woensdag, februari 16, 2011
Rutte als lachende derde
Zie: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/rutte_als_lachende_derde/
Door: Ewout Klei
De komst van het kabinet-Rutte I leek op het eerste gezicht de progressieve samenwerking te versterken. Los van elkaar pleitten ik (op Joop.nl) en de Tilburgse PvdA-wethouder Jan Hamming voor een progressief schaduwkabinet (zie: http://www.artikel7.nu/?p=47464), en op zondag 16 januari 2011 organiseerde de PvdA met GroenLinks en de SP de manifestatie ‘Een nieuw jaar, een ander Nederland’, waaraan ook D66 deelnam. Samen zou men een vuist maken tegen het meest rechtse kabinet uit de Nederlandse geschiedenis.
Op dit moment lijkt de progressieve verdeeldheid echter groter dan ooit. De oorzaak is natuurlijk Kunduz. D66 en GroenLinks, die begin 2010 zelf een politiemissie naar Afghanistan hadden voorgesteld, steunden het plan van de rechtse regering om een missie naar Kunduz doorgang te doen laten vinden, terwijl PvdA en SP daar mordicus tegen waren.
Dat D66 en GroenLinks voort het regeringsvoorstel stemden, had niet zozeer te maken met hun eigen standpunt ten opzichte van Afghanistan, maar vooral met machtspolitiek. Het huidige kabinet is een minderheidskabinet, en afhankelijk van de gedoogsteun van de PVV. Omdat de PVV deze gedoogsteun niet op alle onderwerpen wil geven, moet de regering bij tijd en wijle steun zoeken bij de oppositie. D66 en GroenLinks zijn bereid om met Rutte deals te sluiten. Dit doen ze niet alleen omdat ze hierdoor meer invloed kunnen uitoefenen, maar ook omdat het kabinet zich zo een beetje kan ontworstelen aan Wilders’ wurggreep. De samenwerking met Rutte heeft dus pragmatische en principiële kanten.
Tegenover D66 en GroenLinks presenteren de PvdA en vooral de SP zich als principiële progressieve partijen. Waar D66 en GroenLinks ten aanzien van Kunduz overduidelijk verkeerd kozen, houden PvdA en SP de rug recht, zo willen ze ons doen laten geloven. Deze houding lijkt heel principieel, maar is niet van opportunistische motieven verschoond. Volgens de peilingen van Maurice de Hond ondervindt vooral GroenLinks electorale schade aan het Kunduz-debat, en de PvdA en de SP hopen hiervan bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2 maart te kunnen profiteren. Omdat deze verkiezingen indirecte Eerste Kamerverkiezingen zijn, en het huidige kabinet graag een meerderheid in de senaat wil hebben, gaan de Statenverkiezingen erg over landelijke thema’s.
Het interview op NU.nl met Tiny Kox (zie: http://www.nu.nl/politiek/2447949/als-we-ergens-zijn-we-ergens-voor.html), nummer 1 op de SP-lijst voor de Eerste Kamerverkiezingen, over GroenLinks, gaat uitsluitend over de landelijke politiek. Kox valt GroenLinks hard aan. De partij zou met haar Afghanistan-standpunt niet alleen gezorgd hebben voor een “schisma” gezorgd. Dit is volgens Kox geen “breuk”, maar wel een “diep gat”. De missie naar Kunduz is geen politiemissie maar gewoon een militaire missie, en Kox vond het teleurstellend dat GroenLinks de problematiek wilde oplossen met “bommen en granaten”.
De opmerkelijke woordkeus van Kox, “schisma”, “diep gat” en “bommen en granaten”, verraden zijn achterliggende politieke bedoeling. Door GroenLinks zo zwart mogelijk af te schilderen en met rode SP-tomaten te bekogelen, hoopt Kox dat zijn eigen partij bij de kiezer het beste uit de verf komt. Kox mag dit natuurlijk doen - politiek is een spel en bij verkiezingen wil elke partij er op haar paasbest uitzien - maar zijn suggestie dat D66 en GroenLinks opportunistisch zijn, en SP en PvdA principieel, moet naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Terug naar de progressieve samenwerking. D66, GroenLinks, de PvdA en de SP hebben tegengestelde belangen. D66 en GroenLinks (de laatste partij overigens sinds kort) nemen in het politieke landschap een centrumpositie in, en willen graag weer regeren. Het feit dat in 2007 niet Femke Halsema maar André Rouvoet in de regering kwam, en dat Halsema in 2010 weer net achter het net viste, heeft GroenLinks een trauma een bezorgd. De partij wil straks niet voor een derde keer buitenspel staan. Voor D66 geldt iets soortgelijks. Begin 2006 viel het kabinet-Balkende II bijna toen de Democraten geen missie naar Afghanistan wilden. D66 kreeg hierdoor (en dankzij andere gebeurtenissen) het imago van een onbetrouwbare regeringspartner. Alexander Pechtold wil van dit stigma af, en doet zijn uiterste best om D66 weer Regierungsfähig te maken.
Bij de PvdA en de SP liggen de zaken echter duidelijk anders. Deze partijen zijn linkser en daarom meer tot oppositie geneigd. Omdat VVD en CDA in een andere electorale vijver vissen, richtten de PvdA en de SP hun pijlen liever op electorale concurrenten D66 en GroenLinks. Ondanks mooie woorden over progressieve samenwerking zijn de vier partijen dus allereerst bezig met het verdedigen van hun eigenbelang.
De progressieve verdeeldheid maakt Mark Rutte tot een lachende derde. (Correcter zou trouwens ‘lachende vijfde’ zijn, maar deze uitdrukking bestaat helaas niet.) Mijn vrees en vermoeden is dat het minderheidskabinet gewoon de rit uit blijft zitten en de verschillende partijen tegen elkaar blijft uitspelen, ook als VVD, CDA en PVV geen meerderheid in de senaat krijgen.
“Divide et impera”, “verdeel en heers”, was het motto van de Romeinse machtspolitiek. Hoewel hij zo’n tien jaar over zijn geschiedenisstudie heeft gedaan, lijkt Rutte deze les uit het verleden helaas niet te zijn vergeten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten