maandag, januari 31, 2011

Vrijheid, gelijkheid en moslimbroederschap

Onderstaande artikel staat sinds 27 januari 2011 op Joop.nl. zie:
http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/vrijheid_gelijkheid_en_moslimbroederschap/







De Westerse obsessie met het moslimfundamentalisme, alsmede de steun aan autoritaire regimes maakt de situatie in het Midden-Oosten niet bepaald stabieler

Op 25 januari 2011 brak in Egypte de revolutie uit.Duizenden mensen gingen de straten op om te protesteren tegen het autoritaire regime van Hosni Mubarak, die al dertig jaar als een ware Farao het land regeert. De Egyptenaren zijn het zat, het gebrek aan vrijheid, de grote economische ongelijkheid en vooral de corruptie. De Egyptische regering heeft sociale media als Twitter en Facebook (een tijdlang) geblokkeerd, om Iraanse en Tunesische toestanden te voorkomen. Niettemin slaagt het regime er niet in om alles stil te houden, en beelden van burgers die slaags raken met de politie gaan de hele wereld over.

De gebeurtenissen in Egypte maken op mij diepe indruk. Het is vreemd dat je ondanks enkele duizenden kilometers afstand ooggetuige bent van een revolutie. Daarnaast worden door deze gebeurtenissen de rechtse vooroordelen over de Arabische wereld gelogenstraft, namelijk dat iedereen daar een al dan niet uit de kast gekomen moslimextremist is. Ook de Egyptenaren verlangen hartstochtelijk naar vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Waarom dan toch al dat wantrouwen? In Vrij Nederland stelt columniste Hassnae Bouazza dat het Westen de islamitische wereld zeer eenzijdig benadert, namelijk vanuit de veronderstelling dat het moslimfundamentalisme sterk om zich heen grijpt, en dat er daarom alles aan gedaan moet worden om dit gevaar tegen te houden. Dat het moslimfundamentalisme bij velen niet aanslaat en dat sociaal-economische problemen veel belangrijker zijn, daar gaan Westerlingen aan voorbij.

De geschiedenis lijkt zich bovendien te herhalen. Ten tijde van Koude Oorlog was het grote gevaar het communisme. Om het rode gevaar tegen te houden steunde het Westen autoritaire regimes die de mensenrechten keihard schonden, zoals Zuid-Korea, Zuid-Vietnam en Chili. Nu steunt het Westen autoritaire regimes in de islamitische wereld die hard tegen het moslimfundamentalisme optreden, denk aan Egypte, Jemen en Afghanistan. Mubarak werd jarenlang gesteund met miljarden, omdat anders de Moslimbroederschap (die overigens het geweld heeft afgezworen) de macht zou overnemen. In Afghanistan steunt de NAVO nu Hamid Karzai, wiens regering niet alleen door en door corrupt is, maar ook lak heeft aan eerlijke verkiezingen.

Het is veelzeggend dat de rechtse opiniemakers en twitteraars Arend Jan Boekestijn van de VVD en Gert Jan Segers van de ChristenUnie beiden een warm voorstander zijn van de nieuwe missie naar Afghanistan, maar meteen in een kramp schoten toen ze hoorden van de revolutie in Egypte. Ze geloven niet dat de Egyptenaren en Afghanen hun boontjes zelf kunnen doppen, maar dat bemoeienis van het Westen nodig is om het moslimfundamentalisme te bestrijden.

De revolutie in Egypte is een revolutie van de Egyptenaren zelf. Egyptenaren willen zelf meer vrijheid, in plaats van dat het Westen ze die vrijheid komt opleggen. Ik hoop en geloof dat de revolutie daarom succesvol kan zijn, in tegenstelling tot de opgelegde democratie in Irak en Afghanistan. Dat veel Egyptische twitteraars zo kritisch over Amerika zijn, komt niet omdat ze tegen democratie en mensenrechten zijn, maar omdat de Verenigde Staten decennialang het autoritaire regime van Mubarak hebben gesteund.

De Westerse obsessie met het moslimfundamentalisme, alsmede de steun aan autoritaire regimes maakt de situatie in het Midden-Oosten niet bepaald stabieler. Zodra het besef doorbreekt dat dit paternalisme contraproductief werkt, kan er in de islamitische wereld misschien vrijheid, gelijkheid en (moslim)broederschap ontstaan.

woensdag, januari 19, 2011

Confessionele politiek begint als emancipatie en eindigt conservatief


Onderstaande artikel is geschreven door Theo Brand, hoofdredacteur van De Linker Wang, het GroenLinks-platform voor geloof en politiek. Het artikel is gepubliceerd op Joop.nl.

Het einde van confessionele politiek is geen ramp voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen en de opkomst van opportunisme en populisme



De Vereniging van Christen-Historici boog zich op vrijdag 14 januari over de vraag ‘Is er toekomst voor de confessionele politiek?’. Zo bijzonder de opkomst en bloei van de zogheten christelijke partijen was, zo spectaculair is hun ondergang.

Samen telden de confessionele partijen gedurende een groot deel van de twintigste eeuw een absolute meerderheid in de Tweede Kamer. In 1965 waren er tachtig confessionele zetels, in 1990 zestig. In 2011 zijn het er nog maar 28: meer dan een halvering in twintig jaar tijd.

Professor Gerrit Schutte (Vrije Universiteit) ging op 'kraambezoek'. Hij blikte terug op de opkomst van de confessionele partijen, waarna professor Roel Kuiper (senator ChristenUnie) een gloedvol betoog hield over de rol van bezieling in de politiek en het uitdagen van de elites. Daarna volgde een 'Parade der mannenbroeders' van zeven presentaties en workshops. Dat werd een lastige keuze voor mij. Ik koos voor de workshop van historicus dr. Herman Smit over zijn proefschrift ‘Gezag is gezag: de gereformeerden en de Indonesische kwestie’ en een workshop van historicus Ewout Klei getiteld ‘Liever dood dan rood’: de christelijke CLIC-winkel in Groningen’ (Klei zal binnenkort promoveren op een onderzoek naar de bewogen geschiedenis van het GPV).

Als forumlid (vanuit GroenLinks en De Linker Wang) ging ik aan het einde van de middag in debat met Fleur de Beaufort (VVD, Teldersstichting) en Roel Kuiper (ChristenUnie). Onder leiding van VCH-voorzitter dr. Beatrice de Graaf debatteerden we over de vraag of er nog toekomst is voor de confessionelen. Daarbij maakte de gezaghebbende oud-politicus Gert Schutte (GPV, thans ChristenUnie) een aantal inhoudelijke en relativerende opmerkingen.

Zoals ik tijdens het debat aangaf, denk ik dat het einde van confessionele politiek geen ramp is voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen (die uiteraard christelijk geinspireerd kunnen zijn) en de opkomst van opportunisme en populisme. We moeten het juist hebben van bezieling, principes en ideeën. Een ernstig gebrek daaraan leidt ertoe dat gezaghebbende personen als Joris Voorhoeve (VVD), Frank Ankersmit (VVD), Bert de Vries (CDA) en Henk Woldring (CDA) afscheid nemen van de politieke partijen waarmee zij zich diep verbonden voelden, terwijl met name deze partijen steeds gevoeliger worden voor de waan van de dag.

De opkomst van de confessionele politiek aan het einde van de negentiende eeuw, ging gepaard met emancipatie en sociale strijd. Voormannen als Kuyper en Schaepman leidden respectievelijk de'achterlijke' gereformeerden en katholieken naar een beter bestaan. Ze bouwden mee aan sociale wetgeving. De oude scheidslijn tussen conservatief en liberaal werd doorbroken. Iets van deze oorspronkelijke bezieling zie ik vandaag terug bij de ChristenUnie. Van het CDA - dat in Europees verband samenwerkt met de Britse Conservatieven – kun je je afvragen of dit een confessionele partij is. Deze partij is - zoals veel andere christen-democratische partijen in Europa – wellicht beter te bestempelen als liberaal-conservatief.

De workshops waaraan ik deelnam, bevestigden mijn beeld dat confessionele politiek vaak in de valkuil loopt van de zich altijd herhalende 'zondeval van het christendom', om met theoloog Gerrit Jan Heering (1879-1955) te spreken. Macht corrumpeert. De ARP was in de jaren veertig en vijftig idelogisch verblind in de Indonesiëkwestie, terwijl het GPV tot in de jaren tachtig - verblind door de polarisatie – sympathiseerde met de apartheid in Zuid-Afrika. Verklaart dit ook de blinde vlek die de ChristenUnie en het CDA vandaag hebben voor het lot van het Palestijnse volk?

Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat bezieling, principes en ideeën onmisbaar zijn in de politiek. Ook de rode draad van Bijbel biedt mensen daartoe de nodige inspiratie. En hoewel er altijd een kleine onderstroom is geweest van links-confessionelen (Bond van Christen-Socialisten, 1905-1926), de Christen-Democratische Unie (1926-1940) en de Evangelische Volkspartij (1981-1991), is de mainstream van de confessionele politiek vaak toch uitgelopen op machtsbehoud en conservatisme. Het feit dat de drie genoemde links-confessionele bewegingen – die altijd marginaal bleven – zijn opgegaan in de doorbraakpartijen PvdA en GroenLinks, zegt mij persoonlijk genoeg.

Einde van de confessionele politiek in zicht


Onderstaande artikel, geschreven door Johan Snel en mijzelf (Ewout Klei dus), stond in het Reformatorisch Dagblad van donderdag 13 januari 2011, en in het Friesch Dagblad van vrijdag 14 januari.

Het verlies van het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 was dramatisch. In het geheel van het politieke krachtenveld zal de invloed van de confessionele partijen in de toekomst marginaal zijn, stellen Ewout Klei en Johan Snel.

Vanaf de jaren zestig vormt de electorale ontwikkeling van de confessionelen een doorgaande neergaande lijn, met daartussen kortstondige oplevingen. In 1963 waren er nog tachtig confessionele zetels, een absolute meerderheid die ook in de decennia daarvoor steeds had bestaan. In 1972 waren het er nog maar 53. Als gevolg van een opleving van het CDA onder Lubbers waren dat er in 1989 weer zestig. Maar in 1998, na opnieuw een dramatisch verlies van het CDA, bleven er plotseling nog maar 37 confessionele zetels over.

Opnieuw volgde er een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels. Dat is dus bijna een derde van de Kamerleden. Sinds juni 2010 zijn er plotseling nog maar 28 confessionelen. Minder dan 20 procent van het electoraat stemde de afgelopen zomer op een confessionele partij, een absoluut historisch dieptepunt.

Confessionele partijen zijn niet alleen kleiner geworden, ze zijn bovendien eerder geneigd compromissen te sluiten over micro-ethische kwesties. Het CDA, dat het vaakst in de regering heeft gezeten, heeft hier de meeste ervaring mee. De abortuswet van 1981 is een CDA/VVD-compromis. En een CDA/PvdA-kabinet zorgde in 1993 voor een wettelijke euthanasieregeling, die voorafging aan de volledige legalisering van euthanasie onder paars.

De kleine christelijke partijen hebben zich tegen de compromisbereidheid van het CDA verzet. Dat kon ook gemakkelijk, omdat ze nooit regeringsverantwoordelijkheid droegen en geen ‘vuile handen’ hoefden te maken.

Toen de ChristenUnie begin 2007 in het kabinet-Balkenende IV stapte, wijzigde de partij haar voorheen uiterst principiële opstelling. Enkele kroonjuwelen van de ChristenUnie –het terugdraaien van abortus, euthanasie en homohuwelijk– werden in de ijskast gezet. Daarnaast slikte de partij een voor de achterban moeilijk te verteren compromis over embryoselectie.

De enige partij die tegen de regeling met betrekking tot embryoselectie stemde was uiteraard de SGP, die hiermee aangaf vanaf de zijlijn te willen blijven strijden tegen de seculiere tijdgeest.

Zonder de bemoeienis van het CDA was de seculiere ethische wetgeving er ook wel gekomen en waarschijnlijk ook in radicalere vorm, omdat er in de Tweede Kamer een seculiere meerderheid is die zich steeds uitdrukkelijker zo is gaan profileren. Tot het aantreden van het eerste paarse kabinet in 1994 hebben PvdA en VVD deze koers echter niet aangedurfd, en hielden ze rekening met de remmende invloed van het CDA op ethisch gebied.

Als de electorale trend doorzet –en peilingen suggereren dat dit gebeurt– dan wordt de confessionele politiek in de toekomst meer en meer marginaal. Niettemin zullen de confessionele partijen CDA en ChristenUnie vanwege hun relatieve centrumpositie in het politieke spectrum dikwijls nodig zijn als regeringspartner en kunnen zij ten aanzien van ethische kwesties een remmende invloed blijven uitoefenen.

De vraag is alleen of christenen nog wel zin hebben in deze marginale politiek. De vraag is ook of velen deze ethische kwesties nog wel zo belangrijk vinden. Er zijn aanwijzingen dat het antwoord op beide vragen niet zo vanzelfsprekend meer is en dat alleen de SGP nog kan rekenen op een achterban waarvoor dit wel de doorslaggevende punten zijn.

Het CDA heeft al lang niet meer zo’n vaste achterban, maar ook de ChristenUnie heeft steeds meer moeite een eigen aanhang vast te houden. De kans dat ook christenen strategisch stemmen, bijvoorbeeld in een afweging tussen VVD en PvdA, is aanzienlijk groter geworden.

Is er nog toekomst voor de confessionelen? Op een congres van de Vereniging van Christen Historici (VCH), morgen in Utrecht, buigen historici en ook politici zich over die vraag. Een eerste antwoord valt al wel te geven. Op de middellange termijn is er zeker nog toekomst en zelfs kans op reële politieke invloed. Confessionele partijen zullen regelmatig onmisbaar blijken in de vorming van parlementaire meerderheden, en op onderdelen soms zelfs nog onevenredig veel invloed uitoefenen.

Maar in het geheel van het politieke krachtenveld zal die tegelijk marginaal zijn. Vooralsnog tekent er zich een duidelijke seculiere meerderheid af die zich ook in toenemende mate bereid toont haar meerderheidspositie politiek te verzilveren. Juist een lange eeuw van confessionele machtsvorming inspireert extra tot een afrekening met zijn politieke erfenis.

De auteurs zijn historicus en betrokken bij de organisatie van het congres ”Het einde der confessionelen?” van de Vereniging van Christen Historici morgenmiddag in Utrecht.

Waaraan gaan de confessionelen ten onder?


Onderstaande artikel stond in het Nederlands Dagblad van donderdag 13 januari 2011.

Sinds de verkiezingen van juni telt de Tweede Kamer nog 28 confessionelen. Het CDA halveerde en ging van 41 naar 21 zetels. Tegelijk wisten ChristenUnie en SGP niet te profiteren. Beleven we het einde van anderhalve eeuw confessionele partijvorming?


Wijlen D66-oprichter Hans van Mierlo mocht het vaak herhalen: in Nederland waren christelijke partijen net zo lang aan de macht als de communisten in Rusland. Hij vergat erbij te vertellen dat de confessionelen ook weinig anders restte dan regeren - als de democratische meerderheid die ze nu eenmaal waren. En hij vergat ook dat de coalitie van katholieken en protestanten (vaak elkaars tegenpolen) bepaald niet vanzelfsprekend was, maar min of meer werd afgedwongen door diezelfde democratie.

Zo waren er in 1966, toen Van Mierlo zijn kruistocht tegen de confessionele hegemonie begon, nog tachtig christelijke Kamerleden, een absolute meerderheid dus. Maar spoedig zou alles veranderen. In 1972 waren er nog maar 53 confessionele zetels. En na een opleving van het CDA onder Lubbers kende de partij opnieuw dramatische verliezen in 1994 en 1998. Paars, de droom van Van Mierlo, werd uit die nederlagen geboren.

Wel volgde een opleving onder Balkenende en wonnen de confessionelen zelfs weer een beetje aan invloed, met in 2003 en 2006 gezamenlijk 49 zetels, bijna een derde van de Kamerleden dus. Maar in juni 2010 stemde minder dan twintig procent van de kiezers op een confessionele partij. Een absoluut historisch dieptepunt, in de huidige Kamer uitgedrukt in een schamele 28 zetels voor de drie christelijke partijen samen.

Op het eerste gezicht loopt de dalende lijn parallel aan de kerkverlating. Nergens anders in Europa verliep de kerkverlating zo abrupt en massaal als in Nederland, met een halvering van de kerkelijkheid tussen 1971 en 1986 en een doorgaande daling sindsdien. Zo bezien vormt de confessionele neergang weinig anders dan de logische weerspiegeling van de secularisatie.

