vrijdag, juni 24, 2011

Paarse wang

L.S.,

Toen ik vanmiddag op terugreis was naar Kampen, na een afspraak in Amsterdam, werd ik gebeld door een journalist van het Nederlands Dagblad. Het zal ongetwijfeld leiding van boven geweest zijn, dat de telefoon net rinkelde toen de trein door de Veluwe reed. Deze journalist wilde heel graag van mij weten wat ik gisteren had besproken in Utrecht. Op twitter had ik namelijk geschreven dat in Utrecht de eerste bijeenkomst van de Paarse wang plaatsvinden zou, het D66-platform voor levensbeschouwing en secularisme in oprichting.

Omdat lezers van het Nederlands Dagblad nou niet bepaald de doelgroep van D66 vormen (Bart-Jan Spruyt noemde het ND ooit eens de ChristenUnie-bode, Spruyt is conservatief maar heeft soms wel gelijk) was ik terughoudend in het openbaren van mijn boodschap. Overigens hebben we nog geen hele concrete plannen laat staan gedachten op papier staan, dus ook aan journalisten van kranten die wat meer met D66 hebben zou ik niet zoveel verteld hebben.

De reden dat ik nu toch wat over het platform blog, is dat het platform (in een iets andere vorm) al bestond, compleet met een voorzitter, secretaris en penningmeester. In september vorig jaar is er een D66-platform voor religie en levensbeschouwing opgericht. Dit platform stond echter niet ingeschreven bij het landelijk bureau, vandaar dat Thijs Kleinpaste en ik in de veronderstelling verkeerden dat er nog geen levensbeschouwing-achtig platform was. We waren op zoek naar iets, dat al bestond, ook al konden we het niet zien. Spiritueler kan bijna niet. Prachtig.

Over het hoe en wat is nog niet alles duidelijk, maar we weten wel dat de bezoekers van de bijeenkomst van gisteren, die aanvankelijk in de veronderstelling verkeerden te komen op de oprichtingsvergadering van de Paarse wang, zich nu het Hagenouw Beraad noemen. Dit beraad organiseert op woensdag 7 september 2011 (deo volente uiteraard) een boeiende bijeenkomst. Maar of deze bijeenkomst een congres, conferentie, concilie, symposium, synode of nationaal appel zal heten, daarover hebben we nog geen knoop doorgehakt.

Met hemelse groet,

Ewout Klei

dinsdag, juni 21, 2011

Remco´s recensie van ´Klein maar krachtig´

Onderstaande recensie, geschreven door Remco van Mulligen verscheen een kleine maand geleden op Opunie en op Irenaeus. Ik was vergeten dit verhaal op mijn blog te zetten.


‘Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek’


25 mei 2011
Remco van Mulligen





Vrijgemaakten lijken op Joden. Ze zijn er sterk op gericht hun eigenheid te bewaren, ze hebben onnavolgbaar intern jargon en zijn relatief succesvol in het zichzelf organiseren zonder te vervallen tot wereldmijding. Wie er van buitenaf naar kijkt, fronst soms de wenkbrauwen. Wie het vrijgemaakte geloof deelt, maar niet gepokt en gemazeld is in de cultuur van deze gereformeerde substroming, zal er nooit helemaal bij horen.

Wie ‘Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek’ leest weet het: deze geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) is door een vrijgemaakte geschreven. Dat zeg ik niet om dit proefschrift weg te zetten als een partijdig werkje ‘van binnenuit’, want dat is het allerminst. De auteur, historicus Ewout Klei, beschikt over de professionaliteit om met wetenschappelijke distantie tot een uitstekend eindproduct te komen. Vanochtend is hij in Kampen gepromoveerd op deze dissertatie.

Het is duidelijk dat een partij met zo’n sterke verbinding aan één kerkje, dat er ook nog eens een geheel eigen cultuur op nahoudt, alleen tot in de finesses doorvoeld kan worden door iemand die daar middenin zit. Gereformeerden zijn voor buitenstaanders sowieso al lastig aan te voelen – dat wees de kritiek op Jeroen Kochs biografie van Abraham Kuyper enkele jaren geleden al uit. Waarschijnlijk had Maarten ’t Hart, was hij historicus geweest, een betere biografie geschreven van deze gereformeerde heilige. De vrijgemaakten zijn in dit opzicht gereformeerd in het kwadraat.

Klein, maar ook krachtig?

Klei benadert het GPV (opgericht in 1948 en in 2003 formeel opgelost in de ChristenUnie) vanuit drie invalshoeken: de partijcultuur, de politieke relevantie en de ruimte die de partij kreeg van de meerderheid om haar afwijkende standpunt te verkondigen. Op dat eerste vlak is het GPV gedurende haar hele bestaan een vrijwel exclusief vrijgemaakte partij geweest en daarmee inderdaad ‘uniek’. Bij geen enkele andere partij in Nederland waren de banden met een specifiek kerkgenootschap zo hecht. Het moest een partij van zuiver vrijgemaakten zijn en dan deden de standpunten er verder minder toe. Pas in 1966 kreeg het GPV een politiek programma.

