welke coalitie al dan niet gewenst is, spreken wij ons in dit schrijven niet uit, ook niet als het gaat over een eventuele coalitie met de PVV of gedoogsteun door die partij. Dit schrijven is niet van partijpolitieke aard. Het gaat de ondertekenaren om de handhaving van een fundamentele en principiële norm.
Voor de tekst van deze brief zijn de eerste twee ondertekenaren volledig verantwoordelijk. De medeondertekenaren ondersteunen de hoofdstrekking van dit betoog, maar zullen op onderdelen uiteraard hun eigen uiteenlopende opvattingen koesteren. Deze brief is voortgekomen uit een schrijven dat de eerste ondertekenaar op 31 juli 2010 opstelde en verzond en dat onder meer te vinden is op zijn weblog en op verzoek op de site joop.nl; dat stuk was uiteraard alleen voor zijn verantwoordelijkheid.
Wij hopen dat u gevolg geeft aan de oproep in deze brief en wensen u het allerbeste bij uw werkzaamheden ten dienste van het gehele Nederlandse volk.
Hoogachtend,
Jan Dirk Snel, historicus, Amsterdam
Rob Hartmans, historicus, Assendelft
Medeondertekenaren:
* Tiers Bakker, adjunct-directeur De Groene Amsterdammer, Amsterdam
* H.Bart, emeritus hoogleraar wiskunde Erasmus Universiteit Rotterdam, Bleiswijk
* M.M.L. Beek, psycholoog, voorheen universitair docent huisartsgeneeskunde Radboud Universiteit, Nijmegen
* Klaas van Berkel, hoogleraar geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen, Zuidhorn
* Jan de Boer, oud-directeur sociale dienst Leeuwarden, schrijver-dichter in de Franse taal, St.Laurent de la Cabrerisse, Frankrijk
* Marlies ter Borg, auteur Bijbel en Koran in Verhalen, Aerdenhout
* M.B. ter Borg, hoogleraar godsdienstsociologie en niet-institutionele religie Universiteit Leiden, Aerdenhout
* Erik Borgman, hoogleraar theologie van de religie in het bijzonder het christendom Universiteit van Tilburg, Utrecht
* J.Breman, emeritus hoogleraar Universiteit van Amsterdam, Heemstede
* Maureen Butter, coördinator Platform Gezondheid en Milieu, Leens
* M. Clotscher, HRM consultant, Den Haag
* René Danen, voorzitter Nederland Bekent Kleur, Amsterdam
* M. Doef, huisvrouw, Bleiswijk
* Fons Elders, emeritus hoogleraar Theory of World Views, Warder
* Elizabeth Fisher-Spanjer, literair agent voormalige Alexander Herzen Stichting, Amsterdam
* Willem Frijhoff, emeritus hoogleraar geschiedenis Vrije Universiteit, Rotterdam
* Jaap van Gelderen, kerkhistoricus, Kampen
* Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar economie Vrije Universiteit en oud-lid van de Tweede Kamer (ARP)
* Sander Griffioen, emeritus hoogleraar wijsbegeerte Vrije Universiteit, Loenen aan de Vecht
* Anton van Hooff, klassiek historicus, Nijmegen
* Leon Heuts, journalist, Eindhoven
* J.E. Hamburger, stafmedewerker Uitvoeringsorganisatie Sociale Zekerheid, Broek in Waterland
* Willem Harland, gepensioneerd leraar, Delfzijl
* J.Z. Herrenberg, schrijver, Delft
* Maarten Jan Hijmans, journalist, Amsterdam
* Han van der Horst, hstoricus, Schiedam
* Jacqueline van IJken, manager ggz, Assendelft
* Esther van IJken, Amsterdam, logopedist
* Michele Jacobs, journalist, Amsterdam
* Cees van der Jagt, aow-er en als vrijwilliger bij diverse activiteiten betrokken, Ede
* Bert de Jong, oud-parlementair redacteur en chef-redacteur dagblad Trouw, Almere
* Jaap de Jong, docent, Utrecht
* T.P. de Jong, predikant, Stadskanaal
* Ewout Klei, politiek historicus, Kampen
* Dolph Kohnstamm. oud-hoogleraar psychologie, Amsterdam
* Jan H. Kompagnie, historicus, Gouda
* Pieter Sjoerd van Koningsveld, emeritus hoogleraar islamologie, Oegstgeest.
* Cor en Anne Koole, Zeist
* Peter Koop, office-manager, Bloemendaal
* Edy Korthals Altes, oud-ambassadeur, Den Haag
* Bas Kromhout, historicus, Voorburg
* Bert Laeyendecker, emeritus hoogleraar sociologie, Doorn
* Solange Leibovici, literatuurwetenschapster, Amsterdam
* Gerrit Manenschijn, emeritus hoogleraar ethiek, Alphen aan den Rijn
* Bauke Marinus, historicus, Amsterdam
* Monica Meijsing, filosoof, Nijmegen
* Herman Oevermans. directeur Academie Mens en Organisatie, Christelijke Hogeschool Ede, Bennekom
* Rob de Ridder, antropoloog, Harich
* S.M. Rodenhuis, Almere
* Maarten van Rossem, emeritus hoogleraar geschiedenis, Utrecht
* T.Schroders, psychriatisch verpleegkundige,Terschelling.
* Arend Smilde, freelance vertaler en redacteur, Utrecht
* Frans Smits, hoofdredacteur Historisch Nieuwsblad en Maarten!, Amsterdam
* Alice Snel–ten Dolle, gepensioneerd (jeugd)bibliothecaris en hbo-docent, Deventer
* Johan Snel, historicus, Ede
* Frans J.J. Thuijs, historicus, Amsterdam
* Gérard van Tillo, emeritus hoogleraar godsdienstsociologie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam
* Jans Tinbergen, filosofe, Rotterdam
* Paul J.M. van Tongeren, hoogleraar filosofie Radboud Universiteit, Nijmegen.
* Jouke Turpijn, historicus, Amsterdam
* Erna Vahrmeijer, Zwolle
* Alida van der Veen, Amsterdam
* J.A. van der Ven, hoogleraar religiewetenschappen Radboud Universiteit, Nijmegen
* L. Vermij, gepensioneerd, voorheen werkzaam in industrie research en development, Doesburg
* Rienk Vermij, historicus, Norman, Oklahoma, Verenigde Staten
* Karuna Waaijer, psychologe-psychotherapeute, Leiden
* Koo van der Wal, emeritus hoogleraar wijsbegeerte, Maarssen
* Gerard Wiegers, hoogleraar religiestudies Universiteit van Amsterdam, Leiden
* Diederik Wienen, theoloog, Utrecht
* Bèr Wilbers, journalist, Eindhoven
* F. Willems, huisvrouw, Feinsum
* Theo W.A. de Wit, universitair docent en bijzonder hoogleraar Universiteit van Tilburg, Utrecht
* Kees van Zijverden, Enkhuizen
* Evert van der Zweerde, hoogleraar politieke filosofie, Nijmegen
donderdag, juli 29, 2010
Staphorster of Venlose variant: het kan verkeren in de politiek
Dit artikel stond op 25 juni op www.protestant.nl
http://www.protestant.nl/actueel/staphorster-venlose-variant-het-kan-verkeren-de-politiek
Een week lang was informateur Uri Rosenthal bezig met het kijken naar de mogelijkheid van een kabinet van VVD, PVV en CDA – het nachtmerriescenario voor iedereen die maar een beetje links en progressief is. In de jaren tachtig was de slechtst denkbare coalitie volgens progressief Nederland de Staphorster variant, een kabinet met CDA en VVD dat (gedoog)steun kreeg van de kleine orthodox-protestantse partijen, in de pers steevast met de term ‘klein rechts’ aangeduid. Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) en vooral de Staatkundig-Gereformeerde Partij (SGP) zouden ‘theocratische partijtjes’ zijn met ‘a-democratische trekken’.
De naam 'Staphorster variant' is in 1981 bedacht door Volkskrant-journalist Jan Joost Lindner. Regeringspartijen CDA en VVD hadden bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 26 mei hun krappe meerderheid in het parlement verloren en omdat de coalitieonderhandelingen tussen CDA en PvdA zeer moeizaam verliepen, vreesden progressieve opiniemakers dat het CDA de kleine orthodox-protestantse partijen om steun zou vragen. Lindner bracht de door progressieven zo gevreesde coalitiemogelijkheid in verband met Staphorst, het conservatieve boerendorp in Overijssel en SGP-bolwerk.
De Staphorster variant kwam er niet. CDA, PvdA en D’66 besloten een coalitie te vormen, die het echter nog geen jaar uithield. In 1982 kregen CDA en VVD weer een parlementaire meerderheid, zodat steun van GPV, RPF en SGP niet nodig was. In de aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen van 1986 kwam de Staphorster variant weer in beeld omdat de VVD volgens de peilingen veel zetels zou verliezen. GPV-leider Gert Schutte, die zich als parlementariër positief probeerde te onderscheiden van de zeer op het getuigenis gerichte politici van RPF en SGP, had grote moeite met de term ‘Staphorst’. Op een verkiezingsbijeenkomst in Groningen (waar relatief gezien veel GPV-stemmers woonden) pleitte hij daarom voor de ‘Groninger variant’. Deze variant stond niet voor christelijke bekrompenheid, maar had volgens Schutte juist heel positieve programmapunten, zoals het bestrijden van de werkloosheid. Ook de Groninger variant kwam er niet, omdat CDA en VVD dankzij een grote verkiezingsoverwinning van het CDA hun meerderheid in het parlement behielden.
In 1989 en 1994 is er alleen in de orthodox-protestantse pers (het opnieblad Koers en het Nederlands Dagblad) heel even sprake geweest van de Staphorster variant als serieuze coalitiemogelijkheid, maar daarbuiten niet. Pas in 2006 kwam de ChristenUnie (de opvolger van GPV en RPF) in de regering. Deze regering was echter centrumlinks en de ChristenUnie moest haar belangrijkste standpunten (het terugdraaien van abortus, euthanasie en het homohuwelijk) in de ijskast zetten. De ChristenUnie was linkser en progressiever geworden. In tegenstelling tot de SGP voelde de ChristenUnie in 2010 daarom ook weinig voor gedoogsteun aan de ‘Venlose variant’ van VVD, PVV en CDA. De tijden zijn dus behoorlijk veranderd.
Ewout Klei, voor Protestant.nl
25 juni 2010
http://www.protestant.nl/actueel/staphorster-venlose-variant-het-kan-verkeren-de-politiek
Een week lang was informateur Uri Rosenthal bezig met het kijken naar de mogelijkheid van een kabinet van VVD, PVV en CDA – het nachtmerriescenario voor iedereen die maar een beetje links en progressief is. In de jaren tachtig was de slechtst denkbare coalitie volgens progressief Nederland de Staphorster variant, een kabinet met CDA en VVD dat (gedoog)steun kreeg van de kleine orthodox-protestantse partijen, in de pers steevast met de term ‘klein rechts’ aangeduid. Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) en vooral de Staatkundig-Gereformeerde Partij (SGP) zouden ‘theocratische partijtjes’ zijn met ‘a-democratische trekken’.
De naam 'Staphorster variant' is in 1981 bedacht door Volkskrant-journalist Jan Joost Lindner. Regeringspartijen CDA en VVD hadden bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 26 mei hun krappe meerderheid in het parlement verloren en omdat de coalitieonderhandelingen tussen CDA en PvdA zeer moeizaam verliepen, vreesden progressieve opiniemakers dat het CDA de kleine orthodox-protestantse partijen om steun zou vragen. Lindner bracht de door progressieven zo gevreesde coalitiemogelijkheid in verband met Staphorst, het conservatieve boerendorp in Overijssel en SGP-bolwerk.
De Staphorster variant kwam er niet. CDA, PvdA en D’66 besloten een coalitie te vormen, die het echter nog geen jaar uithield. In 1982 kregen CDA en VVD weer een parlementaire meerderheid, zodat steun van GPV, RPF en SGP niet nodig was. In de aanloop naar de Tweede-Kamerverkiezingen van 1986 kwam de Staphorster variant weer in beeld omdat de VVD volgens de peilingen veel zetels zou verliezen. GPV-leider Gert Schutte, die zich als parlementariër positief probeerde te onderscheiden van de zeer op het getuigenis gerichte politici van RPF en SGP, had grote moeite met de term ‘Staphorst’. Op een verkiezingsbijeenkomst in Groningen (waar relatief gezien veel GPV-stemmers woonden) pleitte hij daarom voor de ‘Groninger variant’. Deze variant stond niet voor christelijke bekrompenheid, maar had volgens Schutte juist heel positieve programmapunten, zoals het bestrijden van de werkloosheid. Ook de Groninger variant kwam er niet, omdat CDA en VVD dankzij een grote verkiezingsoverwinning van het CDA hun meerderheid in het parlement behielden.
In 1989 en 1994 is er alleen in de orthodox-protestantse pers (het opnieblad Koers en het Nederlands Dagblad) heel even sprake geweest van de Staphorster variant als serieuze coalitiemogelijkheid, maar daarbuiten niet. Pas in 2006 kwam de ChristenUnie (de opvolger van GPV en RPF) in de regering. Deze regering was echter centrumlinks en de ChristenUnie moest haar belangrijkste standpunten (het terugdraaien van abortus, euthanasie en het homohuwelijk) in de ijskast zetten. De ChristenUnie was linkser en progressiever geworden. In tegenstelling tot de SGP voelde de ChristenUnie in 2010 daarom ook weinig voor gedoogsteun aan de ‘Venlose variant’ van VVD, PVV en CDA. De tijden zijn dus behoorlijk veranderd.
Ewout Klei, voor Protestant.nl
25 juni 2010
Bij regering van VVD, PVV en CDA ga ik naar het Malieveld
Dit artikel stond op 17 juni 2010 op www.protestant.nl
http://www.protestant.nl/actueel/bij-regering-van-vvd-pvv-en-cda-ga-ik-naar-het-malieveld
Op 9 juni was ik jarig. Het mooiste cadeau waren de Tweede Kamerverkiezingen. ’s Avonds wachtte ik vol spanning af te welke partij de grootste zou worden: PvdA of VVD. Toen ik naar bed ging dacht ik dat Cohen premier zou worden, toen ik de volgende ochtend wakker werd bleek Rutte op het nippertje toch te hebben gewonnen. Het is nu aan hem om een stabiele coalitie te formeren, die in tegenstelling tot die van Balkenende de eindstreep wel haalt.
De verkiezingsuitslag was voor de confessionele partijen een drama. Het CDA heeft net als in 1994 weer twintig zetels verloren: toen gingen de christendemocraten van 54 naar 34, nu zijn ze van 41 naar 21 gegaan. Ook de ChristenUnie heeft verloren, hoewel maar één zetel. Mijn vermoeden is dat dit komt omdat een aantal CU-kiezers op het laatste moment dacht: ‘Stem strategisch, stem CDA’ en het verlies van de christendemocraten hiermee hoopte te beperken.
Komen de confessionele partijen weer in de regering? In 1994 was het CDA zo instabiel vanwege de ruzie tussen Ruud Lubbers en Elco Brinkman, dat winnaar Wim Kok er niet over dacht om met deze partij in zee te gaan. Als het CDA nu kans wil maken om in de regering te komen, moeten ze snel met een nieuwe, door iedereen erkende leider te komen. Anders kunnen ze weer voor acht jaar de oppositie in. Sowieso speelt het CDA in een regering de derde viool, omdat de partij nu kleiner is dan de PvdA én de PVV.
De ChristenUnie kan het helemaal vergeten. De partij is te links voor de Venlose variant (VVD, PVV en CDA) en te conservatief voor paars plus (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks). De SGP daarentegen bevindt zich wel in een riante positie. De staatkundig-gereformeerden staan ideologisch gezien het dichtst bij de grote winnaar van de verkiezingen, de PVV, en zijn onder leiding van haar nieuwe fractievoorzitter Kees van der Staaij uitgesproken anti-islam geworden. Bovendien is de steun van de SGP straks misschien nodig om de Venlose variant overeind te houden. VVD, PVV en CDA beschikken over 76 van de 150 zetels in het parlement. Als het dwarse Kamerlid Hero Brinkman wegloopt blijft de coalitie dankzij de steun van de SGP haar meerderheid in het parlement behouden.
Voor mij is een rechts kabinet van VVD, PVV en CDA, al dan niet steunend op gedoogsteun van de SGP een nachtmerriescenario. Als we een regering krijgen die openlijk mensen discrimineert ga ik naar het Malieveld. Voor de vorm zal Rutte in de eerste instantie kijken of een kabinet met de PVV tot de mogelijkheden behoort, maar ik hoop en verwacht dat hij voldoende liberaal is om in te zien dat de weg naar Venlo doodloopt. Een VVD-PvdA-CDA-kabinet is vlees-nog-vis, dus die komt er denk ik ook niet.
Wat rest is paars plus. Ik denk dat er van deze coalitie veel elan kan uitgaan, net als toentertijd bij paars I. Kok zei toen het eerste paarse kabinet was gevormd dat dit geen antireligieus kabinet was. Paars III wordt dat ook niet. In tegenstelling tot de PVV zijn VVD, PvdA, D66 en GroenLinks democratische partijen waar iedereen lid van kan worden. Het hoeft ook geen betoog dat voor elk van deze vier partijen moslims en christenen actief zijn. Ze zijn wellicht niet zo conservatief als de gelovigen die van mening zijn dat je alleen met mensen van je eigen ware geloof in één partij mag zitten, maar zullen wel rekening houden met orthodoxe gevoeligheden. De PVV doet dat niet. Ik verwacht daarom dat het paars plus wordt.
Pas dan is mijn verjaardag echt geslaagd.
Ewout Klei voor Protestant.nl
Ewout Klei is historicus en schrijft een proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond.
http://www.protestant.nl/actueel/bij-regering-van-vvd-pvv-en-cda-ga-ik-naar-het-malieveld
Op 9 juni was ik jarig. Het mooiste cadeau waren de Tweede Kamerverkiezingen. ’s Avonds wachtte ik vol spanning af te welke partij de grootste zou worden: PvdA of VVD. Toen ik naar bed ging dacht ik dat Cohen premier zou worden, toen ik de volgende ochtend wakker werd bleek Rutte op het nippertje toch te hebben gewonnen. Het is nu aan hem om een stabiele coalitie te formeren, die in tegenstelling tot die van Balkenende de eindstreep wel haalt.
De verkiezingsuitslag was voor de confessionele partijen een drama. Het CDA heeft net als in 1994 weer twintig zetels verloren: toen gingen de christendemocraten van 54 naar 34, nu zijn ze van 41 naar 21 gegaan. Ook de ChristenUnie heeft verloren, hoewel maar één zetel. Mijn vermoeden is dat dit komt omdat een aantal CU-kiezers op het laatste moment dacht: ‘Stem strategisch, stem CDA’ en het verlies van de christendemocraten hiermee hoopte te beperken.
Komen de confessionele partijen weer in de regering? In 1994 was het CDA zo instabiel vanwege de ruzie tussen Ruud Lubbers en Elco Brinkman, dat winnaar Wim Kok er niet over dacht om met deze partij in zee te gaan. Als het CDA nu kans wil maken om in de regering te komen, moeten ze snel met een nieuwe, door iedereen erkende leider te komen. Anders kunnen ze weer voor acht jaar de oppositie in. Sowieso speelt het CDA in een regering de derde viool, omdat de partij nu kleiner is dan de PvdA én de PVV.
De ChristenUnie kan het helemaal vergeten. De partij is te links voor de Venlose variant (VVD, PVV en CDA) en te conservatief voor paars plus (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks). De SGP daarentegen bevindt zich wel in een riante positie. De staatkundig-gereformeerden staan ideologisch gezien het dichtst bij de grote winnaar van de verkiezingen, de PVV, en zijn onder leiding van haar nieuwe fractievoorzitter Kees van der Staaij uitgesproken anti-islam geworden. Bovendien is de steun van de SGP straks misschien nodig om de Venlose variant overeind te houden. VVD, PVV en CDA beschikken over 76 van de 150 zetels in het parlement. Als het dwarse Kamerlid Hero Brinkman wegloopt blijft de coalitie dankzij de steun van de SGP haar meerderheid in het parlement behouden.
Voor mij is een rechts kabinet van VVD, PVV en CDA, al dan niet steunend op gedoogsteun van de SGP een nachtmerriescenario. Als we een regering krijgen die openlijk mensen discrimineert ga ik naar het Malieveld. Voor de vorm zal Rutte in de eerste instantie kijken of een kabinet met de PVV tot de mogelijkheden behoort, maar ik hoop en verwacht dat hij voldoende liberaal is om in te zien dat de weg naar Venlo doodloopt. Een VVD-PvdA-CDA-kabinet is vlees-nog-vis, dus die komt er denk ik ook niet.
Wat rest is paars plus. Ik denk dat er van deze coalitie veel elan kan uitgaan, net als toentertijd bij paars I. Kok zei toen het eerste paarse kabinet was gevormd dat dit geen antireligieus kabinet was. Paars III wordt dat ook niet. In tegenstelling tot de PVV zijn VVD, PvdA, D66 en GroenLinks democratische partijen waar iedereen lid van kan worden. Het hoeft ook geen betoog dat voor elk van deze vier partijen moslims en christenen actief zijn. Ze zijn wellicht niet zo conservatief als de gelovigen die van mening zijn dat je alleen met mensen van je eigen ware geloof in één partij mag zitten, maar zullen wel rekening houden met orthodoxe gevoeligheden. De PVV doet dat niet. Ik verwacht daarom dat het paars plus wordt.
Pas dan is mijn verjaardag echt geslaagd.
Ewout Klei voor Protestant.nl
Ewout Klei is historicus en schrijft een proefschrift over het Gereformeerd Politiek Verbond.
maandag, juni 07, 2010
4 juni - VVD Kampen winnaar van de politieke quiz in 'T Ukien!
www.vvdkampen.nl
4 juni - VVD Kampen winnaar van de politieke quiz in 'T Ukien!
Op vrijdag 4 juni heeft een afvaardiging van de VVD Kampen IJsselmuiden meegedaan aan de politieke quiz van Kampen. De quiz werd georganiseerd door ’t Ukien. De samensteller van de quiz, Ewoud Klei, is het gelukt om afwisselende vragen in 8 categorieën aan de teams voor te leggen.
Andere teams waren D66, Groen Links en een samengesteld team met jongeren.
In het team van de VVD zaten Luc Bomhof, Gerda Heideveld, Robert Nissink en Marieke Spijkerman.
Na de eerste ronde, met het onderwerp Politieke geschiedenis, hebben we de koppositie gepakt dankzij de uitmuntende kennis van Luc en Gerda.
Met de tweede en derde ronde, Actualiteit en Politieke & Entertainment hebben we deze positie verstevigd.
Erg lastig waren de vragen over Citaten van politici en Standpunten van politieke partijen.
Uiteindelijk zijn we, na 8 vragenrondes, de winnaar geworden.
D66 is tweede geworden voor Groen Links die als derde zijn geëindigd.
Het was een leerzame en leuke avond in een ontspannen sfeer.
4 juni - VVD Kampen winnaar van de politieke quiz in 'T Ukien!
Op vrijdag 4 juni heeft een afvaardiging van de VVD Kampen IJsselmuiden meegedaan aan de politieke quiz van Kampen. De quiz werd georganiseerd door ’t Ukien. De samensteller van de quiz, Ewoud Klei, is het gelukt om afwisselende vragen in 8 categorieën aan de teams voor te leggen.
Andere teams waren D66, Groen Links en een samengesteld team met jongeren.
In het team van de VVD zaten Luc Bomhof, Gerda Heideveld, Robert Nissink en Marieke Spijkerman.
Na de eerste ronde, met het onderwerp Politieke geschiedenis, hebben we de koppositie gepakt dankzij de uitmuntende kennis van Luc en Gerda.
Met de tweede en derde ronde, Actualiteit en Politieke & Entertainment hebben we deze positie verstevigd.
Erg lastig waren de vragen over Citaten van politici en Standpunten van politieke partijen.
Uiteindelijk zijn we, na 8 vragenrondes, de winnaar geworden.
D66 is tweede geworden voor Groen Links die als derde zijn geëindigd.
Het was een leerzame en leuke avond in een ontspannen sfeer.
vrijdag, april 09, 2010
Huilen en lachen om paars
http://www.protestant.nl/actueel/huilen-en-lachen-om-paars
Nu 9 juni nog maar twee maanden duurt, nemen speculaties over de toekomstige coalitie steeds meer toe. Zal het CDA of misschien de ChristenUnie meedoen of blijven de christelijke partijen straks aan de zijlijn staan? Komt Paars wellicht weer in de mode? Columnist Ewout Klei haalt herinneringen op aan de gloriedagen van het paarse kabinet, die voor orthodoxe protestanten gelden als zwarte bladzijden in de geschiedenis van Nederland.
Toen het kabinet-Balkende IV in februari viel en men besloot dat er op 9 juni Tweede Kamerverkiezingen moeten komen, speculeerden kranten en opiniebladen meteen over een mogelijke coalitie. Dikwijls kwam Paars-plus ter sprake, een coalitie van PvdA, VVD en D66 aangevuld met GroenLinks.
Voor veel orthodoxe protestanten is deze coalitie een doemscenario. D66 en GroenLinks staan immers voor vrijzinnigheid en willen onder meer een einde maken aan de huidige praktijk dat orthodox-christelijke scholen homoseksuele leraren mogen ontslaan. Aan de paarse kabinetten hebben ChristenUnie en SGP slechte herinneringen, want onder Paars II werden euthanasie en het homohuwelijk wettelijk geregeld en het bordeelverbod afgeschaft.
Vooral de legalisering euthanasie zorgde voor hoogoplopende emoties. Tot grote ergernis van orthodoxe christenen riep GroenLinks-kamerlid Femke Halsema uit dat de nieuwe wet het individu bevrijdde van ‘kerk, gezin, overheid en vorst’. De woede van orthodoxe christenen bereikte echter het kookpunt toen D66-minister Els Borst van Volksgezondheid op 14 april 2001, de dag na Goede Vrijdag en twee dagen nadat de euthanasiewet door de Eerste Kamer was aangenomen, zei ‘Het is volbracht’, hiermee de laatste kruiswoorden van Jezus Christus citerend. De christelijke partijen waren hierover zo ontstemd, dat ze een motie van wantrouwen tegen de minister indienden. Omdat Borst inmiddels haar excuses had aangeboden werd de motie alleen door de christelijke partijen gesteund.
De discussie waarin Borst haar gewraakte opmerking maakte, was zeer gepolariseerd en ook de orthodox-protestanten waren niet bepaald diplomatiek en inlevend geweest. ChristenUnie-senator Schuurman had tijdens het euthanasiedebat in de Eerste Kamer D66-senator Kohnstamm tegen zich in het harnas gejaagd door de euthanasie in Nederland, die uitging van het principe van het zelfbeschikkingsrecht, te vergelijken met de euthanasiepraktijk op zwakken en geestelijk gehandicapten van nazi-Duitsland in de jaren dertig en veertig.
Er kon echter ook om Paars worden gelachen. Op 1 april 1998, toen de paarse ethische wetgeving nog in de toekomst lag, stond er in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een opmerkelijk voorpaginabericht: het paarse kabinet had een wetsontwerp gemaakt om de witte baan in de Nederlandse vlag te voorzien van een paarse streep. Met deze wijziging zou het kabinet de ‘onmiskenbare waarde’ van de paarse coalitie voor de Nederlandse samenleving willen vastleggen. De krant berichtte dat met name RPF, SGP en GPV grote bezwaren hadden tegen de streep. Een woordvoerder zou hebben gezegd dat het kabinet brak met het verleden. Als er een streep moest komen in de witte baan, zou die streep oranje moeten zijn. Iedereen die het niet met het kabinetsvoornemen eens was, kon een handtekeningenlijst aanvragen door het nummer 0342-411699 te bellen. Zo’n vierhonderd lezers pakten de telefoon. Ze kregen een medewerker van het Nederlands Dagblad aan de lijn die vertelde dat het om een 1-aprilgrap ging. Sommige bellers konden om de grap lachen, maar anderen werden boos: ‘Een serieuze krant maakt geen grappen; daarvoor is de situatie in ons land veel te ernstig.’ Eén beller reageerde vasthoudend: ‘Toch wil ik handtekeningenlijsten hebben. Het kabinet is in staat zo’n voorstel te doen en dan heb ik alvast de lijsten in huis.’
Ik ben benieuwd welke grappen het Nederlands Dagblad (en misschien het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad) voor hun achterban in petto heeft, mocht Paars-plus straks werkelijkheid worden.
Ewout Klei, voor Protestant.nl
Nu 9 juni nog maar twee maanden duurt, nemen speculaties over de toekomstige coalitie steeds meer toe. Zal het CDA of misschien de ChristenUnie meedoen of blijven de christelijke partijen straks aan de zijlijn staan? Komt Paars wellicht weer in de mode? Columnist Ewout Klei haalt herinneringen op aan de gloriedagen van het paarse kabinet, die voor orthodoxe protestanten gelden als zwarte bladzijden in de geschiedenis van Nederland.
Toen het kabinet-Balkende IV in februari viel en men besloot dat er op 9 juni Tweede Kamerverkiezingen moeten komen, speculeerden kranten en opiniebladen meteen over een mogelijke coalitie. Dikwijls kwam Paars-plus ter sprake, een coalitie van PvdA, VVD en D66 aangevuld met GroenLinks.
Voor veel orthodoxe protestanten is deze coalitie een doemscenario. D66 en GroenLinks staan immers voor vrijzinnigheid en willen onder meer een einde maken aan de huidige praktijk dat orthodox-christelijke scholen homoseksuele leraren mogen ontslaan. Aan de paarse kabinetten hebben ChristenUnie en SGP slechte herinneringen, want onder Paars II werden euthanasie en het homohuwelijk wettelijk geregeld en het bordeelverbod afgeschaft.
Vooral de legalisering euthanasie zorgde voor hoogoplopende emoties. Tot grote ergernis van orthodoxe christenen riep GroenLinks-kamerlid Femke Halsema uit dat de nieuwe wet het individu bevrijdde van ‘kerk, gezin, overheid en vorst’. De woede van orthodoxe christenen bereikte echter het kookpunt toen D66-minister Els Borst van Volksgezondheid op 14 april 2001, de dag na Goede Vrijdag en twee dagen nadat de euthanasiewet door de Eerste Kamer was aangenomen, zei ‘Het is volbracht’, hiermee de laatste kruiswoorden van Jezus Christus citerend. De christelijke partijen waren hierover zo ontstemd, dat ze een motie van wantrouwen tegen de minister indienden. Omdat Borst inmiddels haar excuses had aangeboden werd de motie alleen door de christelijke partijen gesteund.
De discussie waarin Borst haar gewraakte opmerking maakte, was zeer gepolariseerd en ook de orthodox-protestanten waren niet bepaald diplomatiek en inlevend geweest. ChristenUnie-senator Schuurman had tijdens het euthanasiedebat in de Eerste Kamer D66-senator Kohnstamm tegen zich in het harnas gejaagd door de euthanasie in Nederland, die uitging van het principe van het zelfbeschikkingsrecht, te vergelijken met de euthanasiepraktijk op zwakken en geestelijk gehandicapten van nazi-Duitsland in de jaren dertig en veertig.
Er kon echter ook om Paars worden gelachen. Op 1 april 1998, toen de paarse ethische wetgeving nog in de toekomst lag, stond er in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een opmerkelijk voorpaginabericht: het paarse kabinet had een wetsontwerp gemaakt om de witte baan in de Nederlandse vlag te voorzien van een paarse streep. Met deze wijziging zou het kabinet de ‘onmiskenbare waarde’ van de paarse coalitie voor de Nederlandse samenleving willen vastleggen. De krant berichtte dat met name RPF, SGP en GPV grote bezwaren hadden tegen de streep. Een woordvoerder zou hebben gezegd dat het kabinet brak met het verleden. Als er een streep moest komen in de witte baan, zou die streep oranje moeten zijn. Iedereen die het niet met het kabinetsvoornemen eens was, kon een handtekeningenlijst aanvragen door het nummer 0342-411699 te bellen. Zo’n vierhonderd lezers pakten de telefoon. Ze kregen een medewerker van het Nederlands Dagblad aan de lijn die vertelde dat het om een 1-aprilgrap ging. Sommige bellers konden om de grap lachen, maar anderen werden boos: ‘Een serieuze krant maakt geen grappen; daarvoor is de situatie in ons land veel te ernstig.’ Eén beller reageerde vasthoudend: ‘Toch wil ik handtekeningenlijsten hebben. Het kabinet is in staat zo’n voorstel te doen en dan heb ik alvast de lijsten in huis.’
Ik ben benieuwd welke grappen het Nederlands Dagblad (en misschien het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad) voor hun achterban in petto heeft, mocht Paars-plus straks werkelijkheid worden.
Ewout Klei, voor Protestant.nl
zaterdag, januari 30, 2010
Christen Reünie
http://www.trouw.nl/religie-filosofie/nieuws/religie/article2974858.ece/Christen_Reunie_.html
Dit artikel van Quirijn Visser stond op 29 januari 2010 in het dagblad Trouw.
Dit artikel van Quirijn Visser stond op 29 januari 2010 in het dagblad Trouw.
vrijdag, januari 22, 2010
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
http://www.protestant.nl/actueel/gereformeerd-vrijgemaakte-geschiedenis-en-de-distantie-van-de-historicus
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
Door: Ewout Klei
Historici kunnen goede columnisten zijn, maar dat heeft vaak meer te maken met hun scherpe pen dan dat ze zo objectief zijn. Toen ik in de Volkskrant van 11 januari j.l. Thomas von der Dunks artikel ‘De distantie van een historicus’ las, viel ik bijna van mijn stoel van het lachen. Von der Dunk is een gepromoveerd historicus, maar zijn polemische stukjes in de Volkskrant en Vrij Nederland zijn allesbehalve met distantie geschreven. Doctor Von der Dunk mag graag een beetje provoceren, dat is zijn goed recht en ik doe dat trouwens ook graag, maar hij moet niet denken dat de populaire politieke analyses in zijn columns van hetzelfde niveau zijn als wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap en opinie zijn twee heel verschillende zaken.
Drie dagen voordat Von der Dunk zijn column schreef was ik op een congres van de Vereniging van Christen-historici, een groep historici die zich bezighoudt met christendom en geschiedschrijving. De in 1990 opgerichte vereniging had aanvankelijk een conservatief imago. De oprichters waren nogal gecharmeerd van de partijkiezende geschiedvisie van G. Groen van Prinsterer, de negentiende-eeuwse historicus en politicus die van mening was dat God, Nederland en Oranje onlosmakelijk met elkaar waren verbonden en ons land daarom een protestantse natie diende te zijn. De vereniging heeft tegenwoordig een meer wetenschappelijke koers ingeslagen, waardoor er meer distantie ten opzichte van het verleden mogelijk is.
Op het congres spraken een aantal wetenschappers en belangstellende leken met elkaar over het onderwerp ‘neutraliteit’ in de geschiedenis. Hoewel er in deze postmoderne tijden nog maar weinig wetenschappers zijn die denken dat hun wetenschap absoluut objectief is, verschilde men wel met elkaar van mening in hoeverre een (christen-)historicus objectief kan zijn en mag zijn. Mijn referaat ging over de vraag hoe ik als onderzoeker met een vrijgemaakt-gereformeerde achtergrond mij het beste kan verhouden tot mijn onderzoeksobject, het vrijgemaakte Gereformeerd Politiek Verbond. Is bij een onderwerp dat in zekere zin zo dichtbij staat, wel wetenschappelijke objectiviteit mogelijk?
Aan mijn luisteraars legde ik uit dat er in de vrijgemaakte historiografie, net als in de historiografieën van veel andere groepen, drie fasen zijn te onderscheiden: 1) de hagiografische fase waarin de identiteit van de groep wordt bevestigd; 2) de kritische fase waarin de identiteit van de groep wordt aangevallen en 3) de ‘objectieve’ fase waarin er niet aan identiteitspolitiek wordt gedaan. De laatste fase is volgens mij echter nog niet bereikt, omdat de vrijgemaakte zuil pas sinds de jaren negentig niet meer bestaat en geschiedschrijving over de vrijgemaakten nog contemporaine geschiedschrijving is.
Journalist en historicus Herman Veenhof, die in 2009 een biografie over de vrijgemaakte voorman Jongeling schreef, pretendeert mijns inziens ten onrechte dat zijn verhaal wel objectief is en het verleden helemaal recht doet. Hoewel Veenhofs biografie zeer leesbaar is en hij enkele onjuiste interpretaties van de kritische vrijgemaakte historici corrigeert, wordt Zonder twijfel toch te veel gedomineerd door “hier en daar wat heimwee” en is het specifiek geschreven voor de vrijgemaakte achterban. Met een populaire biografie is niets mis en Veenhof heeft een monument van formaat geschreven, maar zijn historiografische claim is wel een beetje misplaatst. Eigenlijk is hij gewoon teruggekeerd naar fase 1.
Hoe doe ik het dan? Ben ik wel objectief? Hoewel ik als wetenschapper natuurlijk probeer om een zo objectief mogelijk boek te schrijven en voldoende distantie probeer in acht te nemen, weet ik mede dankzij de colleges van de grote geschiedfilosoof Frank Ankersmit dat volledige objectiviteit niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk is. Als historicus maak je keuzes en probeer je nieuwe historische inzichten aan de vrouw/man te brengen. De historicus staat boven de bronnen en brengt daarin samenhang aan. Dat is subjectief maar niet erg.
Wel is er een verschil tussen de geschiedschrijving (Darstellung) en bronnenonderzoek (Forschung). Je moet wel eerlijk zijn tegenover je bronnen, je vooroordelen altijd kritisch toetsen en bronnen die daarmee in strijd zijn mogen niet worden genegeerd. Ik heb vanwege mijn vrijgemaakte achtergrond een bepaalde band met het vrijgemaakte verleden en dus ook met het GPV. Misschien neig ik soms te veel naar fase 2. Door mijn vooroordelen echter altijd kritisch te toetsen, alleen stelling te nemen als ik dit goed kan onderbouwen, geen morele oordelen te geven en als historicus open te staan voor kritiek van anderen in plaats van mijzelf op een voetstuk te zetten, trap ik hopelijk niet in de vuilkuil waar opiniemakers en populaire biografen intrappen, namelijk mijn verhaal als het laatste woord te zien. Of ik hier fase 3 helemaal mee bereik weet ik niet. Dat is iets voor de lezer straks.
Ten slotte, voordat ik vergeet te zeggen, dit is trouwens ook maar een column.
Ewout Klei, voor protestant.nl
21 januari 2010
Gereformeerd-vrijgemaakte geschiedenis en de distantie van de historicus
Door: Ewout Klei
Historici kunnen goede columnisten zijn, maar dat heeft vaak meer te maken met hun scherpe pen dan dat ze zo objectief zijn. Toen ik in de Volkskrant van 11 januari j.l. Thomas von der Dunks artikel ‘De distantie van een historicus’ las, viel ik bijna van mijn stoel van het lachen. Von der Dunk is een gepromoveerd historicus, maar zijn polemische stukjes in de Volkskrant en Vrij Nederland zijn allesbehalve met distantie geschreven. Doctor Von der Dunk mag graag een beetje provoceren, dat is zijn goed recht en ik doe dat trouwens ook graag, maar hij moet niet denken dat de populaire politieke analyses in zijn columns van hetzelfde niveau zijn als wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap en opinie zijn twee heel verschillende zaken.
Drie dagen voordat Von der Dunk zijn column schreef was ik op een congres van de Vereniging van Christen-historici, een groep historici die zich bezighoudt met christendom en geschiedschrijving. De in 1990 opgerichte vereniging had aanvankelijk een conservatief imago. De oprichters waren nogal gecharmeerd van de partijkiezende geschiedvisie van G. Groen van Prinsterer, de negentiende-eeuwse historicus en politicus die van mening was dat God, Nederland en Oranje onlosmakelijk met elkaar waren verbonden en ons land daarom een protestantse natie diende te zijn. De vereniging heeft tegenwoordig een meer wetenschappelijke koers ingeslagen, waardoor er meer distantie ten opzichte van het verleden mogelijk is.
Op het congres spraken een aantal wetenschappers en belangstellende leken met elkaar over het onderwerp ‘neutraliteit’ in de geschiedenis. Hoewel er in deze postmoderne tijden nog maar weinig wetenschappers zijn die denken dat hun wetenschap absoluut objectief is, verschilde men wel met elkaar van mening in hoeverre een (christen-)historicus objectief kan zijn en mag zijn. Mijn referaat ging over de vraag hoe ik als onderzoeker met een vrijgemaakt-gereformeerde achtergrond mij het beste kan verhouden tot mijn onderzoeksobject, het vrijgemaakte Gereformeerd Politiek Verbond. Is bij een onderwerp dat in zekere zin zo dichtbij staat, wel wetenschappelijke objectiviteit mogelijk?
Aan mijn luisteraars legde ik uit dat er in de vrijgemaakte historiografie, net als in de historiografieën van veel andere groepen, drie fasen zijn te onderscheiden: 1) de hagiografische fase waarin de identiteit van de groep wordt bevestigd; 2) de kritische fase waarin de identiteit van de groep wordt aangevallen en 3) de ‘objectieve’ fase waarin er niet aan identiteitspolitiek wordt gedaan. De laatste fase is volgens mij echter nog niet bereikt, omdat de vrijgemaakte zuil pas sinds de jaren negentig niet meer bestaat en geschiedschrijving over de vrijgemaakten nog contemporaine geschiedschrijving is.
Journalist en historicus Herman Veenhof, die in 2009 een biografie over de vrijgemaakte voorman Jongeling schreef, pretendeert mijns inziens ten onrechte dat zijn verhaal wel objectief is en het verleden helemaal recht doet. Hoewel Veenhofs biografie zeer leesbaar is en hij enkele onjuiste interpretaties van de kritische vrijgemaakte historici corrigeert, wordt Zonder twijfel toch te veel gedomineerd door “hier en daar wat heimwee” en is het specifiek geschreven voor de vrijgemaakte achterban. Met een populaire biografie is niets mis en Veenhof heeft een monument van formaat geschreven, maar zijn historiografische claim is wel een beetje misplaatst. Eigenlijk is hij gewoon teruggekeerd naar fase 1.
Hoe doe ik het dan? Ben ik wel objectief? Hoewel ik als wetenschapper natuurlijk probeer om een zo objectief mogelijk boek te schrijven en voldoende distantie probeer in acht te nemen, weet ik mede dankzij de colleges van de grote geschiedfilosoof Frank Ankersmit dat volledige objectiviteit niet alleen onmogelijk maar ook onwenselijk is. Als historicus maak je keuzes en probeer je nieuwe historische inzichten aan de vrouw/man te brengen. De historicus staat boven de bronnen en brengt daarin samenhang aan. Dat is subjectief maar niet erg.
Wel is er een verschil tussen de geschiedschrijving (Darstellung) en bronnenonderzoek (Forschung). Je moet wel eerlijk zijn tegenover je bronnen, je vooroordelen altijd kritisch toetsen en bronnen die daarmee in strijd zijn mogen niet worden genegeerd. Ik heb vanwege mijn vrijgemaakte achtergrond een bepaalde band met het vrijgemaakte verleden en dus ook met het GPV. Misschien neig ik soms te veel naar fase 2. Door mijn vooroordelen echter altijd kritisch te toetsen, alleen stelling te nemen als ik dit goed kan onderbouwen, geen morele oordelen te geven en als historicus open te staan voor kritiek van anderen in plaats van mijzelf op een voetstuk te zetten, trap ik hopelijk niet in de vuilkuil waar opiniemakers en populaire biografen intrappen, namelijk mijn verhaal als het laatste woord te zien. Of ik hier fase 3 helemaal mee bereik weet ik niet. Dat is iets voor de lezer straks.
Ten slotte, voordat ik vergeet te zeggen, dit is trouwens ook maar een column.
Ewout Klei, voor protestant.nl
21 januari 2010
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Dit artikel staat in het ND/Katern van 22 januari 2010:
http://www.nd.nl/artikelen/2010/januari/22/het-nev-vroege-voorloper-van-de-christenunie
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Door Remco van Mulligen en Ewout Klei
Voor de politieke samenwerking in orthodox-protestantse kring is 22 januari een belangrijke datum. In het nieuws wordt veel aandacht gegeven aan de tiende verjaardag van de ChristenUnie die vandaag wordt gevierd, maar wat aan de meeste mensen voorbij zal gaan is dat precies vierenveertig jaar geleden het Nationaal Evangelisch Verband (NEV) werd opgericht.
Dit NEV was een vroege voorvader van de ChristenUnie en het werd op 22 januari 1966 opgericht met de bedoeling om het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) aan extra stemmen te helpen bij de Kamerverkiezingen van 1967.
Waar het GPV zichzelf exclusief op vrijgemaakt-gereformeerden richtte, was het NEV juist interkerkelijk van opzet. Het bond zich aan het GPV door het programma van 'nationaal gereformeerde politiek' van die partij onvoorwaardelijk te steunen. Groot werd het NEV nooit, maar wat opvalt is de kerkelijke diversiteit onder haar leden: gereformeerden en hervormden, maar ook baptisten, evangelischen en leden van de pinkstergemeenten. De beweging ontwikkelde zich na de verkiezingen van 1967 tot een nieuwe politieke partij die zowel de reformatorische als de evangelische tak van het protestantisme aan zich wilde binden. Het NEV was de belangrijkste voorvader van de in 1975 opgerichte Reformatorische Politieke Federatie.
Verbrughs volksbeweging
Architect van het NEV was GPV-ideoloog Bart Verbrugh. Het was hem een doorn in het oog dat het GPV een partij voor vrijgemaakten was. In de praktijk konden namelijk alleen leden van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) lid van de partij worden. Door zich alleen tot deze groep te beperken zou het GPV altijd klein blijven en veroordeelde de partij zich tot een plek in de marge. Verbrugh wilde dat het GPV politieke invloed zou uitoefenen. Omdat het in GPV-kringen echter onmogelijk was om te pleiten voor openstelling van de partij voor mensen van een andere kerk, maakte hij een onderscheid tussen samenwerking met 'broeders' van de eigen kerk en samenwerking met 'bondgenoten'. Broeders en bondgenoten vormden samen een 'volksbeweging' die het regeerkasteel moest veroveren. Als dat gebeurd was moest er een regering komen die de staat grondwettelijk hervormde in christelijke zin, zodat God publiekelijk werd geëerd.
Het achterliggende idee dat aan het NEV ten grondslag lag was dus heel ambitieus. Het GPV was echter veel te klein om te regeren, laat staan om het beleid te dicteren en verregaande hervormingen uit te voeren. De partij had van 1963 tot 1971 namelijk maar één zetel in het parlement. Degene die deze zetel bezette, journalist en kinderboekenschrijver Pieter Jongeling, beschikte echter over veel politiek talent en charisma waardoor hij ook buiten eigen kring populair werd.
De entree van Jongeling in de Kamer viel samen met een periode van onrust in de Anti-revolutionaire Partij (ARP), waar 'radicalen' steeds meer invloed kregen. Deze radicalen wilden af van het rechts-conservatieve imago van de christelijke politiek en zochten aansluiting bij de PvdA. In reactie hierop spraken steeds meer conservatieve protestanten hun verontrusting uit. Deze verontrusten herkenden in Jongeling een vertolker van het 'ware' anti-revolutionaire gedachtegoed.
Verbrugh wilde deze verontrusten achter het GPV krijgen en riep eind 1965 niet-vrijgemaakte GPV-sympathisanten op om een 'steunbeweging' op te richten die Jongeling aan extra stemmen moest helpen. Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte J.P.A. Mekkes en accountant P. Siebesma gaven hieraan gehoor. Zij kwamen beide uit antirevolutionaire kringen maar hadden uit onvrede inmiddels de ARP verlaten. In het oprichten van een nieuwe politieke partij zagen ze geen heil en dus bleef er in hun ogen maar één optie over: steun geven aan Jongeling. Onder toeziend oog van Verbrugh richtten zij op 22 januari 1966 het NEV op.
Al in 1966 wilde Verbrugh dat het NEV kandidaten zou leveren voor de GPV-lijst voor de verkiezingen van een jaar later. Daarna moest het NEV uitgroeien tot een volwaardige partij en trouwe bondgenoot van het GPV. Binnen het NEV kwam al snel een groep op die streefde naar volledige onafhankelijkheid van het GPV. De gereformeerde NEV-propagandist Kees Smits moest niet hebben van het vrijgemaakte exclusivisme en zocht namens zijn partij contact met veel prominenten in reformatorische en evangelische kring. Hierdoor kwam het NEV in een netwerk te staan, waardoor het minder afhankelijk werd van het GPV.
Op aandringen van het GPV ging het NEV begin 1970 over tot de vorming van eigen lokale afdelingen. De eerste afdeling was de kiesvereniging 'Groen van Prinsterer' uit Dronten. Deze bestond op het moment van haar toetreding al enkele jaren, werkte samen met de SGP en had een slechte relatie met het lokale GPV. Bovendien botste het tussen Verbrugh en A. Kadijk, die namens 'Groen van Prinsterer' in de Drontense gemeenteraad zat. Smits en Kadijk wilden dat het GPV het NEV als gelijkwaardige partner erkende. Ook waren zij hartstochtelijke pleitbezorgers van de vorming van een brede orthodox-protestantse coalitie, waarvan ook de SGP en verontrusten uit de ARP en de CHU deel moesten uitmaken.
Nee tegen het NEV
In vrijgemaakte kring waren er vanaf het begin af aan veel bezwaren tegen het NEV. Door samenwerking te zoeken met het NEV zou het GPV uit zijn op de macht van het getal en niet meer op de kracht van het zuivere getuigenis. Met name de predikanten Joh. Francke en P. van Gurp verzetten zich fel tegen de 'supportersorganisatie'. Het partijbestuur wilde de samenwerking met het NEV voortzetten, maar vreesde dat als aan de bezwaren niet voldoende zou worden tegemoet gekomen de verontrusten het GPV de rug zouden toekeren. Om deze reden wees het bestuur lijstineenschuiving met het NEV bij de Tweede Kamerverkiezingen af. De algemene vergadering van het GPV van 4 maart 1972 besloot evenzo.
De compromiskoers van het GPV werd door voor- en tegenstanders van het NEV niet op prijs gesteld. Francke en Van Gurp vonden het verkeerd dat het GPV de samenwerking voortzette en zegden daarom hun lidmaatschap op. De groep NEV'ers die naar bundeling zocht voelde zich daarentegen in de steek gelaten. De ledenvergadering van het NEV van 29 april 1972 besloot een motie van de afdeling Dronten aan te nemen, waarin werd uitgesproken dat er niet alleen met het GPV, maar ook met de SGP en 'rechts ARP/ CHU' contact moest worden gelegd. Voor het GPV vormde dit besluit de aanleiding om de samenwerking met het NEV op te zeggen. De supportersorganisatie had namelijk haar exclusieve steun aan de GPV-politiek opgegeven voor een veel breder streven naar orthodox-protestantse samenwerking.
Op zaterdag 19 augustus 1972 vergaderde het NEV over hoe men nu verder moest. Tweederde van de aanwezigen wilde als onafhankelijke organisatie doorgaan, de rest (waaronder Mekkes en Siebesma) wilde het NEV opheffen en een nieuwe steunorganisatie voor het GPV oprichten. In overleg met Verbrugh richtte die laatste groep de Nationaal-Christelijke Werkgemeenschap op, die ongeveer 25 leden telde en later werd omgedoopt in de Stichting voor Nationale Christelijke Politiek (NCP).
Het NEV had nu de handen vrij en kon zich volledig toeleggen op het creëren van een orthodox-protestants politiek en maatschappelijk netwerk. Dit leidde reeds in 1975 tot een samengaan van het NEV en enkele groepen van verontrusten uit de ARP in de RPF. Aanvankelijk was het niet de bedoeling om een nieuwe rechts-reformatorische splinterpartij te lanceren. De RPF wilde liever streven naar samenwerking met SGP en GPV om vervolgens als 'beweging' de samenleving te wijzen op de dwaalwegen die zij was ingeslagen. Dat idee van een maatschappelijke beweging verdween al snel naar de achtergrond en in 1977 nam de partij voor het eerst zelfstandig deel aan de verkiezingen. Ze zette zich vooral af tegen het nieuwgevormde CDA, maar vormde nooit een serieuze bedreiging voor die partij.
De erfenis van het NEV
GPV en RPF traden, ondanks het feit dat beide partijen bijna dezelfde politiek voorstonden, apart van elkaar op. In de jaren tachtig kwamen beide partijen niettemin nader tot elkaar en werkte het GPV lokaal en provinciaal dikwijls met de RPF (en de Staatkundig Gereformeerde Partij) samen. In de jaren negentig kwam organisatorische samenwerking weer in beeld nadat het GPV met de 'openstelling' van 1993 zijn exclusief-vrijgemaakte identiteit had opgegeven. Samensprekingen tussen GPV en RPF leidden in 2000 tot de ChristenUnie, een confederatie waarin beide partijen voorlopig apart bleven voortbestaan. Pas op 1 januari 2004 fuseerden beide partijen. Hiermee werd het doel van een orthodox-protestantse krachtenbundeling eindelijk bereikt.
Hoe klein het NEV ook was, het was een cruciale schakel in de voorgeschiedenis van de ChristenUnie. Deze steunbeweging dankt haar bestaan aan het ideaal van Verbrugh om ook buiten vrijgemaakte kring steun te genereren voor het GPV. Maar had het NEV zich gehouden aan de eisen die het GPV stelde dan was zij net zo geëindigd als de NCP: met 25 aanhangers ergens in een voetnoot van de politieke geschiedenis. Juist door zijn ambitie, tegendraadsheid en bundelingsideaal kon het NEV boven zichzelf uitstijgen. Het droeg zijn idealen over aan de RPF, die op haar beurt een zwaar stempel drukte op de grondslag en doelstelling van de ChristenUnie. De kandidatenlijst met GPV-ers en NEV-ers broederlijk naast elkaar, waar Verbrugh al in 1966 naar streefde, was toen de ChristenUnie in mei 2002 aan de verkiezingen deelnam eindelijk een feit.
Ewout Klei en Remco van Mulligen doen een promotieonderzoek naar respectievelijk het GPV en het netwerk rondom de EO en de RPF. Ze hebben allebei meegeschreven aan de bundel 'Van de marge naar de macht: de ChristenUnie 2000-2010' die op 30 januari verschijnt.
http://www.nd.nl/artikelen/2010/januari/22/het-nev-vroege-voorloper-van-de-christenunie
Het NEV, vroege voorloper van de ChristenUnie
Door Remco van Mulligen en Ewout Klei
Voor de politieke samenwerking in orthodox-protestantse kring is 22 januari een belangrijke datum. In het nieuws wordt veel aandacht gegeven aan de tiende verjaardag van de ChristenUnie die vandaag wordt gevierd, maar wat aan de meeste mensen voorbij zal gaan is dat precies vierenveertig jaar geleden het Nationaal Evangelisch Verband (NEV) werd opgericht.
Dit NEV was een vroege voorvader van de ChristenUnie en het werd op 22 januari 1966 opgericht met de bedoeling om het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) aan extra stemmen te helpen bij de Kamerverkiezingen van 1967.
Waar het GPV zichzelf exclusief op vrijgemaakt-gereformeerden richtte, was het NEV juist interkerkelijk van opzet. Het bond zich aan het GPV door het programma van 'nationaal gereformeerde politiek' van die partij onvoorwaardelijk te steunen. Groot werd het NEV nooit, maar wat opvalt is de kerkelijke diversiteit onder haar leden: gereformeerden en hervormden, maar ook baptisten, evangelischen en leden van de pinkstergemeenten. De beweging ontwikkelde zich na de verkiezingen van 1967 tot een nieuwe politieke partij die zowel de reformatorische als de evangelische tak van het protestantisme aan zich wilde binden. Het NEV was de belangrijkste voorvader van de in 1975 opgerichte Reformatorische Politieke Federatie.
Verbrughs volksbeweging
Architect van het NEV was GPV-ideoloog Bart Verbrugh. Het was hem een doorn in het oog dat het GPV een partij voor vrijgemaakten was. In de praktijk konden namelijk alleen leden van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) lid van de partij worden. Door zich alleen tot deze groep te beperken zou het GPV altijd klein blijven en veroordeelde de partij zich tot een plek in de marge. Verbrugh wilde dat het GPV politieke invloed zou uitoefenen. Omdat het in GPV-kringen echter onmogelijk was om te pleiten voor openstelling van de partij voor mensen van een andere kerk, maakte hij een onderscheid tussen samenwerking met 'broeders' van de eigen kerk en samenwerking met 'bondgenoten'. Broeders en bondgenoten vormden samen een 'volksbeweging' die het regeerkasteel moest veroveren. Als dat gebeurd was moest er een regering komen die de staat grondwettelijk hervormde in christelijke zin, zodat God publiekelijk werd geëerd.
Het achterliggende idee dat aan het NEV ten grondslag lag was dus heel ambitieus. Het GPV was echter veel te klein om te regeren, laat staan om het beleid te dicteren en verregaande hervormingen uit te voeren. De partij had van 1963 tot 1971 namelijk maar één zetel in het parlement. Degene die deze zetel bezette, journalist en kinderboekenschrijver Pieter Jongeling, beschikte echter over veel politiek talent en charisma waardoor hij ook buiten eigen kring populair werd.
De entree van Jongeling in de Kamer viel samen met een periode van onrust in de Anti-revolutionaire Partij (ARP), waar 'radicalen' steeds meer invloed kregen. Deze radicalen wilden af van het rechts-conservatieve imago van de christelijke politiek en zochten aansluiting bij de PvdA. In reactie hierop spraken steeds meer conservatieve protestanten hun verontrusting uit. Deze verontrusten herkenden in Jongeling een vertolker van het 'ware' anti-revolutionaire gedachtegoed.
Verbrugh wilde deze verontrusten achter het GPV krijgen en riep eind 1965 niet-vrijgemaakte GPV-sympathisanten op om een 'steunbeweging' op te richten die Jongeling aan extra stemmen moest helpen. Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte J.P.A. Mekkes en accountant P. Siebesma gaven hieraan gehoor. Zij kwamen beide uit antirevolutionaire kringen maar hadden uit onvrede inmiddels de ARP verlaten. In het oprichten van een nieuwe politieke partij zagen ze geen heil en dus bleef er in hun ogen maar één optie over: steun geven aan Jongeling. Onder toeziend oog van Verbrugh richtten zij op 22 januari 1966 het NEV op.
Al in 1966 wilde Verbrugh dat het NEV kandidaten zou leveren voor de GPV-lijst voor de verkiezingen van een jaar later. Daarna moest het NEV uitgroeien tot een volwaardige partij en trouwe bondgenoot van het GPV. Binnen het NEV kwam al snel een groep op die streefde naar volledige onafhankelijkheid van het GPV. De gereformeerde NEV-propagandist Kees Smits moest niet hebben van het vrijgemaakte exclusivisme en zocht namens zijn partij contact met veel prominenten in reformatorische en evangelische kring. Hierdoor kwam het NEV in een netwerk te staan, waardoor het minder afhankelijk werd van het GPV.
Op aandringen van het GPV ging het NEV begin 1970 over tot de vorming van eigen lokale afdelingen. De eerste afdeling was de kiesvereniging 'Groen van Prinsterer' uit Dronten. Deze bestond op het moment van haar toetreding al enkele jaren, werkte samen met de SGP en had een slechte relatie met het lokale GPV. Bovendien botste het tussen Verbrugh en A. Kadijk, die namens 'Groen van Prinsterer' in de Drontense gemeenteraad zat. Smits en Kadijk wilden dat het GPV het NEV als gelijkwaardige partner erkende. Ook waren zij hartstochtelijke pleitbezorgers van de vorming van een brede orthodox-protestantse coalitie, waarvan ook de SGP en verontrusten uit de ARP en de CHU deel moesten uitmaken.
Nee tegen het NEV
In vrijgemaakte kring waren er vanaf het begin af aan veel bezwaren tegen het NEV. Door samenwerking te zoeken met het NEV zou het GPV uit zijn op de macht van het getal en niet meer op de kracht van het zuivere getuigenis. Met name de predikanten Joh. Francke en P. van Gurp verzetten zich fel tegen de 'supportersorganisatie'. Het partijbestuur wilde de samenwerking met het NEV voortzetten, maar vreesde dat als aan de bezwaren niet voldoende zou worden tegemoet gekomen de verontrusten het GPV de rug zouden toekeren. Om deze reden wees het bestuur lijstineenschuiving met het NEV bij de Tweede Kamerverkiezingen af. De algemene vergadering van het GPV van 4 maart 1972 besloot evenzo.
De compromiskoers van het GPV werd door voor- en tegenstanders van het NEV niet op prijs gesteld. Francke en Van Gurp vonden het verkeerd dat het GPV de samenwerking voortzette en zegden daarom hun lidmaatschap op. De groep NEV'ers die naar bundeling zocht voelde zich daarentegen in de steek gelaten. De ledenvergadering van het NEV van 29 april 1972 besloot een motie van de afdeling Dronten aan te nemen, waarin werd uitgesproken dat er niet alleen met het GPV, maar ook met de SGP en 'rechts ARP/ CHU' contact moest worden gelegd. Voor het GPV vormde dit besluit de aanleiding om de samenwerking met het NEV op te zeggen. De supportersorganisatie had namelijk haar exclusieve steun aan de GPV-politiek opgegeven voor een veel breder streven naar orthodox-protestantse samenwerking.
Op zaterdag 19 augustus 1972 vergaderde het NEV over hoe men nu verder moest. Tweederde van de aanwezigen wilde als onafhankelijke organisatie doorgaan, de rest (waaronder Mekkes en Siebesma) wilde het NEV opheffen en een nieuwe steunorganisatie voor het GPV oprichten. In overleg met Verbrugh richtte die laatste groep de Nationaal-Christelijke Werkgemeenschap op, die ongeveer 25 leden telde en later werd omgedoopt in de Stichting voor Nationale Christelijke Politiek (NCP).
Het NEV had nu de handen vrij en kon zich volledig toeleggen op het creëren van een orthodox-protestants politiek en maatschappelijk netwerk. Dit leidde reeds in 1975 tot een samengaan van het NEV en enkele groepen van verontrusten uit de ARP in de RPF. Aanvankelijk was het niet de bedoeling om een nieuwe rechts-reformatorische splinterpartij te lanceren. De RPF wilde liever streven naar samenwerking met SGP en GPV om vervolgens als 'beweging' de samenleving te wijzen op de dwaalwegen die zij was ingeslagen. Dat idee van een maatschappelijke beweging verdween al snel naar de achtergrond en in 1977 nam de partij voor het eerst zelfstandig deel aan de verkiezingen. Ze zette zich vooral af tegen het nieuwgevormde CDA, maar vormde nooit een serieuze bedreiging voor die partij.