Maar er is meer. Even opvallend als de plotselinge neergang was immers de eeuw van confessionele bloei en machtsvorming daarvoor. Nergens anders in Europa maakten confessionele partijen zich ook zo breed, om in de twintigste eeuw zelfs het politieke landschap te beheersen. In dat opzicht is die vergelijking van Van Mierlo met de Russische communisten zo gek nog niet, want beide stromingen hadden het na 1917 lang voor het zeggen.

Daaraan vooraf ging een uniek verhaal van confessionele partijvorming. Het was bovenal Abraham Kuyper - een revolutionair die zich antirevolutionair noemde - die het politieke landschap in de tweede helft van de negentiende eeuw op zijn kop zette. Voordat de gebruikelijke sociaal-economische tweedeling de partijvorming kon bepalen, zoals overals elders in Europa, spleet hij de politiek met een andere antithese: die tussen confessioneel en niet-confessioneel.

Terwijl overal in Europa de sociale tegenstelling tussen haves (conservatieven en liberalen) en havenots (socialisten) de moderne partijvorming bepaalde, voltrok zich in Nederland een ander patroon.

Niet alleen politieke partijen, maar ook de arbeidersbeweging en andere maatschappelijke organisaties, volgden in dat spoor. Waar overal elders socialisten de arbeidersbeweging beheersten, wisten in Nederland de katholieken hen aardig de wind uit de zeilen te houden. Waar overal elders de socialisten uitgroeiden tot de grootste politieke stroming, gebeurde dat in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog.

Maar ook toen bleven socialisten in Nederland een minderheid, zonder dat ze ooit een meerderheidspositie zouden bereiken. Alle huidige retoriek over de linkse elite ten spijt, heeft Nederland nooit een linkse parlementaire meerderheid gekend, laat staan een socialistische.

Aan de rechterkant van het politieke spectrum waren de gevolgen nog groter. In elk geval tot 2010 heeft in de Nederlandse politiek een conservatieve stroming geheel ontbroken. Die optie was blijkbaar volledig overvleugeld door de veelheid aan confessionele politieke partijen. En ook de liberalen, in Nederland rechtser dan elders, bleven lang een relatief kleine minderheid.

Een eeuw lang domineerden de Nederlandse christelijke politici de politiek. Ze waren onderling divers: dikwijls rechts, soms links maar vooral ook het midden. Een driestromenland, met de confessionelen in het centrum van de macht, onderscheidde het Nederlandse politieke landschap van de tweedeling die bijna overal elders in Europa de toon aangaf.

Dat alles veranderde pas op het moment dat rechtse Realpolitiker als Elco Brinkman en Maxime Verhagen de macht wisten over te nemen bij de christendemocraten. Het einde van de christendemocratie, eerst onder paars en opnieuw onder de huidige rechtse coalitie, markeert ook het einde van Nederland als driestromenland.

Zal dit ook het einde betekenen van de confessionele politiek?

Vrijdagmiddag houdt de Vereniging van Christen Historici in Utrecht een congres over 'Het Einde der Confessionelen?' Sprekers zijn onder meer professor Gerrit Schutte en een tiental andere historici en politici.


Ewout Klei en Johan Snel zijn historici

maandag, januari 10, 2011

Waar links- en rechts radicalen elkaar ontmoeten

Onderstaande artikel is op 10 januari 2011 op Joop.nl gepubliceerd.

In plaats van rechts of links de schuld te geven van de moordaanslag op Giffords, is het beter het tot in het waanzinnige gepolariseerde politieke klimaat eens kritisch tegen het licht te houden.