Vanaf de jaren zeventig kreeg het GPV een meer politieke, zakelijke instelling, met bereidheid tot compromissen. Geen getuigenispartij meer, zoals onder Pieter Jongeling (1963 tot 1977). Dit werd in de jaren negentig gevolgd door een heel voorzichtig loslaten van de kerkelijke exclusiviteit, wat de opmaat vormde tot de vorming van de ChristenUnie en het ‘opgaan’ van de vrijgemaakte zuil in een bredere orthodox-protestantse beweging. In zijn duiding van de cultuur van deze curiositeit in de Nederlandse parlementaire geschiedenis is Klei zeer sterk: het GPV komt in al zijn charme, excentriciteit en weerbarstigheid goed tot zijn recht.

Bij het tweede punt, dat van de politieke relevantie van het GPV, heb ik wat kritische vragen. Jongeling was een ‘BN-er’ in de jaren zestig, absoluut. De oprechte, gevoelige, eerlijke politicus was een verademing naast de steile SGP-ers en krankzinnige Boerenpartij. Maar Kleis conclusie dat Jongeling het ‘geweten’ van zowel de ARP als de CHU was, vind ik teveel eer. Datzelfde geldt voor wat wel als belangrijkste wapenfeit van het GPV wordt aangevoerd: in 1980 voorkwamen drie SGP-ers en de ene GPV-er dat een motie van wantrouwen tegen het eerste kabinet-Van Agt werd aangenomen. Vervolgens was er vele jaren sprake van een mogelijke ‘Staphorster variant’, een regeringcoalitie waar de kleine christelijke partijen aan mee zouden doen. Iets wat Klei terecht afdoet als wishful thinking.

Het GPV had daarnaast relevantie als ‘staatsrechtelijk geweten’. Zowel Jongeling als Gert Schutte richtten zich op het functioneren van ons democratisch bestel en ons parlement, wellicht omdat orthodoxe protestanten sowieso al sterk bezig waren met de verhouding tussen kerk, staat en maatschappij en de (vermeende) tegenstelling tussen theocratie en democratie. Schutte verdiende respect omdat hij wetsvoorstellen corrigeerde, zelfs als hij het met die voorstellen oneens was. Dat dit als sterk punt van het GPV wordt aangehaald is dodelijk: aangezien ze totaal kansloos waren in het verwezenlijken van hun onderscheidende speerpunten, richtten ze zich op het verbeteren van foutjes uit andermans plannen. Ik vrees dat het daar inderdaad bij gebleven is.

Klei probeert het nog iets te laten lijken door te spreken van “invloed” in plaats van “macht”. Hij maakt echter het verschil tussen die twee termen niet tastbaar genoeg. Het is vooral een verschil in gevoel. “Macht”, dat is iets groots, dat past gevoelsmatig niet bij het kleine GPV. “Invloed” klinkt iets bescheidener. Maar als je naar definities zoekt, dan vind je bij macht: invloed; en bij invloed: macht. Als je zorgt dat een kabinet blijft zitten, als je zorgt dat wetsvoorstellen kwalitatief verbeteren, dan heb je een piepklein beetje macht, en dat klinkt dan positiever als je het “invloed” noemt. Het doet denken aan een voetbalcommentator die, als het Nederlands elftal een heel klein kansje krijgt, enthousiast roept “nou, dat was toch wel een mogelijkheid!”

Tot slot kunnen we kort zijn over de ruimte die het GPV als kleine partij kreeg: die ruimte was er uiteraard gewoon, conform de spelregels van onze democratie. Maar verder kon het GPV hoog of laag springen: er werd niet naar de partij geluisterd, simpelweg omdat haar kernvisie niet gedeeld werd door de overgrote meerderheid. Het GPV stelde zich zakelijk op, maar boekte net zo weinig succes als de veel principiëlere RPF en SGP. Klei schetst het GPV als een ijdele partij, die bezig was met haar imago en steeds vaker haar christelijke drijfveer ging verzwijgen om serieus genomen te worden.

Hier contrasteert Klei het GPV met haar latere fusiepartner, de veel jongere RPF. Probleem is dat Klei zich voor zijn beeld van die partij baseert op berichtgeving in de media (logisch, want mijn eigen proefschrift laat nog even op zich wachten), die vooral aandacht hadden voor de RPF als circusact. Daar leende het GPV zich inderdaad minder voor. RPF-leider Meindert Leerling was directer, had weinig charisma en wijdde soms een paar krachtige zinnen in zijn betoog aan zijn christelijke motivatie. Dat was wat de media oppikten – en Klei nu ook. Hij beziet het GPV echter van binnenuit en niet alleen door de bril van ’s lands grote kranten en tijdschriften. Het GPV-archief zal het mediabeeld van de RPF ongetwijfeld bevestigen, aangezien de twee elkaars concurrenten waren, en het GPV er dus baat bij had om het negatieve imago van de RPF in stand te houden. Laat Klei zijn beeld van de RPF niet te zeer bepalen door wat het GPV strategisch verkondigde?

De ‘kwestie’-Klei

Er is wat afgeroddeld in de vrijgemaakte wereld, de laatste vijf jaar. Behalve een goed historicus is Klei namelijk ook ‘omstreden’. Zo omstreden zelfs, dat ik ooit het advies kreeg om me in mijn eigen onderzoek niet te baseren op Kleis (nog niet verschenen!) proefschrift. Mensen die nog geen letter van dit proefschrift hadden gelezen, wisten toch al zeker dat het geen goed werk kan zijn.

Klei promoveert aan een universiteit die zuivere wetenschapsbeoefening niet op de eerste plaats stelt: de Theologische Universiteit van de vrijgemaakten in Kampen. Een historicus als Klei, die actief is voor D66 en zich publiekelijk regelmatig kritisch uit over de gereformeerde orthodoxie, wordt daar in deze kring geheid op aangevallen. Vrijgemaakte kerkenraden gaan dan boze brieven schrijven, die door zo’n universiteit nog serieus genomen worden ook. Op dat moment laat je als universiteit toe dat andere argumenten dan de wetenschappelijkheid van een proefschrift, de boventoon gaan voeren. En dan ontstaat er een ‘kwestie’, waarvan vooral historicus Klei het slachtoffer is.

Het beeld is: de gereformeerden hebben Maarten ’t Hart, de vrijgemaakten hebben Ewout Klei. In hun manier van denken, hun cultuur en hun humor zijn ze onlosmakelijk verbonden met hun oude kerkelijke achtergrond, maar beide hebben ze een eigen weg gekozen. Klei overigens binnen zijn eigen kerk. Men mag het vervelend vinden dat hij de evidente link legt tussen het nationalisme op de Nationale Appèls van het GPV in de jaren zestig en zeventig enerzijds, en het fascistisch vertoon van voor de Tweede Wereldoorlog anderzijds. Of dat hij niet probeert te verbloemen dat de partij tot diep in de jaren tachtig het Zuidafrikaanse apartheidssysteem steunde. Juist omdat Klei zijn kerk trouw is gebleven en ook overduidelijk laat zien affiniteit te hebben met het GPV, zijn de reacties op hem zo heftig en persoonlijk. Men lijkt zich verraden te voelen doordat Klei niet alleen middenin de vrijgemaakte cultuur staat, maar ook met ‘hartiaanse’ humor, ironie en sarcasme kan spreken over dit wereldje.

Met dit proefschrift verklaart hij al die kerkstrijdje-spelende brievenschrijvers irrelevant. Wat hier ligt is namelijk een product dat volledig aan de wetenschappelijke eisen voldoet, zowel qua grondigheid als qua volledigheid en distantie. Het boek is niet het pamflet geworden dat velen vreesden, integendeel. Klei laat zien dat hij zijn persoonlijke overtuigingen, die nogal eens haaks staan op die van de gereformeerde subcultuur, goed kan scheiden van zijn beroepsethiek als historicus. Kortom, hier ligt een professioneel product dat vermoedelijk nog wel een tijdlang ‘standaardwerk’ zal zijn op het gebied van het Nederlandse orthodox-protestantisme.

Ewout Klei, ‘Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek’. Een geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond, 1948-2003 (Amsterdam 2011). 464 blz. ISBN 978903513609.

zaterdag, juni 18, 2011

2 juli 2011 - Interview Andries Knevel met Ewout Klei

Op zaterdag 2 juli 2011 van 11:15 tot 12:00 wordt Ewout Klei door Andries Knevel geïnterviewd op Radio 5. Onderwerp is het boek 'Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek' waarop Ewout op 25 mei j.l. promoveerde. In dit boek beschrijft en analyseert Ewout de geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond.



Over dit boek:
Ewout Klei boek - Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek
Een geschiedenis van het gereformeerd politiek verbond, 1948-2003
Uitgeverij Bert Bakker/Prometheus, ISBN 9789035136090, prijs: € 29,95 incl.

Het Gereformeerd Politiek Verbond, dat in 2000 in de ChristenUnie opging, had twee kanten. Enerzijds was het gpv een degelijke partij die gerespecteerde parlementariërs voortbracht als Pieter Jongeling, Gert Schutte en Eimert van Middelkoop. Anderzijds vormde het gpv een besloten wereld, met een eigen jargon en torenhoge conflictstof. Ook was de partij zeer koningsgezind en nationalistisch en sympathiseerde ze tot in de jaren tachtig met de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika.Drie gezichtspunten staan in ‘Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek’ centraal: de partijcultuur, de politieke relevantie en de ruimte die het gpv van de democratische meerderheid kreeg om als marginale minderheid een afwijkend standpunt te mogen verkondigen.Alle hoogte- en dieptepunten uit de partijgeschiedenis passeren in dit boek de revue, zoals het optreden van Jongeling als ‘Bekende Nederlander’ in de jaren zestig, de mislukte poging van gpv-Kamerlid Bart Verbrugh om de komst van een kabinet-Den Uyl tegen te houden en Schuttes pleidooi voor een cda-vvd-gpv-regering.Het gpv was de belangrijkste organisatie van de vrijgemaakt-gereformeerde minizuil, die zich na 1944 had afgescheiden van de protestants-christelijke zuil. Toen tijdens de ‘revolutiestorm’ van de jaren zestig de grote zuilen omvielen, bleef de vaste burcht van het gpv overeind staan. Niettemin werd steeds duidelijker dat het gpv een achterhoedegevecht voerde. De partij streed _ net als de sgp en de rpf _ wanhopig tegen de afbraak van ‘christelijk Nederland’, maar moest machteloos toezien dat niet alleen abortus, maar ook euthanasie en het homohuwelijk werden gelegaliseerd.Ofschoon het gpv nooit meer dan twee zetels in het parlement had, was de kleine partij niettemin soms een kracht om rekening mee te houden. Zo overleefde het kabinet-Van Agt i in 1980 mede dankzij de gedoogsteun van het gpv een motie van wantrouwen.Kleine partijen geven kleur aan de Nederlandse democratie. Die van het gpv was oranje


Over de auteur:
Ewout Klei (1981) is historicus en heeft zich gespecialiseerd in de politieke geschiedenis. In 2005 won hij voor zijn doctoraalscriptie over de achttiende-eeuwse politicus Joan Derk van der Capellen tot den Pol de Radix Scriptieprijs


Recensies:
"De geschiedschrijving van een politieke partij kan droge kost zijn. Het is een verdienste van Klei dat hij van de geschiedenis van het GPV een zeer leesbaar verslag geeft. (...) Rare jongens, die GPV-ers, moet de lezer zo nu en dan wel denken."
Voormalig ChristenUnie-leider Kars Veling, Nederlands Dagblad

"Het boek is niet het pamflet geworden dat velen vreesden, integendeel. Klei laat zien dat hij zijn persoonlijke overtuigingen, die nogal eens haaks staan op die van de gereformeerde subcultuur, goed kan scheiden van zijn beroepsethiek als historicus."
Historicus Remco van Mulligen, Opunie

"Fascinerend"
EO-coryfee Andries Knevel, Twitter

"Een levendige studie over een bijzondere partij"
Gerry van der List, Elsevier

"Hilarische beschrijving van de grootheidswaanzin van de Vrijgemaakten"
Politicoloog en GroenLinks-lid Simon Otjes, Twitter

"Ewout Klei beschrijft die bonte, soms schoksgewijs verlopen geschiedenis van het GPV nuchter, feitelijk, afstandelijk, soms een tikkeltje raillerend. Het afscheid van de laatste mannenbroeders levert onder zijn handen een boeiend relaas op."
"Een relaas dat aanzet tot bescheidenheid, misschien zelfs deemoedigheid (...) een van de boeken die de ChristenUnie niet mag overslaan bij het nadenken over een nieuw 'christelijk profiel'."
Jan Schinkelshoek, oud-Kamerlid van het CDA, Christen Democratische Verkenningen

"vlot te lezen boek"
Herman Amelink, NRC Handelsblad

Recensie A. Kadijk (in plaatselijk CU- of kerkblad)

Boekbespreking Dr. Ewout Klei, “Klein maar krachtig, dat maakt uniek”

Een geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond, 1948-2003 Diss.TU Kampen, mei 2011

Dr. Ewout Klei beschrijft op een heldere manier, vakbekwaam, de geschiedenis van het GPV. Hij kiest voor de chronologische volgorde; van zes perioden deelt hij elke periode in naar drie thema’s: de kerk en de partijcultuur, de ruimte voor de partij en de politieke relevantie van het GPV. Alle hoogte- en dieptepunten, uit de partijgeschiedenis van het GPV, passeren de revue.

Wie vanaf 1945 intensief, maar van de buitenkant, heeft kunnen meeleven met wat er zich heeft afgespeeld in de GKv, herkent veel namen en zaken. Toch is het voor mij heel waardevol om allerlei gebeurtenissen in samenhang en tot in detail beoordeeld te zien. Dat geldt in het bijzonder voor de rollen van Verbrugh, Jongeling, Kamphuis, Schutte en Van Middelkoop. Maar ook voor de talloze conflicten in het GPV, waarover door Ewout Klei veel meer licht wordt verspreid.

Voor mijn gevoel bekijkt Ewout Klei het GPV als een buitenstaander, die vanaf de tribune, verbaasd, de spelers observeert. De waarheidsvraag mis ik enigszins. Het begrip “in de crisis brengen” is daarvoor interessant. Mijns inziens onderscheidt Ewout Klei onvoldoende of de dader, die in de crisis
brengt, wil breken of juist heilzaam bezig is. Uiteraard is dat een normatieve zaak. Bijvoorbeeld: de kerkelijke breuk omstreeks 1968-1970 wordt getypeerd als “buiten het verband geraakt”, in plaats van buiten het verband gezet, via het wegroepingskerkrecht (144). Een tweede voorbeeld: Dr. Roel Kuiper wilde een orthodox christelijke beweging in plaats van uitsluitend een GKv-organisatie (286). Dat geldt echter ook voor de breuk in het NEV (1972), zie doelstelling van het NEV. En eveneens voor de Open Brief van 1966. Bovendien, bij christelijk-orthodox behoren eveneens bijbels gezind SGP en CDA. Niet om meer macht, maar uit overtuiging (Joh.17). Samen in de naam van Jezus (259)

Nog twee illustraties van de uitgangspunten van dr. Ewout Klei.
Verbrugh en Leerling krijgen weinig waardering; mede omdat hun idealen en werkwijze niet stroken met die van de auteur. Ook dat het GPV is verzakelijkt wordt door hem nogal positief beoordeeld. Interessant is de “constatering” van Ewout Klei dat het GPV naar binnen veel strenger is geweest dan naar buiten. Jongeling staat daarvoor model, maar ook Schutte.

Is het GPV veranderd? Vanaf 1990 zeer zeker (290). Maar het valt op dat de top van het GPV zulks in 1990 ontkent; evenals de Christen Unie nu ontkent dat de partij na 2007 is veranderd.

Afrondend: Het proefschrift van dr. Ewout Klei, over de geschiedenis van het GPV, heeft mij uitermate geboeid.

Dronten, juni 2011

zondag, juni 12, 2011

SGP is allang geen poldertaliban meer

http://www.trouw.nl/tr/nl/4500/Politiek/article/detail/2444374/2011/06/12/SGP-is-allang-geen-poldertaliban-meer.dhtml

Manipulatieve verontwaardiging

Manipulatieve verontwaardiging

http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/manipulatieve_verontwaardiging/

Door: Ewout Klei

In mijn studententijd besloot ik om mij aan te melden bij de mensenrechtenorganisatie Amnesty International. Ik was in die tijd lid van een orthodox-christelijke studentenvereniging. Hoewel mijn keuze voor Amnesty niet werd veroordeeld, was die allerminst vanzelfsprekend. Als christen moest je in de eerste plaats christelijke organisaties steunen. Je stemde ChristenUnie en las het Nederlands Dagblad (dé krant). Daarnaast hielp je kinderen in de Derde Wereld niet via een neutrale organisatie als Plan Nederland of SOS Kinderdorpen, maar via de christelijke organisatie Redt een Kind. Gewetensvervolgden hoorde je eigenlijk niet via Amnesty te steunen, maar via Open Doors.
Van deze vorm van verzuilingsdenken heb ik mij met moeite vrijgemaakt. Ik heb besloten om uit principe alleen neutrale organisaties te steunen. Christelijke organisaties kunnen soms best goed werk doen. Voor Redt een Kind bijvoorbeeld heb ik veel waardering. Ik snap echter hun noodzaak niet zo goed. Waarom moet er per se een aparte christelijke organisatie worden opgericht, als een neutrale organisatie hetzelfde werk doet? Daarnaast zijn sommige christelijke organisaties nogal beperkt in hun doelstellingen en zetten ze zich alleen/voornamelijk in voor christenen. De tot de SGP-zuil behorende hulporganisatie Woord & Daad heeft bijvoorbeeld niet voor niets Galaten 6:10 als motto: “Zo dan, terwijl wij tijd hebben, laat ons goed doen aan allen, maar meest aan de huisgenoten des geloofs.”
Met de mensenrechten is het niet veel anders. Amnesty International zet zich in voor de universele mensenrechten en is politiek gezien neutraal. De organisatie is net zo kritisch op de Verenigde Staten als dit land de mensenrechten weer eens schendt, als op een land als Iran of Wit-Rusland. Open Doors daarentegen komt alleen voor christenen en is politiek gezien partijdig. Het opkomen voor christenen gaat daarnaast gepaard met kritiek op niet-christelijke levensbeschouwingen.
Ten tijde van de Koude Oorlog steunde Open Doors voornamelijk christenen aan de andere kant van het IJzeren Gordijn, die een heleboel illegale Bijbels kregen via de omgebouwde Volkswagen Kever van ‘God’s own smuggler’ Anne van der Bijl. De beste man doet zijn naam trouwens eer aan en heeft een hele bijlenverzameling thuis (http://www.cvnieuws.nl/achtergrond/3984.html). Ofschoon natuurlijk niet in de eerste plaats, was Open Doors in deze tijd een uitgesproken anticommunistische organisatie. De organisatie stond weliswaar kritisch tegenover de apartheid in Zuid-Afrika, in tegenstelling tot de kleine orthodox-christelijke partijen GPV en SGP, maar vond het goddeloze communisme niettemin toch veel erger.
Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 heeft Open Doors de aandacht vooral verlegd naar het Midden-Oosten en de weinige christenen aldaar. Dit past heel erg bij de verschuivende tegenstellingen in de wereldpolitiek, waar de islam in de ogen van velen de rol van het communisme heeft overgenomen als grootste dreiging. Elk jaar maakt Open Doors een top-50 van landen die christenen vervolgen. Het communistische Noord-Korea staat al jaren eenzaam op nummer één, maar de nummers twee tot en met negen zijn allemaal islamitische landen. In tegenstelling tot Amnesty baseert Open Doors het oordeel niet alleen op feiten, maar ook op geruchten. Daarnaast produceert Open Doors propagandafilms en –boeken voor de geld gevende ortohodox-protestantse achterban, waarin de islam heel eenzijdig wordt geportretteerd (zie bijvoorbeeld http://www.opendoors.nl/webwinkel/dvd/behind_the_sun/ , http://test.urk.nu/site/index.php?option=com_content&view=article&id=406:open-doors-film-sterker-dan-striemen&Itemid=371 en http://www.opendoors.nl/webwinkel/boeken/boek-geheime-gelovigen/).
Hoewel elke christen (en natuurlijk elk ander mens) die vervolgd wordt vanwege zijn overtuiging er natuurlijk één te veel is, vind ik de eenzijdige wijze waarop Open Doors te werk gaat bedenkelijk. Anderen, die primair in politiek geïnteresseerd, grijpen de onderzoeken van Open Doors met beide handen aan om een bepaald statement te maken. De PVV stelt bijvoorbeeld regelmatig Kamervragen over christenvervolging in moslimlanden (http://ikregeer.nl/documenten/kv-tk-2011Z00031), niet zozeer omdat de PVV zo ontzettend begaan is met het lot van de christenen aldaar, maar omdat de daders moslimfundamentalisten zijn die zwartgemaakt moeten worden.
Ook de conservatieve columniste en SGP-fangirl Amanda Kluveld ziet het fenomeen christenvervolging als een stok om de islam mee te slaan. Toen ik haar in een kritisch artikel op Joop.nl over de SGP hierop wees (http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_sgp_is_geen_poldertaliban/) , schreef ze meteen een hele felle column tegen christenvervolging, die op vrijdag 10 juni in de Volkskrant verscheen (http://opinie.volkskrant.nl/artikel/show/id/8692/Iedere_vijf_minuten_sterft_een_christen_vanwege_zijn_geloof).
Opvallend was dat Kluveld in haar artikel opeens wel de christenen noemde die in Noord-Korea werden vervolgd, hoewel ze hier in eerdere columns nooit op was ingegaan. Mijn Joop-column waarin ik Kluveld beschuldigde van selectieve verontwaardiging, namelijk dat ze zich alleen maar druk maakte om christenvervolging in moslimlanden, had effect gehad. Niettemin schreef ze over Noord-Korea in abstracte bewoordingen en getallen, terwijl ze voor de christenvervolging in islamitische landen in hele beeldende en concrete taal gebruikte. Hier was sprake van een retorische truc. Het feit dat er in de Tweede Wereldoorlog zes miljoen mensen zijn vermoord is erg, maar het doet je pas echt wat als je het dagboek van Anne Frank leest, de film Schindler’s List ziet of foto’s van Holocaustslachtoffers ziet in hun normale doen, namelijk toen ze nog een normaal leven hadden. Van persoonlijke verhalen en persoonlijk leed trekken wij ons veel meer aan, dan van abstract leed. Kluveld begrijpt dit goed en vraagt terecht aandacht voor het leed dat sommige christenen in islamitische landen overkomt, maar de manier waarop ze dit doet vind ik behalve zeer selectief ook manipulatief. Christenen zijn bij Kluveld altijd slachtoffer, en moslims altijd dader. Zal Kluveld ook opkomen voor sjiitische moslims die in landen als Pakistan en Saoedi-Arabië worden onderdrukt en voor de soennieten die in Iran worden gediscrimineerd? Heeft ze ook oog voor de in Israël woonachtige Arabieren, die daar als tweederangs burgers worden behandeld, of voor de Palestijnen die sinds 1948 van huis en haard verdreven zijn? Ik vraag het mij af. Haar manicheïstische wereldbeeld laat zulke nuances wellicht niet toe.
Mensenrechten zijn universeel, niet particulier. Natuurlijk mogen mensen zich inzetten voor specifieke bevolkingsgroepen die worden vervolgd dan wel achtergesteld, zoals christenen (in sommige landen), moslims (vaak in diezelfde landen), homoseksuelen, vrouwen, gehandicapten, zigeuners, joden, etc. Sommige groepen hebben die extra aandacht namelijk hard nodig. Met een beetje selectieve verontwaardiging is daarom niets mis. Manipulatieve verontwaardiging, verontwaardiging met als doel om een andere groep zwart te maken, helpt groepen die misschien onze extra aandacht verdienen echter geen steek verder. Suggestieve films en boeken van Open Doors, suggestieve Kamervragen van de PVV en suggestieve columns van Kluveld werken eerder contraproductief.

zondag, juni 05, 2011

De SGP is geen poldertaliban



http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_sgp_is_geen_poldertaliban/

Door: Ewout Klei

Na de Eerste Kamerverkiezingen van maandag 23 mei heeft de SGP een sleutelpositie in de senaat gekregen. De reacties hierop waren voorspelbaar. De progressieve partijen – D66 voorop – bekritiseerden fel de VVD omdat deze partij haar liberale principes zou hebben laten varen en zich, behalve door de PVV, nu ook liet gijzelen door een andere a-democratische partij. De SGP probeerde de terechte vraagtekens die progressieve partijen stelden te bagatelliseren, door grappen te maken over de poldertaliban en bij het D66-congres oranjebitter uit te delen. De boodschap: wij van de SGP zijn geen gevaarlijke fundamentalisten, maar horen helemaal bij Nederland. Bij een deel van de VVD komt deze boodschap goed aan. VVD-coryfee Hans Wiegel benadrukte in zijn column in De Pers dat de SGP altijd een constructieve houding innam, en VVD-premier Mark Rutte zei eerder al dat de SGP een hele gezellige club mensen is.
Het is niet mijn bedoeling om in dit stuk aan te tonen dat liberale verworvenheden als euthanasie en het homohuwelijk dankzij de SGP nu toch op te tocht staan. Dat is namelijk geenszins het geval. De ChristenUnie heeft als coalitiepartner op het orthodox-christelijke vlak niets bereikt en de SGP zal ook niets positiefs binnenhalen als gedoogpartij. Hooguit wordt bepaalde wetgeving tijdelijk tegengehouden. Voor D66 is dat even zuur (of juist niet omdat D66 nu de niet meer liberale VVD heerlijk kan bekritiseren), maar op langere termijn valt het allemaal reuze mee. Wat ik in dit artikel wil betogen, is dat niet Nederland door de gedoogsteun van de SGP verandert, maar dat het de SGP is die een metamorfose ondergaat.
De SGP is in 1918 opgericht om de zogenoemde bevindelijk-gereformeerden van een stem te voorzien. Dankzij het evenredige kiesstelsel was het voor deze groep ultraorthodoxe protestanten mogelijk om in de Tweede Kamer te worden vertegenwoordigd. SGP-leider G.H. Kersten, die in 1922 in het parlement werd verkozen, waarschuwde in felle bewoordingen tegen het Roomse gevaar en speelde het orthodoxe geweten van de Antirevolutionaire Partij, één van de voorlopers van het CDA. Door de andere partijen werd de SGP niet serieus genomen. Als Kersten sprak, gingen de andere Kamerleden aan de koffie en stond de SGP-leider voor een lege zaal. De achterban van de SGP vond dit niet erg, want men was in de politiek zelf nauwelijks geïnteresseerd. Politiek bedrijven was in de eerste plaats getuigen vanaf de zijlijn.
Waar Kersten en zijn opvolger Pieter Zandt het spreekgestoelte in het parlement vooral beschouwden als preekstoel, waren hun opvolgers zakelijker en probeerden zij ook iets inhoudelijks toe te voegen. SGP-leider Bas van der Vlies was in het eerste decennium van het nieuwe millennium de nestor van de Tweede Kamer, iemand die ook buiten eigen kring gewaardeerd werd om zijn constructieve houding. Natuurlijk, de SGP-standpunten over theocratie, homoseksualiteit en vrouwenemancipatie werden maar zozo gevonden, maar dat nam niet weg dat Ria Beckers van GroenLinks Van der Vlies “een schatje met een hoog knuffelgehalte” noemde.
De SGP van nu heeft weinig meer van een knuffelbeer, behalve misschien van Lotso, de roze beer uit Toy Story 3 die anderen met zijn trauma’s en zwart-witte wereldbeeld wil opzadelen. De partij zit vol rechts ressentiment en een nieuwe generatie mondige en politiek zeer bewuste SGP’ers wil in tegenstelling tot de generatie van Van der Vlies niet in een hoekje kruipen of toch een beetje aardig gevonden worden, maar de strijd aangaan met de links, liberaal en islamitisch Nederland. De identiteit van de SGP is christelijk en conservatief. Het christelijke element was lange tijd dominant, maar nu krijgt het conservatieve element steeds meer de overhand. Men wil niet meer een orthodox-protestants splinterpartijtje zijn, maar een concentratiepunt vormen van een conservatieve tegenbeweging tegen de linkse jaren zestig en paarse jaren negentig. Nu Nederland als gevolg van de populistische Pim Fortuyn en de polariserende Geert Wilders enorm is verrechts, zien SGP’ers hun kans schoon.
Het vijandbeeld van de SGP is veranderd: tot ver in de jaren zestig was de grote vijand van de SGP Rome, nu zijn dat de politieke correctheid en de islam. Er kan nu ook worden samengewerkt met net iets andersdenkenden. Zo worden conservatieve katholieken tegenwoordig gezien als bondgenoten. Toen homoseksuele katholieken en PvdA-voorzitter Lilianne Ploumen protesteerden tegen het feit dat een conservatieve priester hun de hostie weigerde, sprong niet het CDA maar de SGP meteen voor deze priester in de bres. De godsdienstvrijheid zou door agressieve seculieren worden bedreigd. De SGP werkt echter zonder gewetenswroeging samen met de seculiere PVV, omdat deze partij zich alleen tegen de islam keert en niet tegen het christendom. Ook Volkskrant-columniste Amanda Kluveld doet het om die reden goed in SGP-kring. Vanwege haar felle aanvallen op de islam en haar inzet voor vervolgde christenen (die bij haar altijd in de islamitische wereld wonen, Kluveld komt nooit op voor christenen in Noord-Korea, China, Vietnam etc.) mag ze rekenen op staatkundig-gereformeerde sympathie. Een andere heldin van de SGP ten slotte is Mariska Orbán, hoofdredacteur van het orthodoxe Katholiek Nieuwsblad en onorthodox bestrijder van abortus provocatus. Het SGP-gezinde Reformatorisch Dagblad schrijft vol lof over Orbán, die eregast was op Refo500, het tien jaar lang durende festijn dat de Reformatie van 1517 aan het herdenken is.
De SGP is veranderd omdat de fronten volgens de partij zijn verschoven. De ChristenUnie, lange tijd de beste politieke vriend van de SGP, werd tijdens de Eerste Kamerverkiezingen van maandag 23 mei onbarmhartig gedumpt. De SGP had liever een sleutelpositie in de senaat, dan dat de kleine christelijke partijen er een zeteltje bij kregen. De ChristenUnie is bovendien in de ogen van SGP’ers veel te links, het feit dat de ChristenUnie nu een rukje naar rechts maakt doet daar niets aan af. De nieuwe natuurlijke bondgenoot van de SGP is de PVV. Cees van der Staaij, die Bas van der Vlies in 2010 opvolgde als partijleider, was de eerste politicus die Geert Wilders openlijk zijn steun aanbood voor een nieuw te vormen kabinet. De SGP wilde meteen een VVD-PVV-CDA-kabinet, terwijl het CDA hier erg over liep te twijfelen en Mark Rutte ook paars plus wilde uitproberen.
De SGP is zich zeer bewust van haar nieuwe positie in het politieke spel. De SGP van vroeger was defensief, de SGP van nu is veel offensiever. Vooral bij de SGP-jongeren merk je de cultuuromslag. Zij zijn mondig, politiek zeer bewust en maken gebruik van sociale media (blogs, Twitter) om hun mening te uiten en eigen virtuele gemeenschappen te vormen. De communities zijn soms alleen gericht op de eigen zuil zoals Refoweb (http://www.reforweb.nl), maar er bestaan ook bredere gemeenschappen als de Dutch Teaparty (http://dutchteaparty.wordpress.com/), BitterLemon (inmiddels ter ziele) en Politant (http://www.politant.nl). Maar naast virtuele communities ontstaan er ook echte. SGP’er Wilco Boender, bekend onder zijn bloggerpseudoniem ConservatiefForever (http://conservatiefforever.blogspot.com), is één van de oprichters van het Conservatief Café (samen met CDJA’er Rutger Schimmel en voormalig HP-journalist Frank Verhoef) en is daarnaast betrokken bij het Conservatief Christelijk Beraad.
Binnen de nieuwe conservatieve gemeenschappen zijn de SGP’ers overigens wel de meest fatsoenlijke mensen. Het zijn de vrienden van de SGP die voor de ketelmuziek zorgen. Kluveld roept met haar columns wekelijks woedende reacties op, Orbán schopte stennis met haar open brief aan VVD-Kamerlid Jeanine Hennis, en Schimmel werd virtueel aan de schandpaal genageld na zijn tweet: “Daarbij is een ieder die schrijft voor Joop de Nederlandse zuurstof niet waard.” Wellicht is de SGP-cultuur van isolationisme hier debet aan: hoewel ze mondiger zijn dan vroeger, hebben SGP’ers nog steeds een zekere vrees voor de buitenwereld en zijn ze daarom voorzichtiger dan hun conservatieve vrienden.
De SGP is geen poldertaliban. SGP-jongeren delen oranjebitter uit om D66’ers te pesten, in plaats van dat ze een bomgordel omdoen of in navolging van de Bijbelse richter Simson twee zuilen omver duwen, zodat het hele gebouw instort en alle vijanden worden verpletterd. SGP’ers zijn in de eerste plaats conservatieven, geen fundamentalisten. De voorheen nogal a-politieke SGP heeft een metamorfose ondergaan als gevolg van veranderingen in de Nederlandse samenleving, de opkomst van de islam en de verrechtsing, en als gevolg van veranderingen in eigen kring, vooral het internetgebruik. Van een op isolement gerichte getuigenispartij aan de zijlijn is de SGP een pijler van de rechtse kerk in aanbouw geworden, die in de (nieuwe) media en politiek het stokje van de wankelende linkse kerk poogt over te nemen.