De erfenis van het NEV
GPV en RPF traden, ondanks het feit dat beide partijen bijna dezelfde politiek voorstonden, apart van elkaar op. In de jaren tachtig kwamen beide partijen niettemin nader tot elkaar en werkte het GPV lokaal en provinciaal dikwijls met de RPF (en de Staatkundig Gereformeerde Partij) samen. In de jaren negentig kwam organisatorische samenwerking weer in beeld nadat het GPV met de 'openstelling' van 1993 zijn exclusief-vrijgemaakte identiteit had opgegeven. Samensprekingen tussen GPV en RPF leidden in 2000 tot de ChristenUnie, een confederatie waarin beide partijen voorlopig apart bleven voortbestaan. Pas op 1 januari 2004 fuseerden beide partijen. Hiermee werd het doel van een orthodox-protestantse krachtenbundeling eindelijk bereikt.
Hoe klein het NEV ook was, het was een cruciale schakel in de voorgeschiedenis van de ChristenUnie. Deze steunbeweging dankt haar bestaan aan het ideaal van Verbrugh om ook buiten vrijgemaakte kring steun te genereren voor het GPV. Maar had het NEV zich gehouden aan de eisen die het GPV stelde dan was zij net zo geëindigd als de NCP: met 25 aanhangers ergens in een voetnoot van de politieke geschiedenis. Juist door zijn ambitie, tegendraadsheid en bundelingsideaal kon het NEV boven zichzelf uitstijgen. Het droeg zijn idealen over aan de RPF, die op haar beurt een zwaar stempel drukte op de grondslag en doelstelling van de ChristenUnie. De kandidatenlijst met GPV-ers en NEV-ers broederlijk naast elkaar, waar Verbrugh al in 1966 naar streefde, was toen de ChristenUnie in mei 2002 aan de verkiezingen deelnam eindelijk een feit.
Ewout Klei en Remco van Mulligen doen een promotieonderzoek naar respectievelijk het GPV en het netwerk rondom de EO en de RPF. Ze hebben allebei meegeschreven aan de bundel 'Van de marge naar de macht: de ChristenUnie 2000-2010' die op 30 januari verschijnt.
dinsdag, januari 12, 2010
Liever dood dan rood
E.H. Klei, 'Liever dood dan rood. Het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig', Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800 22 (december 2009) 1-15.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt1 maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken.2 Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid. Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet.3 Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde.4 Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.5 Op hun beurt beschouwde links actievoerend Nederland orthodoxe christenen als extreem-rechts.6
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek op de verlinksing. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk. Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.7
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan.8 De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel.9 Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.10
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.11
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant.12 Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie.13 Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.14 CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest.15 Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.16 De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.17
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”18
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land.19 Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden.20 Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen.21 Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.22
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum.23 In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.24 De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.25
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty.26 De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.27 Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.28
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor.29 Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.30
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden.31 De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”.32 CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit.33 Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open.34 Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel.35 Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.36
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.37
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.” 38
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht.39 In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid40, op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram41, op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.42
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”43
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld).44 Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.” 45
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam46 stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.47
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde iemand uit het linkse actiewezen in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.” 48
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was.49 Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.”50 In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan.51 Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.52
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.53
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
1. A. Bleich, Joop den Uyl 1919-1987, dromer en doordouwer (Amsterdam 2008); J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008).
2. W. Duyvendak, Klimaatactivist in de politiek (Amsterdam 2008).
3. P.H. de Jong, ‘‘Links duldde in de jaren tachtig geen tegenspraak’’, Nederlands Dagblad, 22 augustus 2008.
4. A. Verbeij, Tien rode jaren. Links radicalisme in Nederland 1970-1980 (Amsterdam 2005) passim.
5. R. Valkenburg, ‘Piet Langeler: N.E.V.’er. Nederlandse maatschappij naar de afgrond door fanatiek “omturnen”’, Koers (9 mei 1975) 29-31.
6. Antifascistisch kollektief, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983) 13. Het Antifascistisch Kollektief onderscheidde extreem-rechts in drie stromingen, namelijk de rechts-christelijke, de autoritair-rechtse en de fascistische richting.
7. ‘Verenigingsnieuws’, Ons Burgerschap/Jeugd & Politiek 31 (15 april 1978) 78-79.
8. B. de Vries, ‘Politiek en bestuur in een stroomversnelling’, in: M. Duijvendak en B. de Vries red., Stad van het Noorden. Groningen in de twintigste eeuw Groninger Historische Reeks, nr. 25 (Assen 2004) 399-448.
9. CLIC. Statuten. Regeling adviseurschap. Archief en Documentatiecentrum Kampen. Archief CLIC, AD, nr. 303. Doos 1.
10. K. Nanninga, Verslag van een jaar CLIC aktiviteiren. (1977-1978). Archief CLIC, doos 1.
11. Verkoop van produkten uit Zuid-Afrika (apart instructiestencil). Archief CLIC, doos 1; H. van der Velde, ‘NZAW en CLIC in ’t geweer tegen Outspan Boycotactie’, Zuid-Afrika nú (september 1977) 1. Archief CLIC, doos 11.
12. G.J. ten Heuw aan H. Dijk, 22 mei 2007. Archief CLIC, doos 22.
13. De South West Africa People’s Organisation streed tegen de bezetting van Zuid-West Afrika door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Tegenwoordig is SWAPO de regeringspartij van Namibië.
14. CLIC nieuwsbrief 1. Clemens Kapuoo vermoord. CLIC nieuwsbrief 2. Links-extremisme. Archief CLIC, doos 20.
15. http://www.moria.importantia.com/index.html
16. Jaarverslag 1984-1985. Archief CLIC, doos 1; zie ook: J.L. van Baaren (83) overleden’, Nederlands Dagblad, 20 maart 1998.
17. Wat is CLIC? November 1980. Archief CLIC, doos 3; H. van der Velde aan J.G. Reuchlin, 10 november 1978. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
Toen in 1977 Verbrugh de nieuwe lijsttrekker van het GPV werd wilde hij graag dat op het Nationaal Appèl, de grote verkiezingsbijeenkomst van de partij tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen, in de pauzes militaire marsmuziek werd gedraaid. Zie: Notulen CVR 18 februari 1977. Notulen CVR 19 januari 1977 – 7 december 1978. ADC Kampen. Archief GPV, nr. 5.
18. P.J.G.A. Ego aan CLIC, 10 november 1979; H. Dijk aan P.J.G.A. Ego, 16 november 1979. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
19. Notulen vereniging CLIC, 9-12-’81; Notulen ALV vereniging CLIC, 4-3-’82. Archief CLIC, doos 1.
20. ‘Uitspraak in kort geding voor Groninger rechtbank: J.G. van der Land mag niet meer optreden als secretaris VOCO’, Nederlands Dagblad, 30 maart 1983.
In 1986 werd Van der Land bovendien ontslagen als docent maatschappijleer, omdat hij een homoseksuele leerling een “vuile aids-verspreider” had genoemd. Zie: ‘De Nieuwe Partij’, Nomen Nescio, 14 oktober 1993.
21. Notulen ALV CLIC, 16-1-’80. Archief CLIC, doos 1.
22. J.G. van der Land, ‘De geest en achtergronden van Amnesty International’, Opbouw 22 (9 juni 1978) 182-183.
23. Actiekrant vrijheid voor de zeven van Moskou. Special van ‘Zon der gerechtigheid’, tweemaandelijks contactblad van de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden 4e jaargang, nr. 1 (januari/februari 1983). Archief CLIC, doos 11.
24. Anno domini 1986. Bijlage voor Christenen voor Israël / Zon der Gerechtigheid / Schreeuw om Leven. Archief CLIC, doos 12.
25. Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden aan de minister van Justitie, z.d. 1981. archief CLIC, doos 18.
26. Persbericht Jubilee Campaign Nederland. Gezamenlijke actie voor vrijlating van christenen in Vietnam, februari 1999. Archief CLIC, doos 22.
27. Meine [Jansma], Gedachten over de verhouding tussen mens en schepping, 24-5-80. Archief CLIC, doos 1.
28. Verslag van de CLIC-activiteiten van 1 mei 1980 t/m 30 april 1981; Jaarverslag 1981-1982. Archief CLIC, doos 1.
29. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79. Archief CLIC, doos 1.
30. P. Vangert, ‘CLIC voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers, 28 september 1984.
31. Notulen bestuur GPV Groningen, 16 februari 1977. Archief GPV, nr. 270. Notulenboek Gereformeerde Kiesvereniging “Schrift en Belijdenis” Groningen. Maart 1975 – maart 1989.
32. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 4 augustus 1977. Archief CLIC, doos 5.
33. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79 en Bestuursmededelingen 20-8-’79 en 4-9-‘79. Archief CLIC, doos 1.
34. Jaarverslag 1981 Vereniging Informatiecentrum De Bron. Archief CLIC, doos 3; Notulen ALV CLIC, 16-4-’82. Archief CLIC, doos 1.
35. ‘Christelijk tegengewicht aan linkse propaganda. Alternatieve wereldwinkel CLIC in Groningen’, Reformatorisch Dagblad, RD-plus, 6 juli 1979; P. Vanger, ‘Clic voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers 28 september 1984.
36. Notulen CLIC, 22-4-’83. Archief CLIC, doos 1. C. Rijke aan geachte lezer, oktober 1983. Archief CLIC, doos 3.
37. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 17 september 1977. Archief CLIC, doos 5.
38. R. Wiskerke aan het bestuur van CLIC, 20 augustus 1985. Archief CLIC, doos 4.
39. ‘Ruit CLIC-winkel in Groningen besmeurd’, Nederlands Dagblad 15 juni 1978.
40. Gemeentepolitie Groningen, aangifte van vernieling, 12 mei 1983. Archief CLIC, doos 1.
41. Gemeentepolitie Groningen, aangifte terzake van vernieling, 21 januari 1984. Archief CLIC, doos 1.
42. Jaarverslag CLIC 1985-1986. Archief CLIC, doos 1.
43. ‘Anti-apartheidsaxie’, Bluf!, 12 september 1985.
44. H. Dijk aan Centrumpartij, 25 april 1981. Kopie. Archief CLIC, doos 3. Zie verder: Middenweg 81:3. Niet rechts, niet links. Verkiezingsnummer II. Orgaan van de Centrumpartij. Archief CLIC, doos 20.
45. S. Wijsman, ‘CLIC een Wereldwinkel?’, De Lawine, 1 oktober 1985.
46. Zie: ‘Krakers en autonomen dreigen met nieuw geweld: “Hoe lang kunnen we hiermee nog ongestraft doorgaan?”’, Nederlands Dagblad, 27 september 1985.
47. E. van Middelkoop aan H. Dijk, 7 november 1985. Archief CLIC, doos 15.
48. Dreigbrief. Archief CLIC, doos 15. De brief is niet gedateerd maar is volgens een proces verbaal op 18 juni 1987 of eerder binnengekomen. Amandla is een woord uit het Xhosa en Zulu en betekent "kracht/macht". Het woord werd veel gebruikt als strijdkreet in het verzet tegen de Apartheid onder andere door het ANC.
49. Notulen ALV CLIC, 27-6-1986. Archief CLIC, doos 1.
50. Notulen ALV CLIC, 21-11-1986. Archief CLIC, doos 1.
51. Jaarverslag vereniging CLIC 1986-1987. Archief CLIC, doos 1.
52. Groningen, 24 mei 2007. Archief CLIC, doos 23.
53. P. Sneep, ‘‘De saamhorigheid is verdwenen’’, Nederlands Dagblad, 23 mei 2007.
Liever dood dan rood: het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen in de jaren zeventig en tachtig
Ewout Klei
In 2008 is er een begin gemaakt met de historische verwerking van de jaren zeventig en tachtig. Niet alleen verschenen dat jaar de biografieën over de minister-presidenten Joop den Uyl en Dries van Agt1 maar er kwam ook een heftige discussie op gang over het linkse actiewezen in die periode. Aanleiding van deze discussie was de autobiografie van Wijnand Duyvendak waarin de GroenLinks-parlementariër bekende in 1985 betrokken te zijn geweest bij een inbraak in het Ministerie van Economische Zaken.2 Toen vlak daarna bekend werd dat hij in de jaren tachtig als redacteur van Bluf! mede verantwoordelijk was voor het terroriseren van enkele ambtenaren, was zijn positie onhoudbaar geworden en stapte hij op als Kamerlid. Na Duyvendaks gedwongen vertrek interviewde parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad enkele mensen die zich toentertijd fel tegen de linkse activisten hadden verzet.3 Eén van de geïnterviewden was Henk van der Velde van het Gereformeerd Politiek Verbond. Hij was in 1977 één van de oprichters van het Centrum voor Lektuur, Informatie en Communicatie (CLIC) te Groningen. De vrijgemaakt-gereformeerde CLIC-winkel ontpopte zich in de loop van de jaren zeventig en tachtig als rechts en christelijk actiecentrum tegen alles wat links en progressief was.
Het CLIC-archief, dat in 2007 na de opheffing van de Vereniging CLIC naar het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) te Kampen is overgebracht, bevat prachtige documenten die treffend illustreren hoe orthodox-protestants en rechts Nederland in de jaren zeventig en tachtig op het links-progressieve offensief reageerden. In welke omgeving ontstond en opereerde CLIC? Hoe ging het CLIC te werk en met welke organisaties werkte men samen? Wat was de reactie van vriend en vijand op deze rechts-christelijke wereldwinkel? Waarom stopte CLIC er uiteindelijk mee? En wat zegt CLIC uiteindelijk over de jaren zeventig en tachtig?
Polarisatie van rechts
Het ontstaan van CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat in de jaren zeventig. De progressieve partijen wilden de culturele revolutie van de jaren zestig politiek kanaliseren en hoopten dat het in 1973 aangetreden kabinet-Den Uyl dit zou doen. In het kabinet en in de Kamer kwam het regelmatig tot botsingen tussen progressieve en andere politici. Rechtse politici vonden de idealistische plannen van het kabinet maar naïef, hadden kritiek op het hoge uitgavenpatroon en het subsidiebeleid en ergerden zich aan de huns inziens selectieve verontwaardiging van links, waar men wel demonstreerde tegen de rechtse dictatuur van Augusto Pinochet in Chili en de Apartheid in Zuid-Afrika maar zweeg over de misdaden van het communisme in de Sovjetunie en China. De polarisatie werd echter niet alleen in Den Haag gevoerd maar ook daarbuiten. Het was de tijd van actiecomités en solidariteitscomités die zich inzetten voor ‘maatschappelijke bewustwording’, mensenrechten en de Derde Wereld. Deze comités werden veelal gesubsidieerd door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), die op deze manier de verlinksing van de samenleving bevorderde.4 Een bijzondere rol speelden de wereldwinkels die eerlijkere handelsverhoudingen met de Derde Wereld voorstonden en dikwijls plaatselijk en landelijk actie voerden met kerkelijke, politieke en maatschappijkritische groepen. Landelijke voorbeelden waren de acties rondom de Angola-koffie, Vietnam (steunactie voor het Medisch Comité Noord-Vietnam), rietsuiker, Chili en Suriname. Plaatselijke voorbeelden waren acties rond Tanzania, Brazilië, milieuacties, acties voor bevrijdingsbewegingen, acties tegen afbraak van woningen, tegen de vestiging van wapenindustrie etc.