Meteen na de moordaanslag op Gabrielle Giffords wezen linkse websites met een beschuldigende vinger naar de reactionaire Tea Party, die met haar harde oorlogszuchtige taal een klimaat heeft geschapen dat deze aanslag heeft veroorzaakt. Berucht is vooral de kaart op de website van Sarah Palin, met daarop twintig Democratische afgevaardigden in voormalige Republikeinse districten, die worden aangeduid met het ‘cross hairs’ symbool van een vizier. Één van de targets is de nu neergeschoten Giffords. Het verband is dan al snel gelegd: met haar kaart heeft Palin impliciet opgeroepen tot moord, en de Tea Party is medeverantwoordelijk voor de aanslag. Nu er meer bekend is over de dader, Jared Lee Loughner, is duidelijk dat er van een direct verband geen sprake kan zijn. De aanslag kan echter niet los worden gezien van het politieke klimaat in de Verenigde Staten, waar velen heilig geloven in indianenverhalen en complottheorieën.
Een paar maand geleden kwam ik in de trein op weg naar Amsterdam in discussie met een anarchistische Amerikaan, die er hele radicale ideeën op na hield. Omdat ik een beetje links ben en vooral nieuwsgierig was naar zijn standpunten verliep dit gesprek erg goed, hoewel ik mij achteraf misschien duidelijker tegen zijn mening had moeten uitspreken. Waar ik vooral moeite mee had was de door hem vurig verdedigde samenzweringstheorie over 11 september, namelijk dat de Amerikaanse overheid verantwoordelijk was voor de aanslagen op het WTC. Daarnaast zou Barack Obama net als George W. Bush een marionet zijn van het kapitalisme en de joodse lobby, en waren Democraten en Republikeinen lood om oud ijzer. Ten slotte zou de wereld in 2012 vergaan en had de elite voor zichzelf bunkers gebouwd om de Apocalyps te overleven, terwijl het gewone volk zou creperen.
Wat ik bij mijn anarchistische vriend (we zijn nu ook vrienden op Facebook) vooral bespeurde, was een groot wantrouwen tegen de overheid. Hoewel hij zichzelf als links beschouwt, is ditzelfde wantrouwen een trademark van de Tea Party. Extreem links en extreem rechts raken elkaar: Les extrêmes se touchent. Daarnaast wantrouwen beide groepen extremisten de wetenschap. Het gaat allereerst om of je ergens in gelooft, dan pas worden de ‘bewijzen’ er bij de haren bijgesleept. Complotdenken schept orde in de chaos, verdeelt de wereld in goed en kwaad en geeft zin aan het bestaan. Volgens Eelco Kars van Aarsen, die in 2004 zijn doctoraalscriptie sociologie over complottheorieën schreef, laat het complotdenken een manier zien waarop sommige mensen omgaan met de onzekerheden van deze laat-moderne tijd. (zie: http://oaithesis.eur.nl/ir/repub/asset/3538/SOCscriptie018.pdf)
Hoewel Jared Lee Loughner enkele radicale conservatieve standpunten heeft (zo noemde hij abortus terrorisme, terugwilde naar de Articles of Confederation en wilde dat alles weer in goud zou worden betaald), is hij geen lid van de Tea Party. Toen daarna bekend werd dat Loughner Amerikaanse vlaggen in brand steekt, gelooft dat in 2012 de wereld vergaat en Das Kapital van Karl Marx één van zijn favoriete boeken was, werd hij van de weeromstuit door rechtse websites, de website van de Tea Party voorop (Zie http://teapartyorg.ning.com/profiles/blogs/jared-loughners-left-wing), als extreem-links betiteld. Loughner is echter noch extreem-rechts, noch extreem-links. (Zie: http://news.yahoo.com/s/ac/20110109/tr_ac/7569322_jared_lee_loughner_leftwing_rightwing_or_just_plain_nutcase ). Vreemd genoeg raken in zijn persoon beide extremen elkaar, en is hij zo de tragische belichaming van de huidige Amerikaanse politieke cultuur, waar weinig ruimte voor de rede is. In plaats van rechts of links de schuld te geven van moordaanslag, is het beter het tot in het waanzinnige gepolariseerde politieke klimaat eens kritisch tegen het licht te houden. Daarnaast de aanslag wellicht niet hebben plaatsgevonden, als het bezit van vuurwapens in de Verenigde Staten illegaal was.
Waar ik erg bang voor ben, is dat Loughner de doodstraf krijgt. Op verschillende websites, ook die van ‘onze’ Telegraaf, pleiten reaguurders hiervoor (zie: http://www.telegraaf.nl/buitenland/8690999/__Schutter_steeds_vreemder__.html ). De cultuur van geweld wordt niet door geweld opgelost.
Terug naar mijn anarchistische vriend: gelukkig is hij mordicus tegen het wapenbezit. Hij verlegde zijn grenzen liever door het proberen van verschillende soorten van softdrugs. Die zijn in de Verenigde Staten echter wel verboden.