dinsdag, januari 29, 2008

Behoedzaam, degelijk en een tikkeltje saai

Door: Ewout Klei

Deze recensie stond in het Katern van vrijdag 25 januari 2008.

Johan den Hertog, Cort van der Linden (1846-1935). Minister-president in oorlogstijd. 901 p. Boom, Amsterdam. 49,50 euro. ISBN 9789085065203

Pieter Wilhelm Adrianus Cort van der Linden was van 1913 tot 1918 minister-president van Nederland. In maart 2002 verkozen leden van de Eerste en Tweede Kamer hem in een enquête van het Historisch Nieuwsblad tot de beste minister-president van Nederland van de twintigste eeuw. Hij wist ons land buiten de Eerste Wereldoorlog te houden en slaagde er bovendien in om de pacificatie tot stand te brengen: in ruil voor de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs gingen de confessionelen akkoord met de hervorming van het Nederlandse kiesstelsel, waardoor het algemeen mannenkiesrecht en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging werden ingevoerd en de mogelijkheid voor het vrouwenkiesrecht werd opengelaten. Cort van der Linden was dus een belangrijk Nederlands staatsman, die een biografie absoluut verdient.
Na het doorworstelen van 901 pagina’s ben ik echter wat minder enthousiast. Biograaf Johan den Hertog, die in november 2007 op de liberale staatsman promoveerde, heeft vanuit wetenschappelijk oogpunt goed werk afgeleverd, maar zijn boek is té lang, té uitvoerig en té weinig een echte biografie. De mens achter de staatsman is bijna onzichtbaar, omdat Den Hertog alle aandacht richt op de politieke werkzaamheden van de minister-president in oorlogstijd. Op deze keuze valt op wetenschappelijke gronden overigens weinig af te dingen, maar het boek is hierdoor niet altijd even leesbaar. De ook zeer uitgebreid beschreven context zit de lopende tekst soms een beetje in de weg.
Een reden voor de keus van Den Hartog om niet al te biografisch bezig te zijn is misschien het gebrek aan kleur van Cort van der Linden zelf. In tegenstelling tot partijman en populist Abraham Kuyper, van 1901 tot 1905 minister-president van Nederland, was Cort van der Linden een partijloze pacificator. Kuyper riep grote irritatie op bij vriend en vijand en was betrokken bij vele schandalen, Cort van der Linden daarentegen bleef altijd correct, redeneerde zeer juridisch en formeel en was uit op het compromis. De biografie van Jeroen Koch over Kuyper was gewaagd omstreden, de studie van Den Hertog daarentegen is degelijk maar braaf.
Degelijkheid is trouwens geen slechte politieke eigenschap. Koningin Wilhelmina moest niets van Kuyper hebben maar kon daarentegen wel veel waardering opbrengen voor de staatsmanwijsheid van Cort van der Linden, die niet het partijbelang maar het algemeen belang voor ogen had en allereerst vond dat het land goed bestuurd moest worden.
Omdat dankzij Kuyper compromisloze houding na de val van het kabinet-Kuyper in 1905 het volgens Den Hertog niet goed mogelijk was om een regering van confessionelen en liberalen te vormen, kwam er in 1913 een extra-parlementair kabinet aan de macht. Dit was een minderheidskabinet dat nogal los stond van de Kamer maar wel een politieke agenda voerde en dus niet alleen op de zaak paste. Het extra-parlementair kabinet Cort van der Linden was daardoor in staat om de impasse te doorbreken en wist zaken op te lossen die door Kuyper en co. altijd waren blijven liggen. CHU’er A.F. de Savornin Lohman en ARP’er D.P.D. Fabius waren ook voorstander van een extra-parlementair kabinet, maar vonden dat dit een koninklijk kabinet moest zijn dat alleen verantwoording hoefde af te leggen aan Wilhelmina. Cort van der Linden daarentegen was van mening dat zijn kabinet regeerde volgens de volkswil en met daadkracht de problemen oploste.
Ondanks zijn visie op de functie van het kabinet bleef Cort van der Linden het parlement belangrijk vinden. De Tweede Kamer moest de regering echter vooral gaan controleren en zich minder dan voorheen laten beheersen door partijschap. Cort van der Linden meende dat de invoering van het evenredige kiesstelsel hieraan zou bijdragen, omdat er altijd zo’n felle strijd om de kandidaten van het kiesdistrict werd gevoerd en dit na de herziening van het kiesstelsel tot het verleden zou behoren. Achteraf bleek dit volgen Den Hertog een enorme misrekening, omdat na de herziening van het kiesstelsel ook kleine partijtjes in het parlement konden komen en de partijpolitiek definitief had gewonnen. Niettemin had Cort van der Lindens pacificatie ook tot gevolg dat er aan de polarisatiepolitiek een einde was gekomen en het tot de jaren zestig nogal rustig was in de Nederlandse politiek.
De studie van Den Hertog rekent af met twee mythes. De eerste mythe is dat de liberalen en confessionelen hebben gekoehandeld over het algemeen kiesrecht en het bijzonder onderwijs, iets wat met name door VVD-ideloog Patrick van Schie in zijn proefschrift Vrijheidsstreven in verdrukking. Liberale partijpolitiek in Nederland 1901-1940 uit 2005 betoogt. Den Hertog toont namelijk aan dat Cort van der Linden en de meerderheid van de liberalen in zijn kabinet voorstander was van de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs en vond dat dit niet in strijd was met de liberale beginselen. De andere mythe is dat Nederland in oorlogstijd een passieve neutraliteitspolitiek voerde. Volgens Den Hertog bleef ons land juist neutraal omdat Cort van der Linden een zeer actieve buitenlandse politiek voerde die als doel had de strijdende landen niet tegen Nederland in het harnast te jagen. Ook hier moest Cort van der Linden dus behoedzaam opereren.
Vanwege de grote omvang en uitvoerige behandeling van zaken is het niet een boek dat je zomaar even leest maar wetenschappelijk gezien is er weinig op aan te merken. Het is dus in alle opzichten een gewichtig boek.

woensdag, januari 23, 2008

Seculiere staat hoort religieus tolerant te zijn

door Ewout Klei

http://www.nd.nl/Document.aspx?document=nd_artikel&id=107488

In het Nederlands Dagblad van 18 januari hekelt P.A. Bergwerff de zogenaamde secularisten, omdat zij niet alleen een neutrale staat zouden voorstaan maar ook een seculiere samenleving die de godsdienstvrijheid zou bedreigen. Termen als seculier en neutraal leiden volgens Ewout Klei gemakkelijk tot misvattingen.
In het commentaar in de krant van 18 januari beweert P.A. Bergwerff dat de ChristenUnie een neutrale staat voorstaat. Dat is óf pas sinds heel kort óf onjuist. In het laatste nummer van Denkwijzer , het studieblad van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, kiest Geert Jan Spijker voor 'Geen staat zonder richting'. Dat lijkt mij niet heel neutraal. Overigens is Spijker geen voorstander van een christelijke staat, waarnaar GPV en RPF wel streefden en waarvoor binnen de ChristenUnie nog steeds behoorlijk animo bestaat. De ChristenUnie is gaan schuiven en is meer democratisch geworden, hoewel de partij er mijns inziens nog niet is.

Of een staat in absolute zin neutraal kan zijn, betwijfel ik. Het niet-bestaan van absolute neutraliteit betekent echter geen vrijbrief voor een theocratisch streven naar een christelijke staat die dan op gelijke voet zou staan met een democratische staatsconceptie, zoals het niet-bestaan van absolute objectiviteit in de wetenschap geen vrijbrief mag zijn om pseudo-wetenschappelijke theorieën met echte wetenschap gelijk te stellen.

Ik ben absoluut geen absolutist, maar consequent cultuurrelativisme leidt uiteindelijk tot het goedpraten van zaken als antisemitisme, homofobie en vrouwenhaat, die met beroep op een bepaalde ideologie of religie worden verdedigd. De neutrale overheid moet tegen zulke uitwassen optreden om de vrijheid van de burgers te beschermen. Waar precies de grens ligt, is onderwerp van een heftig debat.

Seculier
Dan de term seculier. Secularisatie betekende oorspronkelijk het onteigenen van kerkelijke bezittingen door de staat. Een seculiere staat is een staat waar kerk en staat zijn gescheiden en waar religies en levensbeschouwingen op grond van gelijkheid worden behandeld, mits deze zich aan de wet houden. Secularistische staten gaan nog een stapje verder en willen religie zoveel mogelijk uit het openbare (en het liefst ook het persoonlijke) leven verbannen. Secularisme is met andere woorden een intolerante vorm van atheïsme, maar seculier is dat daarentegen niet. Met een seculiere staat heb ik daarom geen moeite, wel met een secularistische staat, bijvoorbeeld de voormalige Sovjetunie of de staat die door de feministen van Clara Wichmann en menig D66- en GroenLinks-lid wordt nagestreefd.

Een seculiere staat hoort religieus tolerant te zijn. De staat mag mensen niet dwingen om tolerant te denken (hoewel zonder tolerante mensen er geen draagvlak is voor een democratische rechtsstaat), maar van de staat mag wel verwacht worden religieuze of ideologische uitingen die de rechtsstaat fundamenteel bedreigen (terrorisme, haatpreken, begrip kweken voor terreur en geweld) keihard aan te pakken, om de goede vrede in de samenleving te bewaren.

'Seculier' is geen ideologie en 'democratie' en 'tolerantie' zijn dat ook niet. Het opkomen voor de scheiding van kerk en staat, voor vrijheid en democratie kan daarom niet op één lijn staan met ideologieën als de sociaal-democratie, de christen-democratie, de ChristenUnie-ideologie (of deze nu wel of niet democratisch is laat ik maar even in het midden), het secularisme of het islamisme. De begrippen 'seculier', 'democratie' en 'tolerantie' geven geen hoger ideologisch of religieus doel aan, maar geven wel de spelregels waaraan iedereen die in een democratische rechtsstaat leeft zich heeft te houden, omdat we anders niet kunnen samenleven. Helaas blijft het ook in deze tijd bij tijd en wijle nog steeds bitter nodig voor onze bedreigde democratische spelregels in de bres te springen.

Ewout Klei werkt aan een proefschrift over het GPV.