Fop Schipper, opiniemaker en jurist, heeft een reactie geschreven op mijn column ' Kees van der Staaij's schreeuw om leven". Met zijn toestemming heb ik dit op mijn blog geplaatst.
Ewout Klei denkt dat het verzet van christelijk Nederland tegen abortus een achterhoede gevecht is. Naar aanleiding van de storm van woede, protest en verontwaardiging over de opmerking van Kees van der Staaij over de kleine kans op zwangerschap na verkrachting, schreef Klei een column over de zaak. Met als doel de gemoederen wat tot bedaring te brengen en seculier Nederland gerust te stellen. Dat is wel nodig. Kees van der Staaij wordt – as we speak – door de politie beveiligd wegens bedreigingen.
De situatie lijkt op wat Ann Coulter, een conservatieve Amerikaanse publiciste, omschrijft als een “Liberal Mob”. Laat het even tot je doordringen. Een christelijke politicus moet beschermd worden omdat hij vind dat het leven vanaf het eerste begin beschermd moet worden. Want om misverstanden te voorkomen, van der Staaij zei niet wat de republikein Todd Akin over zwangerschap en verkrachting te melden had. Hij zei alleen dat de kans op zwangerschap na verkrachting heel klein is. Wat inderdaad zo is. Helaas voor van der Staaij houd een “Liberal Mob” niet van nuance. Zeker niet als hun doelwit een rechtse, christelijke, witte, hetero man is. Dat is immers vijf keer fout.
Klei probeert de kou wat uit de lucht te halen door – vrij vertaald – te stellen dat de angst voor orthodox religieuzen omgekeerd evenredig is aan de macht die ze hebben. Dat klinkt aannemelijk zult u denken, terwijl uw liberale bloeddruk al weer wat zakt. Dat de SGP met zijn 2 (straks 3?) zetels de abortus wetgeving kan terugdraaien ligt inderdaad niet in de lijn van de verwachtingen. Toch slaat Klei de plank mis. En wel daar waar hij concludeert dat het “goddelijke neen” (uiteraard met kleine letter) het belangrijkste bezwaar is tegen abortus. Omdat dat “goddelijke” steeds minder prominent aanwezig is in Nederland komt Klei dan ook tot de slotsom dat de strijd tegen abortus een verloren zaak is.
Waar gaat het mis? Door in zijn (nog vrij recente) studententijd de vrijgemaakt gereformeerde kerk vaarwel te hebben gezegd bevindt Klei zich feitelijk nog in dezelfde mentale toestand als de miljoenen babyboomers die eind jaren zestig tegen kerk en geloof aanschopten. Ik bedoel dit niet vervelend. Voor beiden zijn abortus en euthanasie dé thema’s om het zelfbeschikkingsrecht van de “Homo Liber” te promoten en de macht van de kerk te breken. Doordat de secularisatie inmiddels echter grotendeels achter ons ligt geldt dit voor steeds minder mensen. De abortus controverse zal daardoor langzamerhand met andere ogen worden bekeken is mijn voorspelling.
Bij abortus gaat het uiteindelijk om een belangenafweging. Tegenstanders vinden dat voorstanders het recht op leven van het ongeboren kind negeren, voorstanders vinden dat tegenstanders het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw negeren. Beiden zijn relevant en moeten betrokken worden in de belangenafweging. De bottom-line kan echter niet anders zijn dan dat de inbreuk op het recht van het kind groter is dan de inbreuk op de keuzevrijheid van de moeder. Simpelweg omdat “niet leven” per definitie de grootst mogelijke inbreuk is. De scheiding der geesten doet zich dan ook pas voor bij de vraag hoe we het ongeboren leven zien en definiëren.
Klei klaagt o.a. over de Holocaust vergelijking die pro-life’ers soms maken. Die vergelijking gaat zonder twijfel altijd mank. Maar laten we eerlijk zijn. De voorstanders van abortus bedienen zich soms van concentratiekamplogica. Namelijk door het dehumaniseren van de slachtoffers. Het is geen mens, het is een foetus… het is geen mens, het is een jood. Elke moordenaar zal zijn slachtoffer proberen te ontmenselijken. Ook een abortusarts wil zichzelf de volgende dag recht in de spiegel kunnen aankijken. Het resultaat hiervan is dat we niet geconfronteerd willen worden met de werkelijkheid. Bloederige foto’s en films van geaborteerde foetussen willen we niet zien. Demonstranten die met die foto’s zwaaien vinden we “extremistisch”.
Het niet onder ogen willen zien van wat er daadwerkelijk gebeurt bij een abortus is een beetje te vergelijken met het wegkijken van de bio-industrie en de slachthuizen door vleeseters die onbezwaard hun karbonaadje willen eten. Met dit verschil dat het niet om een varken of een kip gaat maar om een ongeboren kind. Met moderne apparatuur kunnen we een ongeboren kind uitgebreid onderzoeken, waarnemen en zelfs prenataal opereren. Het is een klein mensje, met een hartje dat klopt. Hij of zij heeft al vanaf 12 weken 2 ogen, een mond, een neusje en 10 vingertjes, alles er op en eraan. Er zijn videobeelden van uitgevoerde abortussen waarin het kindje met wilde bewegingen de naald probeert te ontwijken die net zolang op het lichaampje insteekt tot het sterft.
Als we hiermee geconfronteerd worden, worden we woest. Niet woest op de abortus-praktijk, maar woest op degene die het onder onze neus wrijft.
Begrijp me niet verkeerd. Abortus is een afschuwelijk moeilijke ethische kwestie. En soms kan het belang van de moeder prevaleren boven dat van het kind. Bijvoorbeeld als het leven van de moeder gevaar loopt tijdens de zwangerschap. Uit onderzoek blijkt echter dat het overgrote deel van de abortussen wordt uitgevoerd om redenen als: te weinig geld, geen goede woonruimte of de aanstaande ouder(s) vind(en) zichzelf nog te jong. Tegen deze abortussen richt ik mij in dit stuk. Het kan niet zo zijn dat we ons in Nederland wel sterk maken voor een plofkip, maar niet voor een ongeboren kind. Ik kan en wil dat niet geloven. De strijd tegen abortus een achterhoede gevecht? Ik dacht het niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten