Deze recensie stond in het Katern (vrijdagbijlage van het Nederlands Dagblad) van vrijdag 30 november 2007.
René Barkema, Nee tegen Karl Barth? Een historisch-theologische terugblik ADChartasreeks nr. 12 (Barneveld: De Vuurbaak 2007). ISBN 9789055603817. 206 bladzijden. 15,90 euro.
Het komt niet vaak voor dat iemands eindscriptie wordt uitgegeven als een apart boek. Theoloog René Barkema kan trots zijn, want zijn studie naar de receptie van de Zwitserse theoloog Karl Barth in gereformeerd-vrijgemaakte kring is nu gepubliceerd in de ADChartasreeks van het Archief- en Documentatiecentrum Kampen.
Barkema noemt zijn studie een ‘historisch-theologische terugblik’, want behalve het verleden beschrijven (kerkgeschiedenis) wil hij de vrijgemaakte Barth-receptie ook kritisch evalueren (dogmatiek). Het resultaat is een uitstekend onderzoek geworden, dat een nieuw licht werpt op de vroege vrijgemaakte theologie in het algemeen en haar reactie op Barth in het bijzonder.
De vroege vrijgemaakte theologie moet volgens Barkema worden beschouwd tegen de achtergrond van de Afscheiding van 1834 en de Theologische School van 1854. De (nooit gepromoveerde) hoogleraren Helenius de Cock (1824-1894) en Lucas Lindeboom (1845-1933) stelden zich zeer antithetisch en polemisch op tegenover de moderne theologie van hun dagen en wantrouwden de moderne filosofie, omdat die het kennende subject centraal stelde. Gereformeerde theologiebeoefening moest de bijbel en de belijdenis (en de werken van Calvijn) gelovig en gehoorzaam verstaan en a-contextueel opvatten, want het Woord van God was klaarblijkelijk en werd samengevat door de belijdenis. Als men uitging van het subject stelde men zich niet onder het gezag van de Schrift.
Ook Klaas Schilder (1890-1952), sinds 1934 hoogleraar dogmatiek en dé man van de Vrijmaking van 1944, deelde deze afwijzende antithetische opvatting. Barkema laat zien dat Schilder wilde staan in de lijn van de Afscheiding. Hoewel Schilder zich in tegenstelling tot De Cock en Lindeboom erg verdiept had in de moderne cultuur, filosofie en literatuur, ging hij hier niet mee in discussie maar wees het absoluut af. In zijn dissertatie Zur Begriffsgeschichte des ‘Paradoxon’ mit besonderer Berücksichtigung Calvins und des nach-Kierkegaardschen ‘Paradoxon’ uit 1933 en in inaugurele oratie Barthiaanse existentie-filosofie contra gereformeerde geloofsgehoor-theologie plaatste hij de perspicuitas (klaarblijkelijkheid) van de Schrift tegenover de paradox van Barth. Sterk beïnvloed door de filosoof Søren Kierkegaard stelde Barth dat de geloofswaarheden schijnbaar tegenredelijk waren en dat Gods openbaring a-historisch was. Met beroep op Calvijn benadrukte Schilder het klaarblijkelijke en historische karakter van de opbaring: God paste zich aan de mensen aan (accommodatie) en ging in de geschiedenis een weg met zijn volk.
De vrijgemaakte theoloog die zich het meest met Barth bezighield was Cornelis Trimp (1926-). Aan hem besteed Barkema dan ook de meeste aandacht. In 1945 hield Trimp als student een dispuutlezing over Barth, in 1954 polemiseerde hij (via kritiek op de theoloog J.G. Woelderink) tegen Barth in Tot een levende troost Zijns volk en in 1961 promoveerde hij op het proefschrift Om de oeconomie van het welbehagen. Een analyse van de idee der ‘Heilsgeschichte’ in de ‘Kirchliche Dogmatik’ van Karl Barth. Trimp liet zich volgens Barkema in zijn visie op Barth sterk leiden door zijn leermeester Schilder en de traditie van de Afscheiding: tot en met het proefschrift bleef hij de Zwitserse theoloog fel bestrijden met beroep op de klaarblijkelijkheid van de bijbel.
Waar in de jaren twintig en dertig de kritiek op Barth door vele neocalvinisten werd gedeeld, was deze in de jaren vijftig en zestig verstomd. De synodaal-gereformeerde theoloog G.C. Berkouwer (1903-1996) schreef in 1954 het waarderende boek De triomf der genade in de theologie van Karl Barth, waarmee hij een streep zette door zijn polemiek van twintig jaar eerder. De vrijgemaakten zetten hun strijd in hun eentje voort, zoals ze dat deden op vele terreinen van het leven. Volgens Barkema ging het Trimp niet om de grens tussen de ene en de andere opvatting, maar om het verschil tussen waarheid en leugen. Het radicale “alles-of-niets”-denken van Schilder beheerste dus ook de theologie van Trimp.
Maar waarom waren de vrijgemaakten eigenlijk zo kritisch over Barth? De vrijgemaakten vertrouwden op de vaste beloften van Gods onfeilbare Woord. Wie aan deze fundamenten rammelde bracht de vaste burcht in gevaar, en moest daarom op nietsontziende wijze worden bestreden. Hoewel Barth na de Tweede Wereldoorlog zich een stuk voorzichtiger uitdrukte als in het interbellum en daarom op de instemmende sympathie van Berkouwer kon rekenen, blijven de vrijgemaakten de oude strijd strijden.
Omdat de burcht de afgelopen vijftien jaar behoorlijk verbouwd is en het bolwerkdenken van weleer minder sterk is, wordt Barth in vrijgemaakte kring vandaag de dag onbevangener benaderd. De scriptie van Barkema blikt kritisch terug op die tijd van antithetisch en polemisch theologiseren en is daarom een pleidooi voor een meer onbevangen en wetenschappelijke benadering van de theologie, en tevens een stimulans voor historisch onderzoek naar de vrijgemaakte theologische traditie. Welke rol speelden de polemiek en het dogma van de klaarblijkelijkheid bijvoorbeeld in de andere theologische vakken?
Tenslotte markeren het boek van Barkema en de begin dit jaar ook bij de Vuurbaak verschenen bundel Vrijgemaakte vreemdelingen van Mees te Velde en Hans Werkman een nieuwe fase in de vrijgemaakte geschiedschrijving, een wetenschappelijke fase die niet apologetisch is maar ook niet als doel heeft met het verleden af te rekenen. Omdat de vrijgemaakte zuil niet meer in de oude vorm bestaat en de ware-kerk-gedachte is losgelaten, is het vrijgemaakte verleden echt geschiedenis geworden en kan het als zodanig bestudeerd worden. Historische kennis wordt pas achteraf verkregen volgens de Duitse filosoof G.W.f. Hegel, die zei dat de uil van Minerva pas in de avondschemering aan zijn vlucht begint.
Ewout Klei
4 opmerkingen:
Dit stuk had ik wel gelezen, maar ik kreeg onder het lezen niet het idee dat dit van jou was. (ik merk het toch meestal wel)
Tis inderdaad een ietwat ander onderwerp. Maar ik kan ook theologiseren.
Het gaat niet om het onderwerp, maar meestal merk ik het aan je woordgebruik en je 'verborgen' meningen/grapjes
Daar was het onderwerp te serieus voor. Ik wilde vooral laten zien dat ik ook een beetje kaas van theologie had gegeten. En aan het einde maakte ik een grapje (helaas niet door iedereen begrepen) over Hegel en de Uil van Minerva.
Een reactie posten