Orthodoxe christenen zagen deze verlinksing met lede ogen aan. In de jaren zeventig waren orthodoxe christenen politiek gezien meestal rechts. Dat was mede te danken aan de polarisatie. Premier Joop den Uyl was een ex-gereformeerde en gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis ooit. Ook verlinksten en/of verwaterden de grote christelijke partijen in deze jaren. De verlinksing stond niet los van de secularisatie. In reactie hierop gingen orthodoxe christenen zich niet alleen nadrukkelijker als orthodox manifesteren, maar ook nadrukkelijker als rechts. In 1975 werd de Reformatorische Politieke Federatie opgericht, een rechtse afsplitsing van de Antirevolutionaire Partij. RPF-voorzitter P. Langeler zei in een interview het woord ‘reactionair’ te beschouwen als een geuzenaam.5 Op hun beurt beschouwde links actievoerend Nederland orthodoxe christenen als extreem-rechts.6
Het Gereformeerd Politiek Verbond, in 1948 afgescheiden van de Anti-Revolutionaire Partij en zeer nauw verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), reageerde aanvankelijk minder politiek op de verlinksing. Het GPV had in tegenstelling tot de RPF weliswaar zitting in de Tweede Kamer (van 1971 tot 1977 het duo Pieter Jongeling en Bart Verbrugh en van 1977 tot 1981 Verbrugh als eenling) maar de partij kende een sterke kerkelijke stroming, die nogal apolitiek van karakter was en het vooral belangrijk vond dat alles zuiver vrijgemaakt bleef. De hele wereldgeschiedenis draaide om de ware kerk. Wat er buiten de eigen kleine kerkelijke kring gebeurde was eigenlijk onbelangrijk. Een nieuwe generatie vrijgemaakten was het hier niet mee eens. Zij maakte zich grote zorgen over de snelle secularisatie van Nederland, ook al ging deze aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) grotendeels voorbij. Als gevolg van de polarisatie raakte een groep GPV-jongeren ook meer bij de politiek betrokken. Ze wilden echt wat voor de maatschappij en de wereld betekenen en konden daarom slecht uit de voeten met het isolement waarin hun partij en jongerenorganisatie zich bevonden. Sommige Gereformeerde Politieke Jeugd Studieclubs (GPJC’s) veranderden van studieclubs die zich bezighielden met beginselstudie in politieke jongerenafdelingen waar actie werd gevoerd. Uit de GPJC’s ontstonden in de jaren zeventig bovendien enkele andere maatschappelijke organisaties: GPJC steunt Broederschap (hulp aan gereformeerden achter het IJzeren Gordijn), het comité Zuid-Oost-Azië (hulp aan de Indochinese vluchtelingen) en het Centrum voor Lectuur, Informatie en Communicatie (CLIC), dat op 30 april 1977 in Groningen werd geopend.7
CLIC was een initiatief van enkele GPJC’ers uit het vrijgemaakte studentenbolwerk Groningen die zich grote zorgen maakten over de verlinksing van hun stad, waar onder leiding van de PvdA’ers Max van den Berg en Jacques Wallage een links meerderheidscollege was ontstaan.8 De CLIC-winkel moest een “rechts alternatief” worden voor de linkse wereldwinkels, solidariteitscomités en actiegroepen die door CRM werden gesubsidieerd en eenzijdige voorlichting over de Derde Wereldproblematiek zouden geven. CLIC gaf tegenvoorlichting. Door zich nadrukkelijk rechts op te stellen provoceerde CLIC links actievoerend Groningen. Een reactie van deze kant bleef dan ook niet uit. Alvorens de reacties van linkse en vrijgemaakte zijde op CLIC te bespreken zullen we eerst op de Vereniging CLIC en de daarbij horende informatiewinkel inzoomen.
‘Reactionair broeinest’
In de Statuten van de Vereniging CLIC stond dat de vereniging als grondslag had “de Bijbel als Gods onfeilbaar Woord, zoals beleden in de Drie Formulieren van Enigheid die gehandhaafd worden in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)”. Leden van het CLIC moesten lid zijn van een vrijgemaakt-gereformeerde kerk en waren verplicht mee te werken aan het bemensen van de informatiewinkel.9 Het CLIC had geen officiële band met het Gereformeerd Politiek Verbond. Informeel was die band er natuurlijk wel. Naast het CLIC-pand was het pand van de Stichting Gereformeerd Politiek Jongerenwerk, waar GPJC’er en CLIC-medeoprichter Klaas Nanninga een kamertje had, de CLIC-winkel werd geopend door GPV-raadslid S. de Vries en tijdens de GPV-verkiezingscampagne van 1977 was de informatiewinkel een belangrijk actiecentrum. De twee Groninger GPV-raadsleden hielden in de CLIC-winkel, temidden van honderden folders, raambiljetten en stickers, wekelijks een spreekuur voor de Groninger bevolking. Hoewel hier weinig gebruik van werd gemaakt bleek uit deze actie dat GPV en CLIC wat de vorm betreft eigenlijk wel democratisch en bij de tijd konden zijn.10
Het CLIC stelde zich volgens de statuten ten doel om “informatie en voorlichting te geven over onderwerpen op kerkelijk, politiek en maatschappelijk terrein”. Hoewel politiek en maatschappij verreweg de meeste aandacht kregen, was de tweede actie van het CLIC gericht op de kerk, dat wil zeggen de vrijgemaakte kerk, en gaf de winkel informatie over vrijgemaakte kerkdiensten in het buitenland, zodat vrijgemaakten op vakantie op zondag ook op het ware adres zouden zijn. De derde actie van het CLIC, na de actie voor het GPV en voor buitenlandse kerkdiensten, was de actie tegen de Boycot Outspan Aktie (BOA). Onder druk van links had de Groninger middenstand besloten om de Zuid-Afrikaanse Outspansinaasappelen te boycotten. In Zuid-Afrika heerste immers de Apartheid en door Zuid-Afrikaanse producten te kopen zou je dit racistische systeem steunen. CLIC vond deze actie echter eenzijdig. Van een boycot zouden namelijk ook de zwarten, die volgens links door het blanke Apartheidsbewind werden onderdrukt, de dupe worden. CLIC wilde naar eigen zeggen de dialoog met Zuid-Afrika over Apartheid aangaan. Dwangmaatregelen als boycots en steun aan zwarte revolutionaire bewegingen als ANC en SWAPO waren niet gepast. Om deze ‘genuanceerde’ mening over Apartheid kracht bij te zetten, lagen er in de informatiewinkel Outspansinaasappelen in de etalage en verspreidde CLIC in samenwerking met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (NZAW) de folder Boycot Outspan a-sociaal.11
De CLIC-winkel lag vol met informatiemateriaal. Vanaf de eerste dag werd het Nederlands Dagblad in de winkel verkocht. CLIC was het eerste losse verkooppunt van deze vrijgemaakte krant.12 Ook verkocht CLIC bladen en brochures over landen en volken waar orthodoxe protestanten in Nederland een bijzondere band mee voelden, zoals Zuid-Afrika, Israël, de Zuid-Molukkers en de Papoea’s. Verder was het onderwerp abortus provocatus populair, omdat dit dreigde te worden gelegaliseerd. In 1978 kwam de eerste CLIC-uitgave uit, getiteld Clemens Kapuoo vermoord. Kapuoo, een politicus uit Windhoek (het huidige Namibië), was vermoord door de bevrijdingsbeweging SWAPO, in de ogen van CLIC een terroristische organisatie.13 Het tweede nummer ging over de grote vijand van CLIC, het links-extremisme.14 CLIC verkocht echter ook niet-politiek informatiemateriaal. Belangrijk waren de brochures van de evangelische uitgeverij Moria over onderwerpen als yoga, New Age, boeddhisme, astrologie en homeopathie en over profetieën uit het Bijbelboek Openbaring zoals het merkteken van het beest.15 Bekend/berucht was vooral het boekje Verborgen gevaren in de popmuziek. In veel muziek zou een duivelse omkeertechniek zijn verwerkt, een boodschap die te horen zou zijn bij het terugdraaien van de muziek. De brochure-met-cassette, die bij de seculiere pers veel hilariteit veroorzaakte, ging als zoete broodjes over de toonbank bij CLIC.16 De CLIC-winkel hoefde als non-profitorganisatie geen winst te maken maar wilde in tegenstelling tot de linkse wereldwinkels geen overheidssubsidie. Men hield de winkel draaiende dankzij de inzet van vrijwilligers (de leden dus), giften van de achterban en de verkoop van Zuid-Afrikaanse en Israëlitische wijnen, producten uit de Derde Wereld en platen met militaire marsmuziek.17
CLIC werkte met een aantal rechtse en/of christelijke organisaties en personen samen. Ten eerste was er het Oud-Strijders Legioen, een ultrarechtse anticommunistische organisatie die in 1958 was opgericht door oud-strijders en het blad Stavast uitgaf. Het OSL werd groot in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog begin jaren tachtig. Toen de vredesbeweging demonstreerde tegen het plaatsen van Amerikaanse kruisraketten op Nederlandse bodem verspreidde het OSL de sticker “Liever een RAKET in de tuin dan een RUS in de keuken!!!” en de poster “‘Liever rood dan dood’, zei de kreeft, voordat hij werd gekookt”. OSL-voorzitter Prosper Ego was zo blij met de rechtse voorlichting van CLIC dat hij toen hij in Groningen was de winkel met een bezoekje wilde vereren. Helaas was er toen niemand die op de winkel paste, zodat hij voor een dichte deur stond. In een briefje complimenteerde Ego daarom CLIC voor het feit dat er in Groningen een rechts alternatief voor de wereldwinkel bestond en hij zei te hopen dat de informatiewinkel de vriendschapsdassen Nederland-Zuid-Afrika en Nederland-Israël van de OSL zou bestellen. CLIC-voorzitter Henk Dijk schreef terug dat hij deze stropdassen graag bestelde en eindigde zijn antwoord met de woorden: “Mocht u nog eens in de buurt komen, u bent altijd welkom in het “reactionaire broeinest” dat achter de CLIC schuilgaat.”18
Het OSL had banden met het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening (ICTO), dat in 1980 was opgericht in reactie op de pacifistische koers van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV). J.G. van der Land, ICTO-vertegenwoordiger van Groningen, had grootste plannen, waar hij ook graag CLIC in wilde betrekken. Hij wilde dat de informatiewinkel het ICTO-depot voor de noordelijke regio’s zou worden en een CLIC-ICTO-combinatie vormen tegenover de IKV-vredeswinkel in het oude politiebureau. Op een CLIC-ledenvergadering zei een lid dat men wel moest uitkijken voor Van der Land.19 Deze waarschuwing kwam niet uit de lucht vallen. Van der Land was betrokken bij de oprichting van veel christelijke organisaties - naast ICTO ook de RPF, de Vereniging van bij het Onderwijs betrokken Christen-Ouders (VOCO) en de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden (CSHG) - maar werd na verloop van tijd door deze organisaties geroyeerd vanwege zijn eigenzinnige optreden.20 Querulant Van der Land stond garant voor trammelant. Omdat hij lid was de Nederlands Gereformeerde Kerken kon hij geen lid worden van de Vereniging CLIC. Wel trad hij een tijdlang op als adviseur van de werkgroep Christelijke Alternatieven Voor Amnesty International (CAVAI), waaruit in 1980 de zojuist genoemde CSHG zou voortkomen.21 Volgens Van der Land was de wereldwijde mensenrechtenorganisatie Amnesty International geen neutrale organisatie. Amnesty zou onvoldoende onderscheid maken tussen martelen en rechtmatige straffen, wel politieke oordelen vellen over rechtse regimes zoals die van Chili en Zuid-Afrika, maar niet over linkse regimes. Ook zou de organisatie met extreem-linkse groepen samenwerken. Van der Land concludeerde hieruit dat een “bijbelgetrouw christen” geen lid van Amnesty kon worden.22
De in januari 1980 opgerichte CSHG zette zich in voornamelijk in voor vervolgde christenen achter het IJzeren Gordijn. In de CLIC-winkel kon men handtekeningen zetten voor christenen die gevangen zaten, zoals ‘de zeven van Moskou’ die sinds 1978 in de Amerikaanse ambassade van Moskou verbleven en wachtten op een uitreisvisum.23 In 1986 bracht de CSHG samen met de organisaties Schreeuw om Leven (een radicale prolife organisatie van EO-directeur L.P. Dorenbos) en Christenen voor Israël de krant Anno domini 1986 uit, in het kader van een studie- en bezinningsdag van de Evangelische Omroep getiteld ‘Leven in profetisch perspectief’. De legalisering van abortus provocatus in 1981, de dreigende legalisering van euthanasie, het Voorontwerp van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (waardoor christelijke scholen zouden worden verplicht om homoseksuelen niet langer te weigeren) en de veroordeling van het echtpaar Lucas en Jenny Goeree (die in een evangelisatiefolder schreven dat de joden de Holocaust over zichzelf hadden afgeroepen) waren in de ogen van de EO tekenen des tijds die er op wezen dat orthodoxe christenen in Nederland straks misschien ook zouden worden vervolgd.24 De CSHG had zich al eerder met deze zaken beziggehouden. In 1981 stuurde de organisatie een brief aan de minister van Justitie waarin de vrees werd uitgesproken dat christelijke verpleegkundigen en artsen zouden worden ontslagen als ze vanwege hun geweten niet meewerkten aan een abortus. Als zij inderdaad werden ontslagen dan verschilde Nederland volgens de Stichting principieel niet van de Sovjetunie. Daar was immers ook geen gewetensvrijheid.25
De CSHG bestond uit vijf werkgroepen. De werkgroep van Juristen bood aan vervolgde christenen en joden juridische bijstand. De Landelijke Wallenberg-groep zette zich in voor de mensenredder Raoul Wallenberg, die in de Tweede Wereldoorlog tienduizenden joden het leven redde maar door de Sovjetunie was gearresteerd op verdenking van spionage en daarna was verdwenen. De Landelijke Jongeren Werkgroep zette zich in voor de jongeren onder de vervolgden. De Werkgroep ‘Laat mijn volk gaan’ zette zich in voor de vervolgde joden in de Sovjetunie. Dorkas-Hulp zorgde ten slotte voor materiële hulp aan joden en christenen, vooral in Oost-Europa. Deze werkgroep groeide uit tot een zelfstandige organisatie, Dorkas Hulp Nederland. In 1997 werd de CSHG omgedoopt in Jubilee Campaign Nederland, een christelijke mensenrechtenorganisatie die wél wilde samenwerken met Amnesty.26 De aanvankelijk gezochte antithese bleek in de praktijk dus toch niet zo goed te werken.
Behalve van bovenstaande organisaties had CLIC materiaal van (onder andere) de Stichting Informatie en Voorlichting (STIVO), de Stichting Vredes Politiek (SVP), het Hervormd Beraad Vredesvraagstukken, Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, de Stichting Comité “Stop de SS-20-raket”, de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging (NZAV), de Stichting tot Herstel van Kulturele Betrekkingen Nederland-Zuid-Afrika (Zuid-Afrika), Help Afghanistan en het Komitee Afghanistan Vrij, de Stichting Hulp Papoea’s in Nood, het Verenigd Aktie Komitee Vietnamese Vluchtelingen in Nederland, de Stichting Comité Vladimir Boekovski (die een Tweede Wereldwinkel met informatie over de Sovjetunie had aan de Ceintuurbaan 211 in Amsterdam), de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN, het Reformatorisch Interkerkelijk Bezinningsverband (RIB), Goed Werk, de Commissie Steun Broederschap Spanje van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bussum, ACAT-Nederland (Actie van Christenen voor Afschaffing van Marteling, de Nederlandse afdeling van Action des Chretiens pour l’Abolition de la Torture), Kruistochten/Open Doors, Rainbow/Schreeuw om Leven, Christenen voor Israël, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, Stichting Tear Fund Nederland, het Beraad Geestelijke Vrijheid en de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en Zondagsheiliging.
De verschillende organisaties waren bijna allemaal christelijk en/of rechts. CLIC was echter niet in alles rechts en maakte zich net als veel linkse mensen zorgen over het milieu. Dit deed vooral Meine Jansma. Als christen moest je volgens hem goed met Gods schepping omgaan. Hoewel zijn achterliggende motivatie om voor het behoud van het milieu te zijn dus verschilde met die van linkse milieuactivisten en hij zich als gezagsgetrouw christen ook nooit zou vastketenen aan het spoor om bepaalde transporten tegen te houden, kon hij zich erg vinden in de visie van links op het milieu. Zo pleitte Jansma voor ecologie als verplicht vak op school en was verder voor schone productiemethoden, autoloze zondagen, verplichte isolatie bij nieuwbouw, bevordering kringloopsysteem, afbouw batterijsysteem voor dieren en het tegengaan van dierenleed.27 Ook Piet de Jong en Ben Bolhuis vonden duurzaamheid belangrijk. In de schappen lagen daarom niet alleen de boeken van de groene econoom Peter Nijkamp maar CLIC verkocht ook spullen van de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. Toen deze vereniging er in 1980 echter achter kwam dat de CLIC-winkel ook Zuid-Afrikaanse producten verkocht wilde ze CLIC verbieden om nog langer haar Waddenzeespullen te verkopen. De linkse Waddenzeevereniging wilde niet met de Apartheid geassocieerd worden. CLIC was uiteraard boos over de beslissing omdat de Waddenzee en Zuid-Afrika niets met elkaar te maken hadden. Een jaar later werd het conflict echter opgelost en lagen de Waddenzeespullen gewoon weer in de winkel.28
Een jaar eerder had er zich een conflictje voorgedaan over het boekenaanbod. Meine Jansma had er moeite mee dat CLIC ook enkele boeken verkocht die “anti-christelijk” zouden zijn, zoals 1984 van George Orwell en Sociale Actie van Piet Reckman. Henk Dijk was het daar niet mee eens en vond dat niet-christelijke lectuur gewoon verkocht mocht worden door het CLIC, mits men tijdens het toelichtende verkooppraatje zei wat er niet aan klopte. Mensen die bepaalde literatuur wilden aanschaffen waren hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor.29 Henk Dijk trok aan het langste eind en CLIC bleef (uiteraard niet zonder een waarschuwing vooraf) ook linkse boeken verkopen. Ten aanzien van het krantenaanbod was men strenger. Naast het Nederlands Dagblad verkocht CLIC ook het Reformatorisch Dagblad en het NRC-Handelsblad, maar het synodaal-gereformeerde dagblad Trouw en de linkse Volkskrant werden door de winkel geweerd.30
‘De beuk erin’
Toen de vrijgemaakte jongeren in 1977 bekend maakten van plan te zijn een informatiewinkel op te richten reageerde de plaatselijke kiesvereniging van het GPV hier niet zonder meer positief op. Enkele bestuursleden hadden nogal wat “principiële bezwaren” tegen CLIC, hoewel ze dit niet specificeerden.31 De vrijgemaakt-gereformeerde predikant Douwe van Dijk, die in Groningen zeer veel gezag genoot, vond het initiatief ook maar niets en noemde CLIC en de Vereniging Evangelisatie & Recreatie (waarin veel jonge vrijgemaakten actief waren, die zich meer wilden richten op de buitenwereld) denigrerend “modeverschijnselen”.32 CLIC richtte zich - ondanks het feit dat de Vereniging voor niet-vrijgemaakten gesloten was - op de buitenwereld en werd ervan verdacht het kerkgebonden isolement te willen doorbreken. Dat wilden traditionele vrijgemaakten persé voorkomen. Als de kerk en de vrijgemaakte organisaties maar zuiver vrijgemaakt bleven, dan was alles goed.
Vooruitstrevende vrijgemaakten konden het initiatief van CLIC daarentegen wel waarderen. In 1979 wilden enkele personen in Rotterdam ook een CLIC oprichten. Deze winkel stond op dezelfde grondslag als CLIC-Groningen maar in het optreden naar buiten toe wilde men daar wat anders. In Groningen was men bang dat de Rotterdamse vrijgemaakte informatiewinkel in oprichting de goede naam van CLIC zou aantasten. Dat gebeurde echter niet, want de plannen voor een Rotterdamse CLIC liepen op niets uit.33 Meer succes had men in 1981 in Dordrecht, waar vrijgemaakte jongeren de informatiewinkel ‘De Bron’ oprichtten. Deze winkel liep echter slecht en was slechts twee dagen in de week open.34 Niet-vrijgemaakte orthodox-protestanten konden het CLIC-initiatief in de regel wel waarderen. Het Reformatorisch Dagblad en het opinieblad Koers schreven enthousiast over de CLIC-winkel.35 Naar aanleiding van een televisie-uitzending over CLIC, die op 4 februari 1983 door EO-Tijdsein werd uitgezonden, richtten jongeren van Youth for Christ in Deventer bovendien de informatiewinkel ‘De Tip’ op, een project van baanloze jongeren die zich wilden inzetten voor de verspreiding van informatie en producten van diverse ideële organisaties.36
Doordat CLIC zich zeer rechts opstelde ten aanzien van Zuid-Afrika en de Koude Oorlog provoceerde de vrijgemaakte informatiewinkel links actievoerend Groningen. Ten tijde van Outspanactie kwamen er af en toe mensen over de vloer die protesteerden tegen de steunbetuiging van CLIC aan Zuid-Afrika. De CLIC-medewerkers moesten dan uitleggen dat de verkoop van producten uit Zuid-Afrika niet betekende dat men het in alles met de Apartheid eens was, maar deze uitleg werd niet geaccepteerd. Uit de logboeken die de vrijwilligers in de CLIC-winkel elke dag bijhielden bleek dat de CLIC-medewerkers een gesprek over apartheid met linkse mensen bij voorbaat al zinloos vonden.37
Hoewel CLIC met haar acties discussie probeerde uit te lokken was er in het gepolariseerde politiek-maatschappelijke klimaat eigenlijk geen echte discussie mogelijk. Het was zwart of wit. Naar CLIC-medewerkers die moeite hadden met het pro-Zuid-Afrikabeleid van de informatiewinkel werd niet geluisterd. In 1985 was Reina Wiskerke lid geworden van het bestuur van CLIC, omdat ze vrijgemaakt was en betrokken bij de Derde Wereld, maar ze vond de winkel veel te rechts. Ze hoopte dat CLIC wat genuanceerder zou worden maar dit lukte niet en ze bedankte daarom als lid. Volgens haar evalueerden CLIC-leden en het bestuur hun eigen beleid niet en werd er over fundamentele zaken niet gediscussieerd: “De verkoop van Z.A.-wijnen geeft de indruk dat CLIC het apartheidssysteem ondersteunt. Ik hoor nu al de protesten van de lezer: ‘Nee, we ondersteunen het beleid niet, we willen alleen de ekonomie aldaar steunen om zo een vreedzame oplossing naderbij te brengen… We willen ons alleen uitspreken tegen boykotakties…’ Ik blijf er echter bij dat de verkoop van de wijnen provocerend is, omdat het publiek de boodschap erachter anders opvat. Het provocerende ervan ligt mede in het feit dat de apartheid ook met aloude christelijke bekeringstheorieën is verdedigd. Het verband is dan snel gelegd: CLIC is toch ook een christelijke organisatie? Het christendom is in het verleden al te vaak geassocieerd met kwalijke praktijken, ik wil niet meer meewerken aan de versterking van dit image.” 38
Een belangrijke reden waarom Wiskerkes klacht niet serieus werd genomen was dat CLIC niet wilde buigen voor de linkse actievoerders. Ook zij zagen het nut van discussie met andersdenkenden niet in. Naar aanleiding van de Outspanactie werd in 1978 de etalage van de CLIC-winkel besmeurd met de tekst: “CLIC=fascisme” en werden bovendien twee hakenkruisen aangebracht.39 In de nacht van 11 op 12 mei 1983 werd de winkelruit van CLIC met een halve baksteen ingegooid40, op 21 januari 1984 werd de ruit opnieuw ingegooid, nu met een steen van zware basaltklei van 15 à 20 kilogram41, op 6 september 1985 werd er een verfbom gegooid, nadat een steen tegen de ruit was afgeketst, en in de nacht van 26 op 27 januari 1986 sneuvelde de winkelruit ten slotte opnieuw. Om dit soort acties in de toekomst te voorkomen schafte men in 1986 een rolluik aan, zodat de winkelruit niet meer bloot stond aan vernielingen.42
In het linkse actieblad Bluf! stond een verslag van de actie tegen de CLIC-winkel, die ook in het Zwarte-weekblad voor vage revoos van 14 september 1985 was opgenomen:
“In de nacht van 6-9-’85 hebben wij de voorgevel van het CLIC, Nieuwe Ebbingestraat 159 in Groningen, bewerkt met verfbommen. Het was de bedoeling de ruit in te gooien en daarna de inventaris met de verfbommen kennis te laten maken, maar de steen sprong terug van het plexiglas. Iets waar we de volgende keer rekening mee zullen houden. Het lijkt zo mooi, truitjes in de etalage met daarop: ‘wees wijs met de Waddenzee’. Wie kan daar nou iets tegen hebben? Anders wordt het wanneer je binnen een kijkje gaat nemen. Tussen de tijdschriften vind je ‘Stavast’, het blad van de neo-fascisten van het OSL en tussen de artikelen wijn uit Zuid-Afrika. Om wat te doen tegen het apartheidsregime, is het nodig niet alleen maar over onze verontwaardiging te vertellen. We moeten ook de medeverantwoordelijken voor een dergelijk regime hier in onze omgeving aanpakken. Vandaar. Laat je niet tegenhouden! Zorg dat ze last van je hebben! Met groeten, Hit en Run.”43
Naar aanleiding van deze actie bracht iemand van het Groninger actieblad De Lawine bij daglicht een normaal bezoekje aan CLIC, en schreef hier een eigenlijk best wel vriendelijk stuk over. Dit lag ook aan de CLIC-medewerkers, die zich erg vriendelijk en meegaand opstelden en hun eigen standpunten opeens lieten varen. Rolf van der Woude, tweede voorzitter van de Vereniging CLIC, zei dat de informatiewinkel beslist spullen van de racistische Centrumpartij zou weigeren (dit is aantoonbaar onjuist, want CLIC had in 1981 van alle politieke partijen dus ook van de Centrumpartij twintig exemplaren van het verkiezingsprogramma besteld).44 Ook steunde CLIC volgens hem de apartheid niet. Men was juist tegen polarisatie. Op de vraag van De Lawine waarom men dan toch Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht en of het niet beter was om de wijnen uit het assortiment te verwijderen antwoordde H. Dijk met een grap: “Geen gek idee. Dat zou betekenen dat we de hele voorraad zelf moeten opdrinken.” 45
Naar aanleiding van het aanslagje op de CLIC-winkel op 6 september en de aanslag van de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa) op 17 september op het Makro-filiaal in Amsterdam46 stelde GPV-Kamerlid Schutte op verzoek van CLIC vragen aan de minister van Justitie over de inhoud van het blad Bluf! Frits Korthals Altes antwoordde de zorgen van het GPV te delen, ook van mening te zijn dat het blad soms strafbare uitlatingen deed, en dat het Openbaar Ministerie maatregelen had getroffen ter intensivering van de opsporing.47
Nadat begin 1986 het rolluik was geplaatst werd de CLIC-winkel niet meer aangevallen. Wel stuurde iemand uit het linkse actiewezen in juni 1987 een dreigbrief omdat CLIC, ondanks de opmerking van Dijk, nog steeds Zuid-Afrikaanse wijnen verkocht:
“Mensen van de CLIC,
In jullie fascistisch zaakje bevindt zich o.a. wijn uit het rassistische en fascistische Zuid-Afrika; daarmee steunen jullie een terreur en moordbewind; dat moet afgelopen zijn; jullie krijgen nog de kans om voor vrijdag alle wijnen uit Zuid-Afrika, gekweekt door uitbuiting van onze zwarte broeders uit jullie zaakje te verwijderen; als dat niet gebeurt dan merken jullie wel heel wat meer dan alleen wat verfspatten; dan gaat de beuk erin, dat gaat je tienduizenden kosten; gebruik dus je verstand; vrijdag om 8 uur alles weg ;;;;; of ;;;;;;;;;;; denk goed na; anders krijg je er spijt van. Er komt iemand kijken als koper. Het verwijderen geldt ook de fascistische literatuur over Zuid-Afrika. Weg met het fascisme. Amandla.” 48
Het bleef echter bij dit dreigement.
‘De saamhorigheid is verdwenen’
De Nederlandse politieke verhoudingen waren in de jaren zeventig en begin jaren tachtig flink gepolariseerd. Met de komst van het kabinet-Lubbers in 1982 en diens no-nonsense beleid, het einde van de kruisrakettendiscussie in 1985 en het vertrek van PvdA-leider Den Uyl uit Den Haag een jaar later kwam er langzaam een einde aan de polarisatie en verzakelijkte de politiek. Idealisme en ideologische gedrevenheid waren iets van vroegere tijden. Deze ontwikkelingen gingen niet aan CLIC voorbij. Vanaf medio jaren tachtig kampte de Vereniging CLIC met afnemend elan en toenemende vergrijzing. Op de ledenvergadering van 27 juni 1986 klaagde men dat het enthousiasme van het begin nu een beetje voorbij was.49 Op de ledenvergadering van 21 november kwam de vergadering hier op terug. Volgens Henk Dijk was er maar een “klein getal der vromen”. Slechts enkele idealisten zetten zich volgens hem voor CLIC-winkel in: “We keken bij ‘links’ hoe zij het deden; meestal zaten ze in smerige winkeltjes. Men sluit in linkse kring de poorten, het gaat daar ook niet meer zo goed. In christelijke kring worden diverse goede initiatieven te weinig ondersteund.”50 In het jaarverslag van 1986-1987 werd hardop de vraag gesteld hoe lang de winkel nog zou kunnen blijven voortbestaan.51 Het zou echter tot 2007 duren voordat men er definitief mee stopte. CLIC leidde een kabbelend voortbestaan, de leden vergrijsden en de omzet daalde geleidelijk. In het jaarverslag van 1992-1993 stond dat scholieren en studenten nauwelijks meer belangstelling hadden voor de winkel. In 1995-1996 bracht CLIC zijn laatste echte jaarverslag uit. Daarna kwamen er alleen nog maar financiële verslagen. Mede omdat de informatiewinkel de laatste twee jaar verlies maakte besloot de Vereniging in 2007 zich op te heffen. 50% van de baten ging naar Woord en Daad, 25% naar Open Doors en 25% naar Jubilee Campaign. Dorcas Hulp kreeg de winkelvoorraden.52
Naar aanleiding van naderend einde van CLIC, dat op 2 juni 2007 voor het laatst open zou zijn, interviewde het Nederlands Dagblad Henk Dijk, die de laatste jaren hét gezicht van de winkel was. Dijk betreurde het dat de ideologieën na 1989 hadden afgedaan: “In de tijd van de verzuiling stonden mensen samen ergens voor, of ze nu links waren, of rechts. Die saamhorigheid is nu helemaal verdwenen. Iedereen is in de ban van liberalisme en kapitalisme.” Als voorbeeld noemde Dijk GroenLinks. Deze partij was onder andere uit de Communistische Partij Nederland voortgekomen maar noemde zich nu liberalistisch. Volgens Dijk was het aan dit liberalistische en individualistische klimaat te danken dat het steeds lastiger was geworden om nog vrijwilligers te krijgen. In de jaren zeventig hielden studenten de winkel draaiend, maar nu was er geen jongere meer die iets wilde doen.53
Balans
De CLIC-winkel was reactionair en vooruitstrevend tegelijkertijd. De vrijgemaakte informatiewinkel ontstond enerzijds in reactie op het linkse politiek-maatschappelijke klimaat in Groningen en maakte reclame voor ultrarechtse organisaties als het Oud-Strijders Legioen, maar CLIC nam wel de linkse methoden van actievoeren over en wilde ook dat de mensen zich meer maatschappelijk bewust werden en zich zouden interesseren voor de Derde Wereld. De informatiewinkel stond daarom tussen twee vuren in, namelijk dat van links actievoerend Groningen dat CLIC vanwege de steun aan Zuid-Afrika fascistisch vond, en dat van de traditionele vrijgemaakten die het kerkgebonden isolement voorstonden. Vooruitstrevende vrijgemaakten en niet-vrijgemaakte orthodoxe protestanten hadden daarentegen veel waardering voor CLIC en zagen dit als een wapenopslagplaats voor de strijd tegen linkse en progressieve krachten. CLIC kan niet los worden gezien van het gepolariseerde klimaat van de jaren zeventig en begin jaren tachtig. CLIC ontstond uit reactie op dit klimaat en droeg er ook aan bij door zich sterk antithetisch op te stellen. Toen het maatschappelijk-politieke klimaat in de loop van de jaren tachtig verzakelijkte was dit het begin van het einde voor CLIC, dat het immers van idealistische vrijwilligers moest hebben.
Ter gelegenheid van het besluit van CLIC om zichzelf op te heffen bracht de vereniging een afscheids- en jubileumboek uit, waarin oude herinneringen werden opgehaald. Piet de Jong van het Nederlands Dagblad schreef dat CLIC achteraf gezien niet altijd de juiste balans kon vinden tussen een reactionaire, contrarevolutionaire opstelling en een “antirevolutionair geluid”. Hij nam een beetje afstand. Dat deed ook zijn collega Willem Bouwman, die de Moria-brochures en het reactionaire orgaan StaVast van het OSL eufemistisch “bezwaren tegen de geest der eeuw” noemde, daarmee verwijzend naar het pamflet uit 1823 van Isaäc da Costa. Bouwman verbaasde zich echter vooral over de aantrekkingskracht van CLIC op “allerlei types (…) die geschapen waren om actie te voeren of die in onmin leefden met de bestaande orde, met de mensen om hen heen en soms ook met zichzelf”, waarmee hij onder andere doelde op Van der Land. Bouwman heeft hier een punt, want het meest opvallende van CLIC, en dat geldt misschien ook wel voor andere actiecentra (links dan wel rechts), is dat het een walhalla is voor extremisten, querulanten en vrijdenkers. In de loop van de jaren tachtig zijn de politiek-maatschappelijke verhoudingen genormaliseerd. Voor de politieke besluitvorming en Neêrlands economie was dit ongetwijfeld een zegen, maar ons land werd hierdoor wel een beetje saaier.
1. A. Bleich, Joop den Uyl 1919-1987, dromer en doordouwer (Amsterdam 2008); J. van Merriënboer, P. Bootsma en P. van Griensven, Van Agt biografie. Tour de force (Amsterdam 2008).
2. W. Duyvendak, Klimaatactivist in de politiek (Amsterdam 2008).
3. P.H. de Jong, ‘‘Links duldde in de jaren tachtig geen tegenspraak’’, Nederlands Dagblad, 22 augustus 2008.
4. A. Verbeij, Tien rode jaren. Links radicalisme in Nederland 1970-1980 (Amsterdam 2005) passim.
5. R. Valkenburg, ‘Piet Langeler: N.E.V.’er. Nederlandse maatschappij naar de afgrond door fanatiek “omturnen”’, Koers (9 mei 1975) 29-31.
6. Antifascistisch kollektief, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983) 13. Het Antifascistisch Kollektief onderscheidde extreem-rechts in drie stromingen, namelijk de rechts-christelijke, de autoritair-rechtse en de fascistische richting.
7. ‘Verenigingsnieuws’, Ons Burgerschap/Jeugd & Politiek 31 (15 april 1978) 78-79.
8. B. de Vries, ‘Politiek en bestuur in een stroomversnelling’, in: M. Duijvendak en B. de Vries red., Stad van het Noorden. Groningen in de twintigste eeuw Groninger Historische Reeks, nr. 25 (Assen 2004) 399-448.
9. CLIC. Statuten. Regeling adviseurschap. Archief en Documentatiecentrum Kampen. Archief CLIC, AD, nr. 303. Doos 1.
10. K. Nanninga, Verslag van een jaar CLIC aktiviteiren. (1977-1978). Archief CLIC, doos 1.
11. Verkoop van produkten uit Zuid-Afrika (apart instructiestencil). Archief CLIC, doos 1; H. van der Velde, ‘NZAW en CLIC in ’t geweer tegen Outspan Boycotactie’, Zuid-Afrika nú (september 1977) 1. Archief CLIC, doos 11.
12. G.J. ten Heuw aan H. Dijk, 22 mei 2007. Archief CLIC, doos 22.
13. De South West Africa People’s Organisation streed tegen de bezetting van Zuid-West Afrika door het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Tegenwoordig is SWAPO de regeringspartij van Namibië.
14. CLIC nieuwsbrief 1. Clemens Kapuoo vermoord. CLIC nieuwsbrief 2. Links-extremisme. Archief CLIC, doos 20.
15. http://www.moria.importantia.com/index.html
16. Jaarverslag 1984-1985. Archief CLIC, doos 1; zie ook: J.L. van Baaren (83) overleden’, Nederlands Dagblad, 20 maart 1998.
17. Wat is CLIC? November 1980. Archief CLIC, doos 3; H. van der Velde aan J.G. Reuchlin, 10 november 1978. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
Toen in 1977 Verbrugh de nieuwe lijsttrekker van het GPV werd wilde hij graag dat op het Nationaal Appèl, de grote verkiezingsbijeenkomst van de partij tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen, in de pauzes militaire marsmuziek werd gedraaid. Zie: Notulen CVR 18 februari 1977. Notulen CVR 19 januari 1977 – 7 december 1978. ADC Kampen. Archief GPV, nr. 5.
18. P.J.G.A. Ego aan CLIC, 10 november 1979; H. Dijk aan P.J.G.A. Ego, 16 november 1979. Kopie. Archief CLIC, doos 2.
19. Notulen vereniging CLIC, 9-12-’81; Notulen ALV vereniging CLIC, 4-3-’82. Archief CLIC, doos 1.
20. ‘Uitspraak in kort geding voor Groninger rechtbank: J.G. van der Land mag niet meer optreden als secretaris VOCO’, Nederlands Dagblad, 30 maart 1983.
In 1986 werd Van der Land bovendien ontslagen als docent maatschappijleer, omdat hij een homoseksuele leerling een “vuile aids-verspreider” had genoemd. Zie: ‘De Nieuwe Partij’, Nomen Nescio, 14 oktober 1993.
21. Notulen ALV CLIC, 16-1-’80. Archief CLIC, doos 1.
22. J.G. van der Land, ‘De geest en achtergronden van Amnesty International’, Opbouw 22 (9 juni 1978) 182-183.
23. Actiekrant vrijheid voor de zeven van Moskou. Special van ‘Zon der gerechtigheid’, tweemaandelijks contactblad van de Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden 4e jaargang, nr. 1 (januari/februari 1983). Archief CLIC, doos 11.
24. Anno domini 1986. Bijlage voor Christenen voor Israël / Zon der Gerechtigheid / Schreeuw om Leven. Archief CLIC, doos 12.
25. Christelijke Stichting voor Hulp aan Gewetensvervolgden aan de minister van Justitie, z.d. 1981. archief CLIC, doos 18.
26. Persbericht Jubilee Campaign Nederland. Gezamenlijke actie voor vrijlating van christenen in Vietnam, februari 1999. Archief CLIC, doos 22.
27. Meine [Jansma], Gedachten over de verhouding tussen mens en schepping, 24-5-80. Archief CLIC, doos 1.
28. Verslag van de CLIC-activiteiten van 1 mei 1980 t/m 30 april 1981; Jaarverslag 1981-1982. Archief CLIC, doos 1.
29. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79. Archief CLIC, doos 1.
30. P. Vangert, ‘CLIC voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers, 28 september 1984.
31. Notulen bestuur GPV Groningen, 16 februari 1977. Archief GPV, nr. 270. Notulenboek Gereformeerde Kiesvereniging “Schrift en Belijdenis” Groningen. Maart 1975 – maart 1989.
32. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 4 augustus 1977. Archief CLIC, doos 5.
33. Notulen ALV CLIC, 21-9-’79 en Bestuursmededelingen 20-8-’79 en 4-9-‘79. Archief CLIC, doos 1.
34. Jaarverslag 1981 Vereniging Informatiecentrum De Bron. Archief CLIC, doos 3; Notulen ALV CLIC, 16-4-’82. Archief CLIC, doos 1.
35. ‘Christelijk tegengewicht aan linkse propaganda. Alternatieve wereldwinkel CLIC in Groningen’, Reformatorisch Dagblad, RD-plus, 6 juli 1979; P. Vanger, ‘Clic voor uw geestelijke weerbaarheid’, Koers 28 september 1984.
36. Notulen CLIC, 22-4-’83. Archief CLIC, doos 1. C. Rijke aan geachte lezer, oktober 1983. Archief CLIC, doos 3.
37. Logboek I. 1e jaargang ’77-’78. 17 september 1977. Archief CLIC, doos 5.
38. R. Wiskerke aan het bestuur van CLIC, 20 augustus 1985. Archief CLIC, doos 4.
39. ‘Ruit CLIC-winkel in Groningen besmeurd’, Nederlands Dagblad 15 juni 1978.
40. Gemeentepolitie Groningen, aangifte van vernieling, 12 mei 1983. Archief CLIC, doos 1.
41. Gemeentepolitie Groningen, aangifte terzake van vernieling, 21 januari 1984. Archief CLIC, doos 1.
42. Jaarverslag CLIC 1985-1986. Archief CLIC, doos 1.
43. ‘Anti-apartheidsaxie’, Bluf!, 12 september 1985.
44. H. Dijk aan Centrumpartij, 25 april 1981. Kopie. Archief CLIC, doos 3. Zie verder: Middenweg 81:3. Niet rechts, niet links. Verkiezingsnummer II. Orgaan van de Centrumpartij. Archief CLIC, doos 20.
45. S. Wijsman, ‘CLIC een Wereldwinkel?’, De Lawine, 1 oktober 1985.
46. Zie: ‘Krakers en autonomen dreigen met nieuw geweld: “Hoe lang kunnen we hiermee nog ongestraft doorgaan?”’, Nederlands Dagblad, 27 september 1985.
47. E. van Middelkoop aan H. Dijk, 7 november 1985. Archief CLIC, doos 15.
48. Dreigbrief. Archief CLIC, doos 15. De brief is niet gedateerd maar is volgens een proces verbaal op 18 juni 1987 of eerder binnengekomen. Amandla is een woord uit het Xhosa en Zulu en betekent "kracht/macht". Het woord werd veel gebruikt als strijdkreet in het verzet tegen de Apartheid onder andere door het ANC.
49. Notulen ALV CLIC, 27-6-1986. Archief CLIC, doos 1.
50. Notulen ALV CLIC, 21-11-1986. Archief CLIC, doos 1.
51. Jaarverslag vereniging CLIC 1986-1987. Archief CLIC, doos 1.
52. Groningen, 24 mei 2007. Archief CLIC, doos 23.
53. P. Sneep, ‘‘De saamhorigheid is verdwenen’’, Nederlands Dagblad, 23 mei 2007.
dinsdag, januari 05, 2010
Zwartboek demonisering Geert Wilders, de PVV en haar achterban
Af en toe google ik wel eens voor de grap op mijn naam, om te kijken wat er over mij allemaal op internet staat. Ik vond het wel aardig dat ik door een Wilders-site op nummer 51 ben gezet van een top-69 (inmiddels een top-85) van Wilders-demoniseerders. Ik sta op een hogere plaats dan Jan Marijnissen, Joop.nl, Dries van Agt en Peter Breedveld (niet te verwarren met Willem Breedveld die niet Peters oom was), maar dat komt omdat de lijst chronologisch is en er steeds weer nieuwe namen bij komen. U mag mij niettemin feliciteren.
Hieronder geef ik de lijst weer:
http://www.forum-voor-de-vrijheid.nl/showthread.php?t=18676
01:Amnesty International
02:Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)
03:VNO-NCW
04:Herman van Veen
05:Almere College
06:Eberhard van der Laan
07:Jaap van Donselaar, Hans Moors en Bob de Graaff
08:Extreemlinks
09:Judas Balkenende
10:Rob Riemen
11:Doekle Terpstra
12:Lizzy van Leeuwen
13:Haagse kunstacademie
14:Zaplog.nl
15:Britse regering
16:Ella Vogelaar
17:Paul de Leeuw
18:Karla Peijs
19:Hans van Baalen
20:Anton Zijderveld
21:Haroon Raza
22:Alexander Pechtold
23:Directie stadion de Kuip
24:Thomas von der Dunk
25:Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden
26:Tjibbe Joustra
27:Gijs de Vries
28:Joop van Riessen
29:Wio Joustra
30:BNR Nieuwsradio
31:Historisch Nieuwsblad
32:Fatima Elatik
33:Geert Mak
34:Bram Grandia
35:Astrid Essed
36:Ed van Thijn
37:Anja Meulenbelt
38:Marianne Besselink
39:Harry de Winter
40:Tofik Dibi
41:Karen Armstrong
42:Marcel Möring
43:Evelien Tonkens
44:Stichting Dag van het Respect
45:Rotterdamse Buurtkrant
46:Burak Özügergin
47:Nilgün Yerli
48:Thomas von der Dunk
49:Trouw
50:Ikon
51:Ewout Klei
52:Fokko Oldenhuis
53:Jan Struijs
54:Frans Schulte
55:Peter R de Vries
56:Jean Mentens
57:Mohamed Rabbae
58:Paul Frissen
59:Jan Marijnissen
60:Agnes Kant
61:Vara via joop.nl
62:Frits Huis
63:Maxime Verhagen
64:Jeroen van Inkel
65:Hassnae Bouazza
66:Kees Driehuis
67:Hannie van Leeuwen
68:Bas Kromhout
69:Dries von Agt
70:Jan Dirk Snel
71:Elsbeth Etty
72:Arie Oostlander
73:Gerda Dijksman
74:VPRO
75:Geke van Velzen
76:Anil Ramdas
77:Hans Goslinga
78:Rob Riemen
79:Jack Biskop
80:Peter Breedveld
81:Adriaan Soeterbroek
82:Frits Bolkenstein
83:Marcel Hulspas
84:Michael Blok
85:Karel Kanits
Hieronder geef ik de lijst weer:
http://www.forum-voor-de-vrijheid.nl/showthread.php?t=18676
01:Amnesty International
02:Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)
03:VNO-NCW
04:Herman van Veen
05:Almere College
06:Eberhard van der Laan
07:Jaap van Donselaar, Hans Moors en Bob de Graaff
08:Extreemlinks
09:Judas Balkenende
10:Rob Riemen
11:Doekle Terpstra
12:Lizzy van Leeuwen
13:Haagse kunstacademie
14:Zaplog.nl
15:Britse regering
16:Ella Vogelaar
17:Paul de Leeuw
18:Karla Peijs
19:Hans van Baalen
20:Anton Zijderveld
21:Haroon Raza
22:Alexander Pechtold
23:Directie stadion de Kuip
24:Thomas von der Dunk
25:Anne Frank Stichting en de Universiteit Leiden
26:Tjibbe Joustra
27:Gijs de Vries
28:Joop van Riessen
29:Wio Joustra
30:BNR Nieuwsradio
31:Historisch Nieuwsblad
32:Fatima Elatik
33:Geert Mak
34:Bram Grandia
35:Astrid Essed
36:Ed van Thijn
37:Anja Meulenbelt
38:Marianne Besselink
39:Harry de Winter
40:Tofik Dibi
41:Karen Armstrong
42:Marcel Möring
43:Evelien Tonkens
44:Stichting Dag van het Respect
45:Rotterdamse Buurtkrant
46:Burak Özügergin
47:Nilgün Yerli
48:Thomas von der Dunk
49:Trouw
50:Ikon
51:Ewout Klei
52:Fokko Oldenhuis
53:Jan Struijs
54:Frans Schulte
55:Peter R de Vries
56:Jean Mentens
57:Mohamed Rabbae
58:Paul Frissen
59:Jan Marijnissen
60:Agnes Kant
61:Vara via joop.nl
62:Frits Huis
63:Maxime Verhagen
64:Jeroen van Inkel
65:Hassnae Bouazza
66:Kees Driehuis
67:Hannie van Leeuwen
68:Bas Kromhout
69:Dries von Agt
70:Jan Dirk Snel
71:Elsbeth Etty
72:Arie Oostlander
73:Gerda Dijksman
74:VPRO
75:Geke van Velzen
76:Anil Ramdas
77:Hans Goslinga
78:Rob Riemen
79:Jack Biskop
80:Peter Breedveld
81:Adriaan Soeterbroek
82:Frits Bolkenstein
83:Marcel Hulspas
84:Michael Blok
85:Karel Kanits
Abonneren op:
Posts (Atom)